[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Het bericht dat de rechtbank heeft geoordeeld dat burgers in het buitengebied onvoldoende worden beschermd tegen stank uit de veehouderij

Schriftelijke vragen

Nummer: 2022D36343, datum: 2022-09-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2022Z17230).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2022Z17230:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022 Vragen gesteld door de leden der Kamer

2022Z17230

Vragen van het lid Tjeerd de Groot (D66) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht dat de rechtbank heeft geoordeeld dat burgers in het buitengebied onvoldoende worden beschermd tegen stank uit de veehouderij (ingezonden 19 september 2022).

Vraag 1

Hoe duidt u de uitspraak van de Rechtbank Den Haag dat burgers in het buitengebied al langer dan tien jaar onvoldoende worden beschermd tegen stank uit de veehouderij, omdat de huidige geurnormen «zijn gebaseerd op behoud van uitbreidingsmogelijkheden voor de veehouderijsector en niet op het voorkomen van geurhinder die een reëel gezondheidsrisico vormt.»?1

Vraag 2

Welke stappen gaat u ondernemen om deze burgers en andere burgers in het buitengebied alsnog zo spoedig mogelijk de juiste bescherming te bieden tegen stankoverlast?

Vraag 3

Wanneer denkt u de geurnormen zo aan te hebben gepast dat deze wel voldoen aan artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)?

Vraag 4

Kunt u aangeven op welke wijze u opvolging heeft gegeven of nog wenst te geven aan de aanbevelingen uit het adviesrapport van de commissie-Biesheuvel? Welke aanbevelingen heeft u nog niet opgevolgd?

Vraag 5

Kunt u een schatting maken van de hoeveelheid burgers en veehouderijen die gevolgen zullen ondervinden van de implicaties van deze uitspraak? Indien u hier onvoldoende beeld van heeft, bent u dan bereid zo spoedig mogelijk een inventarisatie hiervoor te doen bij gemeenten?

Vraag 6

Hoe verklaart u dat de experimenteerbepaling op basis van de Crisis- en herstelwet, die juist bedoeld was om gemeenten in staat te stellen deze problematiek aan te pakken, nog door geen enkele lagere overheid is gebruikt, ondanks dat deze mogelijkheid al sinds 23 april 2021 van kracht is? Op welke wijze voert u hierover het gesprek met gemeenten?

Vraag 7

Bent u van plan in hoger beroep te gaan tegen dit vonnis? Zo ja, waarom kiest u er niet voor om in plaats daarvan de problematiek versneld aan te pakken?


  1. Rb. Den Haag 14 september 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:9119.↩︎