Beleidsnota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2022D38747, datum: 2022-09-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2022-09-28 13:15: Beleidsnota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Notaoverleg), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer, Beleidsnota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 28 september 2022 overleg gevoerd met mevrouw Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 24 juni 2022 inzake beleidsnota Doen waar Nederland goed in is - Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (36180, nr. 1);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 9 februari 2022 inzake hoofdlijnen beleid ministerie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (35925-XVII, nr. 63);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 23 maart 2022 inzake beleidsdoorlichting artikel 1 van de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) (34124, nr. 25);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 28 maart 2022 inzake uitvoering van de nader gewijzigde motie van de leden Stoffer en Koekkoek over inzetten op het bevorderen van menstruele gezondheid (Kamerstuk 35925-XVII-58) (33625, nr. 335);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 1 april 2022 inzake reactie op de moties van de leden Brekelmans, Kuzu, Piri en Jasper van Dijk over afhankelijkheden en mensenrechten (32735, nr. 339);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 9 december 2021 inzake rapportage economische missies en bezoeken, eerste helft 2021 (34952, nr. 148);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 22 april 2022 inzake rapportage economische missies en bezoeken, tweede helft 2021 (34952, nr. 163);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 20 mei 2022 inzake Nederlandse deelname Dubai Expo 2020 (35925-XVII, nr. 66);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 17 juni 2022 inzake gezamenlijke internationaal-economische samenwerking ministerie van Buitenlandse Zaken en ministerie van Economische Zaken en Klimaat (34952, nr. 174);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 23 juni 2022 inzake voortgang jongerenstrategie Youth at Heart (34952, nr. 180);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 24 juni 2022 inzake actualisatie toetsingskader DRIVE garantiefaciliteit 2022 (33625, nr. 340);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 6 september 2022 inzake beantwoording vragen commissie over de beleidsnota Doen waar Nederland goed in is (Kamerstuk 36180-1) (2022Z16316);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 20 september 2022 inzake uitwerking CW 3.1 bij BHOS-nota Doen waar Nederland goed in is (36180, nr. 2).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
Wuite
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
Meijers
Voorzitter: Jasper van Dijk
Griffier: Westerhoff
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Ceder, Jasper van Dijk, Hammelburg, Klink, Koekkoek, Krƶger, Stoffer, Teunissen, Thijssen en Van Weerdenburg,
en mevrouw Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 13.16 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik heet u van harte welkom bij dit notaoverleg van de
commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de
beleidsnota dienaangaande. Eerst moet ik twee procedurele dingen zeggen.
Bij aanvang van het notaoverleg willen wij toevoegen aan de agenda de
brief Uitwerking Comptabiliteitswet 3.1, tenzij daar bezwaar tegen is,
maar ik ga ervan uit dat dat niet het geval is. Aan het einde van dit
notaoverleg moet de voorzitter, ondergetekende, concluderen dat de nota
voldoende besproken is ten behoeve van de plenaire afronding. Dat zijn
de stemmingen, indien er moties worden ingediend.
Ik heet de minister van harte welkom en het publiek op de publieke
tribune. We hebben best wel wat sprekers. Er zijn vaste spreektijden.
Die kon u zien in de convocatie. Ik wil voorstellen om in de eerste
termijn van de Kamer vier interrupties te doen, dus vier vragen of
opmerkingen. Of twee maal twee, dat mag u zelf weten. Twee interrupties
in tweeƫn.
We beginnen met de termijn van mevrouw Teunissen van de Partij voor de
Dieren. Aan u het woord voor uw inbreng.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, hartelijk dank. De beleidsnota die we vandaag bespreken, had
wat de Partij voor de Dieren betreft een nota kunnen zijn waarin
Nederland eindelijk verantwoordelijkheid neemt voor ons aandeel aan de
klimaatcrisis, de voedselcrisis, armoede en het biodiversiteitsverlies.
Maar helaas is de nota uitgekleed tot een nota die vooral de bv
Nederland dient. Ik begin met de zogenaamde gebonden hulp. Daarna wil ik
ingaan op de ambitie van de minister om meer vrijhandelsverdragen af te
sluiten.
Allereest die gebonden hulp. We hebben een evaluatie ontvangen van
Buitenlandse Zaken die uiterst kritisch is over de combinatie van hulp
en handel. Waarop baseert de minister dan haar streven dat zij 70% van
twee fondsen geeft aan Nederlandse bedrijven? Wat doet dit met de
slagkracht van lokale economieƫn elders? De afgelopen kabinetten waren
tegen deze vorm van gebonden hulp en ook de VN, de EU en de OESO waren
tegen. De Partij voor de Dieren vindt het daarom onacceptabel dat onder
het mom van ontwikkelingssamenwerking het verdienvermogen van het
Nederlandse bedrijfsleven wordt versterkt. Is de minister dan ook bereid
om af te zien van deze zeer omstreden vorm van het gebruik van
ontwikkelingsgeld?
Voorzitter. Dan de vrijhandelsverdragen. De minister wil er meer van
gaan afsluiten. Die leiden tot nog meer spullen goedkoper over de wereld
verslepen, met meer winning van grondstoffen, met aantasting van de
natuur tot gevolg. Ook leidt de toename van de import naar Nederland van
onder andere vlees en zuivel tot oneerlijke concurrentie voor de
Nederlandse boer. Dat is ook een van de redenen waarom deze Kamer het
kabinet heeft opgeroepen om in de EU de steun van Nederland voor het
verdrag Mercosur in te trekken. Dit verdrag zorgt er namelijk voor dat
we in Braziliƫ meer soja voor veevoer gaan verbouwen, waardoor lokale
bevolking van hun land wordt afgejaagd, mensenrechten worden geschonden
en we nog meer rund- en kippenvlees hiernaartoe gaan importeren.
Voorzitter. Dan zie ik dat de minister in juni toch nog een brief aan de
Europese Commissie stuurt, mede namens vijftien lidstaten, waarin staat:
maak haast met de implementatie van Mercosur. Terwijl er gewoon een
uitspraak ligt van de Kamer om dat niet te doen. Daarom heb ik een paar
vragen over het streven van de minister om meer vrijhandelsverdragen af
te sluiten. In die brief van juni schrijft de minister over de
implementatie van Mercosur dat het verdrag met "robuuste en afdwingbare
duurzaamheidsafspraken" geĆÆmplementeerd moet worden.
Maar eerder heeft het kabinet in antwoord op onze schriftelijke vragen
aangegeven dat de EU Mercosur-landen helemaal niet kƔn dwingen om de
EU-regelgeving of een equivalent daarvan over te nemen. Hoe kan de
minister dan nu zeggen dat er duurzaamheidsafspraken worden gemaakt
rondom Mercosur en dat die afdwingbaar worden, terwijl het kabinet
eerder heeft aangegeven dat dat helemaal niet kan? Wat bedoelt de
minister met de zin in die brief dat de duurzaamheidsafspraken "de
specifieke omstandigheden van de handelspartners zullen omvatten"?
Bedoelt zij met die zin dat we, als het even niet uitkomt voor Braziliƫ,
dan toch doorgaan met de Amazone of de Cerrado nog verder in de
vernieling te helpen?
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen, u heeft nog iets meer dan een halve minuut
spreektijd.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ja, voorzitter. Tot slot wil ik nog even aandacht vragen voor de
fossiele subsidies. Daarover hebben we drie kwartier geleden nog een
brief van de minister ontvangen. Wij willen de minister nog een keer
wijzen op de belofte van het kabinet om per eind 2022 te stoppen met
fossiele exportsubsidies. In deze nota valt te lezen dat er
uitzonderingen op de COP26-verklaring mogelijk zijn als de
energievoorziening in het geding is. Volgens mij was dat niet de
afspraak die we in Glasgow hebben gemaakt. Kan de minister hier nogmaals
bevestigen dat Nederland per eind 2022 stopt met de overheidssteun voor
fossiele projecten, en wel zonder vertraging en zonder
uitzonderingen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartstikke goed. Dank u wel. Het woord is aan de heer Amhaouch van het
CDA en hij heeft zes minuten spreektijd in eerste termijn.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Fijn dat we vandaag de beleidsnota bespreken met
als titel: Doen waar Nederland goed in is. Voordat ik naar mijn
geschreven tekst ga, is mijn constatering dat we naast alle transities
waar wij al in zitten ā de klimaattransitie, de energietransitie en
transities op allerlei terreinen ā ook op dit gebied in een transitie
zitten: een transitie om van hulp naar handel te komen en, vice versa,
handel in te zetten als hulp. Dat betekent dus ook dat iedereen mee moet
bewegen. Het beleid moet meebewegen, het ministerie moet meebewegen,
uitvoeringsorganisaties moeten meebewegen, ngo's moeten meebewegen en
natuurlijk ook het bedrijfsleven moet meebewegen. Wederkerigheid is voor
het CDA op dit gebied heel belangrijk. Dat even vooraf.
De voorzitter:
Dat roept een vraag op van de heer Hammelburg van D66.
De heer Hammelburg (D66):
Ik kan de heer Amhaouch heel goed vinden in het feit dat handel wel
degelijk tot een vorm van ontwikkeling kan leiden, zeker op korte
termijn. Maar de IOB geeft in de beleidsdoorlichting ook duidelijk aan
dat er, als je terugkijkt op het beleid waarin hulp en handel
gecombineerd worden, niet echt sprake is van een trickledowneffect, dat
er niet echt sprake is van het behalen van de langetermijndoelen voor
ontwikkeling. De IOB is daar dus zeer kritisch over. Heeft de heer
Amhaouch dat stuk gelezen?
De heer Amhaouch (CDA):
Die berichten en die stukken hebben wij natuurlijk gelezen, maar ik
draai het om. Wij gaan ook spreken over de Afrikastrategie. Die komt er,
als het goed is, deze maand ook nog aan. Als je heel veel spreekt met
die landen ā wij hebben als commissie verschillende bezoeken gebracht;
we zijn naar Rwanda geweest, in het verleden naar Oeganda en EthiopiĆ« ā
dan smeken die landen bijna om een gelijkwaardige behandeling,
gelijkwaardige positie ten opzichte van Europa. Er zijn verschillende
landen die, gechargeerd uitgedrukt, zeggen: wij willen een keer van dat
OS-infuus af. Het CDA heeft goede banden met ngo's en we respecteren al
het werk van die ngo's en ook dat van het bedrijfsleven dat daarbij
betrokken is. Maar we zitten in een transitie. Als je even reflecteert
op Afrika met 54 of 55 landen, dan zitten die landen niet allemaal in
dezelfde fase. Elk land zit in een andere fase en daarin moeten wij
meebewegen. Het ene land heeft welllicht nog steeds OS-achtige hulp
nodig, terwijl een ander land zegt: ik wil de OS graag afbouwen, maar ik
wil iets toevoegen in de waardeketen. Ik wil fatsoenlijke banen creƫren
in mijn land.
De heer Hammelburg (D66):
De heer Amhaouch en ik waren met andere leden van deze commissie
inderdaad op bezoek in Rwanda en zaten daar bij drie verschillende
ministers. Twee van hen hebben we bevraagd hierop, bijvoorbeeld de
minister van Buitenlandse Zaken. Die stelde ik de vraag: wat vindt u van
het beleidsvoornemen om in te gaan zetten op de combinatie van handel en
hulp, en om de ontwikkelingssamenwerking af te bouwen? Hij zei: ik ben
heel erg blij dat we als gelijkwaardige partner worden gezien en heel
erg blij dat we ook op handel gaan inzetten, maar we kunnen niet af van
de samenwerking op ontwikkeling, want we zijn nog een arm land en hebben
die hulp keihard nodig. Dat is wat hij zei, en volgens mij heb ik hier
genoeg getuigen die dat kunnen beamen.
De heer Amhaouch (CDA):
Dat kan, en dat kan ook kloppen, maar je moet wel ergens prikkels
inbouwen. Als je nergens een piketpaaltje slaat ... In deze nota gaan
wij focus aanbrengen op een aantal landen. Dan kun je zeggen: okƩ, wij
gaan handel toevoegen en wij blijven oneindig lange tijd OS-middelen
beschikbaar stellen. Wij hebben in Rwanda hele goede gesprekken gehad en
ik denk dat Rwanda juist in een fase zit waarin het af en toe kan
schuren en een beetje worstelen kan zijn. Maar als ik zie wat daar de
ambitie is om forse stappen vooruit te zetten op economische
ontwikkeling en handel, dan maak ik mij daar op lange termijn geen
zorgen over. Maar er zijn ook lopende projecten waar OS-middelen
misschien nodig blijven. Dan moeten we opletten dat we daar niet het
kind met het badwater weggooien. Maar de lijn moet zijn: kijk in welke
fase een land zit en laten we die transities maken!
Voorzitter. Dat was mijn aftrap voordat ik naar mijn inbreng wil
gaan.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter. De gevolgen van de oorlog in OekraĆÆne zijn groot voor de
handel en economie van onze grootste handelspartner: Duitsland. Er gaat
maar liefst 200 miljard op en neer over de grens met Duitsland. We
dreigen internationaal grote economische klappen te krijgen door de
stijgende energieprijzen, de handelssancties en de stijgende
voedselprijzen. Wat doet de minister om de handelsbanden met onze
grootste handelspartner blijvend te versterken, ook in de moeilijke en
barre economische tijden die eraan komen? Duitsland is inderdaad onze
grootste handelspartner.
Daarmee kom ik ook op imvo. We hebben als coalitie maar ook als partij
gezegd: wij zien het liefst imvo-wetgeving op Europese basis. Als dat
niet haalbaar is, dan minimaal met onze buurlanden. Duitsland is de
meest belangrijke daarvan. Dat is niet nice to have, maar een must. Wij
kunnen niet een lappendeken maken als we het hebben over de economische
ontwikkelingen tussen Belgiƫ, Duitsland en Nederland. Het moet om
minimaal die drie gaan.
Voorzitter. De focus in de beleidsnotitie is gericht op
ontwikkelingssamenwerking door buitenlandse handel. In de lijsten van de
focuslanden voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, die
de minister zelf geeft, blijkt echter een beperkte overlap te zitten.
Daarom vraag ik de minister hoe de link tussen OS en buitenlandse handel
gemaakt zal worden voor de focuslanden van OS. Blijft er ook een focus
op traditionele ontwikkelingssamenwerking en hulp, met de nadruk op
solidariteit en de emancipatie van onderdrukten?
In de afgelopen jaren zijn er meerdere kortlopende initiatieven geweest
om het mkb te helpen met internationaliseren en om zich te vestigen in
ontwikkelingslanden. Is er een mogelijkheid om structurele ondersteuning
te regelen? Kan de minister voor ons in kaart brengen wat de opties zijn
om mkb-fondsen en kernkapitaal zo optimaal mogelijk in elkaars verlengde
te laten fungeren? Dat is erg belangrijk om duurzame banen te creƫren
voor het maatschappelijk middenveld in deze landen. Dat is in lijn met
SDG 8. De lijst van focuslanden hiervoor is teruggebracht van 70 naar 40
landen. Kan de minister hierover uitweiden? Op basis van welke criteria
is de keuze voor die 40 landen gemaakt?
Voorzitter. In de nota ontbreken twee belangrijke aspecten van de
uitvoering: het instrumentarium en de kennisdeling. Hoe wordt gemeten
wat de impact is van de gedane moeite en investeringen? In de tekst
staat hoe de methodes zijn ontwikkeld, maar het blijft onduidelijk wat
die methodes zijn. Hoe stimuleert, coƶrdineert en regisseert de overheid
kennisdeling in de ngo-sector? Welke doelen gaan we samen bevorderen,
onder kleine en grote spelers?
Voorzitter. Ik wil het graag hebben over het belang van strategische
autonomie en over de afhankelijkheid van grondstoffen die we nodig
hebben voor de energietransitie en de technologische ontwikkelingen
binnen de EU. Die zijn nauwelijks te vinden. Hiervoor zijn goede
relaties en strategische partnerschappen nodig. We zien het grote belang
van Afrika, dat hierin een belangrijke rol kan spelen. We zien echter
dat veel mijnen en infrastructuur daar inmiddels in Chinese handen zijn,
met alle gevolgen van dien. Nederland is een klein land met een groot
buitenland. We moeten slimmer inzetten op handel en economische
ontwikkelingen. Handel is ook economische diplomatie. Dat verwachten wij
ook van de minister voor Buitenlandse Handel en de minister van
Buitenlandse Zaken, en van eigenlijk alle ministers die naar het
buitenland gaan.
Belangrijke tenders in de handelslanden worden niet door Nederlandse
bedrijven gewonnen, maar vaak door Chinese bedrijven of door bedrijven
uit andere Europese landen waarvan de ministers en de premiers bedrijven
actief ondersteunen. Het gevaar van het feit dat al deze zaken in
Chinese handen zijn, is dat wij als Europa steeds afhankelijker worden
van China en dat de Chinese invloed op het Afrikaanse continent alsmaar
groter wordt. Herkent de minister dit beeld en kan de minister aangeven
hoe hier binnen het beleid aandacht aan gegeven kan worden? Kunnen wij
onze bedrijven ondersteunen in de tenders die zij keer op keer verliezen
aan Chinese bedrijven? Hoe kunnen wij een goede samenwerking en
economische diplomatie creƫren tussen EZK, Buitenlandse Zaken en BuHa-OS
om onze bedrijven te ondersteunen? Kan de minister hierop reflecteren,
ook in de Europese context?
Voorzitter. Dan global health. Dat is een belangrijk thema voor collega
Kuik, die nu niet aanwezig kan zijn in verband met de GroningenenquĆŖte.
In de beleidsnotitie wordt duidelijk ingegaan op de kabinetsinzet om hiv
en aids tegen te gaan richting 2030. In het verleden is de toezegging
gedaan dat de inzet van het kabinet zich ook zou richten op het
tegengaan van tbc, tuberculose. We willen een tbc-vrije wereld in 2030.
Kan de minister toezeggen dat naast het tegengaan van hiv en aids, ook
het tegengaan van tbc nog steeds de inzet is van het beleid?
Voorzitter. In de beleidsnotitie heeft de Afrikastrategie een plek
gekregen. Die moet nog volgen in oktober. Kan de minister dit
bevestigen? Wordt daar ook een uitvoeringsagenda aan toegevoegd? Hoe
gaat de minister deze strategie uitvoeren?
Voorzitter. Als laatste de naderende winter in OekraĆÆne. We verkeren nog
steeds in oorlog. Europa is in oorlog. Wat kunnen we in Nederland nog
doen aan acute, humanitaire hulp om daar te helpen? Kunnen wij opvang in
de regio bieden, bijvoorbeeld door het leveren van festivaltenten of
modulaire bouw om daar in zwaar getroffen en net bevrijde gebieden
kleine wijken of dorpshuizen te creƫren waar mensen deze winter
terechtkunnen om even uit de kou te zijn? Kan de minister toezeggen dat
er middelen vrij zullen komen om een humanitaire hulpoperatie op te
zetten om Oekraïne op korte termijn te voorzien van essentiële
humanitaire middelen en infrastructuur om de winter door te komen?
De heer Klink (VVD):
Dank aan collega Amhaouch voor zijn inbreng. Hij had het over het veel
meer aanhalen van de banden met Duitsland en Belgiƫ, over de mkb-fondsen
en over het samen slimmer optrekken in Afrika om de Chinese invloeden
wat tegen te gaan. Bedoelt hij dan ook dat Nederland samen met die
landen handelsmissies moet gaan organiseren en dat die mkb-fondsen er
alleen zijn voor bedrijven die in die landen handeldrijven? Hoe ziet hij
dat meer concreet voor zich? Ik hoor in het antwoord ook graag hoe het
dan zit met de andere belangrijke handelspartners om ons heen, zoals het
Verenigd Koninkrijk en Frankrijk.
De heer Amhaouch (CDA):
Dat zijn wel heel veel vragen. Dat zijn acht interrupties in ƩƩn
keer.
De voorzitter:
Slimme parlementariƫrs verstoppen allerlei vragen in ƩƩn vraag.
De heer Amhaouch (CDA):
Het eerste punt dat ik eruit pik, is dan toch het mkb. Ik pak even als
voorbeeld de Afrikastrategie. Als wij zeggen dat wij meer op een
gelijkwaardige basis willen gaan samenwerken en dat we impact willen
hebben op het gebied van SDG 8, op het gebied van fatsoenlijke banen en
een eerlijke economie, dan moeten wij onze bedrijven ook faciliteren om
daar werk te organiseren. Dat moet gebeuren met lokale mensen. We moeten
mensen opleiden. Ik noem lokale productie. We hebben het in Rwanda
gezien. Eigen opbrengsten. Hoe kunnen we met kleine ingrepen de
opbrengsten verbeteren? Dan heb je ook faciliteiten nodig. Ik zet er
grote vraagtekens bij of Invest International, een belangrijk fonds,
daartoe in staat is. We hebben kortgeleden de verschillende gesprekken
gehad. Je ziet bijvoorbeeld dat we bij de handel ā ik noem het even het
schuiven van producten ā de exportkredietverzekering hebben. Maar als
een Nederlands bedrijf ā een boer of een ander bedrijf ā zou zeggen dat
het nu naar Afrika gaat, dan is de vraag: moet dat bedrijf dat risico
helemaal zelf pakken of kun je dat bedrijf faciliteren met garanties of
andere instrumenten? Tegenover mij zitten heel veel slimme mensen die
kunnen nadenken over de wijze waarop wij dat kunnen faciliteren. Dat was
ƩƩn.
Dan het tweede punt, over handelsmissies met Duitsland en Belgiƫ. Dat
zou heel mooi zijn. Het hoeft niet. Maar ik vind het zelf wel belangrijk
dat wij het heel vaak hebben over landen die ver weg zijn, ook in dit
huis, en dat we eigenlijk te weinig praten over onze grootste
handelspartner Duitsland. Dat zie je ook in de commissie terug. Of je
nou in de automotive industrie zit, in de energiesector of in de export
van groente en fruit, Nederland is eigenlijk economisch gezien een
provincie van Duitsland. Dat mag je misschien niet zeggen, maar
Nederland is klein. En zeven van de twaalf provincies in Nederland
grenzen aan Duitsland of Belgiƫ. Dus we zijn een sterk land, maar laten
we ook kijken naar die relatie. Daarom was mijn oproep: wat doen we om
proactief in goede en slechte tijden de handelsrelatie met onze Duitse
buren te onderhouden?
Voorzitter. De andere vragen ben ik vergeten. Het waren er zo
veel.
De voorzitter:
Meneer Klink, wilt u nog iets vragen?
De heer Klink (VVD):
Dan telt het weer als een interruptie?
De voorzitter:
Ja, die telt.
De heer Klink (VVD):
Dan houd ik mijn kruit nog even droog.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik heb een vraag aan de heer Amhaouch over de ambitie van het kabinet om
vrijhandelsverdragen af te sluiten. Een van die verdragen is Mercosur.
Nu is dat met de stikstofcrisis die we hier hebben, natuurlijk toch wel
in een ander daglicht komen te staan. Boeren moeten grote veranderingen
doormaken. Dat vindt de Partij van de Dieren ook wel terecht. Het
kabinet neemt nu ook verantwoordelijkheid. Maar dan kunnen we ze
natuurlijk niet opzadelen met nieuwe vrijhandelsverdragen als Mercosur,
waardoor er weer kippenvlees en rundvlees op de markt komen. Dat is
oneerlijke concurrentie. Hoe ziet het CDA in het licht van de
stikstofcrisis dat Mercosur-verdrag?
De heer Amhaouch (CDA):
Eerst handelsverdragen in zijn algemeenheid. Daarover zijn wij positief
gestemd, mits ze voldoen aan een aantal randvoorwaarden, die natuurlijk
gaan over een gelijk speelveld, maar ook de opgaven die we in Europa met
z'n allen hebben vastgelegd in Parijs. Eigenlijk gaat dat niet alleen
over Europa; 196 landen hebben daar volgens mij hun handtekening onder
gezet. Daar moeten we rekening houden.
U pikt Mercosur er nu uit. Volgens mij maakt het voor sommige partijen
in de Kamer niet uit of daar nu Mercosur, CETA of JEFTA met Japan op
staat, of dadelijk het handelsverdrag met Indonesiƫ dat eraan komt. Het
is nooit goed, denk ik. Daar ben ik niet voor. Er zijn scherpe
discussies geweest over CETA, over Canada. We zijn volgens mij nu drie,
vier jaar onderweg en ik kijk daar nog steeds hetzelfde naar: dat is een
mooi handelsverdrag. Niet alleen de agrofoodsector, die voor het CDA
belangrijk is, zit erin. Er zitten ook diensten in, er zit machinebouw
in, er zit zo veel in. Onder de streep zijn het winnaars. We trekken die
norm samen omhoog.
Hetzelfde geldt volgens mij voor het verdrag met Indonesiƫ dat eraan
komt. Daarbij hebben we het vaak over palmolie. Palmolie moet je
natuurlijk heel duurzaam gaan benaderen. We hebben de RSPO-standaard,
die we moeten stellen. Ik hoor sommige mensen zeggen dat de RSPO niet
voldoende is, dat die niet goed is. Laten we dan samen kijken hoe we die
naar boven bijstellen. Maar laten we niet vergeten dat in Indonesiƫ maar
liefst 17 miljoen mensen in de palmoliewereld werken. 17 miljoen. Dat
zijn net zo veel mensen als in heel Nederland. En dan hoor ik hier in
Nederland soms zeggen: laten we morgen met ƩƩn pennenstreek stoppen met
palmolie importeren vanuit Indonesiƫ. Ik ben dus positief gestemd over
handelsverdragen. Laten we er samen kritisch naar kijken en de
kartelranden, dingen die niet goed zijn, ook benoemen.
In het kader van stikstof zie ik in dat wij vanuit Nederland met onze
voetafdruk niet eindeloos de wereld kunnen bedienen met allerlei vlees,
groenten en weet ik wat allemaal. We kunnen Duitsland bedienen, we
kunnen Europa bedienen, we kunnen daar een beetje overheen, maar op een
gegeven moment is de koek inderdaad op. Laten we kijken naar een gelijk
speelveld, ook met die andere landen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dat was een lang antwoord. Dank daarvoor. "Een gelijk speelveld", hoor
ik de heer Amhaouch zeggen, en daarbij heb je dus bepaalde voorwaarden
nodig om dat gelijke speelveld voor elkaar te krijgen. Nou heeft het
kabinet in antwoord op onze schriftelijke vragen al eerder gezegd: dat
is niet mogelijk; we kunnen geen duurzaamheidsvoorwaarden afdwingen bij
andere landen, want ze mogen vanuit het right to regulate hun eigen
regels stellen. Dus we zien al dat dat niet lukt. Tegelijkertijd zijn er
talloze boerenorganisaties die zeggen: Mercosur, dat moet je gewoon niet
doen. Is het dan nu niet het moment voor het CDA om te zeggen: okƩ, als
we niet aan die duurzaamheidsvoorwaarden kunnen voldoen en boeren zich
zorgen maken over die oneerlijke concurrentie, moeten we dan nu niet
zeggen dat we Mercosur gewoon niet doen?
De voorzitter:
De heer Amhaouch gaat iets korter antwoorden op deze vraag.
De heer Amhaouch (CDA):
Voordat wij de handtekening zetten onder Mercosur, zullen wij dat
kritisch bekijken. Dat hebben we ook bij CETA gedaan. Als je een
handelsverdrag tekent, start je inderdaad soms niet allebei op een 10.
Een ander land heeft misschien een 8 of een 7, maar je probeert in de
komende jaren wel naar die 10 toe te groeien. Dat hebben we met meerdere
handelsverdragen aangetoond. Er zijn ook afspraken gemaakt over
processen, over hoe je wederzijds bij elkaar in de keuken kijkt. Ik denk
dat CETA daar een heel mooi voorbeeld van is.
De voorzitter:
Dank u. Dan is er nog een vraag van de heer Hammelburg?
De heer Hammelburg (D66):
Ja, want ik hoor de heer Amhaouch op een aantal belangrijke thema's
"rekening houden met" zeggen in plaats van "daar gaan we ons aan
houden". Ik geef daar ƩƩn voorbeeld van. Dat gaat over de afspraken die
we hebben gemaakt in Glasgow. We hebben vorig jaar een motie ingediend
waarin werd verzocht om alle handelsinstrumentaria te vergroenen, in
lijn met Parijs en Glasgow. Het CDA heeft daar voorgestemd. Is dat nu
ineens "rekening houden met" geworden of gaan we dit gewoon doen, waar u
eerder ook vóór heeft gestemd?
De heer Amhaouch (CDA):
Dit is ook een hele mooie en ook een belangrijke, denk ik. Ik benader
zoiets allereerst altijd vanuit de richting. Dat zien we ook met
stikstof: de richting is goed. Dat hebben we ook met stikstof gezien.
Onze politiek leider heeft toen gezegd: "2030 is niet heilig." Daar is
heel veel discussie over geweest; misschien hebben sommigen dat gemist.
Ik wil dat niet letterlijk overnemen voor de afspraken die we hebben
gemaakt in Glasgow. Ik denk dat we in de exportkredietverzekeringen wel
degelijk stappen moeten zetten richting het uitfaseren van
fossiel.
De voorzitter:
U mag gewoon doorgaan met antwoorden, want dit was geen interruptie van
de heer Hammelburg.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik hoorde links iets in mijn oor.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Amhaouch (CDA):
Maar de 80/20-regel is wel belangrijk ā ik ben een bĆØta. Als het ons
lukt om op zo'n korte termijn 80% te realiseren, dan geef ik een paar
Limburgse vlaaien weg. We moeten heel kritisch kijken hoe we het
bedrijfsleven meenemen, want dat heeft het heel moeilijk en moet echt
hele grote stappen zetten. Ik hoop dat D66 zich er ook in kan vinden dat
het geen zwart-witbenadering is. Dus ja, we committeren ons volledig aan
wat wij gezegd hebben in Glasgow, maar laten we het ook in de huidige
context met een stukje realiteitszin benaderen. Ik hoop dat we die 100%
halen, maar ik kan mij ook voorstellen dat een aantal bedrijven hele
grote stappen moeten maken en zeggen: dat gaan wij niet helemaal
meemaken. Dan is de vraag aan ons als politiek wat we daarmee
doen.
De voorzitter:
De heer Hammelburg nog? Nee? OkƩ. Dan is eerst de heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Ik zou toch nog even door willen gaan op de vraag die mevrouw Teunissen
zojuist aan de heer Amhaouch stelde. De vraag komt nu van de andere
kant. Als je van links en rechts moeilijke vragen daarover krijgt, moet
je je echt wat af gaan vragen. Als ik zomaar even "Mercosur" intyp op
internet, dan verschijnt het volgende: "Mercosur is een economisch
samenwerkingsverband." En dan staat er: "(ā¦) stelt Europese akkerbouwers
en veehouders bloot aan oneerlijke concurrentie door import van
producten die geproduceerd zijn onder (veel) lagere
productiestandaarden." De FNV komt daarmee. Ik denk dat zij gelijk
hebben. Als u dat nu hoort, zou u toch gewoon moeten zeggen: dit moeten
we niet meer doen. Als de Partij voor de Dieren dat zegt, als de SGP dat
zegt, dan moet je als CDA denken: laat ik in dat midden blijven en mij
daarbij aansluiten. Bent u het daar niet mee eens?
De voorzitter:
Dat is een open vraag.
De heer Amhaouch (CDA):
In dat laatste heeft de heer Stoffer gelijk, namelijk dat wij als midden
een hele zware verantwoordelijkheid hebben als er heel veel over de
flanken geroepen wordt, om het maar even in mijn eigen woorden te
zeggen. Ik noem geen partijen. Je moet inderdaad vanuit het midden de
zaak beredeneren. U leest iets op van de FNV. Die heb ik hoog zitten,
want die is belangrijk. Maar hetzelfde geldt voor de kritische discussie
die we hebben. Ik heb met collega Van Raan behoorlijk wat discussies
gehad over CETA. Ik reflecteer op CETA. De discussies waren kritisch. We
hebben ā ik wil geen "fake news" zeggen ā een aantal onwaarheden hebben
afgepeld en een aantal waarheden benoemd. Het is niet zo dat beide
partijen op een 10 starten, zoals ik net zei. Dan is wel de vraag welke
richting we opgaan. Hebben we er vertrouwen in ā dan pak ik even niet
Mercosur, maar CETA, want dat was dezelfde discussie ā om samen met
Canada de goede richting op te gaan? Hebben we er vertrouwen in dat
Canada zich ook committeert aan Parijs of aan imvo? Ik denk dat het
antwoord ja is. Daarom zullen wij Mercosur op zijn merites beoordelen op
het moment dat het naar de Kamer komt.
De heer Stoffer (SGP):
Dat zijn natuurlijk prachtige woorden, maar stel nou eens dat je boer
bent in ā ik noem maar wat ā Overijssel of Elspeet, waar ik vandaan kom.
Dan denk je: "Dat is allemaal mooi, maar als ze daar op een 7 starten en
ik moet aan een 10 voldoen ā we zijn wellicht nog niet helemaal op die
10, maar laten we een 9 zeggen ā dan is dat gewoon oneerlijk. Met alle
respect, maar daar kan ik gewoon niks mee als Elspeetse boer." Is meneer
Amhaouch het niet met mij eens dat die woorden mooi en prachtig zijn,
maar dat een Elspeetse boer daar eigenlijk helemaal niks aan heeft en
dat je met boerenverstand maar gewoon moet besluiten om het niet te
doen?
De voorzitter:
Een kort antwoord van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik kom niet uit Elspeet ā¦
De heer Stoffer (SGP):
Jammer.
De heer Amhaouch (CDA):
⦠maar wel uit Noord-Limburg, een mooie plattelandsregio met veel land-
en tuinbouw. We hebben het natuurlijk veel over boeren, agrofood, een
belangrijke levensbehoefte, en ook over hun positie. De discussie die we
hebben in Nederland over boeren is belangrijk, maar er zit natuurlijk
veel meer in zo'n handelsverdrag. Ik ben het er niet mee eens dat de
boer daardoor nadelig wordt beĆÆnvloed. Ik kijk naar JEFTA, naar Japan,
naar het handelsverdrag. Ik ken de cijfers daarvan niet wat betreft
Canada. Maar dan zie ik hoeveel meer kaas wij geƫxporteerd hebben naar
Japan. De cijfers zijn nog nooit zo groot geweest. Iedereen weet volgens
mij dat je voor 1 kilo kaas 10 liter melk nodig hebt. Sommigen vinden
dat niet fijn, maar voor de boer is dat wel fijn, zeker tegen de huidige
melkprijs.
De voorzitter:
Dank. Er is nog een vraag van mevrouw Van Weerdenburg.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Ja, ik was dat niet van plan, maar de hele discussie over CETA en de
behandeling daarvan lokte dit toch weer uit. Ik ben daar ook bij
aanwezig geweest namens de PVV. Ik geloof dat we daar wel drie dagen
over hebben gedebatteerd. Ik hoor de heer Amhaouch nu wel een soort
simpele voorstelling van zaken geven, alsof het alleen maar gegaan is
over: "Boe, we willen niks met Canada. Het is allemaal fake news." Dat
is niet zo. Wat betreft mijn partij hadden we heel graag een
afzonderlijk verdrag met Canada gesloten. Dan waren we ook veel sneller
klaar geweest. Maar er zijn toen in dat debat echt wel fundamentele,
democratische en grondwettelijke vraagtekens bij gezet. We hebben ook de
moeite genomen om een amendement in te dienen, samen met de SGP. Ik vind
het iets te makkelijk dat het nu weggezet wordt als "het is allemaal
angst zaaien" en "het is nu hartstikke goed". We moeten nog maar zien of
dat grondwettelijk ⦠We hebben altijd beweerd: alles moet met een
democratische controle. De minister heeft dat inmiddels ook aan de
Eerste Kamer toegezegd. Maar dat moeten we nog maar zien. Is de heer
Amhaouch dat met mij eens?
De heer Amhaouch (CDA):
Volgens mij heb ik het niet zo benoemd. Ik heb net twee punten genoemd.
We hebben inderdaad in het debat ā mevrouw Van Weerdenburg was erbij en
een aantal anderen ook ā heel veel discussie gehad over CETA. Er waren
technische briefings, organisaties, rondetafels, weet ik veel wat. Een
aantal zaken hebben we wel degelijk ontmanteld in het kader van ā ik
noem het in mijn eigen termen; neem het niet letterlijk ā fakenieuws.
Over een aantal zaken hebben we wel scherpe discussies gehad, ook met
partijen die het daar niet over eens waren. Daar hebben we elkaar aan
het denken gezet, bijvoorbeeld over de vraag wat het dadelijk betekent
voor andere handelsverdragen. Zo wil ik het benaderen. Ik wil het echt
niet zo neerzetten van: het is plat, het was simpel, maak je nergens
druk over en we gaan over tot de orde van de dag. Wat dat betreft ben ik
het eens met mevrouw Van Weerdenburg.
De voorzitter:
OkƩ. Daarmee zijn we aanbeland bij de heer Stoffer van de SGP. O, er is
nog een vraag van de heer Ceder, excuus.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Die had ik opgespaard. Toch nog even over het interruptiedebat tussen de
heer Hammelburg en de heer Amhaouch. Dat ging over Glasgow. Het ging me
toch even iets te makkelijk. Ik wil even duiding hebben, misschien ook
van de positiebepaling van het CDA. Er is toen een motie geweest waar
ook de ChristenUnie destijds voorgestemd heeft. Dat was een verzoek aan
het kabinet om alle handels- en exportinstrumentaria geheel in lijn te
brengen met Parijs en Glasgow en de Kamer in het tweede kwartaal van
2022 over de uitwerking hiervan te informeren. Ik hoor de heer Amhaouch
een paar dingen zeggen waar ik toch wat duidelijkheid over wil. Ik heb
met name de vraag: staat u als CDA nog steeds achter het verzoek aan het
kabinet, dus achter het geheel in lijn brengen? Daar zou ik graag een
nadere toelichting op willen.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik heb net gezegd: de richting is goed; de motie moet gewoon uitgevoerd
worden. Waar ik op aansloeg ā daar werd ik net een beetje op bevraagd ā
is het volgende. De richting is goed en de doelstelling is goed. Wat ik
wil reflecteren, ook richting de heer Ceder en de mensen die hier
aanwezig zijn, is: als we zo'n grote transitie maken, klinkt dat op
papier heel makkelijk; "ekv even fossielvrij maken". Zelfs in de huidige
context ā Europa heeft nog nooit zo veel gas geĆÆmporteerd uit andere
landen als nu ā zeggen we: het is heel zwart-wit; 100% moet gehaald
worden. Daarom heb ik even een opmerking gemaakt over die 80/20-regel.
Dus ja, die motie moet je uitvoeren. Ik hoop dat we 100% halen, maar ik
geef al vlaai bij 80%.
De voorzitter:
De heer Ceder is akkoord.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Handel drijven met oog voor minderbedeelden en hulp bieden
richting zelfredzaamheid: dat is de dubbele ambitie van deze minister.
Laat ik er gelijk bij zeggen: dat is een ambitie die de SGP van harte
steunt. Want handel genereert rijkdom en die rijkdom is niet exclusief
het eigendom van die handelaar of de landeigenaar en zijn familie. Nee,
wij lezen in Leviticus 23:22 ā een beetje in mijn vrije vertaling ā dat
de hoeken van het veld niet gemaaid moeten worden, zodat arme mensen
daar kunnen plukken om in hun levensonderhoud te voorzien. Zo is omzien
naar behoeftigen een christelijke plicht, maar ook gewoon welbegrepen
eigenbelang. Wat ons betreft hoeven die twee elkaar niet te
bijten.
Voorzitter. Eerst de hulpagenda. Wat betreft de hulpagenda zegt de SGP
allereerst: laten we ruimhartig zijn. Mijn vragen zijn de volgende.
Welke extra stappen zet deze minister richting de OESO-norm van 0,7% van
alles wat we hier in Nederland verdienen, ons bbp? Maakt zij ook werk
van een plafond voor dekking van kosten voor eerstejaarsopvang van
asielzoekers vanuit de ODA-middelen? Noodhulp en
ontwikkelingssamenwerking geven we niet voor, maar mƩt mensen
gestalte.
De voorzitter:
Meneer Stoffer, er is nog een vraag van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb een vraag over de 0,7%. De heer Stoffer weet dat de ChristenUnie
dat een belangrijk punt vindt. Recent is er een Defensiewetsvoorstel
uitgebracht, mede door de SGP, waarin u vraagt om het wettelijk vast te
leggen. Ik vroeg me af hoe ernaar kijkt om ook dit punt wettelijk vast
te leggen.
De heer Stoffer (SGP):
Nee. Sterker nog, ik heb best wel heel lang getwijfeld ā en niet alleen
ik, ook de hele partij ā of je dat nu wel moet willen: dingen wettelijk
vastleggen. We hebben het in ons verkiezingsprogramma opgenomen. Dat was
dus al voordat Rusland OekraĆÆne inviel. Het CDA had het overigens ook in
het verkiezingsprogramma staan. Daar zit iets in van: als je naar de
afgelopen jaren kijkt, zijn we zover weggezakt en innen we dat
vredesdividend zo makkelijk, dat we best enige angst hebben of dat
straks niet weer gaat gebeuren. Wat dat betreft heb ik niet al te veel
vertrouwen in ons als parlement dat we dat qua Defensie wel op peil
houden. Als ik heel eerlijk ben en naar die 0,7% kijk ā het mag van mij
ook meer zijn als we slimme manieren verzinnen voor hoe we dat kunnen
doen ā dan heb ik nog wel enige hoop en verwachting dat we met een ruime
Kamermeerderheid zeggen: we gaan dat waarmaken. Mocht dat nu jaar op
jaar helemaal mis blijven gaan, dan kunnen we altijd nog eens kijken.
Als we het echt niet met elkaar kunnen, dan moeten we nadenken over de
vraag of we dat steviger moeten vastleggen, maar vooralsnog hoeft dat
van mij niet. Ik vind het wel een mooie vraag, dus dank aan de heer
Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank voor het compliment; dat waardeer ik zeer. Ik wil toch even in
overweging geven dat dat in de afgelopen jaren volgens mij niet is
gelukt. Volgens mij zijn er meerdere moties over ingediend, waar ook de
SGP aan heeft meegedaan. Ik weet dat de ChristenUnie eraan heeft
meegedaan en ik hoor hier naast mij dat D66 ook heeft meegedaan. Ik wil
u dus in overweging geven om even terug te kijken naar de afgelopen
jaren en de vraag te stellen of het inderdaad zo makkelijk is. Misschien
kunt u dat meenemen.
De heer Stoffer (SGP):
Het is niet makkelijk, maar ik zou zeggen: laten we gewoon eerst die
poging wagen. Op een gegeven moment zullen we, als het echt niet wil
lukken, met elkaar aan tafel moeten gaan zitten. Volgens mij is er al
een heel aantal jaren een ruime meerderheid in het parlement die de 0,7%
graag wil halen. Dat is voor Defensie tot nu toe nog minder. Als we het
straks over de wet voor Defensie gaan hebben, ben ik benieuwd of we die
meerderheid hebben. Dat zal misschien nog best een beetje kritisch
worden. Hoe dan ook, ik denk dat we altijd vooruit moeten kijken.
Mochten we het echt niet gaan halen, meneer Ceder, dan gaan we samen om
tafel zitten. Misschien moeten we dan in een ver vooruitzicht na gaan
denken over die wet, maar vooralsnog hoeft dat voor mij niet. Ik heb nu
nog de hoop dat we het met elkaar kunnen en kunnen vasthouden.
De voorzitter:
De heer Stoffer vervolgt zijn betoog.
De heer Stoffer (SGP):
Ik hoor om me heen de een wat positiever mompelen dan de ander, maar dat
verschil mag er zijn in dit parlement.
Ik had het over noodhulp en ontwikkelingssamenwerking. Ik zei: dat geven
we niet vóór maar mét mensen gestalte. Daarbij willen we aansluiten bij
de lokale context. Daarover gaan mijn volgende vragen. Hoe geeft de
overheid zelf vorm en inhoud aan lokalisatie, alleen al gezien de grote
geldstromen via multilaterale kanalen? Beaamt de minister dat het goed
is dat fondsen en leningen toegankelijk zijn voor onze bedrijven, maar
ook voor lokale actoren zoals boerencorporaties?
Voorzitter. Dan een paar opmerkingen over het in de nota centrale begrip
van focus. Terecht maakt de minister scherpe geografische keuzes, maar
dat uitgerekend met Libiƫ de relatie wordt afgeschaald, baart mij
zorgen.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Hammelburg, zijn laatste.
De heer Hammelburg (D66):
Ik gebruik 'm maar gewoon. De heer Stoffer heeft het over de lokalisatie
van noodhulp, vooral de noodhulp die wij geven via internationale
organisaties. Daarvan wordt weleens gezegd dat hulp van lokale kleine
organisaties niet altijd bij de meest kwetsbaren terechtkomt. Ik denk
aan etnische minderheden, maar ook aan vrouwen en lhbtiq+'ers,
bijvoorbeeld homomannen die in een vluchtelingenkamp worden vervolgd en
niet apart worden opgevangen omdat daar geen budget voor beschikbaar is.
Is de SGP bereid om de minister te vragen nog eens goed te kijken naar
hoe we dat als Nederland in multilateraal verband kunnen
aankaarten?
De heer Stoffer (SGP):
Ik zeg altijd: je moet ruimhartig zijn naar iedereen die in gevaar is en
van wie het leven op het spel staat. Mijn antwoord in dezen is bij al
die categorieƫn mensen die de heer Hammelburg aanhaalt: jazeker, daar
moeten we oog voor hebben. Met hem leg ik deze vraag ook van harte neer
bij de minister.
De voorzitter:
En u vervolgt uw betoog.
De heer Stoffer (SGP):
Ik had dus nog een paar vragen over focus. Ik ben nu wel een beetje uit
mijn verhaal gehaald. Mijn vraag ging over Libiƫ. Mijn vraag is of de
minister haar besluit wil heroverwegen in het licht van het immense
belang van stabiliteit in Libiƫ, ook voor ons Europese continent. Ik zou
heel graag de toezegging hebben dat daar op z'n minst heel goed naar
gekeken wordt.
Goed dat de minister jongeren in haar hart sluit middels onderwijs, werk
en inspraak. Wil ze ook bevorderen dat kinderen en jongeren een eigen
plek krijgen binnen de programma's voor psychosociale zorg bij
bijvoorbeeld conflicttrauma's?
Dan de tegenhanger van de jeugd, namelijk de ouderen, mensen van 60 jaar
en ouder die in situaties van conflict of armoede zeer kwetsbaar kunnen
zijn. Ook zij verdienen onze aandacht, maar worden in de nota helaas
niet eenmaal genoemd. Heel concreet is mijn vraag aan de minister: wat
doet u voor hen? Is er ook voor hen een strategie? Ik zou graag de
toezegging hebben dat daar nadrukkelijk naar gekeken gaat worden.
Dan het SRGR-beleid. De SGP is blij met bescherming tegen seksuele
uitbuiting. De minister wil binnen beleidsevaluaties systematischer
kijken naar ongeplande effecten. Mijn vraag is: geldt dat ook expliciet
voor door Nederland gefinancierde abortusdiensten?
De SGP steunt de focus van de minister op water en voedsel, want elk
extra mens met toegang tot schoon drinkwater en goede sanitatie telt. Is
zij daarom bereid om te onderzoeken of de Nederlandse Internationale
Waterambitie, de NIWA, van 50/30 verhoogd kan worden naar 75/45?
Voorzitter. Ik wil dan nog heel kort de handelsagenda bespreken. Handel
kan namelijk welvaart produceren, maar heeft wel zijn onschuld verloren.
Ook volgens de IOB is synergie tussen handel en hulp niet
vanzelfsprekend. Mijn vraag is wat de minister anders doet naar
aanleiding van deze IOB-evaluatie. Beaamt zij dat winst niet zomaar
doorsijpelt naar gemarginaliseerde groepen en blijft zij daarom fors
inzetten op brede hulpprogramma's en op het maatschappelijk middenveld?
Dat is nodig om deze groepen te bereiken. Dan krijg ik misschien
tegelijk nog een beetje extra antwoord op de vraag van de heer
Hammelburg.
De voorzitter:
Meneer Stoffer, u bent eigenlijk aan uw spreektijd.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter, ik ben niet bij de tweede termijn, dus misschien mag ik mijn
laatste twee vragen nog stellen? Dan soupeer ik die tijd een beetje op;
ja?
De voorzitter:
Ja.
De heer Stoffer (SGP):
Dank. Ik heb namelijk nog twee concrete vragen op het gebied van handel.
Dat zijn de volgende. Is bescherming van onze maritieme industrie tegen
oneerlijke concurrentie vanuit onder meer China ā ik denk dan aan
prijsdumping ā inmiddels ook topprioriteit? Wil de minister de
meerwaarde onderzoeken van start-up nation Israƫl als prioritair
handelsland nu Nederland zelf een leidend start-upland wil worden? Heel
graag zou ik daar ook een hartelijke toezegging op willen hebben.
Daar laat ik het bij, voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw ⦠O, sorry, de heer Klink
heeft nog een vraag.
De heer Klink (VVD):
Ik heb toch nog een vraag aan de heer Stoffer op het eind. U zei dat
handel zijn onschuld verloren heeft en dat we daar dus wat kritisch naar
moeten kijken. Juist met de laatste twee opmerkingen die u plaatste,
houdt u weer een pleidooi voor het meer faciliteren en bevorderen van
handel, bijvoorbeeld met het door u genoemde Israƫl. Hoe kan ik dat met
elkaar rijmen? Want dat is juist een pleidooi om juist meer te doen voor
handel.
De heer Stoffer (SGP):
Kijk, we hebben helemaal niets tegen handel. Sterker nog, wij zijn er
heel erg voor, maar het moet niet ten koste gaan van anderen. Het is wat
ons betreft prima om het volop te promoten en ook om het zo veel
mogelijk te voeren. Mijn twee vragen bekijkend, denk ik dat de eerste
toch wel gericht was op de vraag of een aantal zaken in de hele
wereldhandel wel goed gaat, met name als je ziet wat er allemaal uit
China komt. Ten aanzien van Israƫl was het de vraag of we daar
win-winsituaties kunnen creƫren. Ik denk dat daar nog veel te halen
valt. Ik was daar afgelopen zomer en ik sprak de ambassadeur daar. Die
zei ook: Chris, Nederland laat in vergelijking met andere Europese
landen best heel veel liggen qua handel met en mogelijkheden in Israƫl.
Vandaar deze vraag. Ik denk dat wij handel graag promoten en dat wij
daarvoor zijn, maar laat het alsjeblieft niet ten koste gaan van mensen
op deze wereld die het een stukje minder hebben. Dus daarom zijn wij
altijd de partij die zegt: wees heel warm, hartelijk en ruimhartig voor
mensen die het moeilijk hebben. Dus vandaar het standpunt: volop handel,
maar laten we ook het geld dat we daarmee verdienen volop gebruiken om
andere mensen het weer beter te laten krijgen. We moeten zeker niet
ergens mensen in de knel laten komen omdat wij denken dat wij er toch
nog even een laatste euro uit moeten persen. Dus daarom zeggen wij: een
warm hart en een koel hoofd.
De heer Amhaouch (CDA):
Het laatste punt van de heer Stoffer, over de maritieme sector,
triggerde mij. Ik pak het begrip maritieme sector even breed. Dat is
voor mij het water, de watersector, scheepsbouw, havens, en al het
overige. Daar is Nederland natuurlijk van oudsher heel sterk in; dat
staat ook in de nota. Op geopolitiek gebied speelt er heel veel. Op het
gebied van klimaat speelt er heel veel. Maar wat verwacht de heer
Stoffer nu van de minister als hij zegt dat die meer prioriteit moet
geven aan de maritieme sector? Ik heb het net zelf gehad over de Chinese
tenders, die zelfs met geld van de Wereldbank of door andere
internationale financiƫle instellingen gefinancierd worden en waarbij
men wegkomt met aanbestedingen die niet voldoen aan de minimale normen
of aan de OESO-richtlijnen. Wat verwacht de heer Stoffer ā ik erken die
prioriteit ā als hij het ministerie vraagt de maritieme sector
wereldwijd beter te faciliteren om die maatschappelijke problemen op te
lossen en om ons geopolitiek beter te positioneren? Want we kunnen de
maritieme sector ook inzetten.
De heer Stoffer (SGP):
Dat is best wel een brede vraag. Het is overigens een hele goede vraag;
dank daarvoor. Maar het is ook een lastig te beantwoorden vraag in die
zin dat ik daar niet het totaaloverzicht op heb. Ik denk dat het
misschien wel een beetje in de lijn ligt van het antwoord dat ik op de,
heel andere, vraag van de heer Klink gaf. Kijk, we moeten ons wat dat
betreft slim positioneren in de wereld. Wat dat betreft moeten we, denk
ik, ook alles uit de kast trekken om ervoor te zorgen dat we onze hele
goede maritieme sector in leven houden en dat we daar wellicht ook hele
goede dingen mee bereiken. Daar kunnen we geld mee verdienen en daar
kunnen we mensen mee aan het werk houden. Maar het moet uiteindelijk
niet zo zijn dat we denken: wij gaan maar mee in een soort tendens die
je vanuit bepaalde landen ziet komen, om dingen oneerlijk en vuil te
doen en ga zo maar door. Het is wat dat betreft dus volop inzetten op
het promoten van die sector, maar uiteindelijk moet je elkaar wel recht
in de ogen kunnen blijven kijken en je afvragen: doen we het wel netjes?
Daar zit misschien ook wel een beetje het effect in dat je probeert
andere mensen in de wereld wat op te voeden. We zijn klein ā dat begrijp
ik ā maar misschien kunnen we wel slimme dingen verzinnen. Ik zag
pasgeleden mooie handelsmissies van onze koning en onze koningin, van de
minister, van de minister-president. Dus ik zou zeggen: pak dat soort
dingen op en pak de maritieme sector daar volop in mee. Ik zie meneer
Amhaouch knikken. Wij zijn het er in ieder geval samen over eens.
Voorzitter, dank.
De voorzitter:
En nou wil de heer Klink weer een vervolgvraag stellen. Nou, dat kan,
heel kort.
De heer Klink (VVD):
Ik zal heel kort zijn. Ik hoop wel dat ik "doen we het wel netjes?" van
de heer Stoffer goed begrijp als het gaat om de maritieme sector. Kijk
eens hoe juist een land als China opereert en hoe het op maritiem gebied
in Europa infiltreert: daar is echt sprake van oneerlijke concurrentie.
Ik hoop dat de vraag aan de minister meer bedoeld was in de zin van:
laten we als Nederland niet naĆÆef zijn, omdat het maritieme cluster zo
belangrijk voor ons is, maar laten we ook als Europese Unie niet naĆÆef
zijn om die sector in de benen te houden. "Laten we het netjes doen":
dat gaat er vooral om dat we een krachtig antwoord hebben op hoe de
Chinezen in Europa opereren. Ik hoop dat de minister dat via de heer
Stoffer ook oppakt.
De heer Stoffer (SGP):
Mocht de heer Klink het anders hebben begrepen: zeker. In die lijn vind
ik dat ook. Overigens vind ik dat als je naar de maritieme sector kijkt,
je zelfs binnen Europa moet kijken. Ik ben ook woordvoerder Defensie en
doe daarbij het onderzeebotendossier. Laten we ook daar erop letten dat
we onze maritieme sector volop blijven promoten. Daar ik nu toch de kans
kreeg, dacht ik: die duw ik er nog maar even bij in.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
We staan het oogluikend toe. Nu is dan het woord aan mevrouw Van
Weerdenburg van de PVV.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Dank, voorzitter. Het heeft even geduurd voordat we dan eindelijk konden
spreken over het beleid dat dit kabinet voorzien heeft op het gebied van
hulp en handel. De PVV was oprecht verbaasd om te zien dat deze
portefeuille was toebedeeld aan de Volkspartij voor Vrijheid en
Democratie. Ik heb het snel even nagezocht, maar volgens mij is het
alweer een flinke tijd geleden ā volgens mij begin jaren tachtig ā dat
er voor het laatst iemand van VVD-huize zat. Aangezien de vorige
missionaire minister van BuHa-OS, nu partijleider van D66 en ook een van
de initiatiefnemers van dit kabinet, de afgelopen vier jaar een ijzeren
grip heeft gehouden op deze portefeuille en een aantal fundamentele
veranderingen heeft doorgevoerd, vroeg ik me af hoe het mogelijk was dat
zij dit in handen van een politieke concurrent kon geven. Maar de
verwarring heeft geduurd totdat de nieuwe beleidsnota van minister
Schreinemacher binnen was, die eigenlijk vrijwel een kopie is van de
vorige. Die had ik nog in de kast liggen. Dat is een van de voordelen
als je al een paar jaar als Kamerlid op deze portefeuille zit: dan heb
je inmiddels een groot archief van allemaal rijkgeĆÆllustreerde brochures
waarin met ronkende bewoordingen uiteengezet wordt in welke bodemloze
putten specifiek het Nederlandse belastinggeld wordt gekieperd.
Overigens wijs ik de minister even op de recent aangenomen motie van
mijn hand en van de heer Van Haga die verzoekt om actieprogramma's en
uitwerkingen van rijksbeleid in Kamerbriefformat aan de Kamer te sturen,
zonder de plaatjes, de foto's, de quotes en de ronkende marketingtaal.
Dat gezegd hebbende ā ik kan natuurlijk ook het nummer wel eventjes
meegeven ā vraag ik of ze daarmee rekening wil houden in het vervolg.
Dan kunnen we namelijk eerder spreken over dit soort nota's. Dan hoeven
ze niet zes weken bij de drukker of de vormgever of whatever te liggen.
Dan heeft de Kamer eerder de informatie en kunnen we eerder hierover
spreken. Dat had wellicht dan nog voor het zomerreces gekund.
Voorzitter. Onze hoop dat een minister van VVD-huize op dit departement
eindelijk eens een einde zou maken aan deze waanzinnige geldsmijterij,
was direct de grond in geboord. Het is ontzettend jammer en een gemiste
kans om iets te doen aan de gapende kloof tussen burger en politiek, die
alleen maar groeit door dit soort beleidsnota's.
Voorzitter. De PVV heeft al ruim vijftien jaar een kristalhelder
standpunt op dit onderwerp. Wij vinden dat Nederlands belastinggeld
ingezet moet worden in Nederland en ten goede moet komen aan Nederlandse
burgers en dat elke burger zelf moet beslissen of hij of zij geld uit
wil geven aan goede doelen. Ons standpunt is nooit veranderd, maar we
doen wel ons uiterste best om dat elke keer weer op een originele of
soms grappige, absurdistische toon voor het voetlicht te brengen, maar
dat wordt wel steeds lastiger. Ik moet bekennen dat het elke keer
mentaal zwaarder wordt om dit soort debatten voor te bereiden en uit te
zitten. Eerlijk gezegd schaam ik mij kapot dat we hier praten over het
wegsluizen van zo veel miljarden Nederlandse belastingeuro's, die op dit
moment ontzettend hard nodig zijn in eigen land.
Nagenoeg alle woordvoerders hier aan tafel zullen louter spreken over de
verdeling van die vele miljarden en een beetje schuiven met miljoentjes
tussen het ene lievelingsprojectje en het andere voorkeursonderwerp. Ze
zullen ontzettend veel medeleven proberen te betuigen met de mensen in
de ontwikkelingslanden en zullen dat schuldgevoel willen afkopen met
deugdollars. Dat geld is niet van hen; dat is opgebracht door de
Nederlandse belastingbetalers, die wellicht zelfs zitten te kijken naar
dit debat, rillend van de kou onder een dikke deken omdat ze geen geld
meer hebben om de verwarming aan te zetten. Misschien hebben die mensen
zelfs honger omdat ze nu de boodschappen al niet meer kunnen betalen of
smeken ze om hulp van de overheid omdat ze in pure armoede terecht gaan
komen. Die overheid deelt hun ijskoud mee dat ze maar moeten accepteren
dat we met z'n allen een stukje armer worden. Die mensen krijgen hier nu
te horen dat hun zuurverdiende belastinggeld wordt besteed in Afrika aan
gendergelijkheid of klimaatonzin of in OekraĆÆne aan infrastructuur. Wat
moeten die Nederlanders wel niet denken? Dat is toch niet te verdedigen?
Hoe is het mogelijk dat iemand van VVD-huize dit wanbeleid kan
verdedigen in een tijd waarin zo veel Nederlandse huishoudens in
ongekend zwaar weer zitten? Is de minister het mij eens dat de noden van
Nederlanders niet ondergeschikt zouden mogen zijn aan die van mensen in
ontwikkelingslanden? Graag een heldere reactie op dit punt.
Tot slot een vraag over het Nederlandse bedrijfsleven. In het kader van
de hulp-voor-handelstrategie en de beweging om private investeringen te
bevorderen in de derde wereld vraag ik me af wat er eigenlijk gebeurt
met de investeringen van Nederlandse bedrijven die vanwege de huidige
situatie met stijgende energiekosten in zwaar weer terechtkomen. Zij
hebben bijvoorbeeld investeringen gedaan in het kader van
klimaatcompensatie om een bepaald CO2-neutraal label te
krijgen of iets dergelijks. Als een ondernemer hier vecht voor zijn
voortbestaan en genoodzaakt is om Nederlandse werknemers te ontslaan of
om de productie stil te leggen om niet failliet te gaan, is die
ondernemer dan nog gebonden aan eventuele gedane investeringen in de
derde wereld? Welk vangnet is er voor zulke ondernemers en wat kan de
minister eventueel meer doen om dergelijke ondernemingen zo snel
mogelijk af te helpen van hun buitenlandse verplichtingen?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag van de heer Thijssen en dan van de heer
Klink.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik ben nog niet zo lang lid van deze commissie als collega Van
Weerdenburg. Daarom stel ik misschien een vraag die ze al vaker heeft
beantwoord. Mijn fractie is het heel erg met de PVV eens dat mensen die
nu in de armoede terecht dreigen te komen of die al in de energiearmoede
zitten, ruimhartig geholpen moeten worden. Daarom ben ik blij dat het
energieplafond werkelijkheid gaat worden. Wij hebben in onze
tegenbegroting aangegeven hoe er nog veel meer hulp naar die mensen kan
gaan. Dat gezegd hebbende zijn wij ook een partij van internationale
solidariteit en zijn er miljarden mensen die moeite hebben om een
enigszins menselijk bestaan op te kunnen bouwen en te kunnen hebben. Ik
vraag me af of de PVV ook die mensen de vrijheid gunt om een goed leven
te hebben.
Ik heb nog een vraag. Als het zo slecht wordt in een bepaald land dat er
bijvoorbeeld conflicten uitbreken en dat er vluchtelingenstromen komen,
bestaat ook de kans dat ze naar Nederland komen. Ik dacht dat de PVV
daar hevig tegen is. Is het dus ook niet in het belang van de PVV om te
investeren in die landen om ervoor te zorgen dat er daar een menselijk
bestaan is, zodat de mensen daar een gelukkig leven kunnen leiden in hun
eigen land met hun eigen cultuur en niet hierheen komen?
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Laat ik beginnen met dat laatste. Het is een discussiepunt op zich of
geld brengen naar een derdewereldland en het opkrikken van het
bestaansniveau van mensen juist niet mƩƩr vluchtelingenstromen
veroorzaakt, maar dat is een discussie die ook in andere commissies
wordt gevoerd. Daar wil ik nu niet heel uitgebreid op ingaan. Natuurlijk
is de PVV niet tegen ontwikkelingshulp. Wij zijn tegen ontwikkelingshulp
van overheidswege. Iedere Nederlander moet zelf uitmaken of hij geld
over heeft en dat wil geven aan een goed doel in de Derde Wereld of voor
de natuur, dieren of wat dan ook. Dat mag iedereen helemaal zelf weten.
De burger zelf heeft het beste inzicht in de vraag of hij het wel of
niet kan missen. Ik vind niet dat wij hier dat moeten besluiten voor zo
veel Nederlanders. Ik vind niet dat wij moeten bepalen dat 6 of 7
miljard hier of daar naartoe moet, omdat wij dat wel kunnen missen. Dat
is namelijk niet zo. Ik heb tijdens de coronapandemie, toen heel veel
ondernemers in zwaar weer zaten, dezelfde discussie gehad met collega's
ter linkerzijde. Ik heb toen gevraagd of we de betalingen niet op z'n
minst even konden opschorten, de ontwikkelingshulp even konden
stopzetten in afwachting van hoe we in Nederland puin konden ruimen.
Daarna zouden wij kunnen bepalen of er nog geld over was. Maar ja, daar
was niemand voor te porren. Het moet allemaal doorgaan. Het lijkt soms
wel alsof collega's aan de linkerkant van de Kamer meer medelijden
hebben met mensen in Afrika dan met hun eigen medeburgers. Dat is voor
de PVV totaal onbegrijpelijk.
De heer Thijssen (PvdA):
Nou, dit werp ik verre van me, want Partij van de Arbeid en GroenLinks
hebben geknokt voor een energieplafond en dat ook voor elkaar gekregen.
Wij hebben een tegenbegroting gepubliceerd en knokken nu bij de Algemene
Financiƫle Beschouwingen voor meer geld voor de mensen die het in
Nederland het hardste nodig hebben. Voor die solidariteit in Nederland
knokken wij iedere dag. Maar wij vinden ook dat er internationale
solidariteit moet komen. Inderdaad, het is heel belangrijk dat wij als
Nederland hier ook geld voor vrijmaken.
De voorzitter:
Dat was geen vraag. De heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Ik vraag mij af of mevrouw Van Weerdenburg weet waar Nederland zich
bevindt in de wereld. Nederland is een internationaal knooppunt. U heeft
net een oratie gehouden om het beleid van Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking, van internationale samenwerking, in de
prullenbak te gooien. Wij moeten het als Nederland voor ons toekomstig
verdienvermogen, voor de banen voor onze mkb'ers, voor iedereen, voor
het welzijn in Nederland, juist hebben van internationale handel. Wij
moeten internationaal met iedereen willen kunnen samenwerken. Als wij
dat niet blijven uitdragen, als wij daar niet op inzetten, dan gaat het
veel slechter worden. Vindt de PVV het een wenkend perspectief om
uiteindelijk minder banen, minder verdienvermogen voor Nederland en
uiteindelijk minder welvaart voor Nederland te hebben? We kunnen heel
erg naar binnen kijken, naar hoe het hier gaat, maar als wij niet in
staat zijn om ons bewust te zijn van onze positie ⦠U zegt dat er al
vijftien jaar een kristalhelder beeld is. In die afgelopen vijftien jaar
is er heel veel veranderd. Alleen al dit jaar is er heel veel veranderd.
Ik vind het heel merkwaardig om maar zo naar binnen te kijken. Mijn
vraag is eigenlijk: wat is het wenkend perspectief om het
verdienvermogen zo naar de knoppen te helpen?
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Ik probeer hier een lijn in te ontdekken. De PVV is helemaal niet tegen
handel, ook niet tegen internationale handel. Sterker nog, we zijn een
heel groot voorstander van hele mooie bilaterale handelsverdragen met
elk land ter wereld waarin we precies kunnen bepalen wat het beste is
voor onze Nederlandse ondernemers. Waar wij ons tegen keren, is de
ontwikkelingshulp. Ik probeer het echt, maar ik zie niet in wat het voor
het Nederlands verdienvermogen betekent als wij 300 miljoen wegsmijten
in Mali. Dat geld komt terecht in de diepe zakken van Afrikaanse
dictators, die hun bevolking onderdrukken. Ik noem Mali niet toevallig.
We hebben er meerdere malen over gesproken hoe het daar is misgegaan. Je
zou denken dat de Nederlandse overheid daarvan leert, maar nee. Daar heb
ik het over. Als u zo'n voorstander bent van hulp en handel, begrijp ik
het niet dat er geen enkele wil is om ervoor te zorgen, om te checken,
om te controleren of dat geld goed terechtkomt en of het daadwerkelijk
helpt. We hebben het al jarenlang over miljarden aan hulp die niet helpt
en waarvan we eigenlijk niet eens willen weten of het helpt. Gooi maar
in de grote pot bij de VN. Ze doen er wel wat mee. Het komt daar vast
wel ergens terecht en het is wel goed. Ondertussen worden lokale
bevolkingen onderdrukt met ons geld, worden Israƫlische meisjes
kapotgeschoten met raketten die van ons geld zijn gekocht. Sorry, maar
daar gaat de PVV echt geen verantwoordelijkheid voor nemen.
De voorzitter:
Nee, meneer Hammelburg. O, een punt van orde. Daar was ik al bang
voor.
De heer Hammelburg (D66):
Er wordt hier zo'n feitelijke onjuistheid gebezigd, namelijk dat de
Nederlandse overheid zou hebben bijgedragen aan de raketten van Hamas.
Dat is echt klinkklare onzin. Als er zoiets wordt gezegd, moet het
bewezen worden in dit debat. Anders zie ik dat echt als een vals feit
dat niet thuishoort in dit huis.
De voorzitter:
Dat heeft u nu gezegd. We gaan verder met de heer Ceder van de
ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Met welk doel bedrijven wij handels- en
ontwikkelingspolitiek? Dat vroeg ik mij af tijdens het lezen van de
beleidsnota van de minister. Zij beschrijft terecht de grote uitdagingen
waar deze tijd ons voor stelt. Twee jaren van coronacrisis en
klimaatverandering maken daarbij pijnlijk duidelijk hoe internationale
ongelijkheid onze relaties met het globale zuiden beheerst. Deze diepere
analyse van de problematiek ontbreekt echter wel in de nota. Met de
titel "Doen waar Nederland goed in is" lopen wij het risico onze eigen
economische belangen voorop te plaatsen, in plaats van ook de noden en
behoeften van anderen. Hebben wij met corona niet gezien dat we daarmee
ook onszelf raken?
Het beleid van de minister zou gericht moeten zijn op het doorbreken van
de eerdergenoemde systemen van ongelijkheid, in het bijzonder met oog
voor de meest kwetsbaren. Niet voor niets heeft het coalitieakkoord het
kabinet de opdracht meegegeven om een grotere bijdrage te leveren aan
het bereiken van de SDG's. Het wekt dan ook mijn verbazing dat de
SDG-toets als onderdeel van het integraal afwegingskader ā dat was een
motie van mijn hand ā niet in de nota wordt genoemd of verdere invulling
krijgt. De brede agenda van de SDG's beperkt zich niet tot de
beleidsterreinen van deze minister, maar is juist breder. Is de minister
bereid om de rol van aanjager in dit kabinet op zich te nemen en haar
collega's ook actief aan te spreken op de impact van hun beleid op het
globale zuiden?
Dat dat zo ontzettend hard nodig is, blijkt wel uit het onlangs
gepubliceerde Sustainable Development Report. Dit jaarlijkse rapport
concludeert dat ons land vrijwel de grootste negatieve effecten heeft op
het vermogen van andere landen om de SDG's te behalen. Slechts drie
landen doen het slechter dan Nederland. Hoe reageert de minister hierop?
Hoe gaat zij zich er in deze kabinetsperiode concreet voor inzetten om
de Nederlandse prestatie op dit gebied significant te verbeteren? Dat is
voor de ChristenUnie wƩl nodig. De fractie van de ChristenUnie is ervan
overtuigd dat hier vooreerst en vooral een kritische blik op het eigen
beleid nodig is. Ik roep de minister dan ook op om de door haar
aangekondigde herziening van het actieplan beleidscoherentie voor
ontwikkeling aan te grijpen om onze koers bij te stellen.
Voorzitter. De wens van de minister om buitenlandse handel en
ontwikkelingssamenwerking nauw met elkaar te combineren, brengt mij bij
imvo-wetgeving. De minister schrijft terecht dat imvo-wetgeving een
belangrijke tool is om internationale waardenketens te verduurzamen en
de SDG's te behalen. Voor de ChristenUnie is wetgeving op dit gebied,
zoals het IOB-rapport ook schrijft, de brug die hulp en handel met
elkaar verbindt. Zoals u weet, zijn wij met een aantal partijen ook met
een wetsvoorstel bezig. Juist nu het bedrijfsleven in de visie van de
minister een sleutelrol speelt, moeten zowel het Europese voorstel als
de nationale wetgeving voldoende krachtig zijn om bedrijven in staat te
stellen de mensenrechten, de arbeidsrechten en het milieu te waarborgen.
Het voorstel van de Europese Commissie voldoet daar op dit moment niet
aan. De minister geeft aan dat nationale wetgeving gebaseerd zal zijn op
het Europese voorstel. Voor de fractie van de ChristenUnie is het van
groot belang dat de Europese, maar ook zeker de nationale wetgeving in
lijn zal worden gebracht met de OESO-richtlijnen. Kan de minister deze
belangrijke toezegging dan ook doen?
Voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat de minister veel goeds verwacht
van het Nederlandse bedrijfsleven. Dat hopen wij ook. In de reactie op
Kamervragen over de nota schrijft de minister dat haar gƩƩn gevallen
bekend zijn waarin internationale handel door Nederlandse bedrijven
structureel nadelige gevolgen had voor buitenlandse markten. Maar deze
gevallen zijn er wel degelijk. Zo verstoort dumping van goedkoop
melkpoeder de lokale markt in Burkina Faso en gebeurt hetzelfde met
bijvoorbeeld kippenvlees in Ghana. Daarnaast zorgt het Nederlandse
belastingverdrag met Uganda ervoor dat dat land miljoenen per jaar
misloopt. Hoe duidt de minister deze voorbeelden in het licht van haar
uitspraak? Hoe gaat zij zich inzetten om deze nadelige gevolgen te
beperken? En is zij bereid om deze uitspraak te corrigeren?
Voorzitter. Ik heb nog twee punten. De ChristenUnie kijkt ook kritisch
naar het voornemen van de minister om 70% van de opdrachten binnen de
DRIVE- en D2B-programma's exclusief uit te laten voeren door Nederlandse
bedrijven. Is het niet onverstandig om hier specifiek een streefcijfer
aan te verbinden? Voor de ChristenUnie spreekt het voor zich dat de
uitvoering door lokale bedrijven altijd de voorkeur moet hebben. De
ontwikkelingsbehoefte van ontwikkelingssamenwerking moet centraal staan,
zoals de IOB-evaluatie omschrijft. Gebonden hulp leidt tot
afhankelijkheid en is niet effectief, zo wijst het verleden uit. Is de
minister bereid haar plannen op dit vlak aan te passen? Afhankelijk van
het antwoord overweeg ik een motie in te dienen.
Voorzitter. Als het om de 25 prioritaire markten voor handel ...
De voorzitter:
Wilt u afronden, meneer Ceder?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Onder deze prioritaire markten bevinden zich ook China, Saudi-Arabiƫ en
de Verenigde Arabische Emiraten. In het coalitieakkoord is echter
afgesproken dat mensenrechten een belangrijke pijler zijn in
buitenlandbeleid. Ik zie dat mensenrechten geen onderdeel waren van de
criteria op basis waarvan deze 25 landen zijn geselecteerd. Kan de
minister dit uitleggen en ook kijken of zij dit kan meenemen?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan is er nog een vraag van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik hoor een aantal kritische noten van de heer Ceder, met name over de
SDG's, namelijk dat Nederland dat niet zo goed zou doen. Zoals ik ook in
mijn opening zei, zijn onze opgaven op het gebied van hulp en handel
iets voor het ministerie, het bedrijfsleven en ngo's om samen te doen.
Op welk gebied denkt de heer Ceder dat het niet goed gaat?
Dan het tweede, iets wat ik zelf belangrijk vind. Gelukkig hebben we ook
dingen die ons binden, in dit geval SDG 8. Als we het hebben over hulp
en handel is SDG 8, namelijk fatsoenlijke banen en een eerlijke
economie, heel belangrijk. Wat zou de heer Ceder graag willen zien
waardoor wij SDG 8 met de partijen die ik net allemaal noemde nog beter
tot zijn recht kunnen laten komen?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat is een goede en terechte vraag. Zoals ik net aangaf, doet Nederland
zijn uiterste best om de SDG-doelen te behalen; dat is goed. Maar we
hebben een blinde vlek: op het vlak van de grootste negatieve effecten
op het vermogen van andere landen om de SDG's te behalen, doen slechts
drie landen het slechter. Aan de ene kant doen we dus veel, maar de
manier waarop wij omgaan met andere onderdelen of waarop wij ons
verhouden tot de rest van de wereld zorgt ervoor dat andere landen
moeilijker in staat worden gesteld om die doelen te behalen. Daar heb je
per saldo wereldwijd niet zo veel aan. Wat niet goed gaat, is dus dat
slechts drie landen een negatievere voetafdruk hebben dan Nederland.
Daar mogen we best stappen in zetten. Ik vind dat we daar ambitieus in
mogen zijn. Ik vind dat daar een verbetering van nodig is, om in ieder
geval uit het rechterrijtje te stappen. Ik hoop dat het CDA het ermee
eens is dat het goed zou zijn om dat te doen.
Dan SDG 8. Uiteraard zijn wij voor een actieve en robuuste
handelspolitiek. Wat we echter wel zien, is dat wij door
belastingverdragen en handelssystemen andere landen heel vaak
tekortdoen. Ik verwijs ook naar de negatieve effecten op het behalen van
de SDG's die ik net noemde. Op die concrete punten zouden het
bedrijfsleven en de overheid moeten partneren. Ik heb het dus over de
structuren, over handelssystemen en uitdrukkelijk ook over belasting. Ik
heb net het voorbeeld van Uganda genoemd. Ik denk dat je zo toch een
bruisende handel kan hebben. Ik ben voor handel door het bedrijfsleven
met het buitenland. Daar zijn we niet tegen. Maar volgens mij kan het
eerlijker, duurzamer en op een manier waardoor de wereld er beter van
wordt. Daar zet ik me graag voor in.
De voorzitter:
EƩn korte vraag van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Ook hier weer een beetje zwart-wit, want we zitten hier af en toe om het
een beetje scherp te positioneren: als ik van een afstand naar de heer
Ceder zou luisteren, dan lijkt het alsof Nederland een piratenland is
dat de wereld over struint en op allerlei continenten alles wegrooft,
met een grote voetafdruk, en dan weer naar huis komt. Maar mijn indruk
is dat ze ons heel graag zien, ook als we met deze commissie op
werkbezoek gaan, bijvoorbeeld naar Uganda, Ethiopiƫ, Rwanda of Colombia.
Als wij projecten bezoeken, roemen ze de samenwerking met de
universiteit Wageningen. Als zij het over agrofood hebben, roemen ze wat
voor werk onze zaadveredelaars doen op zo'n continent. Zet de heer Ceder
dus niet een beetje te veel het beeld neer dat hij weliswaar ook voor
handel is, maar dat we heel slecht bezig zijn en dat het anders moet? Of
zijn we goed bezig maar hebben we nog wel wat stappen te zetten op een
aantal punten?
De voorzitter:
Helder. De heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb net geprobeerd te zeggen dat wij goede stappen zetten. Ik heb het
over de aankondiging van imvo, over bewustwording, over internationaal
sociaal-maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat zijn goede punten.
Ik spreek ook bedrijven die zich daarvoor inzetten. Daar ben ik
hartstikke trots op en blij mee. We doen het dus goed. Laat ik dat
vooropstellen. Volgens mij heb ik dat ook geprobeerd te zeggen. Wat ik
echter in de reactie van het CDA hoor, is denk ik ook wel symbolisch
voor misschien het kabinetsvoornemen. Want als ik de beleidsnota lees,
dan zie ik dat er toch echt wel sprake is van een blinde vlek. Aan de
ene kant doen we goede dingen ā daar moeten we trots zijn op en dat
moeten we blijven doen ā maar aan de andere kant kunnen we niet
wegkijken van de feiten, namelijk dat weinig landen op aarde een grotere
negatieve voetafdruk hebben dan Nederland. We zijn een klein land. Daar
moeten we gewoon rekenschap van geven. We moeten daar
verantwoordelijkheid voor dragen. Als u daarin met uw woorden een andere
balans zou willen zoeken, dan is dat prima en dan kunnen we het daarover
hebben, maar de reactie die ik net hoorde, is denk ik exemplarisch voor
wat ik ingewikkeld vind als kabinet. Dat is die blinde vlek. We doen het
goed, maar laten we die blinde vlek opheffen en kijken waar het beter
moet. Als we het op drie na slechtste land zijn als het gaat om de
negatieve voetafdruk, dan vind ik dat we dat ook mogen zeggen. Ik vind
dat we daar ambitie op mogen tonen. Want ook dat is Nederland.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van mevrouw Krƶger.
Mevrouw Krƶger (GroenLinks):
Ik kan me geheel vinden in de analyse dat Nederland een van de landen is
met de grootste en schadelijkste voetafdruk wereldwijd, ook historisch
gezien overigens. Mijn vraag is hoe de ChristenUnie kijkt naar hoe we
als Nederland een rol zouden moeten spelen in de
loss-and-damagesdiscussie over klimaatfinanciering bij de aankomende
COP. Daarbij wordt eigenlijk gezegd: als landen met een historisch hoge
uitstoot moeten we echt gaan betalen voor de schade die wij veroorzaakt
hebben in de landen die nu het hardst getroffen worden. Dat staat los
van de OS-budgetten.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Volgens mij heb ik in mijn bijdrage aangegeven dat wij, gezien de
urgente uitdagingen in de wereld, de nodige stappen moeten zetten. Ik
heb het net gehad over handelssystemen, over belasting en over onze
verhouding met andere landen. Ik denk dat wij richting de COP daarover
het gesprek moeten aangaan. U vraagt wat wij daarmee gaan doen. Als ik
eerlijk ben, heb ik daar niet klip-en-klaar een antwoord op. Dat heeft
er ook mee te maken dat ik alles nog moet bestuderen en wegen. Maar
volgens mij hoorde u mij in mijn bijdrage wel zeggen dat we stappen
mogen zetten in het systematische. Ik ga dat dus wegen. Dat is het
eerlijke antwoord dat ik u kan geven. Daar kan ik ook nog niet op
vooruitlopen.
De voorzitter:
Yes? Dan gaan we over naar de heer Hammelburg van D66. Hij heeft zes
minuten spreektijd.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. U benoemt dat omdat ik u nog appte met de vraag:
hoelang heb ik ook alweer? Dus dank! Laat ik van mijn kant, vooraf aan
mijn bijdrage, beginnen met een zeer groot dankwoord aan alle
maatschappelijke organisaties en het Nederlandse bedrijfsleven. We
hebben voorafgaand aan dit debat veel brieven en informatie ontvangen.
Zoveel heb ik er nog nooit gehad. Ik wil vanwege de factsheet ook een
dankwoord schenken aan de externe wetenschappers en ook aan de
onderzoekers van de Directie Internationaal Onderzoek en
Beleidsevaluatie, de IOB. Zij hebben ons echt ontzettend veel inzicht
gegeven in de effectiviteit van ons handels- en ontwikkelingsbeleid, met
daarbij alle suggesties om ons beleid sterker, beter en effectiever te
maken. Dat mag gezegd zijn.
Voorzitter. Vandaag bespreken we de koers van dit beleid voor de komende
jaren. Het goede nieuws is dat we er 0,5 miljard extra bij hebben
gekregen om te investeren in ontwikkelingssamenwerking. We maken meer
werk van de wereldwijde aanpak van klimaatverandering, we helpen meer op
het gebied van humane opvang van asielzoekers in andere regio's van de
wereld en we investeren meer in seksuele gezondheid en in de rechten van
vrouwen, meisjes, lhbtiq+ en journalisten.
Voorzitter. Bij het lezen van de nieuwe beleidsvoornemens zien we echter
een grote focus op een zogeheten nieuwe prioriteit van deze minister.
Dat is het combineren van handel en hulp. Ik leg de nadruk op
"zogeheten", want naar mijn idee is dit beleid al eerder ingezet. Het is
niet nieuw. Het gaat om projecten ingezet onder Rutte I en Rutte II,
waarvan nu uit een evaluatie blijkt dat die hun doel niet helemaal
hebben bereikt ā dat is mild uitgedrukt ā en dat het echt substantieel
anders moet om bij te dragen aan ontwikkeling. Ik ben niet de eerste
partij die dit nu benadrukt. Er zijn er al twee voor mij geweest, of
eigenlijk drie, want de heer Stoffer volgens mij ook. Ik vermoed dat er
zo meteen ook nog een aantal anderen zijn die hier iets over zullen
zeggen. Dit geƫvalueerde beleid wordt verder uitgebreid en wordt nu ook
nog zo vormgegeven dat van de subsidies voor lokale projecten en lokale
bedrijven 70% van het geld terugstroomt naar Nederlandse bedrijven.
Bovendien komt een groot deel terecht in landen die helemaal geen
ontwikkelingsland zijn, maar een middeninkomensland. Het draagt niet bij
aan de langetermijndoelen van het ontwikkelingsbeleid en het bereikt
vooral elites en nauwelijks de allerarmsten. Dit verzin ik niet. Dit
staat in het IOB-evaluatieonderzoek. Het staat er wat milder, maar het
staat er wel.
Voorzitter. Daarmee lijkt dit deel van het beleid een wassen neus. Het
is geen ontwikkelingsbeleid waarmee we ons doel nastreven van politieke
stabiliteit en een veilige wereld zonder armoede, maar gewoon meer steun
voor het Nederlandse bedrijfsleven. Dan zeg ik ook maar snel: begrijp me
niet verkeerd, het Nederlandse bedrijfsleven is de motor van onze
economie. Een derde van onze banen hebben we te danken aan de risico's
die Nederlandse ondernemers elke dag weer nemen door internationaal te
handelen. Die hebben we te danken aan mensen die keihard werken, vroeg
opstaan en hard doorwerken voor onze welvaart, ons geluk, maar ook voor
de welvaart en het geluk van velen buiten Nederland. Dat mag echt gezegd
worden. Dat moet hier gezegd worden. Maar vandaag hebben wij het over de
besteding van dat bescheiden deel van ons nationaal inkomen dat wij
Nederlanders willen inzetten voor de ontwikkeling in andere landen.
Sommigen willen dat uit solidariteit, sommigen omdat ze zien dat
stabiliteit ook in het belang is van Nederland en onze veiligheid in
Europa. De heer Klink zei het al: Nederlanders willen dit. Dan klopt het
gewoon niet dat de minister nu zegt dat we precies met dat geld iets
anders gaan doen, en dan ook nog iets waarvan onze eigen onderzoekers en
wetenschappers van buiten nu hebben gezegd: dit beleid staat op zichzelf
en bereikt zijn doel niet. Dat wil zeggen: we geven ons belastinggeld
uit aan iets wat niet werkt.
Dezelfde fundamentele kritiek kunnen we hebben op de beleidsvoornemens
voor de klimaataanpak. Dan ben ik iets milder, maar toch heb ik daar
kritiek op. Ik zie een disbalans tussen klimaatmitigatie aan de ene
kant, met geld voor de private sector, in plaats van adaptatie. Wat
bedoel ik daarmee? Zonnepanelen voor middeninkomenslanden in plaats van
dijken in Rwanda waardoor mensen niet verdrinken, niet omkomen van de
honger en conflicten niet weer dreigen uit te breken.
Voorzitter. We weten hier in Nederland heel goed wat wƩl nodig is. We
weten wat wƩl werkt: investeren in klimaat, in stabiliteit in regio's
waar oorlog heerst en mensen massaal op de vlucht slaan, in seksuele
gezondheid en rechten. Dat zijn prioriteiten waarvan we weten dat iedere
euro die geĆÆnvesteerd wordt ā¬3 tot ā¬4 oplevert. Het is bewezen, het is
aangetoond en het is nodig.
Voorzitter. Ik wil dat de minister aantoont waarom het voorgestelde
beleid wel zou werken. Als dit niet zo is, dan wil ik dat de ruim 600
miljoen euro geĆÆnvesteerd wordt in echte duurzame ontwikkeling of dat ze
het beleid aanpast op basis van de IOB-evaluatie. Als ze er dan echt mee
wil doorgaan, wil ik dat ze het dekt uit handelsbudgetten en niet uit
ontwikkelingsbudget.
Voorzitter. Dan had ik een voorbereiding over een motie van mij en de
heer Van der Lee van vorig jaar, die is aangenomen in de Kamer, over het
vergroenen van alle handelsinstrumentaria in lijn met Parijs en Glasgow.
Ik had daar een stukje voor voorbereid. Drie kwartier voor dit debat
kregen wij een brief van vijf pagina's. Ik heb hem niet kunnen lezen. Ik
denk mijn collega's ook niet. Ik kan daar nu dus ook niks over zeggen.
Ik vind dit ontzettend naar. We hebben het hier over het beleid van de
komende jaren. Dit heeft al heel lang geduurd. Dit is een motie van 50
weken geleden, zeg ik uit mijn hoofd. We hebben in april een
voortgangsbrief gehad. We hebben nu informatie die ik nog niet heb
kunnen inzien. Ik vind dit niet democratisch. Ik vind dit heel erg
ingewikkeld. Ik wil dan ook op z'n minst dat de minister op 16 november
aanwezig is bij het debat van de commissie voor Financiƫn over de
exportkredietverzekeringen. Dan maken we er maar een gecombineerd debat
van, want ik wil hier apart over kunnen debatteren met de
minister.
Tot slot, voorzitter. In een leven voordat ik de Kamer inging, heb ik de
minister leren kennen als Europarlementariƫr die voorvechter was voor
lhbtiq+-rechten in Europa en de rest van de wereld. Zo zag ik haar vorig
jaar op het Homomonument in Amsterdam tijdens een demonstratie tegen een
serie Hongaarse acties en wetten die het recht op informatie over
homoseksualiteit en toegang tot toegankelijke genderregistratie zomaar
teniet zouden doen. De minister sprak zich toen ontzettend fel uit en
duidelijk vóór gelijke rechten voor homoseksuelen, lesbiennes en trans
personen. Nu in de zaal hiernaast, gisteravond en vandaag, wordt de
Nederlandse wet besproken die de rechtspositie van trans personen
aanzienlijk verbetert en hun het zelfbeschikkingsrecht geeft waar zij
gewoon recht op hebben. Mijn vraag aan de minister is: als deze wet,
waar het kabinet zich achter heeft geschaard, het niet zou halen, wat
zijn dan de negatieve consequenties daarvan voor de boodschap die wij
als Nederland stelselmatig in het buitenland uitdragen als wij opkomen
voor gelijke rechten van lhbtiq+? Ik krijg nu op dit moment al van heel
veel mensenrechtenverdedigers uit meerdere landen de vraag: wat is er in
Nederland aan de hand, wat gebeurt er in de Tweede Kamer?
De voorzitter:
Wilt u afronden, meneer Hammelburg?
De heer Hammelburg (D66):
En wat betekent dit voor de effectiviteit van jullie steun aan ons, nu
en in de komende jaren?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een vraag van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het is heel goed dat D66 net als de Partij voor de Dieren zo kritisch is
op gebonden handel en gebonden hulp, want die komt inderdaad niet
terecht bij de mensen die het nodig hebben.
Mijn punt is een andere. Ik heb een vraag over vrijhandel, want ik dacht
dat D66 daar vast over zou beginnen. Het verbaast mij dat D66, een
partij die toch zegt te staan voor duurzaamheid en vergroening, nog
steeds een voorstander is van vrijhandelsverdragen en dan met name
Mercosur. We hebben het net in het debat al even gehoord van de heer
Stoffer: de FNV, de boerenorganisaties en de akkerbouwvakbond in
Nederland zeggen gewoon dat dit leidt tot oneerlijke concurrentie voor
de Nederlandse boer. We hebben gezien dat de Nederlandse boer het al
heel lastig heeft, ook door het nieuwe stikstofbeleid en de
stikstofcrisis. Ik weet dat D66 wil dat de boeren omschakelen, maar
waarom steken ze die mensen dan met Mercosur een mes in de rug? Waarom
zegt D66 niet "we trekken die steun in"?
De heer Hammelburg (D66):
Bedankt voor deze vraag. Het is ook een discussie die uw
fractievoorzitter heeft gehad tijdens de Algemene Beschouwingen met mijn
fractievoorzitter, Jan Paternotte. Het is een terugkerend debat, dat ook
wij hebben.
Voorzitter. Laat ik vooral ten eerste opmerken dat mij bij deze
interruptie wel opvalt dat de Partij voor de Dieren zelf het
stikstofbeleid steunt. Ik vind de vraagstelling daarom een wat vreemde.
Maar als ik antwoord moet geven, dan zeg ik, en dat zal ik altijd
blijven herhalen, dat handel wordt gedreven. En daar zitten rauwe
randjes aan. Handel levert welvaart op, in Nederland en in het
buitenland. Het sijpelt ook wel een beetje door, alhoewel het
trickledowneffect niet heel sterk is. We geven dat eerlijk toe. Maar het
zorgt voor ontwikkeling aan alle kanten van de Oceanen.
Dat neemt niet weg dat er ook rauwe randjes aan zitten en daar moeten we
ontzettend scherp op zijn. Handelsverdragen uit het verleden hebben ons
geleerd dat we voor handelsverdragen van de toekomst veel beter naar
eerlijkheid en duurzaamheid moeten kijken. En dat is ook wat we doen.
Dat is ook wat we willen. Maar laat ik ook het volgende vooropstellen:
als we ons terugtrekken achter de dijken en ons terugtrekken uit alle
handelsverdragen en alle discussies daarover, dan zitten we niet meer
aan tafel om mee te praten over eerlijke handel en duurzame handel. Dan
laten we mensen in andere landen juist in de steek in plaats van dat we
ze helpen.
Ik zeg ook weleens: D66 is voor duurzame groei en niet voor duurzame
krimp. Wij willen ook niet de banen in het buitenland van mensen
afpakken en de bestaanszekerheid van mensen in het buitenland afpakken.
En dat is wel elke keer wat ik in het voorstel van de Partij voor de
Dieren hoor als het over handelsverdragen gaat. Ik vind dat heel
makkelijk geredeneerd vanuit Nederland, vanuit deze zachte bankjes hier
in Den Haag, terwijl mensen brood op de plank nodig hebben en echt ook
geld moeten verdienen om te kunnen eten en te kunnen leven. Laten we het
daar dan ook eerlijk over hebben. En dan is handel echt de weg vooruit.
We moeten kritisch zijn, maar we moeten wel vooruit.
De voorzitter:
Nog een korte vervolgvraag van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik hoor een heel pleidooi, maar ik hoor geen antwoord op mijn vraag.
Volgens mij is die heel eenvoudig. Mercosur ligt er. Er is sprake van
een stikstofcrisis. Boeren hebben het zwaar en moeten nu gaan
omschakelen. De Partij voor de Dieren is inderdaad voor die
omschakeling. Het kabinet erkent eindelijk dat het anders moet. Maar
mijn vraag was dus simpel: vindt de heer Hammelburg ook niet, net als de
Partij voor de Dieren, dat we boeren in deze tijd niet kunnen opzadelen
met oneerlijke concurrentie en dat we daarom nee moeten zeggen tegen dat
Mercosurverdrag?
De heer Hammelburg (D66):
Twee dingen. Het Mercosur-verdrag is er nog niet, in tegenstelling tot
wat mevrouw Teunissen altijd zegt. Dat is het eerste. Ten tweede zit er
in ieder handelsverdrag ā CETA laat dat ook zien ā ook voor de
agrarische sector in Nederland behoorlijk wat voordelen en behoorlijk
wat groei. De heer Amhaouch had volgens mij ook een voorbeeld. Hij had
het over kaas. Nou weet ik daar toevallig niet het fijne van, maar als
je kijkt naar de algehele cijfers van een verdrag als CETA, dan zie je
grosso modo groei, ook voor de agrarische sector.
De voorzitter:
Dank u wel. O, mevrouw Van Weerdenburg heeft nog een vraag.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Dat was een onnavolgbare redenering en ik wil mevrouw Teunissen dan ook
wel even bijvallen. Ik hoor de collega van D66 letterlijk zeggen: we
willen geen bestaanszekerheid afpakken van mensen in het buitenland.
Maar ik constateer dat D66 geen enkele moeite heeft met het afpakken van
de bestaanszekerheid van Nederlandse boeren. Ik vind dat best wel een
schokkende conclusie.
De heer Hammelburg (D66):
Dat is een conclusie die ik niet deel, maar dat mag u niet
verrassen.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we nu door, op volgorde van binnenkomst, met mevrouw
Koekkoek van Volt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. De nota lijkt op het eerste gezicht echt een prima
nota met veel mooie voorstellen, waarbij jeugdparticipatie,
verduurzaming en digitalisering centraal staan. Dat is natuurlijk alleen
maar aan te moedigen en toe te juichen. Maar mijn zorg zit ā dat hebben
andere partijen ook benoemd ā bij het "hoe", dus bij de concrete
uitvoering van deze plannen en de verwachte langetermijnconsequenties
van dit beleid. Die ontbreken namelijk op veel punten nog.
Tegelijkertijd lijken andere ondersteunende stukken te suggereren dat
handel, winstbejag en investeringen het uitgangspunt zijn, en
ontwikkelingssamenwerking niet. In mijn optiek moet dat nou net anders.
Handel moet in de eerste plaats ontwikkeling en verduurzaming
stimuleren, niet andersom. Als beleidsmakers moeten we de realiteit van
groeiende ongelijkheid, de klimaatcrisis en verandering van het
politieke speelveld erkennen. Dit vergt een structureel andere manier
van kijken naar handel en ontwikkeling. Economische groei gaat daarbij
altijd samen met duurzaamheid en inclusiviteit.
Het IOB-rapport, dat al een aantal keer genoemd is, zegt dat ook. Het
blijkt dat integratie van handel en investeringen met
ontwikkelingsdoelstellingen weinig resultaat heeft opgeleverd, niet
duurzaam was en in veel gevallen de ongelijkheid juist vergrootte in
plaats van verminderde. Sterker nog, Nederland mist de schaal en de
expertise om het investeringsklimaat in lage- en middeninkomenslanden te
versterken. Desondanks wordt er in de nota nauwelijks aandacht besteed
aan de mogelijkheden die gezamenlijke Europese financiering onder de
paraplu van Team Europe biedt om dit te ondervangen. Daar gaat mijn
eerste vraag aan de minister over. Hoe gaat de minister het Nederlandse
hulp- en handelsbeleid integreren met de aanpak van Team Europa om zo
meer impact te behalen op de ontwikkelingsdoelstellingen? Dat lijkt me
namelijk effectiever, slimmer en beter.
Daarnaast zien we dat de integratie tussen BuHa-OS en andere
beleidsdomeinen achterblijft. Daardoor worden SDG's en
klimaatstandaarden niet integraal meegenomen op andere beleidsterreinen,
zoals klimaatbelastingen of handel. Daarom heb ik daar een aantal vragen
over. Kan de minister toezeggen dat de Kamer nog voor de
begrotingsbehandeling middels een brief wordt geĆÆnformeerd hoe het
Nederlandse handelsbeleid internationale en Europese afspraken over het
klimaat, milieu, biodiversiteit, mensen en arbeidsrechten versterkt? Kan
de minister toezeggen bij het actieplan beleidscoherentie voor
ontwikkeling met een analyse te komen van de grondoorzaken van de
verschillende crises? Op welke wijze kan er door verschillende
ministeries beter samengewerkt worden om crises te bestrijden?
Voorzitter. Zoals ik al zei: het uitgangspunt is mooi, maar de manier
waarop moet echt anders. Er is echter gelijkwaardigheid nodig in onze
handelsrelaties. Daarmee bedoel ik dat we moeten luisteren naar de
behoeften van handelspartners en dat landen zelf de vrijheid hebben om
hun markt te laten ontwikkelen en, waar nodig, af te schermen tegen
goedkope, gesubsidieerde buitenlandse producten. We moeten voorkomen dat
het Nederlandse handelsbeleid ertoe leidt dat Nederlandse bedrijven met
behulp van staatssteun lokale bedrijven uit de markt concurreren. Dat is
in het verleden wel gebeurd.
De Nederlandse investeringen in ontwikkelingslanden, gesteund door de
Nederlandse Staat, zouden juist te allen tijde moeten bijdragen aan
duurzame economische ontwikkelingen in de ontvangende landen. Zo zou
Nederland in duurzame industrieƫn van Afrikaanse landen kunnen
investeren in plaats van louter te exporteren. Daar is de lokale
economie namelijk bij gebaat en zo worden ruwe grondstoffen niet
structureel weggehaald uit Afrikaanse landen. Het is bovendien ook
duurzamer. Zo gaat momenteel bijvoorbeeld 40% van de energie bij
groenewaterstofexport uit Namibiƫ verloren. Helaas is het voor Europese
bedrijven niet gemakkelijk om financiering te krijgen voor projecten in
Afrika, vanwege het verwachte hoge risico. Daarbij is de drempel voor
lokale mkb'ers en ngo's te hoog om buitenlandse financiering aan te
vragen, zoals hernieuwbare-energieprojecten. Daarom vraag ik aan de
minister: hoe zorgt het Nederlandse handels- en
ontwikkelingssamenwerkingsbeleid ervoor dat financiering en
investeringen ten goede komen aan de lokale economie, uitgaande van een
trickle-upmodel?
De voorzitter:
Wilt u gaan afronden, mevrouw Koekkoek?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Als laatste, voorzitter, zouden investeringen van het ODA-budget in het
internationale en Nederlandse bedrijfsleven moeten voldoen aan de hoge
toelatingscriteria, waaronder imvo-wetgeving die ten minste voldoet aan
de OESO-richtlijnen en de ontwikkelingsrelevantie. Ik hoor graag een
reactie hierop van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee is het woord aan de heer Klink van de VVD. Hij heeft
zeven minuten spreektijd.
De heer Klink (VVD):
Dank u, voorzitter. Goed om te zien dat deze zaal zo vol is, met zo veel
Kamerleden. Dat hebben we lang niet gezien bij behandelingen van de
commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ook zit
de zaal helemaal vol.
Voorzitter. De leden van de VVD-fractie zijn tevreden met de beleidsnota
Doen waar Nederland goed in is. De nota voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking bevat meer pragmatisme, meer focus op handel
en investeringen, en heeft aandacht voor onderwerpen waar Nederland goed
in is. Wat de VVD-fractie betreft is Nederland goed in voedsel, water,
seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, dus de SRGR, en
internationaal recht. De kennis, kunde en liberale waarden van Nederland
zijn ontzettend belangrijk om problemen elders in de wereld te agenderen
en op te lossen, en het verdienvermogen van Nederland te
vergroten.
De VVD-fractie vraagt graag aandacht voor de huidige geopolitieke
ontwikkelingen aan de randen van Europa. Stabiliteit en vrede in en
rondom Europa zijn ook van belang voor de veiligheid, het welzijn en de
welvaart van de Nederlanders. Dit laatstgenoemde zou volgens ons de
prioritering van investeringen moeten beĆÆnvloeden. Daarom is ook de
vraag aan de minister in verband met de actualiteit: op basis van welke
criteria worden landen geprioriteerd in het OS-beleid? Zo staat in de
notitie onder andere dat de bilaterale samenwerkingsrelatie met Algerije
wordt afgebouwd. Dit land is nou juist een belangrijke partner voor het
verminderen van de afhankelijkheid van Russisch gas en het binnen de
perken houden van de migratiestromen richting Europa, en daarmee
richting Nederland. Waarom is deze keuze gemaakt en welke mogelijkheden
zijn er om toch nog meer samen te werken?
Wat de VVD-fractie betreft had er sowieso meer aandacht voor migratie
mogen zijn. Zo mag er meer focus zijn op de afspraken over opvang in de
regio en de terugkeer van mensen zonder recht op verblijf. Het zou mooi
zijn om bijvoorbeeld bilateraal sneller stappen te zetten met een land
als Marokko. Er zijn uitgeprocedeerden die terug kunnen naar dat land,
maar tegelijkertijd is het versterken van hun economie ook in ons
belang, en zit de belangrijke grondstof fosfaat, naast in China,
eigenlijk vooral in Marokko in de grond. Mijn verzoek aan de minister
hierbij is om het initiatief te nemen om met landen zoals Marokko en
Algerije voor een integrale aanpak aan tafel te zitten, en dus de handel
en investeringen te stimuleren, strategisch naar grondstoffen te kijken,
en tegelijkertijd afspraken te maken over de terugkeer van de
uitgeprocedeerden. Ik vraag dit ook omdat vorige week de Algemene
Politieke Beschouwingen waren, en de minister-president toen nog heeft
aangegeven dat er een internationale migratiestrategie zou komen. Daarom
vraag ik de toezegging van de minister dat die strategie er ook
daadwerkelijk komt. Als de toezegging positief is, vraag ik of daar al
mee begonnen is. Wanneer kunnen we de introductie van de internationale
migratiestrategie verwachten?
Dan wil ik doorgaan met het onderwerp OekraĆÆne. Grote delen van dat land
ā dat weten we allemaal ā liggen in puin, havensteden moeten opnieuw
worden opgebouwd, en ook de OekraĆÆense landbouwsector heeft het zwaar.
Nederland is nou net goed in havenontwikkeling, landbouw en alles wat te
maken heeft met water. Daarom heb ik de volgende vraag aan de minister.
Welke stappen heeft ze al gezet om samen met de Nederlandse bedrijven te
komen tot steun aan de OekraĆÆners? Het is natuurlijk een mooie,
positieve ontwikkeling dat het OekraĆÆense leger stappen heeft gezet en
terrein teruggewonnen heeft, maar de mensen in die gebieden hebben nĆŗ
voedsel, medicijnen en verwarmingsinstallaties nodig. De winter komt
eraan en het Rode Kruis werkt echt op de grond niet snel genoeg, krijg
ik toch links en rechts te horen. Wat wil de minister doen om juist in
die heroverde gebieden nu snel stappen te zetten?
Pakistan wil ik ook noemen. Daar zijn nu verwoestende overstromingen. Er
zijn al tientallen miljoenen mensen getroffen. Het is een herhaling van
zetten: het is in 2011 ook al gebeurd. Welke mogelijkheden ziet de
minister om de inzet hierop in Pakistan te steunen om er ook aan bij te
dragen dat een toekomstige zware moesson minder schade aanricht? Dit
vraag ik ook gelet op onze kennis en kunde rond water en
waterbescherming.
Wat de VVD-fractie betreft wordt er slimmer en strategischer ingezet op
het grondstoffenbeleid. Binnenkort komt het kabinet met haar
grondstoffenvisie. Hoe verhoudt die zich tot de Raw Materials Act van de
EU? Ik hoop dat in de Nederlandse visie een duidelijke link wordt gelegd
tussen nationaal en internationaal en tussen analyse en concrete kansen
voor het Nederlandse bedrijfsleven. Ik hoop vooral dat die visie een
gezamenlijke aanpak tussen de ministeries bevat, en dus die integrale
samenwerking. Kan de minister toezeggen dat het kabinet overgaat tot
concrete acties met betrekking tot het grondstoffenbeleid? Welke rol
ziet zij hierbij voor haar eigen ministerie om Nederlandse bedrijven te
helpen bij de benodigde toegang tot grondstoffen?
Het kabinet heeft vóór het zomerreces een brief gestuurd om het
instrumentarium van de ministeries van Economische Zaken en BuHa-OS meer
te stroomlijnen. Dat is een goede ontwikkeling, maar hier hebben we nog
wel wat vragen over. Hoe borgen we dat ook in de toekomst meer
samengewerkt gaat worden, zodat ook met de ondernemers die
internationaal willen ondernemen van overheidszijde integraal
samengewerkt gaat worden? Kunnen we als Nederland niet meer de aanpak
hanteren zoals landen als Zweden en Finland die hebben, wat een
integrale samenwerking zou betekenen tussen RVO, Atradius, Invest
International en FMO? Bij de handel en handelsbevordering focussen we op
landen waar de meeste kansen liggen, maar ik hoor toch nog te vaak van
ondernemers dat ze handel willen drijven in een land dat geen focusland
is. Dan is het "computer says no". Dan gebeurt er dus niks. Wat wil en
kan de minister doen om ondernemers die willen investeren in landen waar
geen ambassade aanwezig is of die geen focusland zijn, toch te
stimuleren om investeringen te doen en om handel te drijven?
Ik ging al richting het einde.
De voorzitter:
Ja, ondertussen is er een vraag van mevrouw Krƶger.
Mevrouw Krƶger (GroenLinks):
Mijn vraag gaat over dat samenspel tussen BuHa-OS en het ministerie van
EZK. Daar ben ik het heel erg mee eens. Vanuit EZK wordt er gewerkt aan
maatwerk met een aantal heel grote spelers die ook internationaal actief
zijn en die ook in de hele keten CO2-uitstoot hebben: de
zogenaamde scope 3-emissies. Is de VVD het dan met me eens dat we er
zorg voor moeten dragen dat we met de bedrijven waarmee we afspraken
maken over maatwerk, echt kijken naar de hele keten, omdat je dan die
twee agenda's met elkaar in samenspraak houdt?
De heer Klink (VVD):
Had ik net mijn microfoon eigenlijk wel aanstaan? Ik heb er helemaal
geen actieve herinnering aan dat ik 'm uit heb gezet.
De voorzitter:
Nee, absoluut niemand heeft gehoord wat u heeft gezegd. Nee hoor, die
stond gewoon aan.
De heer Klink (VVD):
Over die samenwerking wil ik tegen mevrouw Krƶger zeggen: het gaat mij
er wat dat betreft juist om dat als het ene ministerie a zegt, het niet
zo moet zijn dat het andere ministerie b zegt. Het moet ƩƩn integrale
rijksaanpak zijn. Dus als je met het bedrijfsleven tot een bepaalde
ambitie komt om iets te realiseren ā dat is ook het verzoek dat ik net
noemde ā laat RVO, Atradius, Invest International en FMO dan bekijken
hoe dat meer gestroomlijnd kan zijn. Dat was ook het verzoek van beide
ministers, minister Schreinemacher en minister Adriaansens, namelijk om
ambtelijk veel meer die verbinding te zoeken en niet vanuit
verschillende silo's te werken. Dat is wat mij betreft de ambitie bij
die samenwerking.
Mevrouw Krƶger (GroenLinks):
Dat is een duidelijk antwoord, maar erg gericht op het proces. Mijn
vraag ging iets meer over de inhoud. In het kader van het maatwerk
worden nu vanuit EZK afspraken gemaakt met een aantal heel grote
bedrijven die ook internationaal opereren. Dat zijn wellicht ook
bedrijven die binnen ons handelsbeleid een rol hebben. Zouden we er dan
niet voor moeten zorgen dat juist bijvoorbeeld de
CO2-emissies die in de hele keten plaatsvinden, die scope
3-emissies, onderdeel zijn van die afspraken en dat maatwerk? Dan heb je
die integraliteit.
De heer Klink (VVD):
Hierbij speelt natuurlijk meer mee. Als je het er met het bedrijfsleven
en het ministerie over eens bent dat je een bepaalde kant op wil, dan
vind ik het heel raar dat een ander onderdeel van de rijksoverheid ā om
het maar zo te zeggen ā daarbij een tegenbeweging maakt, want dan kom je
uiteindelijk niet een stap verder. Dat wil ik er in z'n algemeenheid
over zeggen. Wat betreft fossiel: er is net ook al wat discussie geweest
over het vergroenen van het exportcriterium. Daarvan hebben we met een
meerderheid van de Kamer gezegd: dat moet in lijn gebracht worden met
Glasgow en Parijs. Dat hebben we gezegd. Maar we hebben ook gezegd als
Kamer ā dat was een motie waar ik de eerste indiener van was ā dat als
we het doen, het in goed overleg moet met het bedrijfsleven, met een
realistisch tijdpad, zodat het daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Ik
vind ook dat we daar Kamerbreed het kabinet aan moeten houden, van: hoe
staat het daarmee? Als reactie op uw vraag zou ik aan de minister willen
vragen: hoe staat het daar nu mee? Ik begrijp dat er iets gestuurd is.
Dat heb ik ook niet kunnen lezen, omdat het zo kort geleden was. Maar is
het bedrijfsleven dan ook tevreden met de stappen die gezet zijn?
Uiteindelijk willen we natuurlijk in de volle breedte de emissies
reduceren.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. O, er is een vraag van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik haak even specifiek aan op het punt over het meer inzetten van
ambassades. Er zijn landen die geen prioriteit hebben maar waar mensen
of ambassades wel zaken zouden willen doen. Ik was even aan het scrollen
door het VVD-verkiezingsprogramma; dat doe ik niet vaak. Ik dacht: wat
vindt de VVD nou eigenlijk van ontwikkelingssamenwerking? Ik heb daar
toch nog een vraag over. De VVD wil inzetten op: "Sluiting van
ambassades die zich hoofdzakelijk met ontwikkelingssamenwerking
bezighouden, tenzij deze ingezet kunnen worden bij het monitoren en
beheersen van migratiestromen. Diplomatieke posten zijn er voor de
Nederlandse belangen in het buitenland en dienen niet als pinautomaat
voor het gastland." Dat staat in het verkiezingsprogramma.
Ik heb hierover twee vragen. Althans, als dat mag, voorzitter. Dit is
mijn laatste interruptie. Om welke ambassades gaat het? Welke ambassades
moeten van de VVD sluiten omdat ze zich hoofdzakelijk met
ontwikkelingssamenwerking bezighouden? In aanvulling op dat punt: hoe
rijmt dat met elkaar? De minister heeft een prioritaire lijst
aangegeven, maar u zegt: er zijn meer landen waar Nederland een belang
zou willen hebben; kijk of daar ruimte voor is. Maar u zegt ook "ga over
tot het sluiten van bepaalde ambassades", terwijl die zich juist met dit
onderwerp bezighouden, volgens u te veel. Dat zijn mijn twee vragen. Hoe
kijkt de VVD daarnaar en hoe verhoudt zij zich daartoe?
De heer Klink (VVD):
Ik dank de heer Ceder voor deze vraag. Het zijn inderdaad twee
verschillende dingen. Ik vroeg hier juist hoe we computer says no kunnen
voorkomen. Ik noem bijvoorbeeld Kameroen. Daar zit geen ambassade, maar
er zijn best veel Nederlandse bedrijven die in dat land willen
investeren. Het is ook geen focusland. Het staat niet op de lijstjes.
Dan wordt het allemaal best lastig. Mijn vraag was: wat kunnen we vanuit
Nederland, wat kan de minister, organiseren om dat meer te
faciliteren?
Wat betreft uw andere vraag, over het actief sluiten van ambassades: dat
is iets anders. Wij zitten samen in een coalitie, zoals u weet. We
hebben inmiddels een coalitieakkoord gesloten. We hebben daarin niet
gezamenlijk iets opgenomen over het sluiten van ambassades, dus ik vind
het niet relevant om daar nu een theoretische exercitie over te voeren.
Als we allemaal steeds blijven herhalen wat er in ons
verkiezingsprogramma staat, dan weet ik niet of we per se heel veel
verder komen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Nog een klein punt.
De voorzitter:
Dat mag niet meer.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Maar het is een feitelijke ...
De voorzitter:
... vraag?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Nee, een feitelijke opmerking. Ik stelde die vraag om het standpunt van
de VVD te kennen. Het was dus geen verwijt, maar een ophelderende
vraag.
De voorzitter:
Dan kan de heer Klink verder met zijn betoog.
De heer Klink (VVD):
Ik was al aan het einde van mijn inbreng.
De VVD-fractie is van mening dat Nederland meer gebruik zou kunnen maken
van internationale en EU-budgetten, zoals delegated cooperation en de
middelen van de Wereldbank. Er liggen EU-middelen voor het oprapen. Ik
wil de minister vragen om er zaak van te maken dat de ambtenaren alles
in werking zetten om maximaal gebruik te maken van deze
EU-budgetten.
Voorzitter. Ik wil tot slot nog een paar dingen noemen, omdat die ook
belangrijk zijn. We hebben het al meerdere keren gehad over het
weeshuistoerisme, maar het lukt nog steeds niet om dat goed op te
lossen, ondanks vog's, de anbistatus en reisadviezen. Ik doe echt een
klemmend beroep op de minister om dit actief op te pakken.
Echt tot slot: we hebben het al vaker gehad over vrouwelijk
ondernemerschap. Dat vinden we belangrijk en willen we stimuleren, maar
in 2018 was slechts 21% van de deelnemers aan handelsmissies vrouw. In
2021 was dat 17%. Dat is een slechte ontwikkeling. Wat wil deze
vrouwelijke minister voor BuHa-OS doen om het tij te keren? Misschien
kunnen er meer handelsmissies georganiseerd worden op gebieden waar
vrouwen sterk vertegenwoordigd zijn, zoals textiel en bloemen. Ik weet
het niet, maar ik vraag hier meer aandacht voor. Ik wil dat dat meer
rechtgetrokken wordt.
De voorzitter:
Dank. De griffier houdt heel nauwkeurig bij hoeveel interrupties u nog
heeft. Ik zie dat de heer Thijssen, mevrouw Koekkoek, de heer Stoffer en
mevrouw Van Weerdenburg nog een vraag hebben. Eerst de heer
Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Als de VVD heel erg enthousiast praat over het handelsbeleid, dan ga ik
toch even recht zitten om dat goed in de gaten te houden. Op zich is
handel natuurlijk mooi. Daar kunnen twee landen wat aan hebben, maar de
SDG die daarbij wordt aangehaald, gaat niet alleen om economische groei,
maar om waardig werk en economische groei. Er is recent een publicatie
geweest in het economenblad ESB. Daarin staat dat 10 miljoen werknemers
uit niet-westerse landen werken aan de producten die Nederland
consumeert. Tegelijkertijd zien we ook dat er achteruitgang is op SDG 8
over waardig werk. Als de heer Klink zo tevreden is over het handelsstuk
van deze nota, wil hij zich dan ook inzetten om ervoor te zorgen dat
alle mensen die werken voor Nederlandse bedrijven, waardig werk
hebben?
De heer Klink (VVD):
Ja, natuurlijk is het belangrijk dat er in de hele internationale
waardeketen sprake is van waardig werk. Maar we zijn onderdeel van de
Europese Unie. In dat verband sluiten we met elkaar handelsakkoorden af
en willen we het speelveld gelijk houden. Wij staan binnen de EU voorop
om ons daar sterk voor te maken. Dan kijk ik vooral naar de minister om
die stem te laten horen. Natuurlijk is dat belangrijk. Ik kan mij niet
voorstellen dat iemand zou zeggen: het is goed dat mensen in onwaardige
situaties werken.
De heer Thijssen (PvdA):
Dat is mooi. Laten we dan kijken of we zaken kunnen doen. Ik zie in de
budgetten dat de minister geld verschuift naar bedrijven om die te
helpen met hun handel, en ik zie geld weggaan bij bonden en lokale
bonden, die nodig zijn voor werknemers om zich te kunnen verenigen en
die kunnen zorgen dat zij een behoorlijk loon krijgen en dus waardig
werk hebben. Vind ik de heer Klink aan mijn kant om ervoor te zorgen dat
dat teruggaat in de begroting en dat bonden in andere landen worden
geholpen?
De heer Klink (VVD):
Nou, niet zomaar, want de heer Thijssen gaat er automatisch van uit dat
er in alle gevallen sprake is van onwaardig werk in die bedrijven. Dat
is voor mij nog niet zomaar gezegd, dus dat zeker niet. Ik geloof dat je
bedrijven juist nodig hebt om stappen te zetten. Net zoals je ngo's en
het maatschappelijk middenveld nodig hebt, heb je ook bedrijven nodig om
uiteindelijk een stap te kunnen zetten naar economische
zelfvoorzienendheid en economische groei, wat ook voor de landen daar
beter is. Dus ik ben er niet zomaar voorstander van om daartegen te
zijn.
De voorzitter:
U heeft geen interrupties meer, meneer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Maar ik wil wel even rechtzetten dat ik niet zeg dat alle Nederlandse
bedrijven mensen met onwaardig werk in dienst hebben of zulke diensten
afnemen. Dat heb ik niet gezegd. De balans slaat nu naar de verkeerde
kant door, want SDG 8 gaat achteruit. De bonden en het maatschappelijk
middenveld hebben meer onderhandelkracht nodig om dat goed te doen samen
met de bedrijven. Dat was mijn vraag aan de heer Klink.
De voorzitter:
Waarvan akte. Mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik hoor in het betoog van de VVD goede woorden over de inzet op handel
en de kansen voor bedrijven. Nu zeg ik niet dat dat per se slecht is,
maar ik heb in mijn eigen inbreng benadrukt dat dat nu niet ten goede
komt van de mensen die het nodig hebben, simpel gezegd. Daar wil ik op
doorvragen. Ziet de heer Klink ook dat de lokale economie vaak niet of
onvoldoende profiteert van de Nederlandse investeringen en dat we daar
veel alerter op moeten zijn?
De heer Klink (VVD):
Hoe ik het zie, is dat het niet werkt als je als bedrijf vanuit
Nederland of een willekeurig Europees land een productielocatie start in
een ontwikkelingsland, verder niets doet en geen rekening houdt met de
lokale omstandigheden. Het werkt ook niet als je alleen iets doet met
ngo's die benoemen hoe de lokale situatie is. Je hebt wat mij betreft
een kruisbestuiving nodig. Aan de ene kant heb je mensen van ngo's
nodig, mensen die ter plekke zijn, die on the ground zijn, die weten wat
de situatie is, zodat je echt de koppeling kan maken en met de mensen
daar een duurzame relatie aan kan gaan. Aan de andere kant heb je
bedrijven nodig. Die moet je ook kunnen faciliteren vanuit Nederland.
Die moet je samenbrengen zodat er echt een duurzame toekomst komt. Wat
mij betreft is het echt beide.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Het uitgangspunt dat je beide nodig hebt is terecht, maar in de nota zie
ik de nadruk vooral op bedrijven liggen, op investeren, op je ergens
kunnen vestigen, op het krijgen van bepaalde voordelen omdat je je als
bedrijf ergens vestigt. Maar ik zie veel minder nadruk op de samenhang
tussen ngo's, zoals de heer Klink ook benoemde. Waar komen de
investeringen voor ngo's of lokale ondernemers vandaan? Daar zie ik veel
minder mogelijkheden toe. Ziet de heer Klink daarin ook een rol
weggelegd voor Nederland of zou dat op een andere manier moeten?
De heer Klink (VVD):
Volgens mij kun je juist met die kruisbestuiving het verschil maken. Dat
is een continu proces. Dat is niet zomaar eventjes klaar. Je hebt daar
de overheden bij nodig, de Nederlandse overheid en de lokale overheid,
en de ngo's en de bedrijven. Die moet je faciliteren om die
investeringen te doen, want laten we wel wezen: als wij daar niets aan
doen ... We kennen allemaal de voorbeelden van wat China in
verschillende Afrikaanse landen doet. Dat is door meerderen aangehaald.
Laten we alsjeblieft niet naĆÆef zijn. Maar het moet ook gekoppeld worden
aan kennisinstellingen, zodat we het samen zo goed mogelijk kunnen doen
en die verbinding kunnen blijven zoeken.
De heer Stoffer (SGP):
Ik sloeg een beetje aan op de samenstelling van de handelsmissies, die
de VVD benoemde. Ik ben een vader van drie dochters, dus ik denk ook een
beetje aan perspectief voor hen. Als ze straks de handel in gaan, lijkt
het me heel goed als ze mee kunnen op handelsmissies. Maar je kunt
natuurlijk allerlei kanten op qua uitvoering. U noemde die 17% en 21%
vrouwen die meegingen met delegaties. Ik schat in dat de rest mannen
waren. Je kunt zeggen: als er gewoon veel minder mannen meegaan, zijn de
percentages in evenwicht of kun je ze nog een beetje kantelen. Maar ik
heb eigenlijk een andere vraag, want dit is natuurlijk een beetje
beeldvorming. Stel dat we dat straks in evenwicht kunnen brengen. De
minister zou kunnen zeggen: ik doe het op de manier die de heer Stoffer
nu benoemt. Dan kun je heel veel handel mislopen. Hecht de VVD er heel
sterk aan hoe het precies is samengesteld? Zegt u "je moet eerst
maximaal handel naar Nederland halen" of zegt u "nee, je moet er
maximaal op inzetten dat de samenstelling van mannen en vrouwen precies
evenwichtig is en hoeveel handel daar vervolgens uit komt, maakt
eigenlijk niet zo gek veel uit"?
De heer Klink (VVD):
Beide niet of van beide een beetje; het is maar net hoe je het ziet. Een
handelsmissie is geen plezierreisje om te kijken hoe het eruitziet.
Natuurlijk doe je dat met een bepaald doel. Je wilt uiteindelijk aan
goede handel doen, die de internationale waardeketens verbetert. Je wilt
oog hebben voor waardig werk, voor eigenlijk alles. Je wilt de
uitbuiting van schaarse bronnen zo veel mogelijk tegengaan. Maar je moet
ook oog hebben voor vrouwelijk ondernemerschap. Ik geloof er heilig in
dat het goed is voor de bv Nederland als niet alleen mannen maar ook
vrouwen meedoen met handel. Dat moet meer in balans zijn. Ik denk dat
dat een goede ontwikkeling is. Ik ben er helemaal niet voor dat er een
soort boekje bijgehouden wordt, in de zin van: nu moet er een man af om
het weer precies in balans te krijgen. Daar gaat het niet om; het gaat
om de grote lijnen. Maar je kunt wel zeggen: de verhouding was ongeveer
80% mannen en 20% vrouwen en het aandeel vrouwen is dalende. Dat is het
punt dat ik maak. Dat is iets om notie van te hebben. Het moeten slimme
en goede handelsmissies zijn die impact hebben, maar je moet er ook oog
voor hebben dat het aandeel mannen en vrouwen een beetje in verhouding
is.
De voorzitter:
Helder. Meneer Stoffer nog?
De heer Stoffer (SGP):
Dit is het laatste wat ik nog zou willen zeggen. Ik ben hier blij mee.
Ik denk dat we elkaar op de inhoud helemaal kunnen vinden, maar ik
dacht: dat moeten we wel even goed scherp hebben. Dank.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Ik dacht in het betoog van de heer Klink een piepklein blokje PVV-corvee
gehoord te hebben, over Marokko en de stelselmatige weigering van
Marokko om uitgeprocedeerde asielzoekers terug te nemen. Volgens mij
opperde hij om hulp en handel in te zetten als een soort breekijzer. Ik
zeg het waarschijnlijk iets sterker dan de VVD het ooit wil zeggen. Ik
doel op het principe: wie niet horen wil, moet voelen. Vervolgens ging
hij over op Pakistan. Hij zei dat we daar allemaal hulp naartoe moeten
sturen enzovoorts. Ik vraag me af waarom we niet hetzelfde principe voor
Pakistan hanteren. De fractievoorzitter van de PVV wordt al jarenlang
bedreigd vanuit Pakistan, op de meest gruwelijke manieren, met fatwa's
enzovoorts. De Pakistaanse autoriteiten weigeren om dat aan te pakken.
De minister van Buitenlandse Zaken heeft daar al meermaals aan de bel
getrokken, maar er komt geen beweging in. Mijn vraag aan de heer Klink
is: zullen we hetzelfde "wie niet horen wil, moet voelen"-principe
toepassen op Pakistan?
De heer Klink (VVD):
De opbouw was als volgt. Ik begon dichter bij huis, rondom de Europese
Unie. Vervolgens pakte ik OekraĆÆne. Daarna ging ik veel verder weg, naar
Pakistan. Ik wil iets meer duiden waarom ik deze landen noemde. U mag
dat uiteraard PVV-corvee noemen ā dat maakt mij verder niks uit ā maar
als je je erin verdiept, dan zie je dat het heel erg in het belang van
Nederland en de Europese Unie is dat de landen rondom de Europese Unie
stabiele landen zijn qua politiek, democratie en economie. Daar hebben
wij dan heel veel profijt van. Als Nederland eraan kan bijdragen om dat
stabieler te maken, is dat dus heel erg slim.
Als het specifiek gaat over Marokko, dan kan je de veiligelanders, de
mensen die terug kunnen, apart benoemen, maar je kan ook breder naar
Marokko kijken. Het is een buurland van de Europese Unie. Het is een
economie waar veel potentie in zit. We moeten ook steeds slimmer naar
grondstoffen kijken. Ik heb fosfaat aangehaald. Dat zit voornamelijk in
de grond in twee landen in de wereld: in China en in Marokko. We voelen
ons er niet heel gemakkelijk bij om steeds afhankelijker te worden van
China, dus alleen al om die reden lijkt het mij heel logisch om naar
Marokko te kijken.
Pakistan heb ik aangehaald ⦠Ja sorry, voorzitter, maar er zijn best
veel vragen gesteld. Pakistan heb ik aangehaald omdat daar echt
problemen zijn met watermanagement, met die overstromingen, die heel
veel gevolgen hebben. Dat is net het thema waar Nederland goed in is,
waar Nederlandse bedrijven het verschil kunnen maken. Laten we daarop
inzetten. Dat is heel iets anders dan dat aan vluchtelingen te koppelen.
Dat zou ik veel meer aanvliegen vanuit kansen voor het Nederlandse
bedrijfsleven om daar het verschil te maken.
De voorzitter:
Mevrouw Van Weerdenburg, nog een korte vervolgvraag.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Ja, want het was helemaal geen antwoord op mijn vraag. Wat zegt het over
het aanzien van de Nederlandse politiek als wij onverminderd hulp,
handel en bedrijvigheid naar Pakistan gaan brengen, terwijl Pakistan
geen vinger uitsteekt om iets te doen aan de belachelijke hoeveelheid
bedreigingen die een Nederlandse parlementariƫr, mind you, een van ons,
al jarenlang van daaruit ondervindt?
De voorzitter:
Helder.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Ze halen hun schouders daarvoor op. Wat zegt het over het aanzien van de
politiek als wij zeggen: okƩ, hier heb je je cheque?
De voorzitter:
Daar gaat de heer Klink kort op antwoorden.
De heer Klink (VVD):
Uiteraard is het verschrikkelijk dat mensen, Kamerleden, bedreigd
worden. Er moet alles aan gedaan worden om dat te voorkomen. Ik heb
aangegeven dat voedsel en water onderwerpen zijn waarin wij echt het
verschil kunnen maken. Hier is een acuut probleem, waarin wij het
verschil kunnen maken. Het zou heel raar zijn als je je daar als
Nederland dan niet voor in zou willen zetten. Daar liggen kansen voor
het bedrijfsleven, voor het verdienvermogen. Daar kunnen we mondiaal in
positieve zin het verschil in maken.
De voorzitter:
Dank. Nou wil het geval dat ik zelf ook een vraag aan de heer Klink heb.
Ik vraag even aan mevrouw Teunissen om dat te bewaken.
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Dat doe ik graag. Ik ben niet de eerst aangewezene qua anciƫnniteit,
maar als de leden geen bezwaar hebben, dan doe ik dat graag.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het stelt niet zo veel voor.
De voorzitter:
De heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb ook een vraag over migratie. We weten dat de VVD graag de
instroom wil beperken. U had het al over afspraken maken met Marokko
over veiligelanders. Hoe kijkt u dan naar arbeidsmigratie? In het
regeerakkoord staat dat we eigenlijk ook afspraken moeten maken over
arbeidsmigratie met derde landen, terwijl dat ook buitengewoon omstreden
is en er grote problemen zijn met uitbuiting, arbeidsvoorwaarden et
cetera. Bent u er voorstander van om mensen uit derde landen te halen,
zoals Afrikaanse landen, of niet?
De heer Klink (VVD):
Ik denk dat je daar ook heel kritisch op moet zijn. Dat is evident, maar
dan gaat het meer over werkgelegenheid in Nederland, krapte op de
arbeidsmarkt en tekorten in bepaalde sectoren. In z'n algemeenheid moet
je heel kritisch zijn over alle migratiestromen die naar Europa en
Nederland komen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Helder.
De voorzitter:
Meneer Van Dijk, heeft u nog een vraag?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Nee, ik laat het hierbij.
Voorzitter: Jasper van Dijk
De voorzitter:
Dan gaan we over naar de heer Thijssen van de Partij van de
Arbeid.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank, voorzitter. Het is goed dat we eindelijk dit startdebat hebben
over BuHa-OS. Ik wil beginnen bij honger. Er zijn miljarden mensen
wereldwijd die geen voedzaam dieet hebben, honderden miljoenen mensen
die acuut honger hebben en tientallen miljoenen die op het randje van
hongersnood leven. We zien die achteruitgang niet alleen bij dit
Sustainable Development Goal; dat zien we eigenlijk op alle Sustainable
Development Goals. En dat komt door allerlei oorzaken, niet alleen door
de oorlog in OekraĆÆne. Ook corona heeft dit veroorzaakt. We zien de
gevolgen van klimaatverandering en we zien de problemen van vrije
handel, van een losgeslagen kapitalistisch systeem dat niet alleen
mensen uitbuit, maar ook de planeet kan uitbuiten als er geen goede
checks-and-balances voor komen.
Al die mensen die moeten knokken voor een menswaardig bestaan, hebben
één vertegenwoordiger in de Trêveszaal en dat is deze minister. Zij
hebben wellicht een sprankje hoop vanwege de beleidsnota die deze
minister ging maken om haar beleid voor de komende jaren vorm te geven.
En hoe heet dat beleid? Dat beleid heet: Doen waar Nederland goed in is.
Dan zakt de moed mij toch wel in de schoenen. Hoe krijg je dit op
papier? We weten dat er zo veel mensen in nood zijn in de wereld en dan
gaan wij kijken naar waar Nederland goed in is.
Ik vraag me dan ook wel af wat dan precies datgene is wat we willen
verspreiden over de wereld. De minister noemt expliciet landbouw. Nu
hebben we zelf in dit land een joekel van een landbouwprobleem, een
stikstofprobleem. Het land zit op slot, we hebben een klimaatprobleem en
het is minder gezond in Nederland. Is dat waar we goed in zijn en wat we
willen exporteren naar de rest van de wereld? Bij
ontwikkelingssamenwerking wordt "Doen waar Nederland goed in is"
pijnlijk duidelijk. Er is een streven om 70% van een bepaald budget ten
goede te laten komen aan Nederlandse bedrijven. Waarom zouden we dat
doen? Moeten we het niet omdraaien, juist bij ontwikkelingssamenwerking?
Moeten we niet juist zeggen dat we moeten doen waar de allerarmsten het
allermeest aan hebben? Dit riekt inderdaad heel erg naar gebonden hulp;
het is al eerder gezegd. Daarvan is toch duidelijk dat het niet zo heel
erg goed helpt? De VN, de EU, de OECD en alle voorgaande
kabinetten-Rutte waren tegen gebonden hulp. Ik wil heel graag van de
minister horen dat dit geen gebonden hulp is en dat dit streven gewoon
van tafel moet, zeker bij ontwikkelingssamenwerking.
Ook bij ontwikkelingssamenwerking krijg ik heel erg het idee dat de
minister blijft inzetten op de trickledowntheorie. Als een land het maar
beter krijgt, dan gaan de allerarmsten er ook van profiteren. Terwijl
steeds weer is aangetoond dat dit niet werkt. Nota bene een Amerikaanse
president, toch een voorvechter van de vrije markt, heeft gezegd dat
trickle-down niet werkt. Ik wil hier heel graag een reactie op van de
minister. Moeten we niet gaan inzetten op trickle-up?
Dan handel. Doen waar Nederland goed in is. Ik heb al eerder gezegd dat
het natuurlijk prima zou kunnen. Als twee naties met elkaar
handeldrijven, kunnen ze van elkaars sterktes profiteren en kunnen de
landen en de mensen in die landen daar beter van worden. Het
interessante is wel dat waardig werk in de beleidsnota is weggelaten.
Dat gaat over Sustainable Development Goal 8 over economische groei. Ik
weet eigenlijk niet of dat toevallig is; dat is een vraag die ik heb aan
deze minister. Ik zei het net ook al: in de publicatie van de ESB staat
dat er voor de Nederlandse economie 10 miljoen mensen werken in
niet-westerse landen. We weten ook dat er achteruitgang is op SDG 8, op
waardig werk. Heeft de minister enig idee hoeveel van de 10 miljoen
mensen die werken voor Nederland, waardig werk hebben? Moet er harder op
ingezet worden om dat voor elkaar te krijgen? Daarom stel ik de vraag
niet alleen aan collega Klink, maar ook aan de minister. Afgelopen jaren
is er minder geld naar bonden en maatschappelijke organisaties gegaan om
dat waardige werk voor elkaar te krijgen. Moeten we dat niet juist
repareren om ervoor te zorgen dat meer mensen waardig werk hebben?
Niet alleen qua werkgelegenheid hebben we een enorme voetafdruk in de
wereld, maar ook op milieugebied hebben we dat. Heel veel
CO2-uitstoot wordt door de Nederlandse economie buiten het
Nederlandse grondgebied veroorzaakt. Ook daarvan vraag ik mij af: wat
betekent dit nu voor het handelsbeleid? De minister zegt dat
klimaat/duurzaamheid een belangrijk speerpunt is in het handelsbeleid.
Maar wat betekent dit dan nu? Mag Shell, als ze met de volgende
handelsmissie mee willen, dan niet mee omdat ze zich verzetten tegen een
uitspraak van de rechter? Is dat heel concreet de verandering van deze
nota?
Voorzitter. Dan ga ik naar de combinatielanden. Daarvan zeggen heel veel
organisaties, waaronder de IOB, dat het bloedlink is om hulp en handel
te combineren. Er is al heel veel over gezegd. Mijn vraag zou zijn:
waarom moeten hier nou ontwikkelingssamenwerkingsgelden voor worden
ingezet? Als de minister dit experiment wil doorzetten en toch tegen een
aantal adviezen in wil kijken of ze dit aan de praat kan krijgen, vraag
ik haar: okƩ, waarom met ontwikkelingssamenwerkingsgelden?
Voorzitter. Dan het budget. Dat wordt verhoogd. Dat is op zich een goed
idee. Het gaat helaas niet naar 0,7%, zoals wel internationaal is
afgesproken. Mijn vraag zou zijn: waarom niet? Maar er zijn ook nog wel
wat vervuilingen in dat budget. Het eerste jaar asielopvang wordt
betaald van dat budget. Dit jaar rijst dat de pan uit vanwege de oorlog
in OekraĆÆne. Is de minister bereid om dit eruit te halen, of toch in
ieder geval te limiteren op een bepaald bedrag? Hulp aan OekraĆÆne wordt
hier ook van betaald, terwijl OekraĆÆne toch echt geen ontwikkelingsland
is. Kan dat ook naar een andere post?
De klimaatfinanciering wordt opgehoogd. Dat is op zich goed. Maar de
internationale afspraak is dat het nieuw en additioneel geld moet zijn.
Het mag dus geen ontwikkelingssamenwerkingsgeld zijn. Graag een
reactie.
De voorzitter:
Meneer Thijssen, u gaat richting de zes minuten.
De heer Thijssen (PvdA):
Ja ... Ik had nog een heel mooi voorbeeld over ontbossing en hoe het
Nederlandse beleid ingaat tegen de ambities van deze minister om
ontbossing te stoppen. Ik sluit me aan bij de opmerkingen van collega
Ceder over de SDG-toets. Moet die niet een veel prominentere plek hebben
in uw beleid?
Tot slot heb ik nog heel veel te zeggen over anderhalve graden en
klimaatrechtvaardigheid, maar gelukkig werk ik samen met dƩ
klimaatpartij van dit parlement, dus dat laat ik graag over aan collega
Krƶger van GroenLinks.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Kijk eens aan! Die komt ook nog eens na u. We gaan door met mevrouw
Krƶger van GroenLinks. O, excuus: er is nog een vraag van de heer
Amhaouch. Zijn laatste vraag.
De heer Amhaouch (CDA):
De heer Thijssen begint in zijn inleiding met de opmerking dat we het
allemaal slechter doen op verschillende SDG's. Het beeld dat hij
verkondigt, is: wij doen het op alle SDG's slecht. Dat zeg ik voor de
kijker die meekijkt. Ik heb even de zesde nationale monitor van SDG
Nederland erbij gepakt. Die zegt dat wij een positieve trend scoren op
SDG 5, gendergelijkheid, SDG 6, schoon water, SDG 7, toegang tot
elektriciteit, en SDG 8, waardig werk. Dat zijn positieve
ontwikkelingen. Dat beeld wil ik dus even rechtzetten. Anders blijven we
hier zeggen dat wij weer de piraten van de wereld zijn en het allemaal
slecht doen. Maar dat wil niet zeggen dat er geen werk is. Ik wil ook
een handreiking doen aan de heer Thijssen. Ik heb het net ook al gehad
over SDG 8, waardig werk en een eerlijke economie. Ook aan de heer
Thijssen is mijn vraag: wat zou hij graag willen terugzien op het vlak
van SDG 8, fatsoenlijk werk, bijvoorbeeld in een continent als Afrika,
waar in 2100 40% van de wereldbevolking vandaan komt? Als de heer
Thijssen op die stoel zou zitten, wat zou hij dan gaan doen om SDG 8
beter neer te zetten?
De heer Thijssen (PvdA):
Dank voor deze vraag. Ik wil het meteen maar even rechtzetten: ik zei
dat de SDG-rapportage wereldwijd een achteruitgang laat zien. Daar maak
ik me zorgen over en daar vraag ik aandacht voor. Dan wat ik zou doen
als ik op die stoel zou zitten. Ik weet wel wat ik zou doen om te zorgen
dat er meer waardig werk is in de wereld. Ik zou ervoor zorgen dat het
maatschappelijk middenveld, bonden en ngo's zo veel mogelijk worden
gestimuleerd om aan tafel te zitten, om zich te verenigen en om een stem
te zijn als er handelsakkoorden worden afgesproken, als er
handelsmissies zijn of als er contracten worden afgesloten tussen een
Nederlands bedrijf en een bedrijf in het buitenland. Als die mensen echt
stevig aan tafel zitten, dan kunnen ze ook gewoon zeggen: ik wil ook een
menswaardig bestaan, ik wil hard werken maar daar op een eerlijke manier
voor betaald worden, zodat ik gewoon mijn kinderen kan voeden en een
goed bestaan kan leiden. Dan moet je wel zorgen dat die mensen daar
komen en dat ze zich kunnen verenigen. De afgelopen jaren is de steun
aan bonden bijvoorbeeld teruggelopen. Ik zou heel erg graag willen dat
dat teruggedraaid wordt, zodat die bonden zich kunnen verenigen en die
plek aan tafel kunnen krijgen.
De heer Amhaouch (CDA):
Dat is een mooi punt van de heer Thijssen.
De voorzitter:
Wat is hij toch handig, hè! Dan gaan we naar mevrouw Kröger,
GroenLinks.
Mevrouw Krƶger (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Eeuwenlang hebben we een systeem gehad dat draait om
uitbuiting: uitbuiting van de aarde, uitbuiting van mensen, uitbuiting
van de natuur. De Indiase schrijver Amitav Ghosh, die op ons verzoek
vorige week in de Kamer sprak, schreef een indrukwekkend boek over
klimaatverandering, onze relatie met de natuur en de historische wortels
van de huidige klimaatcrisis. Dat boek heet The Nutmeg's Curse. Het
begint met een gruwelijke beschrijving van de gewelddadigheden op de
Banda-eilanden tijdens het koloniale tijdperk. Hij stelt dat eenzelfde
soort denken ten grondslag ligt aan zowel die structuren als de huidige
klimaatcrisis, namelijk een systeem dat wordt gekenmerkt door een
mechanische blik op de aarde, waarin we al haar bronnen exploiteren voor
ons eigen financiƫle gewin. Kijk waar het ons heeft gebracht: een wereld
waarin mens en natuur nog steeds op grote schaal worden uitgebuit.
Voorzitter. We bespreken vandaag een beleidsnota die wat mij betreft nog
steeds te veel die mechanische blik heeft, een blik waarbij handel per
definitie leidt tot ontwikkeling, hoewel die handel nog steeds bijdraagt
aan de uitbuiting van mens en natuur. De titel "Doen waar Nederland goed
in is" roept vragen op over welke belangen centraal staan in dat beleid.
Die vragen zijn door meerdere collega's gesteld. Uit onderzoek in het
economenvakblad ESB blijkt namelijk dat handelsbevordering niet altijd
ten goede komt aan ontwikkelingslanden ā zoals velen natuurlijk al
wisten ā omdat ze vastzitten in een armoedeval.
Voorzitter. Als woordvoerder Klimaat voor GroenLinks, vandaag te gast in
deze commissie, wil ik mij richten op twee aspecten in de beleidsnota,
namelijk fossiel uit onze handel, en klimaatrechtvaardigheid. Ik begin
met dat eerste. Ook ik was niet geamuseerd door het feit dat de brief
over de exportkredietverzekeringen drie kwartier voor de start van dit
debat binnenkwam. Ik heb toch een aantal vragen die wel daaraan raken.
In de eerste plaats heb ik een vraag over de belofte die gedaan is
tijdens de COP. Het is wat mij betreft de belangrijkste belofte die
Nederland gedaan heeft, namelijk: stoppen met de miljarden aan
exportsteun aan fossiele projecten eind 2022. Staat die belofte als een
huis, onverkort? Wat kan de minister daar vandaag over zeggen? In de
brief schrijft ze dat ze nog met een andere brief komt. Het lijkt me dat
ze daar toch Ćets over kan zeggen.
Dan over de handelsmissies, een heel belangrijke inzet in het Nederlands
handelsbeleid. Hoe worden bedrijven wel of niet toegelaten tot die
handelsmissies? Wat is voor deze minister een "fossiel bedrijf"? Gaat
het om specifieke activiteiten waaraan dat bedrijf meedoet? Ik vraag
daarnaar in het licht van bijvoorbeeld de meest recente reis naar
Suriname. Ik wil gewoon begrijpen wat het betekent als je zegt "geen
fossiel meer in onze handelsmissies". Ik begrijp ook uit de brief dat
ambassades nog wel fossiele handel mogen bedrijven. Waarom die knip? Dat
vind ik merkwaardig en dat lijkt me ook tegenstrijdig.
Voorzitter. Als we overgaan van fossiele naar duurzame energie, dan gaan
we ook grootschalig investeren in bijvoorbeeld groene waterstof. Ik noem
de plannen die nu gemaakt worden in Namibiƫ. Hoe zorgen we nou dat we
daar niet weer dezelfde fouten maken als in het verleden? Ik denk aan de
palmolieplantages in Kalimantan. De zonnevelden in Namibiƫ kunnen net zo
goed een verdringend effect en een impact op de lokale economie en de
lokale structuren hebben.
De vraag die ik stelde aan de VVD, wil ik ook aan de minister stellen.
Vanuit EZK wordt met een aantal heel grote bedrijven gewerkt aan
maatwerk. Het zijn bedrijven die ook internationaal opereren en waarvan
het gros van de CO2-uitstoot in de scope 3-emissies
internationaal is. Wat is nou de visie van deze minister en haar collega
van EZK op die uitstoot, uitstoot die klanten veroorzaken met de
producten van het bedrijf, uitstoot die onder scope 3 valt? Welke
mogelijkheden ziet deze minister vanuit haar ministerie om ook die
emissies terug te dringen? En hoe is er dus ook beleidscoherentie tussen
het ministerie van Economische Zaken en haar eigen ministerie?
Voorzitter. Dan een vraag over klimaatrechtvaardigheid. Klimaat gaat een
belangrijker onderdeel uitmaken van het beleid, maar hoe gaan we landen
op een eerlijke manier compenseren voor de schade die ze ondervinden van
klimaatverandering? Neem landen die historisch heel weinig hebben
bijgedragen aan het probleem en zelfs eeuwenlang slachtoffer zijn
geweest van bijvoorbeeld koloniale uitbuiting en nu de schade
ondervinden van klimaatverandering. Ik ben heel benieuwd of Nederland
van plan is om voorop te lopen tijdens de klimaattop in Sharm-el-Sheikh,
om met landen als Denemarken te zeggen: loss and damage, de schade door
klimaatverandering, moet een cruciaal onderdeel zijn van de gesprekken
over de mondiale aanpak van klimaatverandering. Als we het doel van 1,5
graad serieus willen nemen, betekent dat dat alle landen meer moeten
doen om CO2-uitstoot te reduceren, maar ook dat we landen die
nu schade ondervinden, compenseren voor de historische uitstoot die wij
veroorzaakt hebben. Ik ben heel benieuwd hoe Nederland kijkt naar de
erkenning van loss and damage en hoe ze zich daarvoor wil
inzetten.
Tot slot, voorzitter, het punt over het vervuilen van de ODA-budgetten
met klimaatfinanciering. Eigenlijk is er bij de COP in Kopenhagen
internationaal afgesproken om klimaatfinanciering geen onderdeel te
laten zijn van ODA-budgetten. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Hoe
zorgen we ervoor dat dit echt additioneel budget is, dat voortkomt uit
de verantwoordelijkheid die we hebben?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan zijn we aangekomen bij de laatste spreker. Dat ben ikzelf. Dus ik
vraag wederom mevrouw Teunissen om dat even te bewaken.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dat doe ik graag, voorzitter.
De voorzitter:
Dank.
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan het Kamerlid de heer Van Dijk namens de
SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. De minister heeft heel veel vragen die ze moet beantwoorden.
Ik ga er nog een aantal aan toevoegen en ik zal ook wat cijfers noemen.
De minister is verantwoordelijk voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking, oftewel de wereld. Kan zij nog rustig slapen
als ze naar een aantal cijfers kijkt? Ik wil niet dramatiseren, maar het
is wel zorgwekkend. Ik noem enkele cijfers van Oxfam. 2.000 miljardairs
zijn rijker dan 60% van de wereldbevolking. Wat doet zo'n gegeven met u?
Bijna 300 miljoen mensen hebben noodhulp nodig. 50 miljoen mensen vallen
onder moderne slavernij. Er is net een rapport naar buiten gekomen
waarin staat dat 10 miljoen mensen in dienst van Nederland werken onder
slavernijarbeidsvoorwaarden.
Dan kom ik bij het budget. Het kwam al even voorbij. Er wordt de laatste
tijd veel gesproken over de NAVO-norm. 2% van ons bbp moet naar
Defensie, naar wapens. Dat is ongeveer 19 miljard euro. Daar staat 0,7%,
zo'n 6 miljard euro, voor OS tegenover. Dus er gaat drie keer meer geld
naar wapens dan naar ontwikkelingshulp. Vindt deze minister dat een
mooie balans of zou dat eigenlijk omgedraaid moeten zijn? Zou je dan
niet een mooiere wereld krijgen?
Het IOB-rapport over de spanning tussen handel en hulp kwam al even
voorbij. Het samen laten gaan van handel en hulp is de filosofie van
deze minister. Daar is kritiek op en daar zijn ook zorgen over. Meneer
Ceder noemde het Sustainable Development Report. Nederland bungelt
onderaan op plaats 160 van 163 landen. Dat is toch niet iets om trots op
te zijn? Deelt de minister die mening? Zou u niet veel meer die
SDG-toets moeten toepassen als het gaat om de impact op OS-landen? De
Sustainable Development Goals, duurzame ontwikkelingsdoelen, kwamen
afgelopen week voorbij in een verwerpelijke tweet van Forum voor
Democratie. Als je kijkt naar die doelen, zoals het bestrijden van
armoede en honger en het zorgen voor goed onderwijs en goede zorg, dan
denk ik: wat zijn die lui paranoia. Dit zijn hartstikke mooie doelen,
maar zij zien er allerlei complotten achter. Deelt de minister die
mening?
De voorzitter:
Een interruptie van de PVV.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Nee, geen interruptie maar een punt van orde. Er zijn heel veel
collega's aanwezig, maar niemand van Forum voor Democratie. Ik vind het
niet zo netjes dat de heer Van Dijk hen aanspreekt als ze zich niet
kunnen verdedigen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat is precies het punt dat ik wilde maken. Een grootse, bizarre tweet
sturen en dan niet aanwezig zijn bij dit debat. Dit debat gaat vandaag
over deze doelen en daar zijn ze dan weer niet bij. De tweet werd
overigens ook nog eens lafhartig aangepast in een ander symbool.
De voorzitter:
Meneer Van Dijk, mevrouw Van Weerdenburg heeft een punt van orde
gemaakt. Ik stel voor dat u doorgaat met uw betoog. Als iemand niet
aanwezig is om zich te verdedigen, dan is het fijn als u niet over
diegene of diens uitspraken praat.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik sprak over een partij, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft een naam genoemd en een partij. Die partij is momenteel niet
aanwezig dus ik stel voor dat u uw betoog voortzet.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De heer Klink heeft nog een vraag.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Klink. Maar de heer Klink heeft geen
interrupties meer.
De heer Klink (VVD):
Ik heb ook een punt van orde. Dit is een debat waarin het zou kunnen
gaan over de SDG's. Ik vind het juist heel goed dat we toch ook in dit
verband zeggen dat wat er gedaan is uiterst verwerpelijk is. Die uiterst
verwerpelijke tweet kennen we allemaal. Ik denk dat we dat juist hier
moeten zeggen. Als we nu dus politiek correct gaan doen omdat die partij
hier niet is, zou ik dat in dit geval juist ongepast vinden. Ik sta
achter Van Dijk om die verwerpelijkheid te uiten.
De voorzitter:
Goed. Ik constateer dat zowel de heer Van Dijk als de heer Klink een
oordeel hierover heeft kunnen geven. Dat willen meerdere mensen
uiteraard doen, maar ik stel voor dat we dat op een ander moment doen.
Er komen nog genoeg momenten waarop dat kan. Nogmaals, de partij die dat
heeft gedaan, is hier niet aanwezig, dus ik stel voor dat we nu doorgaan
met de inhoud van het debat.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik ga snel door, inderdaad.
Voorzitter. We kunnen heel lang praten over ontwikkelingshulp, maar als
de handelsverhoudingen oneerlijk zijn, dan kun je heel veel hulp geven,
maar dan wordt de wereld er niet eerlijker op. Ik wijs u op een citaat
van Building Change: "Ontwikkelingslanden ontvangen jaarlijks zo'n 160
miljard dollar aan ontwikkelingsgeld, maar lopen tegelijkertijd tot wel
200 miljard dollar mis door belastingontwijking. Nederland is
medeverantwoordelijk voor deze incoherentie." Mag ik een reactie van de
minister hierop? Deelt zij mijn mening dat, als je die verhouding niet
bestrijdt, je dan heel lang bezig kan zijn, maar dat de wereld er dan
niet eerlijker en beter op wordt? Dan komt er weer een ranking, waarin
Nederland het ook niet fraai doet: wij staan op plaats vier van
belastingparadijzen wereldwijd. We behoren zelfs bij de axis of tax
avoidance volgens Building Change. Graag een reactie van de
minister.
Wat kun je nou doen om dit eerlijker te maken? Daar zijn hele
constructieve voorstellen voor, bijvoorbeeld: hanteer het
VN-modelverdrag. Of hanteer die SDG-toets, die ik net al noemde. En kijk
in het aankomende plan beleidscoherentie goed naar de indicatoren om de
voortgang van Nederland op het gebied van belastingontwijking te
toetsen. Is de minister daartoe bereid?
Als het gaat om imvo, dan sluit ik me helemaal aan bij de heer Ceder. Er
is een Europees voorstel. Dat is een stap, maar het is nog lang niet
goed genoeg. Ik kan u verklappen dat wij hard bezig zijn in de Kamer met
een beter voorstel. Wij hopen dat eerdaags te kunnen behandelen.
Voorzitter. Als het gaat om het Mercosur-handelsverdrag, dan sluit ik me
aan bij mevrouw Teunissen. Zij heeft daar heel zinvolle dingen over
gezegd.
Dan kom ik tot slot aan bij Qatar. Over een week of zes begint het
wereldkampioenschap voetballen. Vorig jaar februari heeft mijn
voorganger, mevrouw Karabulut, een motie aangenomen gekregen om geen
officiƫle afvaardiging naar dat WK te sturen, oftewel: geen koning en
geen ministers, die daar in ongemakkelijke situaties terecht kunnen
komen met de Qatarese autoriteiten. Die motie is aangenomen, maar de
regering houdt zich op de vlakte. Zij zei eerst: laten we afwachten of
we gekwalificeerd worden. Nu zegt ze: laten we afwachten tot het
toernooi begint. Het toernooi komt akelig dichtbij. Gaat de minister mij
toezeggen dat er geen ministers en geen koning naar dat toernooi gaan,
zodat we niet geconfronteerd worden met ongemakkelijke beelden?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag weer het stokje aan u.
Voorzitter: Jasper van Dijk
De voorzitter:
Dank. Dan zijn we aan het einde van de eerste termijn beland. Ik kijk
even naar de minister om te zien hoelang zij nodig heeft om de
antwoorden voor te bereiden. De minister vraagt om tot 16.00 uur te
schorsen. Dat lijkt mij redelijk. We hebben immers tot 18.15 uur de
tijd. We gaan nu dus tot 16.00 uur schorsen en dan vervolgen we het
debat met de minister.
De vergadering wordt van 15.36 uur tot 16.04 uur geschorst.
De voorzitter:
We zijn toegekomen aan de beantwoording van de minister in haar eerste
termijn. Ik kijk even naar de klok. We hebben tot 18.15 uur en we hebben
ook nog een tweede termijn met moties. Het zou dus heel mooi zijn als de
minister rond 17.00 uur zou kunnen afronden. Wij spelen daar ook een rol
in. Ik wil dus het liefst dat jullie twee interrupties hebben, maar daar
werd alweer aarzelend naar gekeken. Ik wil dus best naar drie gaan, maar
dan moeten jullie echt korte interrupties gaan doen, want anders komen
we gewoon in tijdnood. De minister heeft dit ook gehoord, maar zij kan
hƩƩl bondig vertellen; dat weet ik. We gaan zien hoe het loopt. Ik geef
het woord aan de minister.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Ik dank ook de leden voor alle gestelde vragen.
We hebben het vandaag over de BHOS-nota "Doen waar Nederland goed in
is". Voor alle mensen die hem niet helemaal van kaft tot kaft hebben
gelezen, zou ik er toch nog even kort een inleiding over willen
geven.
We hebben ons de afgelopen periode natuurlijk gerealiseerd dat Nederland
niet op een eiland ligt, maar onderdeel is van een wereld waarin op dit
moment veel gebeurt. We hebben te maken met de staart van een pandemie
die nog rondwaart. De gevolgen van klimaatverandering leiden tot droogte
of juist tot wateroverlast. Vrijheid blijkt door een oorlog aan het
oosten van dit continent niet vanzelfsprekend. Dat leidt tot hongersnood
en tot een gebrek aan schoon water en medicijnen. Dat heeft ziekten als
gevolg. Het leidt tot vluchtelingenstromen die worden opgevangen in de
regio en tot vluchtelingenstromen naar Europa en ook naar Nederland. Ik
zei al dat Nederland geen eiland is. We zien en voelen de gevolgen
daarvan. Dat is ook de reden waarom we investeren in een stabiele wereld
om ons heen en de ontwikkeling daarvan. Dat doen we omdat onze
veiligheid ervan afhangt, omdat we ons geld in die wereld verdienen en
uit beschaving, uit medemenselijkheid, uit oog voor de wereld om ons
heen.
Aan mij de taak om het beleid juist op beide gebieden vorm te geven. Het
is mijn taak om ervoor te zorgen dat we met de juiste prioriteiten de
wereld in trekken: om handel te drijven, om onze medemens te helpen en
om ergere problemen te voorkomen. Ik wil dat op een manier doen die
zoden aan de dijk zet. Ik wil dat dus niet doen op een manier die ons
alleen een goed gevoel geeft, maar op een manier waarmee we ook
werkelijk een deuk in een pak boter slaan en die de situatie van mensen
wereldwijd daadwerkelijk verbetert. Het moet ook gebeuren op een manier
die bij ons past. We moeten doen waar we goed in zijn, waar Nederland
goed in is. Als je moet doen waar je goed in bent, breng je automatisch
focus aan. Je kunt namelijk niet overal goed in zijn; ook Nederland kan
dat niet. Dat is wat ik voorstel met het beleid op beide onderdelen van
mijn portefeuille, dat we vandaag bespreken. Zo kunnen we ervoor zorgen
dat we de grote som geld waarvoor ik verantwoordelijk ben ā dat is 6
miljard ā op een verantwoordelijke manier uitgeven en daarover ook een
goede verantwoording afleggen.
Ik kom zo meteen bij de vragen. Eerst nog even heel kort het volgende.
Het kleinste deel, 100 miljoen, gaat naar buitenlandse handel. Dat is
misschien wel het meest direct tastbaar in Nederland. Die 100 miljoen is
natuurlijk maar een klein zetje in de rug, want uiteindelijk zijn het
onze bedrijven die dat geld in het buitenland verdienen. Zij drijven die
handel. Daarmee verdienen ze een derde van al het geld dat we met
Nederland verdienen. We verdienen met Nederland 796 miljard euro.
Daarmee betalen we onze zorg, onze veiligheidsdiensten en ons onderwijs.
Dat is nog los van de 2,5 miljoen banen die het in Nederland oplevert.
Daarmee verdienen mensen dagelijks hun brood.
Met mijn budget geef ik dus nog een duwtje in de juiste richting. Ik leg
de focus op 25 prioriteitslanden. In de nota staat ook hoe ik op die 25
landen ben gekomen. De rest van het budget is voor OS, voor noodhulp,
maar ook voor structurele hulp. Noodhulp bestaat uit water, voedsel en
opvang in de regio. Structurele hulp wordt geboden om ervoor te zorgen
dat mensen niet alleen maar afhankelijk zijn van die noodhulp, maar dat
mensen ook op een structurele wijze geholpen zijn. Dat moeten we doen op
een manier waar we goed in zijn, zoals ik al zei. Voor Nederland moet
die focus wat mij betreft op water en landbouw, maar ook op SRGR liggen.
Er werd vandaag al een paar keer ten onrechte gezegd dat het alleen de
Nederlandse bedrijven zijn die goed zijn. Ik heb heel duidelijk in mijn
nota beschreven dat we juist ook heel trots zijn op de Nederlandse
ngo's, op de Dutch Relief Alliance. Ik wil hier toch nog een keer
benadrukken dat we daar met recht heel trots op mogen zijn. Dat is óók
waar Nederland goed in is. Met die organisaties boeken we resultaten en
is het de bedoeling dat we het verschil maken.
Ten slotte schreef ik in de nota ook over de innovatieve financiering.
Nederlands belastinggeld is namelijk eindig. We moeten kijken hoe we ons
publiek geld kunnen inzetten als leverage om private investeerders zover
te krijgen om ook te investeren om de SDG's in de rest van de wereld te
bereiken. Dan gaat het om banken, pensioenfondsen en verzekeraars. Het
moet dus publiek waar noodzakelijk en privaat waar het kan. Dat gaan we
de komende tijd nog verder uitwerken, maar dat zijn in ieder geval de
doelen die ik mijzelf heb gesteld voor de komende jaren.
Dan kom ik nu aan bij de beantwoording. Die doe ik volgens de volgende
blokjes. Het zijn er nogal wat. EƩn: combilanden. Twee: de 70% van
DRIVE. Drie: handel. Vier: economische weerbaarheid. Vijf: imvo. Zes:
klimaat. Zeven: noodhulp. Acht: OekraĆÆne. Negen: SGRG en global health.
Tien: overig. Daarbij wil ik meteen even zeggen dat dit niet op volgorde
van prioriteit is; dit is de volgorde waarin de vragen gesteld
zijn.
Dan begin ik bij de combilandenlijst. Daarbij gaat het er ook om hoe we
dat gaan doen en waarom we dat gaan doen. Het kabinet heeft namelijk
besloten om het combinatiebeleid van Buitenlandse Handel en OS verder te
versterken. Om met de heer Amhaouch te spreken: we willen iedereen mee
laten bewegen. Ik doe dat om drie redenen. Bedrijven kunnen in
samenwerking met de overheid, maatschappelijke organisaties en
kennisinstellingen meer doen voor ontwikkeling. Daarmee gaan we van "do
no harm" als wettelijk minimum naar "do good". Wij gaan de SDG's en de
klimaatafspraken dan ook niet halen zonder die hefboom van de private
sector. Ten tweede is het betrekken van bedrijven bij ontwikkeling ook
goed voor duurzame verdienmodellen en bevorderen we zo verdere
internationalisering van ons bedrijfsleven in een wereldmarkt waarin de
concurrentie ontzettend fel is. Ook zorgen we hiermee voor meer
gelijkwaardigheid en meer impact.
Verschillende leden hebben over de IOB-beleidsdoorlichting gesproken.
Voor de mensen die deze niet helemaal van kaft tot kaft gelezen hebben:
de beleidsdoorlichting stopt niet bij de kritiek op de combinatie van
hulp en handel. Sterker nog, er worden aanbevelingen gedaan, die wij ook
overnemen. Hoe wij ze overnemen en hebben ingebed in ons BH-OS-beleid
staat op de laatste pagina's. De manier waarop wij hulp en handel met
elkaar gaan verbinden, is juist een reactie op die beleidsdoorlichting.
Het is dus niet zo dat we die hebben genegeerd of niet serieus nemen. We
nemen die terdege serieus. Maar juist de IOB zegt: het stond heel mooi
op schrift, maar jullie hebben eigenlijk te weinig een integrale agenda
voor die twee beleidsterreinen gemaakt. Dat heb ik proberen te doen in
de nota, en dat gaan we natuurlijk ook doen in de uitvoering van dat
beleid.
We doen dit met ontwikkelingsgeld, omdat het gaat om bijdragen aan de
SDG's in ontwikkelingslanden, inclusief waardig werk, zeg ik tegen de
heer Thijssen. Maar dat moeten we ook wel meten, net zoals we dat met de
rest van het beleid doen. We gaan verder, gefocust op wat potentieel
heeft en toegespitst op de veertien landen die op de combinatielijst
staan. Die landen zijn niet toevallig gekozen. Het zijn landen met veel
armoede, maar met potentieel voor de Nederlandse kennis en kunde. De IOB
geeft aan dat we de combinatie van hulp en handel juist op deze landen
moeten richten als we daarop gaan inzetten. Twee jaar geleden werd op
verzoek van de Kamer de publiek-private taskforce Afrika opgericht.
Daaruit kwamen de acht Afrikaanse landen die ik nu heb meegenomen in het
combinatielandenbeleid. Die komen dus niet uit de lucht vallen.
Daarnaast hebben wij nog een aantal landen toegevoegd.
Wat gaan we daar bijvoorbeeld doen? Denk aan klimaatadaptatie in de
Vietnamese Mekongdelta met Nederlandse oplossingen op het gebied van
tuinbouw, logistiek en waterbeheer. Dat gaan we aanjagen en uitbreiden
met internationale partners op verzoek van Vietnam. We gaan dus niet
alleen maar aanbodgestuurd dingen doen, maar juist ook op verzoek van
landen waar wij actief zijn.
Nederland sluit ook aan bij de Team Europe Initiatives als het gaat om
deze combinatie, met name bij initiatieven die in lijn zijn met ons
beleid en onze expertise, zodat onze deelname ook echt iets bijdraagt.
Daarom is Nederland ook in combinatielanden actief in Team Europe
Initiatives, bijvoorbeeld in Bangladesh bij het Team Europe Initiative
Decent Work, in Kenia op het gebied van digitalisering en in Ivoorkust
ten aanzien van de cacaowaardeketen.
De heer Amhaouch vroeg naar de criteria voor de PSD-landenlijst, de
landenlijst voor ontwikkelingen in de private sector. Die hebben we
teruggebracht van 70 naar 40. Welke criteria hebben we daarvoor gebruikt
en hoe gaan we ervoor zorgen dat de instrumenten beter samenwerken? Die
vraag stelde hij. Dat hebben we weer gedaan op basis van de
IOB-beleidsdoorlichting. Ook zij zeggen: doe nou niet te veel landen;
focus je op een aantal. Vervolgens hebben we met het BZ-datacenter een
afwegingskader gemaakt op basis van drie criteria: de armoede en
ongelijkheid in een land, de mate van waardig werk en de meerwaarde die
Nederland kan hebben. Alle landen in Afrika en het Midden-Oosten waar
Nederland een ambassade heeft, blijven op de PSD-landenlijst staan voor
meer impact en samenhang, conform de Afrikastrategie van VNO. Wat
betreft de aansluiting tussen de instrumenten: we versterken het lokale
mkb in de ontwikkelingslanden. Dat doen we bijvoorbeeld met fondsen, via
FMO en het Dutch Good Growth Fund. We versterken het ondernemingsklimaat
voor bedrijven, bijvoorbeeld via een sociale dialoog, het
vakbondsprogramma waar de heer Thijssen het over had, infrastructuur,
DRIVE, de Wereldbank en de wet- en regelgeving via de VN. We hebben de
aansluiting tussen de instrumenten ook versterkt door de oprichting van
Invest-NL.
De heer Klink vroeg naar het belang van stabiliteit en vrede in en
rondom Europa voor de welvaart en het welzijn van Nederlanders. Hoe zit
het met de actualiteit en de criteria op basis waarvan landen worden
geprioriteerd in het OS-beleid? In het coalitieakkoord staat het belang
van focus houden in het BuHa-OS-beleid. Met de weg die we hebben
ingeslagen, hebben we drie focusregio's voor ontwikkelingssamenwerking:
de MENA-regio, de Sahel en de Hoorn van Afrika. Dat hebben we doorgezet.
Hieronder vallen de arme landen in de nabijheid van Europa. Daar komen
de veertien landen voor de gecombineerde inzet op handel, investering en
OS bij. Een selectie van landen is noodzakelijk om de schaarse
capaciteit en middelen zo effectief mogelijk in te zetten.
De heer Amhaouch vroeg ook nog naar de focus op traditionele
samenwerking, met de nadruk op solidariteit en de emancipatie van
onderdrukten. Met name hoofdstuk 2 van de nota beschrijft de inzet
hierop. In deze landen blijven we inzetten op een verbetering van het
ondernemingsklimaat en de ondersteuning van bedrijven die daar
ontwikkelingsrelevant willen investeren of handelen. Zo blijft het Dutch
Good Growth Fund open voor al deze landen. We blijven daar via het
beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld inzetten op de
versterking van ngo's in hun lobby en advocacy voor speciale aandacht
voor vrouwen, jongeren en gemarginaliseerden. Daar blijven we dus gewoon
op inzetten.
De heer Stoffer vroeg nog of fondsen en leningen niet alleen
toegankelijk zouden moeten zijn voor bedrijven maar ook voor lokale
actoren, zoals boerencoƶperaties. Dat ben ik helemaal met de heer
Stoffer eens. Daarom biedt het Dutch Good Growth Fund niet alleen
financiering aan het Nederlands mkb, maar ook aan het lokale mkb in die
landen, inclusief boerencoƶperaties.
De heer Ceder van de ChristenUnie vroeg nog naar de top 25 prioritaire
handelslanden. Hij noemde daarbij China, Saudi-Arabiƫ en de VAE en vroeg
waarom mensenrechtenbeleid niet in die formule zit. Dat komt doordat
mensenrechtenbeleid in al ons beleid terugkomt. Of het nou gaat om een
prioriteitsland of niet, wij zullen altijd voor mensenrechten blijven
vechten. Die zullen wij altijd aan de orde stellen. Juist door met dit
soort landen handel te drijven kom je met die mensen aan tafel,
bijvoorbeeld bij een handelsmissie ergens naartoe. Dan krijg ik mijn
counterparts te spreken en stel ik dat aan de orde. Zoals ik in een
debat voor de zomer ook al zei: bij mijn Chinese counterpart, de Chinese
minister voor Handel, heb ik de zorgen van Nederland over de Oeigoeren
heel nadrukkelijk aan de orde gesteld. Juist in bilaterale gesprekken en
multilaterale fora vraagt Nederland daar aandacht voor. Daarnaast
verwacht het kabinet dat alle Nederlandse bedrijven zich aan de
OESO-richtlijnen houden, dat ze die onderschrijven en dat ze
internationaal ondernemen met respect voor mens en milieu.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Ceder. Hij gaat meteen het goede voorbeeld
geven met een korte en krachtige interruptie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
U vraagt veel, voorzitter, maar ik doe mijn best. Ik ben blij dat de
minister aangeeft dat we met bedrijven werken die zich aan de
OESO-richtlijnen houden. Maar ondersteunen we alleen bedrijven die zich
aan de OESO-richtlijnen houden of proberen we daar zo veel mogelijk
rekening mee te houden? Dat eerste heeft natuurlijk mijn voorkeur. Ik
ben benieuwd hoe de minister dat ziet.
Minister Schreinemacher:
Als bedrijven bijvoorbeeld mee willen op handelsmissies, dan moeten ze
zich echt houden aan de imvo-richtlijnen, de imvo-doelen, de
OESO-richtlijnen, maar als bedrijven die zich daar niet per se aan
houden, contact opnemen met onze ambassades, dan gooien we niet meteen
de hoorn op de telefoon. We hebben het doel om hen te helpen, want vaak
bellen ze juist omdat ze op een duurzame manier zaken willen doen in een
bepaald land met partijen die de OESO-richtlijnen onderschrijven en zich
daaraan houden. Dan vind ik het eigenlijk wel goed dat wij die partijen
proberen te helpen aan de goede contacten.
De heer Klink vroeg naar handelsbevordering in landen waar de meeste
kansen liggen. Wat als ondernemers willen investeren in landen die geen
focusland zijn? Onze handelsinstrumenten, zoals handelsmissies,
gebruiken we echt voor die 25 prioritaire markten, ook omdat het gaat om
100 miljoen euro, dus dat is niet oneindig. Maar als ondernemers in
andere landen dan die 25 zaken willen doen, dan helpen we ze natuurlijk,
want daar zijn onze posten ook voor bedoeld.
De voorzitter:
Een korte vraag van de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Het ging mij juist om de plekken waar geen posten zijn. Hoe gaat het
dan? Hoe stelt het ministerie zich dan op? Ik noemde Kameroen als
voorbeeld.
Minister Schreinemacher:
Als er in een land zelf geen post is, zijn er vaak wel posten in
naburige landen die kennis van zaken hebben. Ook vanuit RVO in Nederland
worden bedrijven ondersteund.
De heer Klink vroeg ook nog naar de bilaterale samenwerkingsrelatie met
Algerije. Die wordt afgebouwd. Nederland en Algerije hebben een brede
politieke relatie. De ontwikkelingsrelatie, die al heel beperkt was,
wordt nu afgebouwd. Nederland blijft verder over de volle breedte
inzetten op het behouden en zelfs op het verder versterken van de
relatie; we onderhouden goede contacten op politiek niveau. Mijn
collega, minister Hoekstra, had vorige week nog een bilateraal gesprek
met zijn counterpart bij de AVVN in New York. Ik ben het ook helemaal
eens met de heer Klink dat Algerije een belangrijke partner is voor
Nederland, natuurlijk ook op thema's als energie en migratie. We blijven
dan ook echt op verschillende manieren met Algerije samenwerken en de
relatie verdiepen. Dat doen we ook via onze ambassade in Algerije en via
de EU. Maar het gaat dus om verschillende onderwerpen: economische
samenwerking, landbouw, migratie en veiligheid.
In ieder geval mevrouw Koekkoek en de heer Thijssen vroegen hoe die
investeringen nou eigenlijk ten goede komen aan de lokale economie, de
trickle-up. Dat doen we juist ook door micro het midden- en kleinbedrijf
in ontwikkelingslanden te ondersteunen. We doen het dus niet voor grote
bedrijven die daar willen neerstrijken, maar juist voor het ontwikkelen
van de private sector met die kleine onderneminkjes. Die willen we
helpen succesvol te zijn door ze te leren ondernemen en ze te helpen
waar dat kan. Dat moet zich wel vooral richten op verduurzaming en
digitalisering, omdat die twin transitions een grote rol spelen in de
nota. Het is ook belangrijk dat we daarop inzetten.
Om een concreet voorbeeld te geven: we steunen het One Acre Fund.
Daarmee zorgen we voor voedselzekerheid voor een miljoen Afrikaanse
boeren en hun gezinnen door kleine leningen te verstrekken aan de armste
boeren. Zij krijgen zo kunstmest, zaden, training en verzekeringen tegen
mislukte oogsten. Andere boeren brengen we dan weer samen in coƶperaties
met partners als Solidaridad en Agriterra. Die kunnen dan samen
investeren in de verwerkingscapaciteit en de vermarketing, want het gaat
dan niet alleen maar over landbouw maar ook om het creƫren van added
value. We versterken die coƶperaties verder met leningen uit fondsen als
FMO en het Dutch Good Growth Fund.
Voorzitter, dat waren wat mij betreft de combinatielanden.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik heb een korte vraag, voorzitter. Ik begreep dat Nederland ook lokaal
investeert in het kleinbedrijf en het middenbedrijf. Ik zoek vooral naar
de verhouding: hoeveel van het budget gaat hier nou naartoe? Het lijkt
er nu namelijk op dat veel van de inzet is gefocust op Nederlandse
bedrijven. En het doel van de trickle-upeconomie is nu juist dat je in
verhouding de lokale economie het meeste aanbiedt.
Minister Schreinemacher:
Dit zijn de doelen die in de nota staan en we hebben daar nu nog geen
percentages aan gehangen. We zijn nu bezig met de uitwerking van de
beleidskaders. Een concreet percentage kan ik nu dus niet geven, maar ik
ben het helemaal met mevrouw Koekkoek eens dat het natuurlijk niet
alleen maar naar grote bedrijven moet gaan, maar juist naar het
mkb.
Ik kom straks op die 70%, want bij die combinatielandenlijst gaat het
dus meer om het kleine mkb. Het richt zich met name op het stimuleren
van het lokale mkb.
De heer Thijssen (PvdA):
Om toch nog iets meer smaak in de mond te krijgen van hoe dat nou gaat
werken in die combinatielanden, neem ik Egypte. Daar zit een dictator.
Onderzoek van de New York Times heeft laten zien dat die politieke
tegenstanders gewoon opsluit. Dus wat voor handel willen we nu dan
bevorderen met dat regime? En wat voor hulp willen we aan dit regime
geven? Hoe ziet dat er nu precies uit? Ik hoop toch dat het terechtkomt
bij de arme Egyptenaren en niet dat het dit regime nog sterker in het
zadel helpt.
Minister Schreinemacher:
Wij geven dus geen directe begrotingssteun of iets dergelijks aan die
overheid. We gaan juist heel erg de maatschappij in. Via onze lokale
partners gaan we op zoek naar bedrijfjes die onze hulp nodig hebben en
die wij kunnen helpen met de Nederlandse expertise, kennis en kunde, op
het gebied van landbouw. Maar het is dus absoluut niet de bedoeling om
directe of indirecte begrotingssteun aan Egypte te geven. Juist als je
de private sector ontwikkelt en daarmee mensen economisch in staat stelt
om hun eigen bestaan op te bouwen, dan geeft dat meer ruimte voor een
maatschappelijk middenveld.
De voorzitter:
Ik zie u kijken, minister, maar u doet het tot nu toe hartstikke
goed.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Dan neem ik het stokje wel even over van de heer Thijssen. We geven geen
begrotingssteun, maar ik herken 'm, want die discussie hebben we ook
gehad bij Mali. Toen werd ons ook verzekerd dat we geen begrotingssteun
meer gingen geven. We gingen alleen maar sectorale steun voor speciale
projecten geven. Maar ja, zo werkt dat natuurlijk niet in een dictatuur.
Uiteindelijk komt het geld allemaal in dezelfde zak terecht en wel de
zak van de machthebbers. Wat doet Nederland nou om dat te
voorkomen?
Minister Schreinemacher:
We financieren niet via de overheid, dus het geld komt terecht bij
kleine mkb'ers en juist bij de bevolking die gebukt gaat onder die
dictatuur.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Schreinemacher:
Dan komen we nu bij die 70% en die binding van hulp. Veel van uw leden
hebben daar hun zorgen over uitgesproken.
Gaan wij nu daadwerkelijk hulp binden? Het antwoord is nƩƩ. Dat doen we
niet voor het OS-beleid en ook niet voor artikel 1.3. Wat we wel doen,
is bij ƩƩn specifieke regeling van het hele beleid assertiever te werk
gaan. Het gaat bij dat DRIVE om de betrokkenheid van het Nederlandse
bedrijfsleven. DRIVE is het fonds voor publieke infrastructuur met
Develop2Build, D2B, ter voorbereiding van de projecten onder DRIVE. En
ook dat instrument binden we niet! Ik ken namelijk ook de afspraken die
we in internationaal verband hebben gemaakt.
Nederland heeft die hoog in het vaandel staan en ik vind het daarom heel
belangrijk om hier nog een keer te benadrukken dat ook ik, een minister
van VVD-huize op OS, het heel belangrijk vind dat we ons daaraan houden.
Dus ik vind het belangrijk dat er aan een aantal voorwaarden wordt
voldaan als we zo'n streefcijfer van 70% betrokkenheid van het
Nederlandse bedrijfsleven of uitvoering door het Nederlandse
bedrijfsleven aan Invest International geven.
De eerste voorwaarde is dat het moet voldoen aan de nationale
aanbestedingsregels. Het is dus niet zo dat daar een sloot ligt en ik
zeg: wij kunnen een mooie brug bouwen en die zetten we er zo op. Dat is
het niet! Er moet behoefte zijn aan een project. Er moet behoefte zijn
aan bepaalde infrastructuur. We kijken daarbij natuurlijk naar landen en
gebieden waar Nederland goed in zou kunnen zijn. Maar het moet altijd
conform het lokale aanbestedingsrecht.
Daarbij heb ik ook aangegeven dat ik het heel belangrijk vind dat het
lokale mkb en het lokale bedrijfsleven worden betrokken bij de
uitvoering. Het is overigens nu niet zo dat het wordt uitgevoerd door
het lokale bedrijfsleven en dat het door de invoering van dit
streefcijfer opeens allemaal door het Nederlandse bedrijfsleven gaat
worden gedaan. Nee, nu zijn er zelfs Chinese onderaannemers en aannemers
die deze projecten doen. Als ik moet kiezen, heb ik liever dat onze
eigen ondernemers dat doen! Die moeten goed zijn in de dingen die ze
doen en vervolgens uiteindelijk die contracten winnen. Daar komt het op
neer bij aanbestedingen, hĆØ. Uiteindelijk moet gewoon een partij winnen.
Het doel daarbij is uiteindelijk die 70%. "70% van de Nederlandse
contracten" betekent overigens niet dat het mkb in ontwikkelingslanden
niet aan bod komt, want het grootste deel van de overige 30% betreft
contracten aan bedrijven uit ontwikkelingslanden. En ik zei net dus ook
al dat bij projecten met een Nederlandse hoofdaannemer veel lokale
bedrijven als onderaannemer worden ingeschakeld.
Maar de ontwikkelingseffectiviteit staat voorop. Als overheden in
OS-landen hechten aan Nederlandse kennis en kunde, bijvoorbeeld omdat
wij innovatief zijn in duurzaam waterbeheer, gaan we daar uiteindelijk
voor zorgen.
De voorzitter:
Minister, er is een vraag van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik hoor toch een aantal tegenstrijdigheden in de beantwoording van de
minister. Zij zegt: Nederlandse bedrijven moeten winnen. Maar dat kan
toch niet het doel zijn van wat wij beogen met
ontwikkelingssamenwerking? Wij beogen toch zeker de bloei van het lokale
bedrijfsleven daar. Wij moeten daar dan toch onze ondersteuning voor
aanbieden. Mijn vraag aan de minister is dus: zij zegt "ik stuur niet
aan op gebonden hulp", maar waarom neemt zij dan überhaupt dat
streefcijfer op? Wat beoogt zij met dat streefcijfer?
Minister Schreinemacher:
Als ik zeg "wij gaan met ontwikkelingssamenwerking doen waar Nederland
goed in is", dan is voor mij het streefcijfer dat wij op dit project,
niet op het hele OS-budget maar juist op dat DRIVE-fonds, zeggen we: we
gaan kijken in hoeverre we het Nederlandse bedrijfsleven kunnen
betrekken. Ik heb ook Invest International gevraagd heel scherp toe te
zien op de prijs-kwaliteitsverhouding, zodat OS-landen niet uiteindelijk
te veel gaan betalen voor de uitvoering van een project. Dus er moet ook
een zogenaamde value-for-moneytoets worden uitgevoerd. Maar als u mij
vraagt: moet een Duits bedrijf het uitvoeren of een Nederlands bedrijf
waarvan ik weet dat ze kennis en expertise hebben, dan gaat mijn
voorkeur uit naar een Nederlands bedrijf.
De voorzitter:
Yes. Nog ƩƩn vraag van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het gaat hier helemaal niet om een Nederlands of een Duits bedrijf. Het
gaat hier om het doel en dat is de ontwikkeling van een lokale economie.
De minister heeft het net nog gehad over het mkb. Zij stelt dan een
streefcijfer in en op mij komt dat toch een beetje over als een trend
naar gebonden hulp. Verder wordt niet duidelijk wat zij dan op de lange
termijn beoogt, behalve dan dat Nederlandse bedrijven in concurrentie
kunnen gaan met Duitse bedrijven. Maar volgens mij is dat niet het doel
van deze regeling. Klopt dat?
Minister Schreinemacher:
Het doel van de DRIVE-regeling is ook niet de ontwikkeling van lokaal
ondernemerschap. Het doel is de ontwikkeling van lokale infrastructuur.
Dat wij daar ook lokale ondernemers bij betrekken, lijkt mij alleen maar
heel goed.
De heer Hammelburg (D66):
Ik deel die opvatting van de Partij voor de Dieren. Ik denk toch dat er
iets misgaat in de redenering van de minister. DRIVE en voorganger ORIO
zijn in het leven geroepen om de randvoorwaarden voor marktontwikkeling
in ontwikkelingslanden te verbeteren en daarbij werd er inderdaad
bijvoorbeeld ook naar infrastructuur gekeken. Dat is de geschiedenis van
het programma en het gaat wel degelijk om het bredere verre doel, het
ontwikkelingsdoel.
De minister zegt dan: het gaat over de ontwikkelingseffectiviteit. Zij
haalt daarvoor een evaluatie uit 2020 aan, maar er ligt ook een
evaluatie uit 2022, die zegt: er is twijfel over de additionaliteit van
dit beleid en er is geen trickledowneffect. Verder wordt gesteld dat er
te veel focus is op middeninkomenslanden. Het komt dus niet terecht bij
de lagelonenlanden maar bij de middeninkomenslanden. Het past dus
helemaal niet bij het beleid van Nederland. Verder wordt er gezegd dat
er geen inzicht is in het succes op ā hoe zeg je dat? ā de
langetermijnontwikkelingsdoelen en dat het maar voor 3% de allerarmsten
bereikt.
Dat is wat de evaluatie van de IOB zegt. Dus als de minister centraal
stelt dat het gaat om de ontwikkelingseffectiviteit, dan wordt hier
gewoon bewezen dat dat op dit moment niet zo is. Ik vind het prima dat
de minister zegt "ik wil dat het deel dat die lagelonenlanden wel
degelijk bereikt, uit ODA-geld wordt betaald", maar dan moet de rest
maar uit ander budget komen. Anders is het echt vervuiling van het
budget, iets wat de heer Thijssen ook al aangaf. Is de minister dat met
me eens?
Minister Schreinemacher:
Ik ben het er in zoverre mee eens dat het ontwikkelingsdoel heel
belangrijk is, maar het is niet zo dat er nu geen OS-geld naar arme
landen gaat. Dat is gewoon niet zo. Ik heb het nu over een heel
specifiek budget binnen het hele grote BHOS-budget. Ik zeg: het is een
streefcijfer. Het gaat namelijk om 70%. Maar zoals ik zei, gaat het
uiteindelijk naar een ander westers bedrijf of naar een Nederlands
bedrijf. Daar gaat het hier om, hĆØ. Uiteindelijk is natuurlijk het doel
van het neerzetten van een bepaald logistiek project de ontwikkeling van
dat land. Maar het wordt niet alleen maar gedaan door lokale partijen.
Als dat zo zou zijn, dan zou ik zeggen: nou, laten we dan vooral die
lokale partijen erbij betrekken. Maar sommige expertise hebben ze nu
juist niet en die hebben wij als Nederland wel. En daar gaat het mij
om.
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag, meneer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Toch voor de inhoud van het debat: of het nou naar Duitse of Nederlandse
bedrijven gaat, de markt dicteert. En dat is ook gewoon wat de VVD
altijd zegt: in de mededinging naar wat de laagste prijs is. Juist voor
die ontwikkelingslanden en juist omdat we met schaars geld te maken
hebben, nog geen 0,7% van het bruto nationaal product, moeten we heel
zorgvuldig met het geld omgaan. Als een Duits bedrijf veel lager biedt
en voor een veel lagere prijs een goed product aan een ontwikkelingsland
kan leveren, dan moet dat voorgaan. Ik ben het eens met de minister dat
we China moeten aanpakken. Dat moet via Brussel of via een andere weg.
Maar laten we dit schaarse geld nou niet gebruiken om Nederlandse
bedrijven te ondersteunen. Die verdienen inderdaad 700 tot 900 miljard
euro per jaar aan handel. Dit gaat over een klein budget. We hebben al
zo weinig ontwikkelingsgeld. Gebruik dat dan ook voor een
ontwikkelingsdoel, en niet om Nederlandse bedrijven beter te laten
verdienen dan Duitse bedrijven. Dat is echt de wereld op z'n kop.
Minister Schreinemacher:
Daarom noemde ik net ook die "value for money"-toets. Maar ik ben het
helemaal met de heer Hammelburg eens: als een Duits bedrijf een
kwalitatief veel betere oplossing heeft voor veel minder geld, waar niet
meer onderhoud op lange termijn voor nodig is et cetera, dan moet een
Duits bedrijf dat inderdaad gaan uitvoeren.
De voorzitter:
De heer Ceder, een korte vraag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb volgens mij nog maar twee interrupties, maar het is wel een
belangrijk punt. Ik hoor het laatste punt van de minister. Als er een
bedrijf is dat een product beter of goedkoper kan aanbieden, dan moet
dat lukken. OkƩ, prima. En als dat in het land kan, ook. Maar dan snap
ik het streefcijfer niet zo goed. Daar kunt u dan toch niet op sturen?
Ik vraag me dan toch af of je niet zou moeten zeggen dat dat van tafel
gaat, tenzij er redenen zijn waardoor het echt niet anders kan. Maar
bent u het niet met me eens dat met de uitleg die u net zelf geeft, het
streven naar 70% ten eerste helemaal niet kan en ten tweede onlogisch
is?
Minister Schreinemacher:
Nee, dat ben ik niet met de heer Ceder eens. Het gaat uiteindelijk
hierom. Stel dat je zegt: we zetten DRIVE ook in de Sahel in, ook in
meer arme regio's. Het gaat mij erom dat je dan uiteindelijk wel meer
stuurt op projectbasis, van: okƩ, als er tien projecten zijn waar in een
bepaald land behoefte aan is en ƩƩn bepaald project gaat over water of
landbouw, dan helpen we een land met het ontwikkelen van dat project.
Uiteindelijk zullen zij een aanbesteding uitschrijven. Ik heb ook wel
veel vertrouwen in ons eigen bedrijfsleven en de oplossingen die we
hebben en in dat een Nederlands bedrijf daaruit komt. Dat is de manier
waarop je op 70% kunt sturen.
De voorzitter:
De minister gaat verder.
Minister Schreinemacher:
De heer Amhaouch vroeg nog naar de mogelijkheid om ondersteuning van het
mkb structureel te regelen. Hij vroeg wat de opties zijn om mkb-fondsen
en kernkapitaal zo optimaal mogelijk in elkaars verlengde te laten
fungeren. Op dit moment zijn mkb-fondsen gericht op het financieren van
investeringen van het Nederlandse mkb in OS- en niet-OS-landen bewust
bijeengebracht binnen Invest International zodat ze in elkaars verlengde
kunnen worden ingezet. Dat kan gefaseerd in tijd, bijvoorbeeld met eerst
financiering vanuit het Dutch Good Growth Fund en wanneer de
businesscase zich bewezen heeft met vervolgfinanciering vanuit het
kernkapitaal. Maar het kan ook naast elkaar. Het Dutch Good Growth Fund
verstrekt dan bijvoorbeeld een garantie aan een commerciƫle bank en/of
het kernkapitaal waardoor de investering door die partijen minder
risicovol wordt. Dat fonds pakt dan het grootste risicogedeelte op. Die
mogelijkheden zijn er dus. Invest International is nu bijna een jaar
operationeel. Dat gaat tot nu toe ook heel goed. Over drie jaar zal het
worden geƫvalueerd, maar op dit moment lijkt dat wel goed in elkaars
verlengde te gaan.
De heer Amhaouch (CDA):
Toch even een stapje terug. Zoals ik net al zei in mijn eerste inbreng:
op het moment dat wij handel drijven, hebben we de
exportkredietverzekering. Die neemt een stuk risico weg. Bij projecten
hebben we inderdaad ook een aantal financieringsinstrumentaria. Maar we
hebben ook gezegd: ga maar meer investeren. Dadelijk komt die
Afrikastrategie. Dan verwacht je ook dat mkb-bedrijven in Nederland die
stap misschien gaan zetten. Natuurlijk is zo'n continent nog niet
ontgonnen. Dat zijn niet allemaal geasfalteerde vierbaanswegen. Daar
zitten risico's in. Mijn vraag aan de minister is om toch alles op een
rijtje te zetten om te zien hoe dat in elkaar schuift. We zijn heel blij
met Invest International, maar ook zij hebben gezegd dat het rendement
moet opleveren. Dat is goed, maar de vraag is welke ruimte bijvoorbeeld
Invest International en ander fondsen hebben om een stukje risico te
nemen. Ik vraag dus eigenlijk om een toezegging; dat scheelt ook weer
moties en gedoe. Mijn vraag is dus om ons mee te nemen in de huidige
mogelijkheden die er zijn. Misschien kunnen we daar nog een keer een
technische briefing over krijgen. Ik zou graag zien dat er passend
instrumentarium is als we meer gaan investeren. Ik zou willen dat we
elkaar recht in de ogen kijken en zeggen: hier kunnen we iets mee.
Minister Schreinemacher:
Ik begrijp goed wat de heer Amhaouch bedoelt. We zijn nu ook in gesprek
met Invest International om te kijken hoe we die wat meer
hoogrisicoprojecten daar onder kunnen brengen. Het zijn inderdaad niet
allemaal vierbaanswegen, dus zo kunnen er ook voor kleinere projecten
met meer risico fondsen beschikbaar zijn. Mag ik daar op een later
moment op terugkomen, bijvoorbeeld voor de begroting nog?
De heer Amhaouch (CDA):
Ja. Als wij een brief kunnen krijgen om de zaken nu even op een rijtje
te zetten, dan is dit vandaag geagendeerd en kunnen we er later nog op
terugkomen.
Minister Schreinemacher:
Ja.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Schreinemacher:
De heer Ceder en mevrouw Koekkoek vroegen naar SDG's en naar hoe die
integraal opgenomen worden in nieuw beleid. De SDG-toets is natuurlijk
in 2019 al opgenomen in het Integraal Afwegingskader voor beleid en
regelgeving. Dat wordt momenteel grondig herzien om dit instrument ook
wat gebruiksvriendelijker te maken, want daar ontbrak het nog een beetje
aan. Het is dus de bedoeling dat de SDG-toets hierdoor beter zichtbaar
en ook gemakkelijker toe te passen is. De huidige positie van Nederland
op die SDG spillover index is inderdaad zorgelijk. Nederland staat op
plaats 160 van de 163 wereldwijd door de grote negatieve voetafdruk,
zoals verschillende leden hebben aangegeven. Het kabinetsbrede actieplan
beleidscoherentie voor ontwikkeling dat momenteel wordt herzien, zal ook
deze afwenteleffecten adresseren en we zullen ingaan op hoe we dat
willen gaan voorkomen. Daarin zal ik ook de SDG-toets expliciet
benoemen. Daarin zal ik ook de grondoorzaken van crises meenemen,
waarnaar mevrouw Koekkoek heeft gevraagd. Die zullen ook terugkomen in
de internationale klimaatstrategie, de Afrikastrategie, de
gezondheidsstrategie en de grondstoffenstrategie, maar ook zeker in dat
actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik vroeg ook specifiek naar de verschillende ministeries. Is dat ook
iets wat dan meegenomen gaat worden?
Minister Schreinemacher:
Ja, want dat gaat over al het beleid, rijksbreed.
De voorzitter:
Meneer Ceder, uw laatste interruptie hĆØ.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, maar ik ga het toch doen. Ik heb eerder een motie
ingediend over beleidscoherentie en over dat de SDG-toets bij
verschillende departementen ingevoerd zou moeten worden. Dat zou
coherent moeten plaatsvinden, volgens mij bij de big five. Die motie is
aangenomen. Ik hoor de minister zeggen dat het meegenomen wordt. In de
feitelijke beantwoording van de beleidsnota staat wel al dat de
SDG-toets van toepassing is op alle voorstellen, maar dat er het
afgelopen jaar geen nieuw beleid of regelgeving aan het parlement is
voorgelegd op handelsbeleid waarop het IAK van toepassing zou zijn. Mijn
motie vraagt juist om het niet alleen op handel te doen, maar om het
juist ook op Financiƫn, Buitenlandse Zaken en de andere ministeries bij
elke wet in ieder geval een optie te maken. Ik ben dus verbaasd door dit
antwoord. Als de minister zegt dat ze er nog mee bezig is, vraag ik me
toch af wat het is. Ik vind dat de minister er zorg voor moet dragen dat
dit echt geïmplementeerd wordt. Mijn vraag is of ze daar coördinerend
minister op kan zijn, niet alleen ten aanzien van haar ministerie, maar
ook voor de andere ministeries.
Minister Schreinemacher:
Ik denk dat de heer Ceder een heel belangrijk punt maakt. Als
coƶrdinerend minister op de SDG-doelen ben ik daar ook verantwoordelijk
voor. In mijn beleving is het al rijksbreed, dus voor alle regelgeving.
We zijn alleen het integraal afwegingskader aan het herzien. Voor de
zekerheid wil ik in tweede termijn nog even terugkomen op deze vraag. Is
dat goed? Want voor zover ik weet, is dit gewoon rijksbreed, maar ik kom
hier graag nog op terug.
De voorzitter:
Dan kunt u weer verder.
Minister Schreinemacher:
Dan kom ik nu bij het kopje handel aan. De heer Amhaouch stelde een
vraag over China, over Chinese bedrijven die vaak tenders winnen in
Europa. Hoe kunnen we bedrijven ondersteunen als tenders aan China
verloren worden? Hoe kunnen we zorgen voor een goede samenwerking en
economische diplomatie tussen EZK, BZK en BHOS? Gevraagd werd ook of ik
kan reflecteren op de Europese context. Voor de Chinese bedrijven is er
een nieuw instrument, het foreign subsidies instrument. Dat ligt primair
bij EZK. Dat gaat over staatsgeleide bedrijven of bedrijven die grote
subsidies ontvangen en daardoor sowieso onder de marktprijs, maar zelfs
ook onder de kostprijs kunnen bieden. Daarmee stoten ze onze eigen
bedrijven van de Europese markt. Daarvoor is inmiddels dus een
instrument op Europees niveau ontwikkeld. Dat gaat over overnames, maar
ook over verschillende aanbestedingsprojecten. Het gaat over heel grote
projecten van boven de 250 miljoen. Daar zal dus nog niet alles mee
opgelost worden, maar het is in ieder geval een begin.
Verder werd gevraagd of er een gelijk speelveld is voor
overheidsopdrachten en met name voor de risico's van strategische
afhankelijkheden. Dat is iets wat hoog op de politieke agenda in Brussel
en ook in Nederland staat. Ik zal me daar zelf ook voor blijven
inzetten. Verder is vorige maand het internationale
aanbestedingsinstrument van kracht geworden. Dat houdt in dat zolang
onze bedrijven niet actief mogen zijn op aanbestedingsmarkten in het
buitenland, bedrijven uit die landen dat ook niet bij ons mogen. Maar
goed, dat instrument moet wel ingezet worden. Het is natuurlijk
belangrijk dat de Commissie dat doet.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank voor de beantwoording van de minister. De minister vliegt dit vrij
technisch aan in het kader van het instrumentarium. Dat moet ook. We
zijn in Europa aan het kijken hoe we Europa tussen de wereldmachten
China en ook wel Amerika soms kunnen positioneren. Ik ben ook op zoek
naar het versterken. In de vorige periode hebben we het gehad over onze
economische diplomatie. Dat komt ook terug in de nota. De vraag aan de
minister is of er een protocol is. Zijn er afspraken in het kabinet over
hoe wij omgaan met economische diplomatie op het hoogste niveau, op dat
van de ministers? Wij hebben ministers die reizen, zoals de minister van
Buitenlandse Zaken, de minister van BuHa, de minister van Infrastructuur
en de minister van LNV. Laten we ook dat instrument ā zeg ik even ā dat
informele instrument, inzetten om gewoon onze positie te versterken.
Laten we meer onze eigen kracht hierop inzetten, los van wat China doet
en wat we kunnen doen met het instrumentarium.
Minister Schreinemacher:
Ik ben ook coƶrdinerend minister voor de reisagenda van de verschillende
bewindspersonen. Ik weet dus ook waar de verschillende bewindspersonen
naartoe gaan. Natuurlijk kunt u ervan op aan dat wij hen voeden vanuit
ons departement en dat we ervoor zorgen dat iedereen dezelfde boodschap
uitdraagt en met dezelfde plannen op pad gaat, of het nou gaat om meer
samenwerking met andere landen op het vlak van groene waterstof of om
het aan de orde stellen van mensenrechten. Want minister Hoekstra en ik
zijn niet de enigen die dat doen. Andere ministers doen dat natuurlijk
ook. We zorgen er altijd wel voor dat we dezelfde boodschap delen en dat
we die ook uitdragen in het buitenland.
De voorzitter:
De laatste interruptie van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Ja, we hebben er maar drie. Dat is jammer, hĆØ.
De voorzitter:
Kort, zoals altijd.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik vind dit toch wel belangrijk. Ik ga ervan uit dat de andere vragen
wel beantwoord worden. Ik ga nog een stapje verder. Wordt er ook goed
gebrieft? De heer Stoffer is nu weg. We hebben een heel sterke
watersector en ook maritieme sector. We hebben een heel sterke
agrosector en nog meer. Worden die ministers inderdaad ook gebrieft over
de relevante projecten? Ik pak het voorbeeld: als Macron ergens op het
wereldtoneel opduikt, is hij daar niet voor niks. Hij komt vaak ook niet
met lege zakken terug. Zo plat wil ik het even maken. De vraag is of wij
in deze geopolitieke context, waarbij het heel spannend is in de wereld,
bereid zijn om een beetje ā we zeggen in Limburg wel "met peper in de
vot" ā proactiever op te treden? Ik zou graag willen dat de minister
misschien op een ander moment eens erop terugkomt hoe we dat hier kunnen
versterken.
Minister Schreinemacher:
Nogmaals, dat doen we echt. Ik ben nu met premier Rutte met een aantal
bedrijven mee naar Suriname geweest. Ik ben ook op handelsmissie geweest
met koningin MƔxima. We hebben echt een heel strakke handelsagenda wat
dat betreft en we weten onze bedrijven echt heel goed over het voetlicht
te brengen. Maar ik vind het prima om daar op een ander moment nog een
keer over door te praten.
De heer Amhaouch vroeg ook nog naar onze banden met Duitsland, een van
onze belangrijkste handelspartners binnen Europa en überhaupt. We werken
intensief samen met Duitsland. We hebben innovatie en samenwerking met
het Duits-Nederlands innovatie- en technologiepact. Onze publiek-private
samenwerking is in Duitsland juist actief met meerjarige
kansentrajecten. Dinsdag zal ik met een aantal ministers naar Duitsland
afreizen om verder te gaan op het terrein van duurzame projecten tussen
Nederland en Duitsland. Wat dat betreft nemen we de samenwerking met
Duitsland heel serieus.
Mevrouw Van Weerdenburg vroeg naar investeringen van Nederlandse
bedrijven die vanwege de huidige situatie in zwaar weer komen. Bedrijven
die verduurzamingsinvesteringen hebben gedaan, zijn beter toegerust op
de toekomst en zullen dus ook gedeeltelijk het energieverbruik en
daarmee de energiekosten kunnen verlagen. Dat gezegd hebbende, bestaan
er wel regelingen waarmee bedrijven sommige investeringen in vergroening
kunnen aftrekken van hun winstbelasting. Dat ligt primair bij het
ministerie van Economische Zaken; dat is daar wel mee bezig. Concreet
geldt dat het kabinet extra middelen beschikbaar stelt voor de
energie-investeringsaftrek, de willekeurige afschrijving
milieu-investeringen en de milieu-investeringsaftrek. Het kabinet werkt
ook aan maatregelen voor energie-intensief mkb, zoals uiteengezet in de
Prinsjesdagbrief.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Van Weerdenburg.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Ik begrijp hieruit dat er dus een potje is voor ondernemers die het niet
meer vol kunnen houden. Ik vroeg dat vanwege een concreet voorbeeld.
Laatst was er bij Nieuwsuur een bedrijf dat onbreekbare bloempotten
maakt. Dat bedrijf moest de tent bijna sluiten. Ze hadden de productie
al gehalveerd en personeel ontslagen. Op hun website zie je dat ze
meedoen aan een project in Zambia voor klimaatcompensatie. Ik heb het
echt puur over ondernemers die op omvallen staan, die voor hun
voortbestaan vechten. Die kunnen dat geld dus niet missen. Is er een
uitstapmogelijkheid? Hoe groot is het potje waar de minister het over
heeft?
Minister Schreinemacher:
Mag ik in de tweede termijn even terugkomen op de precieze regelingen
die er nu zijn?
De heer Klink vroeg naar het percentage vrouwelijke deelnemers aan de
handelsmissies. Dat blijft een uitdaging, moet ik eerlijk zeggen.
Vandaag zijn we gestart met Feminist Foreign Policy of in ieder geval
hebben we dat in mei aangekondigd en zijn we nu de consultaties daarover
gestart op het departement. Ook daar kwam dat ter sprake. Ik heb
iedereen daar verzocht om mee te denken over hoe we de vrouwelijke
ondernemers kunnen blijven stimuleren om mee te gaan. We komen daaraan
tegemoet. Iets wat ze zelf bijvoorbeeld aangeven, is dat ze
handelsmissies soms te lang vinden duren. We brengen de duur van die
handelsmissies dus al terug naar ƩƩn of twee dagen. We kiezen ook voor
handelsmissies wat dichterbij, zoals in Belgiƫ en Duitsland. We gaan
binnenkort naar Londen. Zo proberen we het aantrekkelijker te maken voor
vrouwelijke ondernemers. We kijken natuurlijk ook in welke sectoren en
subsectoren vrouwelijke ondernemers actief zijn en of daar kansen liggen
voor de internationale handel. We blijven ze ook stimuleren, maar ik
geef eerlijk toe: het is een van mijn speerpunten, maar het blijft
lastig. U kunt er wel van op aan dat ik me hiervoor blijf
inzetten.
Dan vroeg de heer Ceder nog naar de nadelige gevolgen voor buitenlandse
markten veroorzaakt door Nederlandse bedrijven. Hij had het over dumping
van goedkoop melkpoeder in Burkina Faso. Er is op dit moment geen
handelsbevordering gericht op dumping, maar doordat de bevolking in
West-Afrika heel snel groeit, neemt de vraag naar betaalbare
voedselproducten ook snel toe, waaronder die naar melk en vlees. De
lokale productie blijft achter bij die vraag. Daardoor kampen ze met
relatief hoge productie- en investeringskosten, onder andere vanwege de
gebrekkige infrastructuur. De Afrikaanse landen kunnen daarom besluiten
tot tariefliberalisatie voor de import van essentiƫle voedselproducten
zoals melk, om zeker te stellen dat er ter plekke voldoende aanbod is.
Indien er sprake is van dumping of andere marktverstoringen, hebben
Afrikaanse landen zelf op basis van WTO-regels de mogelijkheid om de
import van deze producten te beperken. Dat is ook herbevestigd in alle
Economic Partnership Agreements. Dat is een afweging die deze landen
zelf kunnen maken.
Tot slot belastingverdragen. Die vallen niet onder handelsbeleid, maar
meer onder fiscaal beleid. Dit ligt dus meer in het domein van de
staatssecretaris van Financiƫn.
De voorzitter:
Heel goed. Dat betekent dat u nu bij uw vierde blokje komt, van de tien.
Wat dat betreft zitten we niet helemaal op schema. De heer Thijssen wil
nog een korte vraag stellen. Klopt dat?
De heer Thijssen (PvdA):
Ik had twee vragen gesteld, eentje over waardig werk en eentje over
deelname aan die handelsmissies. Daar had collega Krƶger ook iets over
gevraagd, geloof ik.
De voorzitter:
Herhaalt u even heel kort wat uw vraag was voor de minister, want die
wil dat graag weten.
De heer Thijssen (PvdA):
Vraag ƩƩn is: 10 miljoen mensen produceren blijkbaar voor Nederlandse
consumptie. Hoe zorgen we ervoor dat die allemaal waardig werk hebben?
De tweede is: mag Shell mee op de volgende handelsmissie als de
prioriteit is om klimaatverandering te stoppen?
De voorzitter:
Helder.
Minister Schreinemacher:
Om in ieder geval alvast die laatste vraag te beantwoorden, dus of een
bedrijf als Shell mee mag op onze handelsmissies: uiteindelijk
organiseren we geen fossiele handelsmissies, maar daar waar er kansen
zijn voor duurzame energie, voor duurzame projecten, mag ook een bedrijf
als Shell mee, als zij zich daarop richten. Stel, zij gaan mee om een
afspraak te maken of een MoU af te sluiten voor groene waterstof. Dan
weer ik zo'n bedrijf niet uit de delegatie.
De voorzitter:
Mevrouw Krƶger.
Mevrouw Krƶger (GroenLinks):
Krƶger? O, ik verstond iets heel anders. OkƩ. Dit roept een beetje
vragen op. Er is natuurlijk net een reis naar Suriname geweest, waar
onder andere heel veel speelt rond een groot oliewinningsproject. Daar
is behoorlijk wat discussie over. Hoe houdt de minister er dan oog voor
dat een bedrijf dat mee is op zo'n handelsmissie, bijvoorbeeld Shell,
daar niets doet met betrekking tot fossiele activiteiten?
Minister Schreinemacher:
Bij de manier waarop wij ze ondersteunen, brengen wij ze niet in contact
met bijvoorbeeld oliemaatschappijen of gasmaatschappijen die daar een
veld hebben. Overigens heeft een bedrijf als Shell ons ook niet per se
nodig om contacten te leggen. Als zij daar zelf dat soort dingen willen
doen, is dat niet verboden, maar natuurlijk staan er dan een aantal
handelsinstrumenten gewoon niet meer tot hun beschikking.
Mevrouw Krƶger (GroenLinks):
We hebben maar drie interrupties en dit riekt naar behoorlijk wat
naĆÆviteit. Ik moet het me dus als volgt voorstellen. Er zijn
handelsmissies en er gaat een fossiel bedrijf mee dat op dit moment meer
geld besteedt aan pr dan aan investeringen in duurzame energie en dat
voor het over-, overgrote deel van zijn activiteiten nog fossiel is. En
dan zegt de minister: we gaan ervan uit dat ze zich gewoon gedragen en
verder krijgen ze geen toegang tot onze handelsinstrumenten. Maar waarom
gaan ze dan mee?
Minister Schreinemacher:
Overigens was Shell niet mee naar Suriname, hĆØ. Niet in onze missie in
ieder geval.
De voorzitter:
Nee, dat was inderdaad niet de vraag.
Minister Schreinemacher:
Was de vraag waarom ze überhaupt meegaan? Sorry, ik zal de vraag gewoon
beantwoorden zoals ik hem begrijp.
De voorzitter:
U mag uw vraag kort verhelderen, mevrouw Krƶger.
Mevrouw Krƶger (GroenLinks):
De vraag is: waarom zouden bedrijven die voor het over-, overgrote deel
van hun activiteiten fossiel zijn, dus fossiele bedrijven, meegaan op
een handelsmissie als we niet willen dat er fossiele activiteiten
plaatsvinden?
Minister Schreinemacher:
We steunen ze dus niet met handelsinstrumenten, maar als zij daar dingen
willen doen die ook die landen helpen verduurzamen die ons helpen met
het naar Nederland halen van duurzame energiebronnen, zijn ze wat mij
betreft welkom. Of ze verder nou dingen doen in de fossiele industrie
ā¦
De voorzitter:
Het antwoord is helder. De Kamer moet daar zelf mee doen wat zij wil.
Mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Nou, ik vond het niet helemaal helder. Ik wilde mijn laatste interruptie
eigenlijk wijden aan Mercosur, maar nu gaat die toch hieraan op.
De voorzitter:
Misschien kunt u Mercosur in uw vraag verstoppen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik ga m'n best doen, maar dat wordt toch lastig. We hebben gewoon
klimaatdoelen met elkaar afgesproken, en die willen we niet alleen in
ons binnenlandse beleid hebben maar ook in ons buitenlandse beleid. De
minister zegt dat zij bedrijven meeneemt als die investeren in duurzame
projecten, maar wij weten dat bedrijven als Shell ook nog steeds heel
veel investeren in fossiel, nog wel voor zo'n 90%. Hoe stuurt de
minister daar dan op? Wat is het selectiecriterium om te bepalen of die
bedrijven mee mogen?
Minister Schreinemacher:
Het criterium is dat zij niet meegaan voor fossiele projecten. Dat is
een van de criteria. Er zijn er natuurlijk meer, maar even hierop
toegespitst is dat het criterium. Laat ik het dan meteen ook hebben over
de brief die ik pas zo kort voor het debat aan uw Kamer heb gestuurd,
waarvoor excuses. Uw leden hebben daar terecht een punt van gemaakt.
Daarin ga ik hier verder op in, en ook op het vergroenen van onze
handelsinstrumenten, dus op hoe we ervoor zorgen dat onze
handelsinstrumenten niet meer kunnen worden gebruikt voor fossiele
projecten. Ik ben ook van harte bereid om aan te sluiten bij het debat
in de aanloop naar COP27, om het te hebben over die brief en over de
ekv-uitwerking, dus de COP26-uitwerking, die wij uw Kamer nog hebben
toegezegd.
De voorzitter:
Helder. De minister vervolgt haar betoog. Er komt straks een tweede
termijn en daarin kunt u allemaal uw conclusies trekken.
Minister Schreinemacher:
De heer Thijssen vroeg mij ook nog in te gaan op de vraag over waardig
werk en de fondsen die de vakbonden eerder ter beschikking stonden en nu
niet meer. Dit is een beslissing die in het vorige kabinet al is
genomen. Dat geld was er dus al af gehaald. Het is overigens niet heel
veel, maar het subsidiekader is wel heel erg verlengd. Dat is dus nu
voor tien jaar; dat loopt tot 2030. Het idee daarachter is dat ze in
ieder geval die vaste inkomstenbron vanuit ons wel hebben. De reden dat
er wel geld van is gehaald, is ook om ervoor te zorgen dat ze niet
alleen van ons afhankelijk zijn voor de subsidies, maar dat ze ook
kijken naar andere inkomstenbronnen. Maar het is niet zo dat er geld bij
vakbonden of maatschappelijke organisaties is weggehaald ten gunste van
bedrijven. Programma's met vakbonden, waaronder Power of Voices,
programma STITCH ā in de textielsector ā en het vakbondsprogramma VMP,
lopen door en blijven ook belangrijk in het verduurzamen van de
waardeketens. Het blijft de komende jaren een belangrijk onderdeel van
het beleid, gericht op de verbetering van het ondernemersklimaat en het
creƫren van waardig werk. Dat is juist van extra belang in de aanvulling
op het Europese voorstel en natuurlijk ook op het nationale voorstel
waar we mee gaan komen over het imvo.
De voorzitter:
Is de minister al bij het blokje imvo?
Minister Schreinemacher:
Nee, daar had ik het onder gerangschikt. Maar dat komt dan straks.
De voorzitter:
We gaan het niet redden als we zo doorgaan.
Minister Schreinemacher:
Het waren 90 vragen.
De voorzitter:
90 vragen nog te gaan?
Minister Schreinemacher:
Nee, er waren in totaal 90 vragen.
De voorzitter:
90 in totaal, ja. We kunnen nog een poging doen om het wel te redden.
Dan laten we de minister gewoon nu op alles antwoorden, waarna we nog
een vraag mogen stellen en dan naar de tweede termijn gaan. Anders gaan
we het niet redden. We gaan wel op 18.15 uur stoppen. Dus dat heeft u
zelf in de hand.
Mevrouw Krƶger (GroenLinks):
Wat stelt de voorzitter nou voor? Dat ze op alle blokjes nu antwoordt en
dat iedereen die nog een interruptie heeft, die dan op het laatst mag
doen?
De voorzitter:
Dit telt ook als een interruptie.
(Hilariteit)
Mevrouw Krƶger (GroenLinks):
Nou, dan is het punt ook ā¦
De voorzitter:
Nee hoor. Nee, nee. Denkt u gewoon even mee. U ziet de klok. De minister
heeft nog zes blokken te gaan. We kunnen het proberen. Ik hoop dat u nu
echt zo gauw mogelijk naar imvo gaat en dat we aan het einde van het
blok korte interrupties gaan doen. Dan gaan we ook tot zeker 17.45 uur
door, denk ik. Dan moeten we een hele korte tweede termijn houden. En ik
wil die eigenlijk wel houden nu.
De heer Hammelburg (D66):
Ik ben het met u eens. Dat aantal van 90 vragen had ook voorkomen kunnen
worden, als veel van de feitelijke vragen vooraf wel goed beantwoord
waren geweest. Dan hadden we heel veel kunnen voorkomen.
De heer Amhaouch (CDA):
Laten we kijken naar een oplossing. Ik zou voorstellen dat we de
minister de blokjes laten afmaken. We zijn al behoorlijk ver met
interrupties; niet iedereen heeft nog drie interrupties. Laten we de
blokjes afmaken en dan de interrupties doen; dan hopen we dat we op tijd
klaar zijn.
De voorzitter:
Yes?
Minister Schreinemacher:
Ja.
De voorzitter:
OkƩ.
Minister Schreinemacher:
De heer Klink vroeg nog naar de grondstoffenstrategie. Daarover is op
dit moment overleg tussen de verantwoordelijke bewindspersonen, van
BHOS, BZ, BZK en IenW. De strategie zal aansluiten bij het Europees
Actieplan Kritieke Grondstoffen en ook richting geven aan de Nederlandse
beoordeling van de aankomende Raw Materials Act van de EU. Juist omdat
het handelingsperspectief op EU-niveau voor Nederland belangrijk is,
zetten we daarop in, naast de inzet op het nationaal niveau. De
grondstoffenstrategie zal een brede insteek hebben. Onder andere thema's
als leveringszekerheid, duurzaamheid, samenhang met OS,
klimaatdoelstellingen en perspectief voor het bedrijfsleven zullen
daarbij aan bod komen.
Dan kom ik nu bij het blokje ā¦
De voorzitter:
U komt nou bij het blokje imvo. Dan mag Klink een korte vraag
stellen.
De heer Klink (VVD):
Ik heb nog niet zo veel interrupties gehad. Specifiek over die
toezegging van de minister dat ze met die concrete acties komt: dat
begrijp ik hieruit, maar kan de minister ook zeggen wanneer dat dan
is?
De voorzitter:
En dan de heer Thijssen nog met een korte interruptie.
De heer Thijssen (PvdA):
Jawel, maar we hebben nu toch bedacht dat alles aan het eind komt?
Anders halen we het niet.
De voorzitter:
Nee, we gingen proberen om aan het eind van een blokje nog korte
interrupties te doen.
De heer Thijssen (PvdA):
O, okƩ. En dit is handel?
De voorzitter:
Nee, wacht even. Eerst gaat de minister even antwoord geven op de heer
Klink. Dan mag de heer Thijssen en dan gaan we door.
Minister Schreinemacher:
De grondstoffenstrategie komt uiterlijk begin 2023, maar ik hoop voor
het eind van dit jaar; dat is mijn streven.
De heer Thijssen (PvdA):
Toch nog even over het meenemen van Shell op handelsmissies. Het is een
totaal fossiel bedrijf en ik zou ze niet meenemen. Mijn vraag gaat over
waardig werk. Het klopt dat de voorganger van de minister heeft besloten
om die financieringsstromen af te bouwen. Kan de minister nu een
toezegging doen, ook gezien het feit dat de SDG waardig werk
achteruitgaat, dat ze de financiering terugbrengt naar het niveau waarop
het zich bevond?
Minister Schreinemacher:
Dan zou het ook weer ten koste gaan van iets anders. Dit geld komt uit
het artikel voor het maatschappelijk middenveld, de power of voices,
waarmee nu ook andere belangrijke projecten gesteund worden. We hebben
het juist teruggebracht om ervoor te zorgen dat er financiering uit
andere hoeken bij zou komen. Ik wil er eigenlijk aan vasthouden.
De voorzitter:
De minister ging over naar imvo, klopt dat?
Minister Schreinemacher:
Ja. Mevrouw Teunissen vroeg naar het niet kunnen maken van
duurzaamheidsafspraken met Mercosur en dat die ook niet afdwingbaar
zijn. De EU onderhandelt met Mercosur-landen over een breed akkoord,
waaronder handelsafspraken, maar daarbij zet de EU ook in op robuuste
afspraken over handel en duurzame ontwikkeling, waaronder over milieu en
arbeid. Uiteraard is het belangrijk dat die afspraken nageleefd worden
en afdwingbaar zijn. Zonder een verdrag zijn er sowieso geen afdwingbare
afspraken. Ook de Paris Agreement heeft geen afdwingbaar kader. Wat dat
betreft kan zo'n handelsakkoord juist helpen bij het afdwingen, ook van
de Paris Agreement, zoals dat bij de CETA ook het geval is. Door de EU
worden nu ook gesprekken gevoerd over aanvullende afspraken ten aanzien
van handel en duurzame ontwikkeling, juist om zeker te stellen dat die
gemaakte afspraken in de praktijk worden nageleefd. Nederland heeft
hierop ook een inbreng geleverd die met uw Kamer is gedeeld. Conform de
motie-Ouwehand uit 2020 zal het kabinet pas een positie over dit akkoord
innemen wanneer de Commissie de definitieve teksten inclusief
aanvullende duurzaamheidsafspraken aan de Raad voorlegt.
Dan vroeg mevrouw Teunissen naar de duurzaamheidsafspraken en de
speciale omstandigheden van handelspartners. De Commissie heeft eind
juni een mededeling over handel en duurzame ontwikkeling gepresenteerd
met een zeer ambitieuze inzet op naleving, monitoring en handhaving van
duurzaamheidsafspraken. De Commissie stelt een pakket van afspraken voor
waarbij enerzijds maatwerk wordt geleverd per handelspartner en
anderzijds alle handelspartners in ieder geval aan een aantal
basisafspraken moeten voldoen. Die worden afdwingbaar via aangescherpte
geschillenbeslechting. Daarnaast wil de Commissie bepaalde
duurzaamheidsaspecten prioriteren in dialoog en samenwerking met
partners, zoals bijvoorbeeld het gratificeren van openstaande
ILO-conventies. Het kabinet heeft deze inzet verwelkomd. Dat hebben we
ook in een BNC-fiche aan uw Kamer laten weten. De Raad onderhandelt
momenteel over de Raadsconclusies die de reactie van de Raad op de
mededeling weergeven. Nederland zet in op ambitieuze Raadsconclusies,
conform het BNC-fiche.
Dan vroeg de heer Ceder of de nationale imvo-wetgeving in lijn gebracht
zal worden met de OESO-richtlijnen. Over het Europees wetstraject staat
in het BNC-fiche dat het kabinet inzet op coherentie met de
OESO-richtlijnen. Die aandachtspunten worden door het kabinet ingezet in
de onderhandelingen over de richtlijnen in Brussel. Ik heb ze ook bij
mijn verschillende counterparts binnen Europa aan de orde gesteld en hun
gevraagd of we op hun steun kunnen rekenen. Ten aanzien van het
nationaal traject heb ik al in het commissiedebat RBZ/Handel in mei
aangegeven dat het nationale wetsvoorstel ook wordt gebaseerd op de zes
stappen van het gepaste zorgvuldigheidsproces conform de
OESO-richtlijnen. Het streven is om beide voorstellen zo veel mogelijk
parallel te laten lopen. Wijzigingen in het richtlijnvoorstel, onder
andere op OESO-conformiteit, worden meegenomen in het nationale
wetstraject. De bedoeling is om in de zomer van 2023 een wetsvoorstel
bij uw Kamer in te dienen.
Dan werd er door mevrouw Krƶger ook nog gevraagd naar scope 3 en de
nationale wetgeving voor imvo. In het Europese voorstel voor corporate
sustainable due diligence is opgenomen dat bedrijven een plan moeten
vaststellen om ervoor te zorgen dat het bedrijfsmodel verenigbaar is met
de beperking van de opwarming van 1,5 graad. Het voorstel van de
Commissie zal als basis dienen voor het nationale wetsvoorstel. Bij de
Europese onderhandelingen zet ik mij in voor een ambitieuze richtlijn op
het gebied van klimaat waarin scope 3-emissies expliciet opgenomen
worden, zoals ook in het BNC-fiche staat. Ook zet ik mij, zoals
toegezegd aan de Kamer, ervoor in om klimaatrisico's als gepaste
zorgvuldigheidsverplichting op te nemen, want dat is nu niet het geval.
Wijzigingen die voorzien worden in de conceptrichtlijn kunnen meegenomen
worden in het nationaal wetstraject.
Mevrouw Koekkoek vroeg naar de begroting voor het Nederlands
handelsbeleid en de Europese afspraken over klimaat, milieu en
biodiversiteit. De beleidsnotitie van juni zet in hoofdlijnen uiteen op
welke manier ik het internationale handelsbeleid en
ontwikkelingssamenwerking zal vormgeven. Het kabinet zet onder andere in
op vergroening van het handelsinstrumentarium, het verbeteren van de
toegang voor bedrijven tot het klimaatinstrumentarium, het verduurzamen
van waardeketens en het promoten van de duurzaamheidsstandaarden via de
handelsakkoorden. Over de versterkte EU-inzet op het promoten van
duurzaamheid middels de handelsakkoorden heeft u in juni een BNC-fiche
ontvangen. Dat was mijn blokje imvo.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Schreinemacher:
Dan klimaat. Ik had allemaal mooie voorbeelden, maar omwille van de tijd
zal ik die even terzijde leggen.
De voorzitter:
Het is niet anders.
Minister Schreinemacher:
Over COP27 werd de vraag gesteld wanneer de Kamer geĆÆnformeerd zal
worden. Het kabinet hecht aan de implementatie van de COP26-verklaring
over de ekv met oog voor behoud van kennis, banen en een gelijk
speelveld. Ook hierover is een motie ingediend en aangenomen in uw Kamer
in die zin dat we een en ander niet strenger interpreteren dan andere
landen die hem hebben ondertekend. We overleggen met andere landen onder
regie van de staatssecretaris van Financiƫn. Een level playing field is
hier ook van belang ten behoeve van Nederlandse besluitvorming. De Kamer
is op 7 juli in een brief geĆÆnformeerd over de gedetailleerde invulling
van het beleid. We gaan begin november, voor de behandeling van COP27,
nog een brief sturen, dus u wordt binnenkort daarover geĆÆnformeerd. Ik
hoop op uw geduld.
GroenLinks en PvdA vroegen naar de klimaatfinanciering. Is dat
additioneel of moet dat binnen het OS-budget vallen? Over het concept
additionaliteit van klimaatfinanciering is op dit moment internationaal
nog geen consensus. Daar zijn we nog niet uit. Onze uitgaven van
publieke klimaatfinanciering kwalificeren we als ODA omdat ze voldoen
aan de criteria die daarvoor in OESO-DAC zijn vastgesteld. Ze vormen
daarmee onderdeel van het ODA-budget. Maar we zetten ons publiek geld
ook in voor private investeringen om een en ander aan te moedigen. Wij
zouden ook heel graag de private sector willen betrekken bij
klimaatfinanciering. Dat doen we nu ook al redelijk succesvol, maar dat
gaan we nog verder doen.
Daarop doorgaand: klimaatrechtvaardigheid, want daar raakt deze vraag
natuurlijk aan. Het is natuurlijk belangrijk dat er voldoende middelen
beschikbaar zijn voor het klimaat. Het kabinet mobiliseert daarom in
2025 naar verwachting 1,8 miljard euro aan klimaatfinanciering. Dit is
een prioriteit van het kabinet om de weerbaarheid tegen klimaatschade in
de meest kwetsbare landen en gemeenschappen te verhogen. Over schade en
verlies zijn er nu nog gesprekken, ook binnen de VN. Die dialoog loopt
nog. Nederland richt zich in die discussie op het versterken van
bestaande initiatieven om schade en verlies te adresseren. Hierbij valt
te denken aan een verzekeringssysteem zoals door het Duitse
G7-voorzitterschap is gepresenteerd in het Global Shield against Climate
Risks, dat wij van harte steunen en waar ik volgende week over in
gesprek ga met mijn Duitse collega in Berlijn.
De heer Hammelburg (D66):
Mijn vraag is heel simpel. Die motie over het in lijn brengen van alle
handelsinstrumentaria met Parijs en Glasgow liegt er niet om. De
afspraak in Glasgow was: voor het eind van 2022. Dit staat ook gewoon in
het regeerakkoord, dus het is gewoon een afspraak die we hebben. Ik wil
inzicht in die plannen, zoals beloofd en toegezegd. Ik vind het dan te
laat als we moeten wachten op COP27. Ik wil dat kunnen bespreken bij het
debat over financiƫn en de exportkredietverzekering en bij de
begrotingsbehandeling. Dus ik wil niet weer een brief. Ik wil dat dat
plan in de Kamer ligt voor 1 november. Anders kunnen we ons daar niet
meer op voorbereiden en krijgen we weer hetzelfde als we vandaag hebben.
Als dat niet gebeurt en ik daar geen toezegging op krijg, dan dien ik
daar gewoon een motie voor in.
Minister Schreinemacher:
Neem me niet kwalijk. Dan ben ik niet helder geweest. Ik bedoel
natuurlijk dat die brief er ligt voordat we met elkaar in debat gaan
over onze inzet bij COP27.
Mevrouw Krƶger (GroenLinks):
Ik heb toch even een vraag over de historische verantwoordelijkheid en
het financieren van klimaatschade. Dat is hƩt topic in Sharm-el-Sheikh
dat nodig zal zijn om de internationale onderhandelingen vlot te trekken
over extra reductiedoelen om de anderhalve graad te borgen. Denemarken
neemt daar een hele grote stap in. Dat erkent loss and damages en zegt
dat het daar nu om moet gaan. De minister geeft aan dat ze met haar
Duitse collega in gesprek gaat. Ik hoop dat ze ook met haar Deense
collega hierover in gesprek wil en dat ze namens Nederland loss and
damages actief op de agenda wil zetten.
Minister Schreinemacher:
Wat we bij klimaatfinanciering uiteindelijk allemaal beogen, is dat als
we geld uittrekken voor klimaat, of het nou voor mitigatie of adaptatie
is, we ontwikkelingslanden helpen om te verduurzamen en om zich aan te
passen aan de veranderende klimaatomstandigheden. Dat doen we onder
andere door heel veel meer in klimaat te investeren vanuit OS. Ik heb
hier ook gesprekken over met mijn collega Jetten. Ik ga hier ook graag
over in gesprek met mijn Deense collega ā dat wil ik mevrouw Krƶger best
toezeggen ā maar het is nu nog te vroeg om toe te zeggen dat wij loss
and damages zelf gaan trekken en ons daarachter scharen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Schreinemacher:
Ook deze voorbeelden leg ik terzijde.
Noodhulp en opvang in de regio. De heer Stoffer vroeg naar noodhulp en
VN-noodhulpfondsen op landenniveau. Die dragen bij aan het werk van
lokale organisaties. In de adviesraden van die fondsen letten we daar
ook specifiek op. Er is binnen de Grand Bargain een target afgesproken
van ten minste 25% via directe financiering van lokale actoren. We
besteden nadrukkelijk aandacht aan het bereiken van die norm in onze
dialoog met VN-instellingen en ook met Rode Kruis en Dutch Relief
Alliance. Er is al veel aandacht voor dit onderwerp, ook bij die
organisaties. Dat heeft effect. UNHCR zet de ontvangen compensatie van
overheidskosten nu linea recta door naar lokale organisaties waar ze mee
samenwerken.
De heer Klink vroeg naar de mogelijkheden om Pakistan direct te steunen
en bij te dragen aan het verminderen van schade door toekomstige
moessons. De lokale problematiek in Pakistan is enorm. De
coƶrdinatiestructuren staan ook fors onder druk. Wij hebben het Dutch
Risk Reduction Team klaarstaan om naar Pakistan af te reizen. Wij werken
hierbij nauw samen met partners, waaronder de Wereldbank en de Asian
Development Bank. We verwachten binnenkort een officieel verzoek van
Pakistan voor een DRR-missie.
De heer Klink vroeg nog naar de internationale migratiestrategie. Die
heeft premier Rutte vorige week toegezegd bij de APB. Hij vroeg op welke
termijn hij die tegemoet kan zien. Die internationale migratiestrategie
is toegezegd, dus die gaat er komen. Voor mij betekent dat dat er
maximaal wordt ingezet op die bilaterale partnerschappen. Natuurlijk
doen we dat ook in Europees verband maar ook bilateraal. Het algemeen
belang van Nederland bij migratie is tweeledig: het beperken van de
instroom en het bevorderen van de terugkeer. Binnen het partnerschap
kunnen we inzetten op diverse thema's, mede afhankelijk van de vraag en
de situatie van het land. Dat gaat van de aanpak van grondoorzaken tot
de aanpak van mensenhandel en -smokkel, het versterken van
terugkeersamenwerking en het bevorderen van legale migratieroutes. Het
is nadrukkelijk de bedoeling dat zowel de beschikbare handels- als
OS-middelen op een geĆÆntegreerde wijze worden ingezet.
Daarnaast heb ik het budget voor opvang in de regio bijna verdubbeld om
landen die een groot aantal vluchtelingen huisvesten te ondersteunen,
vanuit het belang van de vluchtelingen, de gastgemeenschappen en het
beheersbaar houden van de grote migratiebewegingen in de wereld en
vooral rond Europa. De internationale migratiestrategie komt later dit
jaar naar de Kamer.
De voorzitter:
Dat was 'm?
Minister Schreinemacher:
Ja.
De heer Amhaouch vroeg nog naar de naderende winter in OekraĆÆne. Hij
vroeg wat Nederland nog kan doen aan acute humanitaire hulp. Nederland
heeft 60 miljoen aan humanitaire hulp geboden, waaronder 2 miljoen voor
seksueel en gendergerelateerd geweld en 10 miljoen voor ontmijning.
Daarnaast deel ik zijn zorgen over de naderende winter, want de noden
zijn groot. Met de door Nederland beschikbaar gestelde hulp wordt er nu
al via de VN, het Rode Kruis en de Dutch Relief Alliance voor gezorgd
dat OekraĆÆne de winter doorkomt met voedsel en onderdak. Ik heb dat zelf
tijdens mijn bezoek aan Irpin ook gezien. Daar werden voedsel- en
hygiƫnepakketten met Nederlandse steun uitgedeeld. De samenwerkende
hulporganisaties Giro555 gebruiken de ingezamelde gelden van
Nederlanders daarvoor. Nederlanders hebben zich toen echt van hun beste
kant laten zien en ontzettend veel geld zelf daaraan bijgedragen. We
werken ook met Nederlandse bedrijven om bruggen aan te leggen en
medische apparatuur aan ziekenhuizen te leveren, zodat de OekraĆÆners
geholpen zijn met wat ons bedrijfsleven kan.
De heer Klink vroeg nog hoe wij moeilijk bereikbare plekken in OekraĆÆne
bereiken met humanitaire hulp. Nederland biedt steun aan internationale
humanitaire organisaties, die natuurlijk alles op alles zetten om die
hulp ook echt bij mensen te krijgen. Het Rode Kruis heeft relatief goede
toegang daar, maar de toegang tot gebieden die aan de frontlinie liggen,
zijn voor alle hulporganisaties moeilijk te bereiken, vooral vanwege de
veiligheid. Nederland biedt ook politiek en diplomatieke steun aan de VN
en het Rode Kruis, die in de lead zijn, met de OekraĆÆense autoriteiten
natuurlijk, bij de onderhandelingen over humanitaire toegang.
De heer Stoffer vroeg nog of we binnen beleidsevaluaties systematischer
kunnen kijken naar ongeplande effecten, met name als het gaat om door
Nederland gefinancierde abortusdiensten. Dat is een belangrijke vraag,
juist vandaag, op internationale veiligeabortusdag. De door ons
gefinancierde OS-activiteiten rapporteren we jaarlijks. Die zijn
openbaar. Dat geldt ook voor onze SRGR-activiteiten. Ook die worden
geƫvalueerd. Daarbij wordt ook bekeken of er ongeplande neveneffecten
zijn en of risico's worden meegenomen, dus dat doen we eigenlijk
al.
De heer Amhaouch vroeg nog of ik kan toezeggen dat we naast de
bestrijding van hiv-aids ook inzetten op de bestrijding van tuberculose.
Dat doen we. Zeker. Het is ook heel belangrijk dat we dat blijven doen.
Dat komt onder andere tot uiting in onze verhoogde nieuwe
meerjarenbijdrage aan het Global Fund van 60 miljoen per jaar. Ook zal
Nederland 15 miljoen per jaar meer investeren in de World Health
Organisation. Tuberculose komt ook nadrukkelijk terug in de Global
Health Strategy die u voor het herfstreces zal ontvangen.
Dan vroeg de heer Hammelburg nog naar de wet waarover nu gedebatteerd
wordt betreffende de lhbtiq+-gemeenschap, kort gezegd de Transgenderwet.
Ik wil niet vooruitlopen op de behandeling van dit belangrijke
wetsvoorstel, maar het opkomen voor gelijke rechten voor de
lhbtiq+-gemeenschap is een belangrijke prioriteit in ons
buitenlandbeleid. Dat moet het ook in het binnenlands beleid zo zijn.
Daarover zijn de heer Hammelburg en ik het helemaal eens.
De voorzitter:
Over naar het laatste mapje. Hartstikke goed.
Minister Schreinemacher:
Dat zijn de overige. Een aantal van uw leden vroeg naar de 0,7%
bni-norm. Zoals afgesproken in het coalitieakkoord verhoogt het kabinet
de uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking met 300 miljoen, oplopend tot
500 miljoen. Daarmee zet Nederland weer een belangrijke stap in de
richting van de internationale norm van 0,7%. Vanaf 2025 komt de
verwachte ODA-prestatie daarmee uit op 0,65%. Voorafgaand aan deze
investeringen was de verwachte ODA-prestatie 0,56%. Ik realiseer mij dat
dat niet voor iedereen is waar men op hoopte, maar ik denk dat we met
0,65% toch wel weer een stap in de goede richting hebben gezet.
De heer Stoffer vroeg naar de eerstejaars opvang van asielzoekers vanuit
ODA-middelen. Ik houd mij aan de bestaande afspraak dat Nederland de
uitgaven ter dekking van de kosten voor de eerstejaars opvang van
asielzoekers uit ODA-landen uit het ODA-budget betaalt. Ook andere
gelijkgezinde landen rekenen dit toe aan de ODA-uitgaven. Het kabinet
hanteert daarbij de regels zoals het DAC van de OESO die heeft bepaald.
Dat blijven we doen. Zoals u weet wordt de opvang van OekraĆÆners wel
generaal gedekt en niet, met uitzondering van 150 miljoen, uit het
OS-budget gehaald.
De heer Van Dijk vroeg naar de axis of tax avoidance. Wat doen wij
daaraan? Belastinginkomsten zijn essentieel voor het behalen van de
SDG's. In mijn nota geef ik aan dat dit kabinet zich inzet op het
tegengaan van belastingontwijking en -ontduiking. We blijven
ontwikkelingslanden hierbij ondersteunen. De Nederlandse inzet loopt
langs drie lijnen. We maken internationale afspraken die
belastingontduiking en -ontwijking tegengaan, bijvoorbeeld door het
wereldwijde minimumtarief voor winstbelasting. Twee. We dringen
Nederland terug als doorstroomland, bijvoorbeeld door het
heronderhandelen van belastingverdragen, ook met ontwikkelingslanden.
Drie. Door technische assistentie zetten we in op capaciteitsversterking
van bijvoorbeeld belastingdiensten in ontwikkelingslanden. Nog voor het
eind van het jaar stuur ik mijn actieplan beleidscoherentie voor
ontwikkeling, waarin ik ook de inzet op het tegengaan van
belastingontwijking en -ontduiking nader toelicht. We zullen daarin de
voortgang op basis van indicatoren gaan monitoren.
De heer Amhaouch vroeg naar de Afrikastrategie. Wanneer komt die er?
Hoever zal die strategie de toekomst in zien? De Afrikastrategie is een
langetermijnstrategie met een horizon van tien tot vijftien jaar. Dat is
althans het plan. De uitvoeringsagenda is op hoofdlijnen en niet op
detailniveau. We hebben nog wat meer partners in Afrika zelf willen
spreken en we willen ook echt een integraal beeld, rijksbreed maar met
name ook met een meer politieke hoek binnen Buitenlandse Zaken,
inclusief defensie en veiligheid. Daardoor duurt het iets langer. De
strategie komt in het eerste kwartaal van 2023.
De heer Klink vroeg nog of Nederland meer gebruik wil maken van
delegated cooperation. Wat betreft EU delegated cooperation gebeurt al
veel door Nederland. Nederland heeft drie organisaties die zogenaamd
"pillar assessed" zijn, RVO, BZ en FMO, en dus geaccrediteerd zijn om
gedelegeerde EU-middelen te ontvangen en te beheren. Alleen al via BZ en
RVO loopt er op dit moment voor 37 miljoen euro aan programma's, en er
zitten ook nog aanvragen in de pijplijn. Wij zetten dat voort. EU
delegated cooperation via BZ zal worden ingezet voor de ook voor
Nederland prioritaire landen en thema's voor ontwikkelingssamenwerking.
Het is natuurlijk wel zo dat wij daar dan ook de risico's van dragen en
ook een bepaalde opslag moeten betalen voor die projecten. Het is dus
niet zo dat wij dat 100% kunnen doorsluizen, maar ik denk dat het zeker
de moeite waard is om dat te blijven doen en daar meer op in te
zetten.
De heer Klink vroeg ook nog naar het weeshuistoerisme. Ik werk hierin
samen met JenV en Financiƫn, met het maatschappelijk middenveld via
belangenorganisaties Partos en Partin en met maatschappelijke
organisaties zelf. Er is regelmatig overleg. Afgelopen week was er nog
overleg. Het rapport van de minister van Financiƫn over toezicht op en
mogelijke aanpassingen aan de anbistatus is op 21 juni naar de Kamer
gegaan en is ook in afwachting van verdere behandeling. Maar u kunt
ervan op aan dat ik dit serieus oppak.
Als het goed is, is dit mijn laatste antwoord. De heer Van Dijk vroeg
nog naar het WK in Qatar. Dat ligt natuurlijk primair op het terrein van
mijn collega Hoekstra. Het kabinet acht het nog steeds verstandig om de
motie voorlopig in beraad te houden. Want als je niet gaat en ze de rug
toekeert, dan kun je ook de dialoog over mensenrechten niet aangaan. De
dialoog met Qatar had en heeft op dit moment nog steeds positief effect
op arbeidshervormingen. Natuurlijk gaat het niet zo snel als we zouden
willen, maar het positieve effect en die stapjes zijn er wel. Als wij nu
niet zouden gaan, zouden we vooralsnog alleen staan in de boycot van het
WK. Daarbij spelen er natuurlijk ook nog andere zaken. We hebben Qatar
ook nog nodig in verband met Afghanistan, de evacuatie van mensen ā die
gaan natuurlijk ook daarlangs ā en eventuele energieleveranties. We
blijven intussen in gesprek met Qatar, ILO en mensenrechtenorganisaties.
Als hier meer over te melden is, zal dat bij monde van mijn collega
Hoekstra gebeuren.
De voorzitter:
En daarmee was u klaar met uw termijn?
Minister Schreinemacher:
Ja.
De voorzitter:
Dat is heel mooi. Ik wil heel graag een vraag stellen over dat laatste
punt, maar ik zie gelijk ook anderen hun vingers omhoogsteken. Als we
dat nou heel snel doen, dan zijn we om kwart voor klaar en kunnen we nog
een snelle tweede termijn doen. Volgens mij is dat verstandig, want
anders moeten we op een andere datum terugkomen. Laten we het dus zo
doen. Ik zag nog twee mensen die een korte vraag willen stellen. Meneer
Klink, klopt dat?
De heer Klink (VVD):
Ja. Dank aan de minister voor de beantwoording. Ik zal het kort houden.
Ik heb van de minister niets gehoord op de vragen die ik had gesteld
over de proactieve aanpak richting Marokko, gecombineerd met
grondstoffen, fosfaat, dat verhaal, en over handelsbevordering om te
kiezen voor de Zweedse en Finse aanpak met RVO, Atradius, Invest-NL en
FMO.
De voorzitter:
Dat zijn vragen waar de minister even naar moet zoeken.
Minister Schreinemacher:
Mag ik daar in tweede termijn op terugkomen?
De voorzitter:
Prima. Mevrouw Van Weerdenburg, had u nog een vraag?
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Ik miste nog een antwoord op mijn eerder gestelde vraag of de minister
het met mij eens was dat de noden van Nederlanders niet ondergeschikt
zouden mogen zijn aan die van mensen in ontwikkelingslanden.
Minister Schreinemacher:
Ja, kijk. Uiteindelijk hebben we vorige week een heel groot pakket
gepresenteerd, ook ten behoeve van de mensen die zich zorgen maken over
hun energierekening. Aanvankelijk was er ook al een koopkrachtpakket
gepresenteerd. Het is dus niet zo dat wij geen oog hebben voor de noden.
Sterker nog, de zorgen die mensen in Nederland hebben, die zich nu echt
zorgen maken of ze hun energierekening kunnen betalen en die hopen dat
ze dat door de maatregelen die het kabinet heeft genomen wel kunnen
doen, begrijp ik heel goed. Het is niet zo dat het kabinet daar geen oog
voor heeft. Maar ik denk ā verschillende van uw leden hebben dat laten
zien ā dat het ook in het belang van Nederland is om andere landen in de
regio maar ook in Afrika te helpen bij hun ontwikkeling en dat we dat
ook uit medemenselijkheid moeten doen.
De voorzitter:
Ik hoop nu zelf nog een vraag te kunnen stellen.
Voorzitter: Teunissen
De heer Jasper van Dijk (SP):
Mijn vraag gaat over Qatar. Dank voor het antwoord van de minister. Ik
vind dat ze wel een beetje een dubbele boodschap afgeeft. Aan de ene
kant zegt ze: we willen de motie nog in beraad houden. En aan de andere
kant geeft ze allerlei redenen waarvan je zou kunnen vermoeden dat het
kabinet zegt: we willen daar eigenlijk wel naartoe, want we hebben Qatar
nodig en we willen Qatar niet voor het hoofd stoten. De motie die is
aangenomen is echter glashelder: geen afvaardiging naar Qatar, geen
koning of minister daarnaartoe vanwege de omstreden
arbeidsomstandigheden in Qatar, vanwege het grote aantal doden dat daar
is gevallen door bouwprojecten. Mijn vraag is dus eenvoudig: wilt u de
motie uitvoeren?
Minister Schreinemacher:
Zoals gezegd ... U herhaalt uw vraag en ik herhaal mijn antwoord. We
houden 'm aan. Ik zeg niet dat we 'm niet uitvoeren, maar het is echt
aan mijn collega Hoekstra om aan uw Kamer te melden wat wij precies met
die motie gaan doen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Kan ik de minister dan vragen wanneer we uitsluitsel krijgen? Want dat
WK komt dichterbij.
Minister Schreinemacher:
Zo snel mogelijk krijgt u daar bericht over.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De griffier noteert: zo snel mogelijk.
Voorzitter: Jasper van Dijk
De voorzitter:
We gaan snel door naar de tweede termijn. Meneer Ceder had volgens mij
geen interrupties meer. Nee, uw tweede termijn komt eraan. Mevrouw
Teunissen is er klaar voor. We gaan dit redden, als we dit rap doen en
niet nog uitgebreide betogen houden. Probeert u zich nou te beperken tot
moties.
Ik wil nog wel ƩƩn algemene opmerking maken, want ik denk dat ik daarmee
uw gevoel representeer. Het is niet bevredigend zoals dit gaat en zoals
het wel vaker gaat in debatten, en daar zijn wij allemaal bij. We
plannen vijf uur, van 13.00 uur tot 18.00 uur, voor dit debat en toch
heeft iedereen nou het gevoel: mijn onderwerp komt niet voldoende aan
bod. We moeten dus in de commissie bespreken hoe we dat oplossen. Ik heb
ƩƩn schrale troost. Van 1 tot 3 november is de begroting Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Dan komen we allemaal weer bij
elkaar, maar dan in de plenaire zaal. Dan kunt u weer grote verhalen
over dit onderwerp houden. Dat is over een paar weken, maar we zijn nu
gebonden aan dit tijdslot en gaan snel door met mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. De Partij voor de Dieren vindt de beantwoording
best teleurstellend. Ik had hele specifieke vragen over Mercosur gesteld
en ik heb geen scherpe antwoorden gekregen. Ik wil toch nog twee vragen
even herhalen in de hoop op een scherp antwoord.
EƩn. Onze motie die de Kamer heeft aangenomen, is volstrekt helder:
steun intrekken voor Mercosur. Waarom pleit de minister dan toch voor
implementatie in de Europese Commissie?
Twee. Er is in 2019 een heel duidelijk antwoord van de regering gekomen:
de EU kan de Mercosur-landen niet dwingen de EU-regelgeving of het
equivalent daarvan over te nemen. Dat staat in de beantwoording van de
regering. Ik heb een vraag, ook in het kader van de stikstofcrisis. Het
Mercosur-verdrag leidt tot oneerlijke concurrentie, want we kunnen hier
producten gaan importeren zoals kippenvlees en rundvlees die niet
voldoen aan de Europese standaarden. Mijn vraag aan de minister is: is
dit niet aanleiding ... Hoe ziet zij haar rol in de stikstofcrisis en
het bieden van perspectief aan boeren? Zouden we nu niet de steun voor
het Mercosur-verdrag moeten intrekken?
Voorzitter. Tot slot heb ik nog een motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet ernaar streeft om 70% van de
ontwikkelingsgelden onder de DRIVE- en D2B-programma's te besteden aan
goederen en diensten van Nederlandse bedrijven;
overwegende dat deze vorm van gebonden hulp omstreden is omdat het
afnemen van producten en diensten in Nederland niet kostenefficiƫnt is
voor ontvangende landen en uitvoering door lokale bedrijven de voorkeur
moet hebben;
constaterende dat de VN en de OESO fervent tegenstander zijn van
gebonden hulp;
verzoekt de regering om zich onomwonden te houden aan internationale
afspraken en geen gebonden hulp in ontwikkelingsbeleid op te
nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Teunissen.
Zij krijgt nr. 4 (36180).
Dank u wel. Het woord is aan de heer Amhaouch. Die kan het ook in
anderhalve minuut.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter. Ik wil de minister maar ook de collega's bedanken voor het
volgens mij fijne debat dat we vandaag gehad hebben in de richting van
een goede nota. Daarbij wil ik er weer aan refereren dat we allemaal in
die transitie zitten: het bedrijfsleven, het ministerie, het beleid, de
ngo's en iedereen die hierbij betrokken is. Dat moeten we voor ogen
houden. We gaan dus bewegen. Het zal schuren, maar volgens mij is het
belangrijkste dat we naar elkaar luisteren en kijken hoe we onze
gezamenlijke doelen behalen, want volgens mij is niemand hier tegen SDG
8. De vraag is alleen hoe je waardig werk aanvliegt. Volgens mij had de
heer Thijssen daar een goede reactie op, als hij aan de andere kant zou
zitten.
Leverage is inderdaad belangrijk. Privaat-publieke samenwerking wordt
alleen maar belangrijker: hoe kunnen we als overheid met de beperkte
middelen ook geld loskrijgen bij het bedrijfsleven, pensioenfondsen of
andere instanties? Dank voor de toezegging dat later in een brief wordt
teruggekomen op hoe de financiering eruitziet, zodat we waardig werk ook
kunnen organiseren. Daar zitten namelijk altijd risico's aan. Als wij
altijd zeggen dat wij rendement gaan halen of dat we het risicoloos gaan
doen, wachten we tot de Chinezen alles op orde hebben en dan komen wij
een keer aansjokken.
Ook belangrijk is wat de minister aangaf over "van aanbodgestuurd naar
vraaggestuurd". Als wij op werkbezoek gaan in Afrikaanse landen, zeggen
zij altijd: gelijkwaardig. Voor gelijkwaardigheid moet je luisteren naar
wat zij nodig hebben en niet alleen naar wat wij daar neerleggen.
Mijn collega Kuik zal blij zijn dat tbc wel degelijk nog stevig op de
agenda staat.
Ik verzoek de minister nogmaals de vinger aan de pols te houden bij
noodhulp, samen met andere landen, aan OekraĆÆne: wat is daar nodig om de
mensen daar door een koude winter te helpen?
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van Weerdenburg.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter, ik heb geen motie. Sorry.
De voorzitter:
Hè ⦠Nou, het is u vergeven.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Als ik het me goed herinner, was het notaoverleg
over de vorige beleidsnota ook anderhalf uur uitgelopen, maar u kent de
PVV als een constructieve partij. Ik ga dus even meehelpen: wij hebben
geen moties. De minister mag ook best schriftelijk terugkomen op onze
vragen over het potje voor ondernemers die in zwaar weer zitten in
verband met de klimaatinvesteringen. Het is geen probleem als dat op
korte termijn schriftelijk kan.
We hebben eigenlijk alleen een paar afsluitende opmerkingen. Het heeft
mij een beetje gestoord dat de minister sprak over "mijn budget". We
horen liever dat we het hebben over "het Nederlandse budget". Dat is een
klein puntje, maar is toch wel belangrijk.
De minister zei ook dat ze die 6 miljard heel graag op een verantwoorde
manier wil uitgeven. Dat heeft ons wel een beetje verbaasd, want we
horen dat Pakistan Nederlands geld krijgt, ook al wenste de
oppositieleider PVV-fractievoorzitter Wilders in ons land dood. Marokko
krijgt geld ondanks een jarenlange weigering om uitgeprocedeerde
asieleisers die ons hier het leven zuur maken, terug te nemen. Maar ik
wil even inzoomen op de klimaatschade waar het nu ook best wel over is
gegaan. Bij de vorige klimaattop hebben Afrikaanse leiders iets van
1.300 miljard per jaar geƫist van westerse landen voor klimaatschade.
Zij zagen hun kans schoon. We kunnen alleen maar vermoeden dat bij de
volgende klimaattop de inzet verhoogd is. Ik zou dus graag van de
minister willen horen dat het antwoord op zo'n eis gewoon klip-en-klaar
is: nee, ga weg; we willen best praten. Althans, wat de PVV betreft
liever niet. Dit gebeurt omdat we erop ingaan: "ja, we kunnen erover
praten". Dan krijg je dus zo'n eis van 1.300 miljard per jaar op tafel.
Maar goed, we zien wel wat er de volgende keer op tafel komt, maar ik
zou hier wel graag een reactie op krijgen van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor de beantwoording. Die is op sommige
punten nog onbevredigend. Daarom een paar moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de SDG-toets een belangrijk middel is om
grensoverschrijdende effecten van overheidsuitgaven inzichtelijk te
maken;
verzoekt de regering om de toepassing van de SDG-toets bij nieuwe wet-
en regelgeving op ten minste de coherentieministeries zichtbaar te maken
voor de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 5 (36180).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister voornemens is 70% van de opdrachten binnen
het DRIVE- en D2B-programma exclusief te laten uitvoeren door
Nederlandse bedrijven;
overwegende dat het wenselijk is om het lokale bedrijfsleven zo veel
mogelijk te laten profiteren en dat slechts in gevallen dat dit
onmogelijk blijkt, gekozen zou moeten worden voor een niet-lokaal
bedrijf;
verzoekt de regering om af te zien van het streefcijfer van 70% en zo
veel mogelijk opdrachten uit te laten voeren door lokale
bedrijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Hammelburg.
Zij krijgt nr. 6 (36180).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de nota 25 prioritaire markten benoemt met grote
economische kansen;
constaterende dat in een aantal van deze landen sprake is van een
zorgelijke mensenrechtensituatie;
overwegende dat mensenrechten een belangrijke pijler zijn van het
Nederlandse buitenlandbeleid;
verzoekt de regering in het kader van dit handelsbeleid bedrijven die
gebruik willen maken van de instrumenten ter bevordering van
internationale handel, alleen te ondersteunen met deze instrumenten
wanneer zij uitvoering geven aan de OESO-richtlijnen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 7 (36180).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb nog ƩƩn vraag. De SGP is hier niet meer, maar voor
ons was de niet beantwoorde vraag relevant hoe de nota ouderen in
algemene zin betrekt. Kan de minister daarop reflecteren? En hoe ziet
zij de uitdagingen zoals vergrijzing en de rol van Nederland
daarin?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me bij de woorden van de heer Ceder
aan. Het stoort mij wel dat we elke keer best wel lang moeten wachten op
antwoorden en brieven. Als die antwoorden dan komen, staat daarin een
verwijzing naar een brief die nog gaat komen, bijvoorbeeld bij de
feitelijke vragen: de stukken komen later. Dat gold ook voor deze nota
voor de zomer. Dat is ook de reden dat we, omdat we nog een
rondetafelgesprek wilden organiseren, nu pas hier zitten, vlak voor de
begrotingsbehandeling. Die begroting ligt er al. Ook in dit debat komen
er weer antwoorden, maar die zijn niet altijd heel erg duidelijk en
specifiek. Dat zorgt voor problemen, vragen en in dit geval twee moties
van mijn kant.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit de IOB-beleidsdoorlichting van artikel 1 van de
begroting van het ministerie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking is gebleken dat het beleid niet altijd
bijdraagt aan het bereiken van de langetermijnontwikkelingsdoelen en dat
investeringen vooral in middeninkomenslanden terechtkomen en niet bij
lage-inkomenslanden of de allerarmsten;
verzoekt de regering voorafgaand aan de begrotingsbehandeling de
beleidsvoorstellen op begrotingsartikel 1.3 door IOB te laten toetsen op
effectiviteit en additionaliteit van het voorgenomen beleid in lijn met
de beleidsdoorlichting,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hammelburg en Ceder.
Zij krijgt nr. 8 (36180).
De heer Hammelburg (D66):
En dan de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland zich in Glasgow heeft gecommitteerd aan het
uitfaseren van onder andere exportkredietverzekeringen voor fossiele
projecten;
constaterende dat dit ook een afspraak is in het regeerakkoord;
constaterende dat meerdere landen om ons heen, waaronder Frankrijk, deze
verklaring op een ambitieuze manier hebben geĆÆmplementeerd;
constaterende dat de Kamer meerdere moties heeft aangenomen om de
financiering voor fossiele projecten uit te faseren;
overwegende dat nu niet alleen de milieuwinst nog niet wordt behaald,
maar ook ondernemers nog steeds in onzekerheid zitten;
verzoekt de regering om voor 1 november 2022 het concrete plan te delen
dat toeziet op de uitfasering van financiering voor fossiele projecten
in het handelsinstrumentarium, waaronder
exportkredietverzekeringen;
verzoekt de regering dit tevens proactief met ondernemers te delen via
de daarvoor bestaande kanalen en daarbij te zorgen dat ondernemers weten
waar ze terechtkunnen met vragen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hammelburg en Romke de
Jong.
Zij krijgt nr. 9 (36180).
Bent u daarmee aan het einde gekomen?
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik wens de notulist veel succes.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Ik weet niet of ik dat tempo ga halen. Ik heb ƩƩn
vraag en ƩƩn motie. De reactie van de minister op de vraag of de
OESO-richtlijnen echt de basis en de bodem gaan zijn voor imvo-wetgeving
vond ik nog niet volledig duidelijk. Ik vraag nu dus expliciet of de
minister kan toezeggen dat die OESO-richtlijnen daadwerkelijk die bodem
zijn. Het kan aan mij liggen, maar ik vraag het toch even expliciet voor
een ja- of nee-antwoord.
Dank uiteraard voor de toezeggingen en de antwoorden. Ik heb ƩƩn
motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat trickledowneconomics niet werkt en ook president Biden
dit benadrukte op 20 september;
overwegende dat financiering van lokale ngo's, alsook micro- en midden-
en kleinbedrijven een positieve impuls kan geven aan ontwikkeling,
passend bij de lokale realiteit van ontwikkelingslanden vanuit een
trickle-upaanpak;
overwegende dat dit bijdraagt aan het versterken van een gelijkwaardige
relatie met partnerlanden;
verzoekt de regering ten minste 70% van het budget binnen
begrotingsartikel 1 te reserveren voor lokale micro-, midden- en
kleinbedrijven en ngo's,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koekkoek.
Zij krijgt nr. 10 (36180).
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Dank, voorzitter en dank aan de minister. Over DRIVE, waar het best lang
over is gegaan, wil ik nog zeggen dat het inderdaad slim is om daarop in
te zetten en zo veel mogelijk te gaan voor de Nederlandse totaalaanpak.
Verder dank ik de minister voor de toezegging over de concrete acties
met betrekking tot het grondstoffenbeleid: die kunnen we verwachten voor
april 2023. Over de toezegging van de internationale migratiestrategie:
die was er natuurlijk al, maar dank dat de minister toegezegd heeft dat
die voor het eind van het jaar komt.
Nogmaals een oproep aan de minister om echt heel goed in de gaten te
houden wat er in OekraĆÆne gebeurt. Laten we er echt goed voor zorgen dat
de mensen in het heroverde gebied goed de winter doorkomen.
Voorzitter. Dan heb ik drie moties. Een gaat over de bilaterale relatie
met Algerije.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat landen aan de randen van Europa een belangrijke rol
hebben in het behoud van veiligheid, welvaart en welzijn in Europa, en
daarmee in Nederland;
overwegende dat Algerije een belangrijke strategische partner is voor
Nederland om de afhankelijkheid van Russisch gas te verminderen;
overwegende dat Algerijnen de voornaamste nationaliteitsgroep zijn die
via de westelijke route de Europese Unie binnenkomen en dat de staat
Algerije een belangrijke rol moet spelen voor het binnen de perken
houden van migratiestromen richting Nederland;
verzoekt de regering om te onderzoeken of de huidige geopolitieke
situatie en asielinstroom naar Nederland een indicatie moet zijn om in
de toekomst de relatie met Algerije te behouden ofwel te
intensiveren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klink.
Zij krijgt nr. 11 (36180).
De heer Klink (VVD):
Dan een motie over kennishubs.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat kennis een belangrijke driver is voor innovatie,
handel en ontwikkeling;
overwegende dat het van belang is dat de Nederlandse kennisagenda meer
in lijn wordt gebracht met de internationale kennisagenda;
overwegende dat, om tot een succesvol BHOS-beleid te komen, er samenhang
zou moeten zijn tussen de nationale en internationale kennisactiviteiten
en tussen bedrijfsleven, overheden, ngo's en kennisinstellingen;
verzoekt de regering in de vormgeving van haar nieuwe beroepsonderwijs-
en hogeronderwijsprogramma (samen met OCW) te onderzoeken of er in
combinatielanden mogelijkheden zijn voor een structurele kennishub om de
kruisbestuiving tussen (lokale) maatschappelijke organisaties,
kennisinstellingen, bedrijven en de lokale overheid optimaal te
stimuleren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klink.
Zij krijgt nr. 12 (36180).
De heer Klink (VVD):
En tot slot een motie om niet onnodig internationaal geld te laten
liggen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet inzet op samenwerking met de EU met als
reden dat de uitdagingen te groot zijn voor Nederland alleen;
overwegende dat Nederland, in vergelijking met Duitsland en Frankrijk,
geen of summier gebruikmaakt van financiƫle middelen zoals delegated
cooperation;
overwegende dat de Nederlandse meerjarenplannen en indicatieve
programma's van de Europese Commissie raakvlakken hebben;
overwegende dat het kabinet de Team Europe-initiatieven zal versterken
met Nederlandse expertise en financiering;
verzoekt de regering om meer EU-gelden door middel van delegated
cooperation aan te wenden door een proactieve en leidende aanpak van het
ministerie van Buitenlandse Zaken, waarbij Nederlandse organisaties
kunnen meedoen in de uitvoering,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Klink en Amhaouch.
Zij krijgt nr. 13 (36180).
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank, voorzitter. Ik denk dat het inderdaad goed is dat er zo veel
partijen meedoen, waardoor we wel vijftien uur kunnen debatteren in
plaats van slechts vijf. Maar we gaan met de begroting gewoon verder.
Dan zal ik ook verdergaan op de vervuiling van het budget van
ontwikkelingssamenwerking. Ik vind toch echt dat daarin nog meer stappen
gezet kunnen en moeten worden.
Dan over het waardig werk en de rol van de vakbonden. Volgens mij valt
de ruimte die ik hiervoor probeer te zoeken niet onder Power of Voices
of het maatschappelijk middenveld van ngo's, en is er ruimte onder het
artikel waar dit onder valt. Ik hoop dus eigenlijk dat de minister deze
motie kan overnemen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet inzet op het combineren van hulp en handel
in combinatielanden waar wordt gestuurd op de transitie naar duurzame en
digitale handel;
overwegende dat "waardig werk" van SDG 8 een cruciaal deel is van
internationale handel en het werk van vakbonden en
werkgeversorganisaties hier een belangrijke rol in spelen;
verzoekt het kabinet de financiering van capaciteitsversterking van
zowel vakbonden als werkgeversorganisaties in het voeren van sociale
dialoog in ontwikkelingslanden de komende jaren op het niveau van 2022
voort te zetten en de mogelijkheden te onderzoeken hoe in
combinatielanden te intensiveren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Thijssen en Amhaouch.
Zij krijgt nr. 14 (36180).
De heer Thijssen (PvdA):
En dan een motie over voedselzekerheid en coherentie in het beleid.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de hongercijfers jaar op jaar blijven stijgen;
constaterende dat de aangenomen motie-Thijssen/Bromet/De Groot in de
commissie LNV het kabinet vraagt om een stappenplan op te stellen om bij
te dragen aan de verbetering van de mondiale voedselzekerheid;
constaterende dat de aangenomen motie-Klink/Amhaouch verzoekt om
ondersteuning van de voedselproductie in Afrika;
verzoekt de minister voor BHOS het voortouw te nemen in het zorg dragen
dat de beoogde doelstelling om bij te dragen aan de verbetering van de
mondiale voedselzekerheid ook wordt geborgd in de nog te ontwikkelen
strategieƫn, zoals bijvoorbeeld de Afrikastrategie en de
beleidscoherentiestrategie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Thijssen en Krƶger.
Zij krijgt nr. 15 (36180).
De heer Thijssen (PvdA):
En dan nog ƩƩn vraag. Die gaat ook over voedselzekerheid en
beleidscoherentie. De minister heeft als doelstelling: nul ontbossing in
2030. Dat is heel erg goed. Een van de sectoren in Nederland die zorgt
voor ontbossing wereldwijd is de landbouw. We staan op het punt om een
enorme transitie door te maken in de landbouw met het Nationaal
Programma Landelijk Gebied. Op dit moment zit in dat programma niet de
doelstelling dat de voetafdruk van de Nederlandse landbouwsector in de
rest van de wereld nul ontbossing moet zijn in 2030. Volgens mij zou dat
wel logisch zijn. Ik wil dus aan de minister vragen: kan zij niet met de
minister voor Natuur en Stikstof praten over dat zij de doelstelling van
nul ontbossing in 2030 meeneemt in het Nationaal Programma Landelijk
Gebied? Dat zou heel coherent zijn.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Krƶger.
Mevrouw Krƶger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ook voor mij was het een ietwat onbevredigend
debat. Ik denk ook niet dat het helemaal recht deed aan de grote
discussies die onder deze nota wegkomen.
Een daarvan is wat mij betreft klimaatrechtvaardigheid. Ik hoop echt dat
de minister in de brief over internationaal klimaatbeleid met een visie
hierop komt. Wat betekent dit voor Nederland en wat volgt daarbij dan
ook?
Ik heb ƩƩn motie met betrekking tot loss and damages, omdat dat, wat mij
betreft, daaruit volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ontwikkelingslanden de grootste schade ondervinden van
klimaatverandering, terwijl zij juist het minste hebben bijgedragen aan
het probleem;
overwegende dat Nederland het klimaatakkoord van Parijs heeft
ondertekend, waarin alle ondertekenende landen overeenkwamen om het
verlies en de schade in verband met de gevolgen van klimaatverandering
(klimaatschade) aan te pakken;
constaterende dat de aanvragen voor humanitaire hulp na
klimaatgerelateerde rampen de laatste twintig jaar zijn verachtvoudigd
en dat op dit moment 198 miljoen mensen worden bedreigd door hongersnood
in de meest klimaatkwetsbare ontwikkelingslanden;
constaterende dat landen om ons heen, zoals Schotland en Denemarken,
reeds geld hebben toegezegd voor het compenseren van
klimaatschade;
verzoekt de regering om voor de Europese inzet voor de
COP-onderhandelingen het onderzoeken van de mogelijkheden voor een
financiƫle faciliteit voor klimaatschade te agenderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Krƶger en Thijssen.
Zij krijgt nr. 16 (36180).
Mevrouw Krƶger (GroenLinks):
Dan had ik nog twee vragen. Een gaat over de handelsmissies. Voor mij is
het echt grenzeloos naĆÆef dat we zeggen dat grote fossiele bedrijven,
die voor 90% nog fossiel zijn, mee mogen, zolang ze daar ter plekke een
duurzaam projectje doen op een handelsmissie. Dat is gewoon het
uitlokken van greenwash. Ik hoop dat de minister ook echt weer scherpte
wil aanbrengen in de bedrijven die deelnemen aan handelsmissies en dat
ze daarop terug wil komen bij de Kamer met een stevige definitie.
Het tweede is de beleidscoherentie met EZK en het maatwerk in scope 3.
Ik hoor de minister zeggen: scope 3 is onderdeel van mvo-beleid en
wetgeving. Wordt het dan dus ook onderdeel van het maatwerk? Hoe kijkt
zij daarnaar? Als Kamer gaan wij het binnenkort hebben over het
maatwerk. Kan de minister zorgen dat wij daar dan van op de hoogte
zijn?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heb ik zelf twee moties voor mijn tweede termijn.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland verschillende belastingverdragen heeft met
ontwikkelingslanden;
overwegende dat het VN-modelverdrag een ambitieuze standaard zet waarin
rekening wordt gehouden met de wensen van de ontwikkelingslanden om
verdergaande heffingsrechten voor bronlanden te realiseren;
overwegende dat dit van belang is in het kader van een gelijkwaardige
handelsrelatie tussen Nederland en ontwikkelingslanden;
verzoekt de regering om de huidige en toekomstige belastingverdragen met
ontwikkelingslanden volledig in lijn te brengen met de bepalingen van
het VN-modelverdrag,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Ceder.
Zij krijgt nr. 17 (36180).
Dan de tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een herziening van het actieplan op het gebied van
beleidscoherentie met betrekking tot ontwikkelingshulp in de maak
is;
overwegende dat, als het aankomt op beleidscoherentie,
belastingontwijking een zeer negatieve rol speelt;
verzoekt de regering in het actieplan meetbare indicatoren op te nemen
waarmee de voortgang van Nederland op het gebied van belastingontwijking
getoetst kan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Ceder.
Zij krijgt nr. 18 (36180).
Tot slot kijk ik uit naar de toezegging dat de regering zo snel mogelijk
laat weten hoe mijn motie rond Qatar wordt uitgevoerd. Dat wachten we
af.
Daarmee is de tweede termijn van de Kamer tot een einde gekomen. De
minister zal even tijd nodig hebben om de moties te kunnen beoordelen.
Tien minuten? Ja, we schorsen even voor tien minuten. Dan komen we om
kwart over weer terug en dan doen we een korte laatste termijn van de
minister.
De vergadering wordt van 18.04 uur tot 18.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Dan zijn we toegekomen aan de tweede termijn van de minister. Zij zegt
gereed te zijn.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Ik ga beginnen met de moties en daarna
beantwoord ik de vragen nog.
Allereest de motie van mevrouw Teunissen, op stuk nr. 4. Die wil ik
ontraden. Ik ben het eens met het verzoek aan de regering om zich te
houden aan internationale afspraken en geen gebonden hulp in
ontwikkelingsbeleid op te nemen. We binden onze hulp niet; we houden ons
aan de lokale wetgeving. Ik ben het dus gewoon niet eens met die
70%-constatering. Daarom ontraad ik die motie dus.
De voorzitter:
Heel kort, mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ja, ik heb een korte vraag. Als ik die constatering weghaal, kan de
minister de motie dan omarmen of die oordeel Kamer geven?
Minister Schreinemacher:
Is dat de tweede overweging?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De minister zei net dat ze problemen heeft met de constatering van die
70%.
Minister Schreinemacher:
Als u die constatering weghaalt, kan ik dat wel doen. Ja.
De voorzitter:
Helder.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
OkƩ, dan kom ik met een gewijzigde motie, voorzitter.
De voorzitter:
Dat staat genoteerd. Dan de motie op stuk nr. 5.
Minister Schreinemacher:
De motie op stuk nr. 5, van de heer Ceder, verzoekt de regering om de
toepassing van de SDG-toets. Daarvoor geef ik oordeel Kamer. Zoals ik
aangaf, wordt het integraal afwegingskader, waarin de SDG-toets zit,
momenteel herzien. Daarmee wordt het ook makkelijker om de coherentie
zichtbaar te maken. Ik ben over dat integraal afwegingskader nog even
met andere ministeries in gesprek, dus ik ben er eigenlijk nog mee
bezig. Of de SDG-toets ook structureel met de Kamer gedeeld zal worden,
kan ik dus niet alleen besluiten. Dat gaat ook over andere
departementen. Ik kan me daarvoor inzetten, maar ik kan dat nu niet
besluiten. Dat is een inspanningsverplichting. Dus: oordeel Kamer.
De voorzitter:
Heel kort.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Goed dat de minister in gesprek is. Wanneer kunnen we hier uitsluitsel
over krijgen? Er is hier namelijk al eerder een soortgelijke motie op
ingediend. Dit is een verscherping daarvan. Ik zou wel graag willen
weten wanneer we hier uitsluitsel over krijgen, omdat het een belangrijk
onderwerp is.
Minister Schreinemacher:
We zijn nog volop in overleg. Ik vind het moeilijk om er nu een moment
aan te binden, maar ik wil mijn uiterste best doen om dat voor de
begrotingsbehandeling te doen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
OkƩ.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 6.
Minister Schreinemacher:
Dat is de motie van de heer Hammelburg, die de regering vraagt af te
zien van het streefcijfer van 70%.
De voorzitter:
Dat is de motie van de heer Ceder.
Minister Schreinemacher:
Neem me niet kwalijk; het is de motie-Ceder/Hammelburg. Die ontraad ik.
Ik heb dat in mijn eerste termijn al uitgebreid uitgelegd, en gezegd dat
we ontwikkelingslanden niets gaan opleggen. De OS-aanpak staat centraal.
We houden ons aan internationale afspraken over ongebonden hulp. Op dit
moment ligt het percentage ook rond de 50%, dus het wordt vanuit de
doelstelling van mijn beleid maar iets verhoogd naar 70%. En ik stel een
percentage vast omdat ik vind dat we in deze lastige economische tijd en
een zeer concurrerend speelveld ook best iets mogen doen voor de
Nederlandse economie als dat niet ten koste gaat van de kwaliteit of de
prijs van hulp. Hierin volgen wij ook andere landen, zoals het Verenigd
Koninkrijk, Frankrijk en Denemarken. U heeft in debatten over de
wederopbouw van OekraĆÆne juist ook gevraagd of wij daar meer inzet van
Nederlandse kennis en kunde in willen zetten. Dat dreigt nu een
laaginkomensland te worden, dus dat is beslist geen handel, maar ook
hulp.
De voorzitter:
Er is een kort puntje van de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Ik wil hier toch markeren dat de oorlog in OekraĆÆne echt een apart geval
is en hier helemaal niets mee van doen heeft. Ik snap die argumentatie
totaal niet. Die vergelijking vind ik eerlijk gezegd ook gewoon niet
gepast hier.
Minister Schreinemacher:
De reden dat ik die vergelijking maak, is dat het uit hetzelfde
DRIVE-potje komt.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar beantwoording.
Minister Schreinemacher:
Dan de motie op stuk nr. 7, van de heer Ceder. Die motie kunnen we
overnemen, want dat is staand beleid. Daarbij geef ik wel de volgende
verduidelijking, namelijk dat bedrijven die op dit moment van het
BZ-instrumentarium gebruik willen maken, de OESO-richtlijnen moeten
onderschrijven. De motie heeft het over uitvoeren. Het uitvoeren van
imvo wordt deel van de imvo-wetgeving. Daar komt ook toezicht op. Dus
als je het onderschrijft, moet het wat ons betreft ook uitgevoerd
worden. Binnen dat imvo-beleid gaan we daar ook op toezien. Maar wat mij
betreft kan ik die motie omarmen.
De voorzitter:
Als de minister zegt dat ze de motie overneemt, dan kijk ik even of daar
bezwaar tegen is. Dan kan de motie worden ingetrokken.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Fijn. De motie wordt overgenomen, en dus niet ingetrokken.
De voorzitter:
Nee, okƩ. Maar de motie hoeft niet in stemming gebracht te worden.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Nee, dat klopt.
De voorzitter:
Dan noteren we dat.
De motie-Ceder (36180, nr. 7) is overgenomen.
Dan de motie op stuk nr. 8.
Minister Schreinemacher:
Dan de motie op stuk nr. 8. Dat is een motie van de heer Hammelburg. Die
verzoekt de regering om begrotingsartikel 1.3 voor de
begrotingsbehandeling te laten toetsen op effectiviteit van het
voorgenomen beleid. De IOB is niet de organisatie die beleidsvoorstellen
toetst. Zij toetst de impact van het uitvoeren van het beleid en toetst
dus niet voorafgaand aan beleid. Daarnaast kost een IOB-evaluatie echt
meer tijd dan de maand die wij nu hebben voorafgaand aan de
begrotingsbehandeling, dus deze motie is gewoon niet haalbaar. Daarom
wil ik die dus ontraden.
De heer Hammelburg (D66):
Dan zit ik eerlijk gezegd met mijn handen in het haar. Dan zit ik met de
vraag of ik met de begroting akkoord kan gaan en of ik daar überhaupt
mee kan instemmen. Want als wij niet van tevoren goed beargumenteerd
krijgen waar wij over twijfelen ā daar hebben we net een heel debat over
gehad ā wat moet ik daar dan mee? Wat is dan het tegenvoorstel van de
minister, zodat we elkaar tegemoet kunnen komen, in plaats van dat ze
hier een njet uitspreekt en gewoon zegt: ik ga mijn beleid niet verder
onderbouwen, ondanks dat er hier veel vragen in deze Kamer zijn? Die
komen niet alleen van mijn zijde, maar komen volgens mij van zeven
partijen, die allemaal iets over hetzelfde punt hebben gezegd.
Minister Schreinemacher:
Wij stellen beleid op. Dat doe ik ook op basis van advies van mijn
ambtenaren. Dat landt in de begroting. De IOB kan uiteindelijk een
evaluatie uitvoeren van dat beleid, maar we doen geen
ex-antebeleidstoets op dit moment.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 9.
Minister Schreinemacher:
Dat is een motie van de heer Hammelburg, van D66. Die verzoekt de
regering om voor 1 november een concreet plan in te dienen bij de Kamer
over de uitwerking van de afspraken die we in Glasgow hebben gemaakt.
Ons is ook door de Kamer verzocht om een level playing field mee te
nemen in het definitieve Nederlandse beleid. Op dit moment zijn landen
nog bezig. Dat kristalliseert zich uit. We laten voorafgaand aan de
behandeling van de COP27 en onze inzet daarvoor wel in een brief weten
waarop we daarbij als Nederland gaan inzetten in internationaal verband.
Maar een heel concreet plan over wat we precies voor alle bedrijven gaan
doen, kan ik u nog niet toezeggen voor 1 november. Dus de motie is
ontraden. Of u kunt hem aanhouden.
De heer Hammelburg (D66):
Ik markeer dan dat hier hetzelfde geldt. Waarvoor gaan we dan die
begrotingsbehandeling nog doen? Met alle respect, maar dit is gewoon
niet het uitvoeren van een motie die deze Kamer heeft gesteund en dit is
ook niet in lijn met het regeerakkoord.
De voorzitter:
Maar de minister geeft haar advies. De Kamer kan zelf beslissen hoe zij
hierover stemt. Dan de motie op stuk nr. 10.
Minister Schreinemacher:
Mevrouw Koekkoek verzoekt in haar motie 70% van artikel 1.3 te besteden
aan het lokale bedrijfsleven. Die 70% waar ik het over heb in mijn nota,
gaat niet over heel artikel 1.3. Dat is een klein potje daarvan,
namelijk DRIVE. In principe past dit niet echt in de systematiek van de
begroting, waarbij veel programma's ook al meerjarig vastliggen. Dus het
wordt wel heel lastig om dan nu te zeggen dat we van dat artikel 70% aan
het lokale bedrijfsleven en ngo's gaan besteden. Dus ik vind het in
principe een sympathieke motie, maar ik moet hem toch ontraden omdat die
programma's al meerjarig vastliggen.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 11.
Minister Schreinemacher:
De motie op stuk nr. 11 gaat over de bilaterale relatie met Algerije. De
uitwerking volgt in de zojuist besproken internationale
migratiestrategie. Zoals ik ook al in mijn beantwoording heb benoemd,
gaan we de bilaterale relatie met Algerije in de toekomst zeker
intensiveren, dus die motie kan ik overnemen.
De voorzitter:
Wacht even, dan moet ik weer dezelfde vraag stellen. Wat wilt u
zeggen?
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
De minister zegt dat ze motie overneemt, maar daar ben ik het niet mee
eens.
De voorzitter:
U wilt hem dan in stemming brengen? Ja, dat kan.
De heer Klink (VVD):
Ik ga daar toch over, of niet?
De voorzitter:
Nee, nee. Het is usance om aan de Kamer te vragen of ze ermee akkoord
gaat dat de motie wordt overgenomen. Als ƩƩn lid zegt dat niet te
willen, dan wordt erover gestemd.
Minister Schreinemacher:
OkƩ. Dan oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 12 van de heer Klink over de kennishub. Die
krijgt ook oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 13 over het aanwenden van meer EU-gelden via
delegated cooperation. Zoals ik al liet weten gebeurt er op dit moment
al heel veel. In de Kamerbrief over EU-ontwikkelingssamenwerking die uw
Kamer in mei ontving, staat alleen al dat via BZ en RVO er 37 miljoen
aan programma's lopen. We gaan dat voortzetten, dus die motie wil ik
graag overnemen.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Nee, daar ben ik het niet mee eens.
De voorzitter:
Dan wordt er dus wel gestemd over de motie.
De heer Klink (VVD):
Dan is het weer oordeel Kamer, dus.
De voorzitter:
Ja.
Minister Schreinemacher:
Ja, oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 14 van de heer Thijssen, die medeondertekend is
door de heer Amhaouch. Zoals ik al in mijn beantwoording zei, hebben we
net twee jaar geleden een langetermijnafspraak gemaakt met de vakbonden.
Ik wil me daaraan houden. Ik wil wel nagaan wat we nog meer zouden
kunnen doen in combinatielanden met het oog op de sociale dialoog. De
motie zoals die hier nu ligt met het dictum "op het niveau van 2022
voort te zetten" wil ik ontraden.
De motie op stuk nr. 15 van de heer Thijssen over de beoogde
doelstelling om bij te dragen aan de verbetering van de mondiale
voedselzekerheid en het borgen ervan in een nog te ontwikkelen
Afrikastrategie zou ik u graag willen toezeggen. Ik kan dat niet zomaar,
dus dan is het oordeel Kamer. Over de beleidscoherentiestrategie moet ik
met andere collega's in gesprek. Als u ervan maakt of ik daarop wil
duwen, kan ik dat toezeggen. Ik kan niet toezeggen dat het er zeker in
komt, want dat gaan we interdepartementaal nog bespreken. Oordeel Kamer
dus?
De voorzitter:
Dat mag u zeggen.
Minister Schreinemacher:
Ja, oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 16 van GroenLinks. In mijn eerste termijn ben
ik hier al op ingegaan. Ik vind het belangrijk dat, voordat we een
standpunt bepalen over loss and damages, de in Glasgow afgesproken
driejarige dialoog over schade en verlies zorgvuldig wordt doorlopen.
Nederland zal een verdere discussie over financiering van schade en
verlies tijdens de COP27 steunen. Ook de adaptatiefinanciering staat bij
de COP27 prominent op de agenda. Nederland is leidend op adaptatie en
besteedt als een van de weinige landen meer dan de helft van de publieke
klimaatfinanciering aan adaptatie, juist om de versterking van de
weerbaarheid van die kwetsbare landen een prioriteit te maken. Ik
ontraad de motie omdat ik denk dat we daarmee vooruitlopen op iets
waarover we het internationaal nog eens moeten worden.
Mevrouw Krƶger (GroenLinks):
Ik hoor de minister zeggen dat die dialoog zorgvuldig gevoerd moet
worden. Het onderzoeken van mogelijkheden lijkt mij toch onderdeel van
die zorgvuldigheid. Dat lijkt mij nou bij uitstek iets wat bij een
zorgvuldige dialoog hoort. Ik vraag de minister dus toch om nog even
heel zorgvuldig naar het dictum te kijken.
Minister Schreinemacher:
Ja, "onderzoeken" kan ik oordeel Kamer geven.
Dan de heer Van Dijk. Hij diende de motie op stuk nr. 17 in, over het
VN-modelverdrag als ambitieuze standaard. Nederland volgt het
OESO-modelverdrag. Uit de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020 volgt dat
Nederland in relatie tot ontwikkelingslanden begunstigd verdragsbeleid
hanteert. Daarbij is Nederland bereid om een aantal onderdelen van het
VN-modelverdrag in relatie tot deze landen te accepteren. De overige
onderdelen van het VN-modelverdrag zijn geen verdragsbeleid, omdat deze
kunnen leiden tot dubbele belastingheffing en het OESO-modelverdrag
effectiever is in het voorkomen hiervan. Ten tweede is Nederland het
principieel niet eens met de wijze waarop in het VN-modelverdrag
heffingsrechten worden verdeeld. Ik zou dus zeggen: ontraden.
De voorzitter:
Dan de laatste.
Minister Schreinemacher:
De laatste motie, op stuk nr. 18, is ook van de heer Van Dijk. Deze
vraagt om meetbare indicatoren op te nemen ten aanzien van
belastingontwijking. Ik zou willen vragen of de heer Van Dijk deze motie
wil aanhouden, zodat ik dit met mijn collega van Financiƫn kan
bespreken. In het actieplan beleidscoherentie zal de inzet op het
tegengaan van onwettige geldstromen en belastingontwijking uiteen worden
gezet, en gaan we ook verschillende meetbare indicatoren op het gebied
van onwettige geldstromen en belastingontwijking opnemen, op basis
waarvan jaarlijks gerapporteerd zal worden. Dit wordt nu uitgewerkt,
maar dat doe ik samen met mijn collega van Financiƫn.
De voorzitter:
Ik kijk daar even naar. Dat laat ik de Kamer weten. Dan is het verzoek
om de appreciatie aan te houden. Dat is het verzoek. Het verzoek van de
minister is om de motie aan te houden. Ik kijk daar even naar en laat
het u weten.
Minister Schreinemacher:
Als de motie niet wordt aangehouden, is ze ontraden.
De voorzitter:
Daar was ik al bang voor.
Minister Schreinemacher:
Dan nog een aantal vragen die zijn blijven liggen. Mevrouw Koekkoek van
de partij Volt vroeg naar de OESO-richtlijnen als basis voor
imvo-wetgeving. Het antwoord is ja. Gewoon volmondig ja.
De heer Stoffer had een vraag over de kwetsbare positie van ouderen.
Daar werd later ook nog naar gevraagd. De heer Stoffer vroeg wat we doen
voor hen en of daar ook nog een strategie voor is. Via het
maatschappelijk middenveld ondersteunen we kwetsbare ouderen. Dat doen
we bijvoorbeeld door het Voice-programma, dat Nederland steunt met
verschillende projecten met organisaties die opkomen voor de rechten van
ouderen. HelpAge Cambodia heeft met de steun van Voice het Cambodian
Ageing Network opgericht. Het netwerk vertegenwoordigt meer dan 25.000
mensen uit vijf provincies en is een invloedrijk platform dat ouderen in
staat stelt hun stem te versterken en hun behoeften door te geven aan
beleidsmakers en belangrijke besluitvormers. Nu is het wel zo dat wij in
ons beleid niet veel op doelgroepen sturen, maar met name op thema's. Er
wordt natuurlijk vaak gevraagd naar ouderen, jeugd, lhbti'ers en
gehandicapten. Daar spreken we de organisaties waar we mee samenwerken
ook op aan. We dringen er ook op aan dat zij daar oog voor hebben. Maar
wij sturen daar niet op in de zin dat we er indicatoren op zetten of
meetbaar maken hoeveel ouderen er precies zijn geholpen, omdat wij dus
op thema's sturen.
Minister Schreinemacher:
Mevrouw Teunissen had nog een vraag over Mercosur. Ik pleit niet voor de
implementatie van Mercosur. Dat heb ik ook niet gedaan vandaag. Zoals ik
al zei, nemen we met het kabinet pas een standpunt in als alle stukken
daartoe aan de Raad zijn aangeboden. Het is belangrijk dat daarin goede
afspraken staan over het tegengaan van ontbossing en over een gelijk
speelveld voor gevoelige producten zoals vlees. Wij kunnen de
Mercosur-landen inderdaad niet dwingen om onze standaarden een-op-een
over te nemen, maar we kunnen in een handelsverdrag wel goede afspraken
maken om extra markttoegang te koppelen aan bepaalde
duurzaamheidsafspraken. Sowieso moeten producten natuurlijk wel voldoen
aan onze standaarden. Dat hebben we bijvoorbeeld ook in CETA vastgelegd.
Dus er kan niet zomaar hormoonvlees met hormonen die in Europa verboden
zijn, naar Europa worden geƫxporteerd. Ook in CETA hebben we geregeld
dat we dat juist niet doen en dat landen onze productstandaarden moeten
accepteren.
Dan vroeg mevrouw Van Weerdenburg ...
De voorzitter:
HƩƩl kort, mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Heel kort. De minister zegt dat ze niet pleit voor snelle implementatie.
Maar hoe moet ik de brief van 20 juni dan lezen, waarin ze met vijftien
lidstaten oproept om over te gaan op een snelle implementatie van
Mercosur? Dat staat er letterlijk in. Is dat dan gewoon een
tussendoorbrief die geen waarde heeft? Hoe weegt de minister die
oproep?
Minister Schreinemacher:
In de begeleidende brief die ik naar de Kamer heb gestuurd, heb ik ook
gezegd wat het standpunt van het kabinet is over Mercosur. Ik heb de
Commissie ook laten weten wat op dit moment het standpunt van Nederland
over Mercosur is, of eigenlijk dat we dus geen standpunt hebben. Die
brief was een paar kantjes en ging over het belang van vrijhandel et
cetera. Dat hebben we ook in het coalitieakkoord opgenomen. Dat er in de
brief ƩƩn handelsverdrag staat waarover wij op dit moment nog geen
standpunt innemen, was voor mij niet doorslaggevend om die brief niet te
steunen, juist omdat er wel heel veel belang wordt gehecht aan het
sluiten van vrijhandelsverdragen, ook in verband met de diversificatie
van onze toevoer van grondstoffen et cetera. Dus wij willen wel verder
kijken dan de handelsverdragen die we op dit moment hebben.
De voorzitter:
Helder. U vervolgt uw betoog.
Minister Schreinemacher:
Dan vroeg mevrouw Van Weerdenburg nog naar een potje voor Nederlandse
ondernemers die met energierekeningen zitten. In mijn budget is daarvoor
geen potje. In mijn antwoord heb ik verwezen naar de nationale
beleidsinzet voor het bedrijfsleven. Dat is belegd bij EZK, dus dat
staat niet bij mij op de begroting.
De voorzitter:
Heel kort.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Sorry, maar dat was de vraag helemaal niet. Het ging over de
klimaatinvesteringen die dat soort bedrijven hebben gedaan in
derdewereldlanden. Is er een vangnet als ze geen ruimte meer hebben om
die gestand te doen? Kunnen ze er dan onderuit? Springt u dan bij met
OS-geld?
Minister Schreinemacher:
Ik denk dat ik daar beter schriftelijk op terug kan komen. Dank u
wel.
Dan lag er nog een vraag over de scope 3-emissies. Op dit moment is onze
inzet in Europa om die scope 3-emissies wel mee te nemen in het
imvo-beleid. Het maatwerk waaraan wordt gerefereerd voor bedrijven die
iets willen doen aan scope 3-emissies, is meer bij EZK belegd. Ik kan
dat zeker met EZK bespreken. We hebben geen instrument dat echt stuurt
op scope 3, maar natuurlijk wel op verduurzaming. Dus als bedrijven een
beroep op ons willen doen voor een handelsinstrumentarium voor
verduurzamingsprojecten, dan kunnen ze bij ons aankloppen. Als ik dat
onder maatwerk mag verstaan, dan doen we dat, ook voor scope 3, maar we
hebben geen instrumenten om precies scope 3 in te perken.
De voorzitter:
Bent u daarmee aan het eind van uw betoog?
Minister Schreinemacher:
Ja.
De voorzitter:
Heel kort.
Mevrouw Krƶger (GroenLinks):
Nee, de vraag was als volgt. Het kabinet is van plan maatwerk te gaan
leveren met een lijst van ā nou, wat zijn het? ā 30 grote bedrijven. Die
bedrijven opereren ook internationaal, hebben ook scope 3-emissies over
de grens en zitten deels misschien ook in al het handelsbeleid. Dus mijn
vraag is hoe we er nou voor zorgen dat wat deze minister op scope 3 en
imvo doet, en wat de andere minister op maatwerk doet, bij elkaar komt.
Kan de minister daarover aan ons rapporteren?
Minister Schreinemacher:
Mag ik daar in de Internationale Klimaatstrategie op terugkomen? Die
schrijven we integraal, dus dan hebben we een integraal beleid.
Dan heb ik alleen nog de vraag of fossiele bedrijven mee mogen op
handelsmissies voor duurzame projecten. Ik blijf erbij dat wij, als het
voor duurzame projecten is, fossiele bedrijven zullen helpen, maar niet
met fossiele projecten.
De voorzitter:
Dat is het antwoord van de minister; daar hebben we het ook over gehad.
U wilde nog een slotopmerking maken?
Minister Schreinemacher:
Ja. Ik wil de leden bedanken voor alle vragen en goede discussies. Ook
bedank ik de ambtenaren naast mij en de ambtenaren boven die voor de
snelle beantwoording hebben gezorgd. Dat wilde ik graag nog even gezegd
hebben.
De voorzitter:
Helder. Dan zijn we bijna toe aan het einde van het debat. Er zijn vijf
toezeggingen.
De minister zegt toe de Kamer nog voor de begrotingsbehandeling in een brief te informeren over de opties om mkb-fondsen en kernkapitaal zo optimaal mogelijk in elkaars verlengde te laten fungeren.
De minister zegt toe de grondstoffenstrategie zo mogelijk nog voor het einde van 2022 naar de Kamer te sturen.
De minister zegt toe de Afrikastrategie in het eerste kwartaal van 2023 naar de Kamer te sturen.
De minister zegt toe de Kamer zo snel mogelijk te informeren over het uitvoeren van de motie-Karabulut over het niet afvaardigen van een delegatie naar het WK voetbal in Qatar.
De minister zegt toe dat de internationale migratiestrategie voor het einde van het jaar aan de Kamer wordt gestuurd.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Wij hadden nog iets dat voor de begrotingsbehandeling moet
komen, namelijk de uitkomst van het overleg over de SDG-toets. Dat wilde
ik nog graag markeren.
De voorzitter:
De griffier voegt het toe.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Mijn vraag is of de schriftelijke beantwoording van de vragen over het
vangnet voor internationale klimaatinvesteringen van ondernemers ook
voor de begroting kan.
De voorzitter:
Dit wordt ook toegevoegd.
Mevrouw Krƶger (GroenLinks):
Ik hoorde net een toezegging om scope 3 mee te nemen in de
Internationale Klimaatstrategie.
De voorzitter:
Heel goed, dat nemen we mee.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik noem ook nog even het actieplan beleidscoherentie en de
grondoorzaken, waar we het eerder over gehad hebben. Dit zou ook nog
worden meegenomen.
De voorzitter:
Wat is dan de toezegging?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dat daar in die brief specifiek op teruggekomen wordt.
De voorzitter:
Ik zie de minister knikken; we voegen dit ook toe.
Dan concludeer ik dat de nota voldoende besproken is ten behoeve van de
plenaire afronding. Dinsdag aanstaande wordt gestemd over de
moties.
Ik dank de minister voor haar aanwezigheid en haar betoog. Ook dank ik
de leden en de mensen op de tribune. Ik sluit het debat.
Sluiting 18.51 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 4 (2022-2023) van 28 september 2022 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |