[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

36094, bijgewerkt t/m nr. 8 (NvW)

Wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2022D38652, datum: 2022-09-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2022Z08764:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 8 (NvW)



	36 094	Wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de
Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in
de provincie Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is het bij
koninklijke boodschap van 13 oktober 2020 ingediende voorstel van wet
tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de
versterking van gebouwen in de provincie Groningen (Kamerstukken 35603)
op onderdelen te wijzigen voordat zij in werking treedt in verband met
de verbetering van de uitvoerbaarheid van die onderdelen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Indien het bij koninklijke boodschap van 13 oktober 2020 ingediende
voorstel van wet houdende wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in
verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen
(Kamerstukken 35603) tot wet wordt verheven, wordt die wet als volgt
gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel B, in de wijzing van artikel 2, elfde en
twaalfde lid, en onderdeel G, in de wijziging van artikel 15, derde lid,
wordt “regeling van Onze Minister” telkens vervangen door
“ministeriĂ«le regeling”. 

B

In artikel I, onderdeel Ba, artikel 2a, eerste tot en met derde lid,
onderdeel C, in de wijziging van artikel 3, vijfde tot en met tiende
lid, onderdeel F, de artikelen 13a, derde lid (nieuw), 13d, 13e, eerste
lid, 13f, eerste en tweede lid, 13g, derde lid, onderdeel b, vierde tot
en met zevende lid, 13i, eerste tot en met derde lid, en vijfde tot en
met achtste lid, 13j, eerste lid, vijfde tot en met zevende lid, aanhef,
achtste lid, tiende en elfde lid, 13k, eerste tot en met derde lid, en
vijfde lid, 13l, eerste lid, onderdeel a, 13m, eerste lid, aanhef en
tweede lid, de tweede vermelding, onderdeel G, in de wijziging van
artikel 15, eerste lid, onderdeel c, onderdeel H, de artikelen 15a,
tweede lid en 15b, eerste en tweede lid, onderdeel N, artikel 22b,
vierde lid, de tweede vermelding, vijfde en zesde lid, artikel VI,
artikel 13l, onderdeel a, wordt “Onze Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties” telkens vervangen door “Onze Minister”.

C

In artikel I, onderdeel F, vervallen in artikel 13a het tweede tot en
met zesde lid en worden het zevende en achtste lid vernummerd tot tweede
en derde lid.

D

In artikel I, onderdeel F, wordt in artikel 13ba “Onze Minister en
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nemen, elk
voor de aan hen toebedeelde taken, alle maatregelen die redelijkerwijs
van hen” vervangen door “Onze Minister neemt alle maatregelen die
redelijkerwijs van hem”.

E

In artikel I, onderdeel F, vervalt in artikel 13c, derde lid, ”en Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties”.

F

In artikel I, onderdeel F, wordt in artikel 13m, tweede lid, onderdeel
H, de artikelen 15a, vijfde lid en 15b, derde lid, en onderdeel N,
artikel 22b, vierde en zevende lid, “regeling van Onze Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties” telkens vervangen door
“ministeriĂ«le regeling”.

G

In artikel I, onderdeel F, worden na artikel 13i twee artikelen
ingevoegd, luidende:

Artikel 13ia

1. In afwijking van artikel 13i, eerste lid, kan de eigenaar de
beoordeling of het gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet in eigen beheer
uitvoeren nadat hij het voornemen hiertoe aan Onze Minister heeft
gemeld, indien:

a. het gebouw deel uitmaakt van een programma;

b. het gebouw niet constructief verbonden is met een ander gebouw,
tenzij alle eigenaren van de constructief verbonden gebouwen gezamenlijk
en gelijktijdig een beoordeling in eigen beheer uitvoeren;

c. Onze Minister voor de beoordeling van het gebouw nog geen openbare
aanbesteding heeft gedaan;

d. het gebouw niet al is beoordeeld.

2. Onze Minister informeert de betrokken gemeente over het voornemen,
bedoeld in het eerste lid.

3. Op verzoek van de eigenaar die de beoordeling in eigen beheer
uitvoert, verstrekt Onze Minister binnen acht weken na ontvangst van het
verzoek een vergoeding voor de kosten van het uitvoeren van de
beoordeling, indien aan de voorwaarden, genoemd in het eerste lid,
onderdelen a tot en met d, is voldaan.

4. Zodra de beoordeling is uitgevoerd zendt de eigenaar een afschrift
van de beoordeling aan Onze Minister.

5. Indien de beoordeling volgens Onze Minister voldoet aan de regels,
bedoeld in artikel 13h, en die regels op de juiste wijze zijn toegepast,
en uit de beoordeling blijkt dat het gebouw aan de veiligheidsnorm
voldoet, neemt Onze Minister binnen twaalf weken na ontvangst een
besluit als bedoeld in artikel 13i, tweede lid.

6. Indien de beoordeling volgens Onze Minister voldoet aan de regels,
bedoeld in artikel 13h, en die regels op de juiste wijze zijn toegepast,
en uit de beoordeling blijkt dat het gebouw niet aan de veiligheidsnorm
voldoet, is artikel 13i, vierde lid, van overeenkomstige toepassing,
tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 13ib, eerste lid.

7. De eigenaar van een gebouw die ervoor kiest om de beoordeling in
eigen beheer te laten plaatsvinden, kan tijdens de uitvoering hiervan
ervoor kiezen deze alsnog door Onze Minister te laten plaatsvinden.
Indien nodig wordt daarop de vergoeding, bedoeld in het derde lid,
aangepast. 

8. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de
vergoeding, bedoeld in het derde lid.

Artikel 13ib

1. In afwijking van artikel 13i, vierde lid, kan de eigenaar van een
gebouw dat blijkens een beoordeling als bedoeld in artikel 13i, eerste
lid, of artikel 13ia, eerste lid, niet aan de veiligheidsnorm voldoet,
ervoor kiezen om een overzicht van maatregelen die nodig zijn om het
gebouw aan de veiligheidsnorm te laten voldoen in eigen beheer op te
stellen, nadat hij het voornemen hiertoe aan Onze Minister heeft gemeld,
indien:

a. het gebouw niet constructief verbonden is met een ander gebouw,
tenzij alle eigenaren van de constructief verbonden gebouwen gezamenlijk
en gelijktijdig het overzicht van maatregelen opstellen;

b. Onze Minister voor het opstellen van het overzicht van maatregelen
nog geen openbare aanbesteding heeft gedaan;

c. nog geen overzicht van maatregelen is opgesteld.

2. Onze Minister informeert de betrokken gemeente over het voornemen,
bedoeld in het eerste lid. 

3. Op verzoek van de eigenaar verstrekt Onze Minister binnen twaalf
weken na ontvangst van het verzoek een vergoeding voor de kosten van het
opstellen van het overzicht, indien de beoordeling voldoet aan de
regels, bedoeld in artikel 13h, en die regels op de juiste wijze zijn
toegepast. 

4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de
vergoeding, bedoeld in het derde lid.

H

In artikel I, onderdeel F, wordt na artikel 13j een artikel ingevoegd,
luidende:

Artikel 13ja

1. In afwijking van artikel 13j, eerste lid, neemt Onze Minister een
versterkingsbesluit binnen twaalf weken na ontvangst van een aanvraag
van de eigenaar van een gebouw die in eigen beheer een overzicht als
bedoeld in artikel 13ib, eerste lid, heeft opgesteld van de maatregelen
die nodig zijn om het gebouw aan de veiligheidsnorm te laten voldoen. 

2. De aanvraag bevat het overzicht en de beoordeling of het gebouw aan
de veiligheidsnorm voldoet, indien de beoordeling in eigen beheer is
uitgevoerd als bedoeld in artikel 13ia, eerste lid.

3. Onze Minister kan de aanvraag geheel of gedeeltelijk afwijzen indien:


a. de beoordeling niet voldoet aan de regels, bedoeld in artikel 13h, of
die regels niet op de juiste wijze zijn toegepast; of

b. het overzicht niet de maatregelen bevat die naar het oordeel van de
minister nodig zijn om het gebouw aan de veiligheidsnorm te laten
voldoen.

4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de bij de
aanvraag aan te leveren gegevens.

I

In artikel I, onderdeel Fa, komt artikel 13n als volgt te luiden:

Artikel 13n 

1. Het maken van bezwaar of het instellen van beroep door een eigenaar
van een gebouw tegen een besluit van het Instituut of van Onze Minister
op grond van deze wet wordt aangemerkt als een bijzonder doeleinde als
bedoeld in artikel 37b van de Wet op de rechtsbijstand waarvoor het
bestuur van de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 2 van de Wet
op de rechtsbijstand, subsidie verstrekt.

2. Het inroepen van advies van een bouwkundige of financiële deskundige
in het kader van het verlenen van rechtsbijstand voor het maken van
bezwaar of het instellen van beroep, bedoeld in het eerste lid, wordt
aangemerkt als een bijzonder doeleinde waarvoor het bestuur van de raad
voor rechtsbijstand met het oog op de verlening van rechtsbijstand een
subsidie verstrekt als bedoeld in artikel 37c van de Wet op de
rechtsbijstand.

J

In artikel I, onderdeel G, wordt in artikel 15, eerste lid, onderdeel d,
na “de vergoedingen, bedoeld in artikel 13m, eerste lid” ingevoegd
“, en subsidies op grond van artikel 13n, eerste en tweede lid, in
combinatie met de artikelen 37b en 37c van de Wet op de
rechtsbijstand”.

K

Bij de ondertekening vervalt “De Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties”.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip. 

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. 

Gegeven

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1