[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op zorgpunten uit gesprekken met het Ouderpanel Kinderopvangtoeslag

Bijlage

Nummer: 2022D35448, datum: 2022-09-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Reactie op verzoek commissie over zorgpunten uit gesprekken met het Ouderpanel Kinderopvangtoeslag (2022D35447)

Preview document (🔗 origineel)


Verzoek om reactie op zorgpunten uit gesprekken met het Ouderpanel Kinderopvangtoeslag

Vraag 1

In de praktijk blijken wetten niet exact uit te werken zoals beoogd. Na gesprekken die individuele leden hebben gevoerd met het Ouderpanel concludeert de commissie dat ouders zich zorgen maken of er voldoende nagedacht is over de gevolgen van de keuzes in de huidige wetgeving en of de nieuwe wetgeving hier verbetering in brengt. Herkent u dit beeld?

Antwoord 1

Momenteel ligt de Wet hersteloperatie toeslagen1 bij de Tweede Kamer. Voor een groot deel betreft het wetsvoorstel het codificeren van regelingen die al van kracht zijn, en omwille van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid zijn hierop geen veranderingen doorgevoerd. Aanvullend daarop worden enkele nieuwe regelingen geïntroduceerd, zoals de kindregeling en de tegemoetkoming voor gedupeerden op het gebied van huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget. Uitgangspunt bij de gehele hersteloperatie blijft wel dat ouders gelijk behandeld worden, en ouders tijdens de behandeling van hun casus niet geconfronteerd worden met veranderende regels en criteria. Het grote aantal aanmeldingen heeft de uitvoering complexer gemaakt dan eerst verondersteld werd. Bovendien zien we ingewikkelde problemen waar gedupeerden mee te maken hebben die niet altijd van tevoren waren te voorzien waar maatwerk een oplossing is. Afgelopen jaar heeft een uitgebreide herijking plaatsgevonden die de hersteloperatie tegen het licht hield, en naging waar verbetering en versnelling mogelijk was. U bent over de resultaten hiervan via de brief van 3 juni 20222 geïnformeerd. Ook is in de 10e en 11e voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag een aantal knelpunten onderkend waaraan gewerkt wordt. Ouders willen graag zo snel mogelijk geholpen worden en hebben behoefte aan duidelijkheid, en het kabinet deelt die wens. Daarom blijft het kabinet in overleg met ouders, kinderen, de Kamer, uitvoerders, gemeentes, en andere belanghebbenden, voortdurend kijken of en hoe de hersteloperatie verder verbeterd kan worden.

Vraag 2

Wettelijke termijnen worden nu al niet gehaald. Hoe gaat u voorkomen dat ook bij de nieuwe wetgeving dit beeld één-op-één doorgezet wordt?

Antwoord 2
Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) neemt de geleerde lessen uit de al bestaande Kinderopvangtoeslagregeling mee in het vormgeven van uitvoering van de nieuwe regelingen, zoals de kindregeling en de regeling voor gedupeerden van de huur- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget (HZK). De financiële tegemoetkoming wordt daarbij vanuit de kindregeling ambtshalve uitgekeerd. Dat is mogelijk omdat UHT voor het grootste deel van de doelgroep weet om wie het gaat. Zo kan UHT, wanneer de Herstelwet in werking is getreden, bijvoorbeeld bij de kindregeling een overzicht maken van gedupeerde kinderen. Er hoeft dus geen aanvraag gedaan te worden. Dit bevordert de snelheid van de uitvoering. Ook richt UHT de uitvoering van de nieuwe regelingen naast de bestaande organisatie in, zodat zo veel mogelijk wordt voorkomen dat de uitvoering van nieuwe regelingen interfereert met de KOT-regeling.

Vraag 3

Hoe wordt omgegaan met geleden ondernemersschade en de beoordeling daarvan? Is daarin voorzien?

Antwoord 3

Wanneer een ouder als gevolg van de gebeurtenissen met de kinderopvangtoeslag in de uitoefening van zijn onderneming persoonlijk schade heeft geleden, vormt dit materiële schade die voor compensatie voor geleden werkelijke schade in aanmerking komt. In de beoordeling van de zakelijke schulden dienen de publieke schuldeisers en SBN gezamenlijk niet meer zakelijke schulden kwijt te schelden of over te nemen dan voor die ouder is toegestaan binnen de Europese staatssteunregels. Indien het totaal aan zakelijke schulden dat kan worden vergoed in de hersteloperatie boven de De-minimisgrens van € 200.000 uitkomt, wordt samen met de ouder besproken welke schulden wel en niet worden kwijtgescholden of overgenomen. De overige zakelijke schulden blijven openstaan. Bij de afhandeling van zakelijke schulden in geval van faillissement is het doel om in goed overleg met de curator tot een zo goed mogelijke afwikkeling te komen ten gunste van de gedupeerde ouder. In verreweg de meeste gevallen lukt het om samen met de curator het faillissement zodanig af wikkelen dat het bedrag van de verleende compensatie volledig of bijna volledig aan de ouder kan worden uitbetaald en een nieuwe start mogelijk wordt gemaakt (zie ook de toelichting in de 10e en 11e VGR onder hoofdstuk 3.

Vraag 4

De zogenaamde SPUK 2-regeling (specifieke uitkering voor ondersteuning aan gedupeerden) wordt divers geïnterpreteerd door gemeenten. Vaak heeft dit te maken met autonomie van gemeenten. In de praktijk heeft dit bijvoorbeeld als consequentie dat gedupeerden bij de ene gemeente meer ondersteuning krijgen dan bij de andere. Zo zijn leden in gesprekken met het Ouderpanel gevallen ter ore gekomen waarbij gedupeerden na het ontvangen van de 30.000 euro uit de Catshuisregeling in de ene gemeente wel recht hebben op energietoeslag en in de andere gemeente niet. De commissie is van mening dat het voor ouders niet zou moeten uitmaken waar je woont. Deelt u deze mening?

Antwoord 4

De SPUK 2-regeling is zo opgesteld dat gemeenten zoveel mogelijk ruimte hebben om maatwerk te bieden voor de (mogelijk) gedupeerde ouder en het gezin. De ondersteuningsvraag en situatie van het huishouden staan centraal. Hierdoor zal het ondersteuningsaanbod er voor iedereen anders uitzien. Zowel binnen een gemeente als tussen gemeenten kunnen er daarom verschillen bestaan in de ondersteuning die wordt geboden aan verschillende gezinnen. De VNG staat in contact met gemeenten om vragen van gemeenten over het inzetten van ondersteuning middels de SPUK te kunnen beantwoorden en zal gemeentes zo nodig aanspreken op de manier waarop zij omgaan met de SPUK. Daarnaast is er binnen de hersteloperatie een casuïstiektafel waar vraagstukken kunnen worden ingebracht. Er is bewust gekozen om geen generiek ondersteuningsaanbod vorm te geven omdat dit onvoldoende aansluit bij het maatwerk dat (mogelijk) gedupeerde ouders nodig hebben. In de handreiking voor de energietoeslag3 gepubliceerd door Divosa is over de energietoeslag het volgende opgenomen:” Vanwege een snelle uitvoerbaarheid van de regeling wordt aangeraden het vermogen van de aanvrager en eventuele partner buiten beschouwing te laten. De gemeente hoeft dus geen vermogenstoets toe te passen en kan het recht op de energietoeslag bepalen aan de hand van alleen het inkomen.”

Vraag 5

Deelt u de mening dat gemeenten meer ruimte zouden moeten krijgen om via de SPUK 2-regeling te declareren (bovenop het pakket)?

Antwoord 5

De SPUK-2 regeling biedt gemeenten heel veel ruimte om te doen wat nodig is voor het herstel van gedupeerde ouders. Er is geen sprake van een vast pakket. Gemeenten leveren maatwerk en beoordelen zelf wat nodig is. Uiteraard vindt over de uitgaves van de gemeente nog wel een gemeentelijke accountantscontrole plaats.

Vraag 6

Het is steeds de bedoeling geweest om de Commissie Werkelijke Schade (CWS) niet te juridiseren, maar uit gesprekken met ouders leidt de commissie af dat zij dit anders ervaren. Er wordt gesproken over een vragenvuur van juristen “of je wel een bonnetje hebt”. Alternatieven die worden aangedragen betreffen onder meer het werken met ervaringsdeskundigen, maatschappelijke organisaties of het inrichten van een proces waarbij een ombudsman en persoonlijk zaakbehandelaar (PZB) tot het einde begeleiden. Herkent u bovenstaand beeld en hoe kijkt u aan tegen de genoemde alternatieven?

Antwoord 6

Het is bekend dat niet iedere ouder tevreden is met het proces rondom de CWS. In de 10e voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag is uitgebreid ingegaan op de uitdagingen waar de CWS voor staat, waaronder de bejegening richting ouders en de duidelijkheid over het behandelingskader. De CWS staat voor de lastige opgave om overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht, met begrippen als aannemelijkheid en causaliteit, schade van ouders te beoordelen en te adviseren over toe te kennen schadevergoedingen. Anders dan bij bijvoorbeeld de integrale beoordeling zijn bewijsstukken in dit kader soms noodzakelijk. Tegelijkertijd is het belangrijk dat ouders niet in de positie komen dat zij ieder bonnetje uit het verleden moeten kunnen overleggen. De CWS dient bij hun onderzoek met beide zaken rekening te houden. In de 11e voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag heb ik de opdracht aan ABDTOPConsult aangekondigd om na het uitvoeren van een quickscan te komen tot een advies over duurzame oplossingen voor adequaat uitvoeren van de primaire taakopdracht van de Commissie Werkelijke Schade (CWS), namelijk adviseren over vergoeding van schade van gedupeerde ouders. Uw Kamer wordt deze maand per brief geïnformeerd over de uitkomsten van de quickscan, alsmede over de maatregelen die in het verlengde hiervan worden getroffen.

Vraag 7

De commissie leidt uit gesprekken met ouders af dat de procedure via de CWS veel te lang duurt. Het blijkt voor te komen dat de CWS na maanden nog bij gedupeerden terugkomt om extra bewijzen te vragen. In dossiers staat vaak ‘niet aannemelijk’ zonder onderbouwing. De ouders krijgen er de vinger niet achter hoe het proces bij CWS precies werkt. De commissie ontvangt hierop graag een toelichting.

Antwoord 7

De tussenevaluatie van de CWS die u bij de 10e VGR heeft gekregen gaat in op de werkwijze en op welke momenten en om welke redenen de CWS soms genoodzaakt is om aanvullende informatie van de ouder te vragen. De CWS licht hierin ook toe hoe in bepaalde situaties het aannemelijk maken van schade uitpakt, en dat dit sterk situatie-afhankelijk is. In reactie op de tussenevaluatie is geconstateerd dat de CWS de motivering van haar adviezen moet verbeteren, zodat ouders op volgbare wijze kunnen achterhalen waarom bepaalde schadeposten wel of niet zijn toegepast. De CWS heeft in dit kader verbetermaatregelen ingezet om de ambtelijke staf te versterken zodat de adviezen meer leesbaar, meer empathisch en beter gemotiveerd worden geschreven.

Vraag 8

De commissie leidt uit gesprekken met het Ouderpanel af dat zij de indruk hebben dat de CWS werkt met een maximumbedrag. Klopt dit?

Antwoord 8

De CWS beoordeelt schade van ouders als gevolg van de problemen met de kinderopvangtoeslag conform het Nederlandse civiele schadevergoedingsrecht. Dit betreft een volledige vergoeding voor daadwerkelijk geleden schade, hetgeen een maximumbedrag uitsluit. CWS hanteert wel kaders4 om de rechtsgelijkheid tussen ouders te waarborgen, dit betreft in het bijzonder de vergoeding voor geleden immateriële schade.


Vraag 9

Uit gesprekken met het Ouderpanel komt naar voren dat ouders van mening zijn dat het gebruik van het schadeherstelrecht niet volstaat en niet passend is bij de geleden schade. Deelt u deze opvatting?

Antwoord 9

Er is een integrale herstelaanpak waarbij de CWS dient als sluitstuk voor het financieel herstel voor gedupeerde ouders bij UHT. Als zij na de uitkering van het forfaitaire bedrag van € 30.000, en eventuele additionele uitbetalingen na de integrale beoordeling menen meer schade te hebben geleden dan waarvoor al compensatie of tegemoetkoming is ontvangen, kunnen zij een verzoek indienen voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De CWS beoordeelt de vraag of er een aanvullende vergoeding dient te worden toegekend op basis van het Nederlandse civiele schadevergoedingsrecht, zoals opgenomen in de instellingsregeling van de CWS die op 15 juni 2021 aan uw Kamer is gezonden 5 en onderdeel 4 van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken dat op 3 september 2020 aan uw Kamer is gezonden.6Het civiele schadevergoedingsrecht biedt een maatstaf om zowel voor materiele als voor immateriële schade te komen tot een volledige vergoeding voor geleden schade. Het biedt een kader, en zorgt bovendien voor rechtsgelijkheid.

Vraag 10

Uit gesprekken met het Ouderpanel komt naar voren dat de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) bijna overal bij zit en een eindstem heeft, bijvoorbeeld bij het gesprek met de Bezwaarschriftenadviescommissie (BAC). Deelt u deze constatering?

Antwoord 10

UHT heeft geen stem in de totstandkoming van de adviezen van de Bezwaarschriftenadviescommissie (BAC). Op grond van de wet (art. 7:13 lid 5 Awb) wordt een vertegenwoordiger van UHT uitgenodigd voor de hoorzitting bij de BAC en in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven op haar standpunt ten aanzien van het bezwaar. De inspanning van UHT is erop gericht om tijdens de hoorzitting aan de BAC en aan ouders en vertegenwoordigers uitleg te geven over het al dan niet toekennen van compensatie of tegemoetkoming, en hoe zij tot haar primaire beschikking is gekomen. Op basis van het ingediende bezwaarschrift, het dossier en de toelichting hierop van UHT adviseert de BAC aan UHT over de te nemen beslissing op bezwaar. UHT volgt doorgaans dit advies op, ware het niet dat UHT kan of soms zelfs moet afwijken bijvoorbeeld indien het advies niet past in de toepasselijke wetgeving. Hoe vaak UHT afwijkt van het advies van de BAC wordt niet systematisch bijgehouden, maar het gaat om kleine aantallen. UHT dient afwijking van het advies van de BAC vanzelfsprekend te motiveren. In het bezwaarproces werken de BAC en UHT in onderscheiden rollen aan hetzelfde doel: recht doen aan ouders. De BAC is een commissie ingesteld op grond van artikel 49e van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De BAC heeft tot taak UHT (Belastingdienst/toeslagen) onafhankelijk te adviseren over tegen beschikkingen van UHT ingediende bezwaarschriften. Al is een advies van de BAC richtinggevend, UHT blijft als bestuursorgaan verantwoordelijk voor het besluit waartegen het bezwaar zich richt, ook verantwoordelijk voor de beslissing op bezwaar waarbij onder andere geborgd moet worden dat deze binnen de kaders van de wet valt. Omdat een betere uitleg van deze rolverdeling kan bijdragen aan het begrip van ouders voor de eventuele aanwezigheid van UHT bij de behandeling van hun bezwaar zal dit betrokken worden in de voorlichting aan ouders.

Vraag 11

Er zijn ouders van wie de pauzeknop op publieke en private schulden is vervallen en bij wie er toch weer deurwaarders op de stoep staan. Herkent u dit signaal?

Antwoord 11

Gerechtsdeurwaarders mogen tijdens het jaar van de pauzeknop geen gerechtelijke vonnissen uitvoeren om op die manier beslag te leggen op gevorderde gelden. Het is van belang dat ouders voor het vervallen van de wettelijke pauzering hun private schulden bij SBN indienen. Na een jaar vervalt de wettelijke pauzering en kunnen schuldeisers en deurwaarders weer incassomaatregelen nemen. Door het tijdig indienen van hun private schulden kunnen gedupeerden van deze schulden af komen en voorkomen dat gerechtsdeurwaarders op de stoep staan. Voor acute situaties is een noodprocedure.7 In de 11e VGR is gemeld dat tot en met het tweede kwartaal van dit jaar er negen keer gebruik is gemaakt van de noodprocedure, waarbij in alle gevallen de beslaglegging of uithuiszetting naar ons weten is voorkomen. Het kan voorkomen dat ouders na de peildatum nieuwe schulden gemaakt hebben die buiten het bereik van de schuldenregeling vallen en waarvoor een deurwaarder zich na het aflopen van het moratorium meldt bij de ouder. Ondanks de inspanningen van branchevereniging en individuele deurwaarders is het denkbaar dat in individuele gevallen een deurwaarder zich onnodig bij een ouder meldt voor een onder de regeling vallende schuld. Er wordt met alle betrokken partijen – zoals de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG), SBN en de VNG – nauw samengewerkt in de bovengenoemde noodprocedure om beslaglegging en uithuiszetting te voorkomen. Deze situatie wordt voortdurend gemonitord.

Vraag 12

Gedupeerde ouders in het buitenland noemen hun AOW-gat als probleem. Is hier een oplossing denkbaar waarbij een maximum wordt ingesteld?

Antwoord 12

Een AOW-gat ontstaat als iemand tijdens de opbouw van de AOW niet in Nederland woont en zich daarna wel weer in Nederland vestigt. Omdat de situatie van gedupeerde ouders die weg zijn gegaan uit Nederland sterkt verschilt en een groot deel van deze ouders ook niet terug zal komen naar Nederland, is er in de herstelregelingen niet in voorzien. Het beleid voor pensioenopbouw en AOW in het woonland is leidend voor mensen in het buitenland, de uitwerking verschilt sterk per land (o.a. de pensioenleeftijd, het aantal jaar dat iemand er moet wonen/werken om pensioen te kunnen opbouwen, volksverzekering/ werknemersverzekering etc.). Vaak zijn regelingen gebaseerd op het voorzieningenniveau in het desbetreffende land. Europese landen hebben hiervoor hun eigen beleid, dat geldt ook voor de Caribische landen in het Koninkrijk. In veel gevallen heeft iemand die tijdelijk in het buitenland heeft gewoond ‘rechten’ opgebouwd in meerdere landen die beschikbaar komen op de pensioenleeftijd van het betreffende land. Indien iemand niet de volledige AOW-rechten heeft opgebouwd door tijdelijk verblijf buiten Nederland, krijgt hij daardoor minder AOW omdat er per jaar 2% recht wordt opgebouwd. Dit kan ingrijpend zijn als iemand bijvoorbeeld 8 jaar in het buitenland heeft gewoond. Er is echter wel een vangnet. Als het inkomen met AOW onder het bijstandsniveau ligt, kan het inkomen door de SVB worden aangevuld door middel van de Wet aanvullende inkomensondersteuning ouderen. Voor vergoeding door CWS komt werkelijke schade in aanmerking waarvan aannemelijk is dat deze het gevolg is van de gebeurtenissen rondom de kinderopvangtoeslag. Dit geldt voor alle vormen van werkelijke schade. Mogelijk kan een individuele beoordeling via CWS tot een schadepost leiden op dit vlak, daarvoor is het wel van belang dat er inzage is in opgebouwde rechten, ook in het buitenland.

Vraag 13

Uit gesprekken met het Ouderpanel leidt de commissie af dat huisvesting een groot probleem is. Mensen kunnen geen huisvesting vinden - ook niet met urgentie. De route die nu gevolgd wordt om een urgentieverklaring te verkrijgen loopt direct via de wethouder, maar ook dit duurt heel erg lang. Gedupeerde ouders die in het buitenland hebben het recht om terug te keren naar Nederland. Aan deze ouders wordt ook ondersteuning geboden om terug te keren, maar er zijn geen woningen. De commissie deelt de zorgen van de betreffende ouders, maar het lijkt erop dat in het woningdossier het hoogst haalbare is dat gedupeerden dezelfde status krijgen als de overige personen die een urgentieverklaring hebben. Wat is uw reactie hierop?

Antwoord 13

Gemeenten zijn over het algemeen goed doordrongen van de ernst van de effecten van de toeslagenproblematiek. Een aantal gemeenten heeft in de huisvestingsverordening de doelgroep Kinderopvangtoeslag-gedupeerden opgenomen. Daardoor kunnen zij expliciet in aanmerking komen voor urgentie of bijvoorbeeld extra woonduur bij hun inschrijving waarmee een ouder niet de status van urgente zoeker heeft maar juist zelf met wat meer rust op zoek kan naar een passende woning. Door de krapte op de woningmarkt is het vinden van woonruimte in Nederland lastig. Voor gedupeerde ouders die vanuit het buitenland naar Nederland terugkeren is het vinden van een woning vaak nog extra gecompliceerd. Voor dit knelpunt zijn op korte termijn geen makkelijke oplossingen beschikbaar.

Ondanks deze complexe realiteit is het Ondersteuningsteam voor ouders in het buitenland (OTB) sinds de start in juni van dit jaar in staat geweest om in samenwerking met de gemeenten een aantal gezinnen terug te laten keren naar Nederland om hier een nieuwe start te maken. In samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de VNG, gemeenten en vertegenwoordigers vanuit de sociale huursector brengen we in kaart wat er nog eventueel meer mogelijk is op dit vlak, bijvoorbeeld in geval van acute nood, maar ook als mensen eerder een sociale huurwoning hadden en woonduur hadden opgebouwd. Of wat er mogelijk is voor mensen die in de vrije sector kunnen huren maar aanlopen tegen eisen waaraan zij vanuit het buitenland niet kunnen voldoen.

Vraag 14

Uit gesprekken met het Ouderpanel komt naar voren dat ouders van mening zijn dat reeds betaalde schulden, die voor of met de 30.000 euro uit de Catshuisregeling zelfstandig zijn afgelost en te herleiden zijn naar de kinderopvangtoeslagaffaire, teruggestort dienen te worden naar de ouder in kwestie. In het nieuwe wetsvoorstel valt te lezen dat schade uit het verleden niet hersteld kan worden en dat dit uitvoeringstechnisch ingewikkeld ligt. Ouders uit het Ouderpanel ervaren dit als onrechtvaardig. De commissie verneemt hierop graag uw reactie.

Antwoord 14

Er is in de schuldenaanpak voor gekozen om alleen (direct opeisbare) betalingsachterstanden bij bestaande schulden te betalen. Hierop is een uitzondering: schulden die afbetaald zijn met compensatie worden wel vergoed. Door druk van schuldeisers of omdat de schuldenaanpak nog niet bekend was, kan het zijn dat ouders een deel van hun compensatie hebben aangewend voor het aflossen van schulden. Daardoor hebben deze ouders hun compensatie minder vrij kunnen besteden dan bedoeld voor hun nieuwe start. Deze ouders kunnen zich vanaf eind september melden bij het loket Compensatie betaalde schulden van de SBN. Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de startdatum. De schuldenaanpak is gericht op het maken van een nieuwe start. De private schuldenaanpak komt voort uit de motie Wilders8 waarin de Kamer de regering oproept om private schulden over te nemen zodat ouders hun 30.000 kunnen behouden. Met de huidige schuldenaanpak wordt dit doel bereikt. De contouren en overwegingen voor de private schuldenaanpak zijn in de 7e voortgangsrapportage9 met uw Kamer gedeeld en in debat op 1 juli 2021 met uw Kamer besproken. Het dilemma ten aanzien van het compenseren van schulden uit het verleden is daar ook besproken. Het kabinet heeft veel respect voor ouders die op eigen kracht schuldsituaties hebben weten te voorkómen. Maar de schuldregelingen in het kader van de toeslagenproblematiek voorzien niet in een regeling voor schulden die reeds zijn afgelost met uitzondering van schulden die met de Catshuisregeling zijn afgelost. Deze keuze is gemaakt vanwege het doel van de regeling en omdat het om situaties gaat die niet meer terug te draaien zijn. Het voelt soms wrang aan voor de ouder dat het niet goed uitvoerbaar is om door hen afbetaalde schulden uit het verleden te herstellen. Het onderscheid tussen schulden en gewone betalingen is echter niet meer te maken.

Vraag 15

De noodzaak van het hebben van een notariële akte als bewijs van schuld wordt door ouders als zeer problematisch ervaren. Er is leden een voorbeeld bekend waarbij de schuld van een kind, ontstaan door leningen aan de gedupeerde ouder, door de ouder is ingediend bij de CWS. De CWS kent de schadecomponenten niet toe. De BAC adviseert in de betreffende casus de schadecomponenten wél toe te kennen. De UHT volgt dit advies niet en verwijst voor de specifieke schadecomponenten door naar de Sociale Banken Nederland (SBN). Die wijst het verzoek ook af en wil een notariële akte zien. Ziet u een proces voor zich waarbij een notariële akte niet langer noodzakelijk is? Hoe ziet u de rol van de BAC ten opzichte van de UHT? Heeft de UHT de bevoegdheid de BAC te overrulen?

Antwoord 15

Het kabinet kan niet ingaan op individuele casussen, maar kan wel het algemene beleid toelichten. Om private schulden in aanmerking te kunnen laten komen voor een vergoeding zijn een notariële akte of een gerechtelijke vonnis nodig die de schuld aanmerken als opeisbaar. Er is onderzocht of ouders het bestaan van achterstanden op informele schulden ook zouden kunnen aantonen met andersoortige bewijsmiddelen. Hierbij valt te denken aan kopieën van bankafschriften, onderhandse akten, verklaringen van schuldeisers en/of kopieën van correspondentie met schuldeisers (bijv. mailwisselingen of whatsapp-berichten). In de 10e VGR is uw Kamer gemeld dat het met de genoemde bewijsdocumenten niet goed mogelijk is om de hoofdsom van eventuele achterstanden te onderscheiden, terwijl dit voor toepassing van de wet noodzakelijk is. Het doel van de schuldenregeling is namelijk niet om alle openstaande leningen (hoofdsommen) over te nemen, maar alleen de achterstanden die invloed kunnen hebben op het besteden van de compensatie. Met andersoortig bewijs kan de achterstand op de hoofdsom niet vastgesteld worden, terwijl dit noodzakelijk is, aangezien in beginsel alleen achterstanden worden vergoed (tenzij de gehele hoofdsom opeisbaar geworden is). De Bezwaarschriftenadviescommissie (BAC) is een commissie ingesteld op grond van artikel 49e van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De BAC heeft tot taak UHT (Belastingdienst/toeslagen) te adviseren over tegen beschikkingen van UHT ingediende bezwaarschriften. UHT blijft als bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor het besluit waartegen het bezwaar zich richt, ook verantwoordelijk voor de beslissing op bezwaar. UHT zal doorgaans het advies van de BAC volgen bij het nemen van de beslissing op bezwaar. Dat neemt niet weg dat UHT kan afwijken van dat advies of daartoe in sommige gevallen zelf is verplicht, bijvoorbeeld indien het advies niet past in de toepasselijke wetgeving. UHT dient afwijking van het advies van de BAC vanzelfsprekend te motiveren.


  1. Kamerdossiernummer 36151.↩︎

  2. Kamerstukken II, 2021-22, 31066, nr. 1026.↩︎

  3. https://www.divosa.nl/sites/default/files/onderwerp_bestanden/handreiking-eenmalige-energietoeslag-stimulansz-19-07-2022.pdf↩︎

  4. Instellingsregeling Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade, Stcrt 2021, 29438.↩︎

  5. Kamerstukken II 2020-2021, 31066, nr. 847.↩︎

  6. Kamerstukken II 2019-2020, 31066, nr. 696.↩︎

  7. Kamerstukken II 2021-22, 31066, nr. 964.↩︎

  8. Kamerstukken II 2020-21, 35510, nr. 7.↩︎

  9. Kamerstukken II 2020-21, 31066, nr. 854.↩︎