[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Van Haga over het direct of indirect volgen van politiek geëngageerde burgers op de social media en het mogelijk plegen van censuur

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2022D37679, datum: 2022-09-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20222023-59).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2022Z13215:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

59

Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid, van Buitenlandse Zaken, van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het direct of indirect volgen van politiek geëngageerde burgers op de social media en het mogelijk plegen van censuur (ingezonden 27 juni 2022).

Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 26 september 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3580.

Vraag 1

Kunt u naar aanleiding van uw eerdere antwoord op vraag drie, aangeven welke bijdragen u levert aan de Europese en internationale beleidsontwikkelingen rond desinformatie?1

Antwoord 1

Het uitgangspunt voor bijdragen aan Europese en internationale beleidsontwikkeling wordt altijd vastgelegd in BNC-fiches die met uw Kamer worden gedeeld. Op hoofdlijnen is deze inzet dat het kabinet internationale samenwerking, binnen de respectievelijke verantwoordelijkheden, om desinformatie aan te pakken steunt, omdat desinformatie niet ophoudt bij grenzen. Het waarborgen van grondrechten staat hierbij altijd voorop.

Ter illustratie kunt u het BNC-fiche over de mededeling Europees Democratie Actieplan bekijken.2 Daarnaast kan het ook voorkomen dat bijdragen geleverd worden op basis van het Nederlandse beleid rondom desinformatie, die per Kamerbrief ook gedeeld worden met uw Kamer.3

Vraag 2

Bent u bekend met de zin uit de actiepuntenlijst uit het WOB-document 279135: «Positieve communicatie over multilaterale verbanden door middel van Strategic Communications (StratCom) om ondermijnende narratieven over EU/NAVO tegen te gaan»?4 Levert u direct of indirect bijdragen aan de bestrijding van desinformatie aan de NATO, bijvoorbeeld StratCom Centre of Excellence (COE) in Litouwen? Zo ja, kunt u specificeren welke bijdragen worden geleverd?

Antwoord 2

StratCom wordt door de NAVO ingezet ter ondersteuning van het bondgenootschappelijk beleid en de militaire operaties en activiteiten om de doelstellingen van de NAVO te bevorderen. Nederland levert een aantal militairen aan de NAVO op StratCom functies. Het NAVO StratCom Centre of Excellence (CoE) in Letland maakt geen deel uit van de NAVO commandostructuur. Dit CoE doet onderzoek naar en geeft trainingen over strategische communicatie.

Vraag 3

Bent u het ermee eens dat uit het WOB-document 279135 en het artikel «Zeg me dat het niet waar is» blijkt dat ambtenaren van het Ministerie van Binnenlandse Zaken regelmatig overleg voeren met verschillende socialmediabedrijven over de bestrijding van desinformatie, onder meer met Google, Twitter, Microsoft, LinkedIn, Facebook en Mozilla?56 Bent u bereid de Kamer de verslagen te doen toekomen van al deze gesprekken sinds 1 januari 2020? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Het klopt inderdaad dat er contacten zijn met sociale media bedrijven, mede op verzoek van uw Kamer.7 Sociale media bedrijven zijn belangrijke partners in de aanpak van desinformatie. Het contact ziet voornamelijk op het inzicht krijgen in de werkwijze van deze platformen, hun beleid op het gebied van desinformatie, en de uitvoering van de Europese praktijkcode tegen desinformatie. Van deze gesprekken zijn geen officieel vastgestelde verslagen beschikbaar. De Staatssecretaris van BZK zal bezien welke overige documenten hierover in bezit zijn. Deze informatie is tevens opgevraagd in een Woo-verzoek en zal daarom waar mogelijk openbaar gemaakt worden en naar uw Kamer gezonden worden.

Vraag 4

Kunt u naar aanleiding van uw eerdere antwoord op vraag vier, aangeven of ook ambtenaren van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en/of het Ministerie van Justitie en Veiligheid gesprekken over desinformatie hebben gevoerd met socialmediabedrijven? Bent u bereid de Kamer de verslagen te doen toekomen van al deze gesprekken sinds 1 januari 2020? Zo nee, waarom niet?8

Antwoord 4

Gesprekken over desinformatie met sociale media bedrijven worden over het algemeen op incidentele basis door het Ministerie van BZK georganiseerd. Voor een deel van deze gesprekken zijn ook ambtenaren van het Ministerie van JenV en de NCTV uitgenodigd. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 zijn er geen officieel vastgestelde verslagen beschikbaar van gesprekken met sociale media bedrijven over desinformatie. De NCTV voert van tijd tot tijd gesprekken met sociale mediabedrijven onder andere over het tegengaan van de verspreiding van terroristische content (zie ook het antwoord op vraag 5). In de context van deze gesprekken komt ook (de ervaring van sociale mediabedrijven met) desinformatie en misinformatie aan de orde, zoals ook toegelicht in vraag 3. Het Ministerie van JenV voert ook gesprekken met onder meer sociale mediabedrijven in het kader van de aanpak van online seksueel kindermisbruik.

De Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM), die op dit moment in oprichting is, zal naast een handhavende taak ook een rol spelen bij het stimuleren van de samenwerking tussen deze marktpartijen.

Vraag 5

Kunt u uw eerdere antwoord op vraag vier toelichten, voor wat betreft de passage «Met online platformen worden geen afspraken gemaakt om berichten te verwijderen, alleen op grond dat deze desinformatie zouden zijn». Kan daaruit afgeleid worden dat er wel afspraken met online platformen gemaakt zijn over het verwijderen van berichten? Zo ja, kunt u aangeven welke afspraken dat zijn?9

Antwoord 5

In de Kamerbrief over content moderatie en vrijheid van meningsuiting op online platformen schetst de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat de aanpak en beleid rondom illegale content.10 Ten aanzien van online kinderporno en terroristische inhoud ziet het kabinet een taak voor de overheid weggelegd om de verspreiding van deze online inhoud actief tegen te gaan11.

Ten aanzien van de aanpak van hate speech is het kabinet terughoudender om actief op te treden. Online discriminatie kan worden gemeld bij het Meldpunt internet discriminatie (MiND), dat een onafhankelijke juridische toetsing uitvoert om te bepalen of sprake is van een discriminatoire uiting, al dan niet gevolgd door een verwijderverzoek. Daarnaast kan het Openbaar Ministerie besluiten om bepaalde uitingen strafrechtelijk te vervolgen. Deze terughoudendheid heeft deels te maken met het feit dat bij hate speech veelal niet eenvoudig is vast te stellen of sprake is van een strafbare uiting en bij een te strikte handhaving een ongerechtvaardigde beperking van de vrijheid van meningsuiting op de loer ligt.

Het gaat hierbij om illegale content wat naast strafbare content ook bestaat uit andere onrechtmatige content. Daaronder vallen onder meer aantastingen van het privéleven, de eer en goede naam en onrechtmatige verwerkingen van persoonsgegevens. De voornemens van het kabinet om onrechtmatige content die mensen persoonlijk raakt aan te pakken zijn uiteengezet in de beleidsreactie op het onderzoek naar een laagdrempelige voorziening voor de verwijdering van onrechtmatige content.12

Vraag 6

Kunt u naar aanleiding van uw eerdere, ontkennende antwoord op vraag vijf, een nadere toelichting geven op het zogenoemde Directeurenoverleg Desinformatie als vorm van georganiseerde aanpak?1314 Kunt u eveneens een nadere toelichting geven op de zogenoemde Table Top Excercise?15 Bent u van mening dat dit valt onder georganiseerde aanpak? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Er is sprake van een rijksbrede aanpak desinformatie, waarbij meerdere ministeries acties ondernemen om de impact van desinformatie op de Nederlandse samenleving te verminderen. Het Directeurenoverleg Desinformatie is een interdepartementaal overleg op directeurenniveau. Dit overleg, onder voorzitterschap van BZK, zorgt voor coördinatie bij de beleidsvorming rondom desinformatie met de betrokken departementen. Wanneer het gaat om de specifieke beleidsterreinen van de departementen is de beslissingsbevoegdheid belegd bij de politieke leiding van ieder departement. De overkoepelende beleidsvorming valt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van BZK.

Zoals de naam ook aangeeft, gaat het bij de Table Top Excercise om een oefening. Dit is een interdepartementale oefening geweest waarbij een vrije inventarisatie is gemaakt van wat de mogelijkehandelingsopties zouden kunnen zijn i.r.t. de aanpak van desinformatie. Het gaat hier slechts om een concept stuk met geïnventariseerde opties, die niet daadwerkelijk allemaal verder zijn uitgewerkt door het Directeurenoverleg Desinformatie. Ieder departement is zelf verantwoordelijk voor het eventueel ondernemen van acties tegen desinformatie als deze specifiek gaat over een thema binnen de verantwoordelijkheden van dat ministerie. Het Ministerie van VWS heeft m.b.t. covid-19 daarom enkele acties ondernomen om desinformatie over het corona virus te adresseren en uw Kamer hierover ook geïnformeerd.16

Om tot kaders voor de ontwikkeling van beleid te komen, kunnen dergelijke oefeningen behulpzaam zijn. Daar waar het daadwerkelijk omgezet wordt in beleid, wordt dit per Kamerbrief met uw Kamer gedeeld.

Vraag 7

Kunt u een toelichting geven op het actiepunt «Desinformatie alliantie opzetten»?17 Bent u van mening dat dit valt onder georganiseerde aanpak? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Dit actiepunt is genoteerd als mogelijke optie om verder uit te werken. Hier is geen verdere betrokkenheid bij geweest van het Directeurenoverleg Desinformatie. Uiteindelijk heeft, in het kader van de Vaccinatiealliantie een team van experts zich wel verenigd in de denktank desinformatie. Hierover zijn recentelijk door het Ministerie van VWS vragen beantwoordt.18

Vraag 8

Bent u bekend met de zin «Personen buiten de overheid die het gesprek over/tegen desinformatie online kunnen voeren»?19 Kunt u aangeven op welke wijze deze personen buiten de overheid – direct of indirect – worden of werden aangestuurd?

Antwoord 8

Die zin is ons bekend. Zie ook het antwoord op vraag 7, deze optie is niet uitgevoerd door het Directeurenoverleg Desinformatie en hier is daarom geen verdere betrokkenheid van het Directeurenoverleg bij geweest.

Vraag 9

Kunt u nadere informatie geven over deze «personen buiten de overheid», zoals naam, functie, werkgever, et cetera? Zo nee, waarom niet? Indien uw mogelijke weigering voortkomt uit de bescherming van persoonsgegevens, bent u dan bereid een geanonimiseerd overzicht naar de Kamer te sturen, eventueel vertrouwelijk? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

Nee. Zie het antwoord op vraag 8.

Vraag 10

Kunt u aangeven of en hoe deze «personen buiten de overheid» worden of werden betaald? Welk budget was hiermee gemoeid vanaf 1 januari 2020 en uit welke begrotingspost werd dit betaald?

Antwoord 10

Nee. Zie het antwoord op vraag 8.

Vraag 11

Kunt u aangeven hoeveel burgers door toedoen van de overheid, direct en indirect, zijn gedebunked sinds 1 januari 2020? Kunt u tevens aangeven op welke wijze dat is gebeurd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 11

Zoals in de eerdere beantwoording is aangegeven, kent ieder departement de mogelijkheid om berichten te ontkrachten via de eigen sociale mediakanalen20. Hierbij is ook het voorbeeld aangehaald waarbij het Ministerie van EZK in een sociale media post een bericht in de campagnestijl van de vaccinatiecampagne waarin stond dat het kabinet ondernemers verplichtte om zicht te laten vaccineren heeft ontkracht. Er wordt niet gemonitord wat hiervan het effect is. Omdat ook niet wordt bijgehouden welke burgers deze informatie mogelijk verspreid hebben, kunnen hier geen cijfers van worden gegeven.

Vraag 12

Kunt u naar aanleiding van uw eerdere antwoord op vraag acht, nogmaals aangeven of er wel of niet sprake is van structureel beleid om burgers direct of indirect te benaderen over hun berichten op social media, mede in het licht van de inzet van «personen buiten de overheid», het opzetten van een desinformatie alliantie, het Directeurenoverleg Desinformatie, het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC) kernoverleg, et cetera?21 Bent u het eens met de stelling dat er wel degelijk sprake was van structureel beleid? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 12

Nee. Zoals de Staatssecretaris van BZK eerder heeft aangegeven is er sprake van een rijksbrede aanpak desinformatie, waarbij ook de vrijheid van meningsuiting altijd voorop staat. Zoals ook aangegeven in brief over de beleidsinzet bescherming democratie tegen desinformatie, ligt er voor de overheid een rol in het weerspreken van desinformatie bij een dreiging voor de politieke, economische stabiliteit, volksgezondheid of nationale veiligheid.22 Als illustratie is in de eerdere beantwoording u het voorbeeld gegeven waarbij het Ministerie van EZK een bericht heeft ontkracht23. Wij zijn van mening dat het plaatsen van een dergelijk bericht gerechtvaardigd is. Daarnaast is de strategie om desinformatie aan te pakken veel breder dan alleen het ontkrachten van berichten en ziet deze bijvoorbeeld ook toe op het vergroten van mediawijsheid en het creëren van meer transparantie op online platformen.

Vraag 13

Kunt u een toelichting geven op het huisbezoek aan de burger in Enschede, door de wijkagent en een tweede persoon in burger? Kunt u daarbij ingaan op het proces van signalering dat tot het huisbezoek leidde, cq. de omgevingsanalyse, tot en met de acties die werden ondernomen, inclusief de aansturing daarbij en de chain of command?

Antwoord 13

Zoals u weet kan er niet worden ingegaan op individuele casuïstiek. In algemene zin wil de Minister van Justitie en Veiligheid wel aangeven dat het een taak van de politie is om signalen en/of informatie over mogelijke openbare orde verstoringen te verifiëren c.q. te duiden. Het actief contact opnemen door de wijkagent met betrokkene(n) naar aanleiding van dergelijke signalen is daartoe een van de mogelijkheden en behoort tot het normale politiewerk. Dit doet zij onder verantwoordelijkheid van het lokaal bevoegd gezag. Echter is het ingaan op individuele casuïstiek dus niet mogelijk. Zie hiervoor ook de beantwoording van schriftelijke vragen door de heer van Houwelingen (FvD) van 22 augustus jl. over het schorsen van een Twitteraccount.24

Vraag 14

Kunt u nadere informatie geven van de tweede persoon in burger (functie, organisatieonderdeel) die naast de wijkagent betrokken was bij het huisbezoek? Wat waren zijn bevoegdheden om deel te nemen aan het huisbezoek?

Antwoord 14

Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 13 kan er niet worden ingegaan op individuele casuïstiek. In algemene zin wil de Minister van Justitie en Veiligheid graag aangeven dat, indien burgers vragen hebben over het contact dat diegene met de politie heeft gehad, er altijd mogelijkheden zijn om hierover vragen te stellen bij de politie, dat kan bijvoorbeeld via de wijkagent.

Vraag 15

Kunt u zich voorstellen dat dit huisbezoek als intimiderend en belastend werd ervaren? Bent u zich ervan bewust dat het huisbezoek werd uitgevoerd met een goed herkenbare politiebus die zichtbaar was voor de buurt, en dat daardoor het imago van de burger die thuis werd opgezocht is beschadigd? Zo ja, wat vindt u daarvan en kunt u uitleggen waarom dat machtsvertoon nodig was?

Antwoord 15

Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 13 kan er niet worden ingegaan op individuele casuïstiek. In algemene zin wil de Minister van Justitie en Veiligheid erop wijzen dat politieagenten vaak in herkenbare politievoertuigen hun werk doen. Een huisbezoek kan om diverse redenen plaatsvinden en hoeft geen negatieve connotatie te hebben.

Vraag 16

Bent u ermee bekend dat kort na dit huisbezoek het Twitteraccount van de burger is verwijderd door Twitter? Kunt u bevestigen of ontkennen of dit gebeurde met of zonder enige inmenging door de overheid of gelieerde partners? Graag een gedetailleerd antwoord.

Antwoord 16

Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 13 kan er niet worden ingegaan worden op individuele casuïstiek. In algemene zin wil de Minister van Justitie en Veiligheid graag aangeven dat de politie geen contact opneemt met bedrijven met als doel een account te verwijderen. De politie kan wel contact opnemen met bedrijven om hen erop te wijzen dat er bijvoorbeeld strafbare content op hun website wordt gepubliceerd.


  1. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2553.↩︎

  2. Kamerstuk 22 112, nr. 3028.↩︎

  3. Zie bv. Kamerstuk 30 821, nr. 112.↩︎

  4. WOB-document 279135 uit WOBCovid19.rijksoverheid.nl.↩︎

  5. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2553.↩︎

  6. Militaire Spectator, 16 september 2020, «Zeg me dat het niet waar is…?», Zeg me dat het niet waar is…? | Militaire Spectator.↩︎

  7. Kamerstuk 35 165, nr. 13.↩︎

  8. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2553.↩︎

  9. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2553.↩︎

  10. Kamerstuk 26 643/ 33 826, nr. 782.↩︎

  11. Kamerstuk 36 138, 2022D26126.↩︎

  12. Kamerstuk 34 602, nr. 6.↩︎

  13. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2553.↩︎

  14. WOB-document 279135 uit WOBCovid19.rijksoverheid.nl.↩︎

  15. Militaire Spectator, 16 september 2020, «Zeg me dat het niet waar is…?», Zeg me dat het niet waar is…? | Militaire Spectator.↩︎

  16. Zie o.a. Kamerstuk 25 295, nr. 1468.↩︎

  17. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2553.↩︎

  18. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3802.↩︎

  19. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2553.↩︎

  20. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2553.↩︎

  21. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2553.↩︎

  22. Kamerstuk 30 821, nr. 91.↩︎

  23. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2553.↩︎

  24. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3616.↩︎