Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) beleidsevaluatie internationale rechtsorde
Internationale Veiligheidsstrategie
Brief regering
Nummer: 2022D41082, datum: 2022-10-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33694-66).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
- IRevaluatie IOB vastgesteld rapport
- Beslisnota bij brief over Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) beleidsevaluatie internationale rechtsorde
Onderdeel van kamerstukdossier 33694 -66 Internationale Veiligheidsstrategie.
Onderdeel van zaak 2022Z19167:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2022-11-01 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-11-03 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2023-01-26 13:20: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
33 694 Internationale Veiligheidsstrategie
Nr. 66 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 oktober 2022
Hierbij doe ik uw Kamer de beleidsreactie toekomen die is opgesteld naar aanleiding van het bijgevoegd rapport «Aan artikel 90 verplicht – Naar een volwaardig beleid voor internationale rechtsorde», een door de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) uitgevoerde evaluatie van het internationale rechtsordebeleid van het Koninkrijk over de periode 2015–2021.
Het kabinet wil allereerst zijn waardering uitspreken voor het onderzoek en de analyse en aanbevelingen die de IOB heeft gepresenteerd. De IOB-evaluatie biedt goede handvatten voor een inhoudelijke en praktische versterking van het beleid van het Koninkrijk ten aanzien van de internationale rechtsorde. De huidige internationale verhoudingen worden steeds meer gekenmerkt door conflict, en in afnemende mate door respect voor en samenwerking binnen de internationale rechtsorde. Gezien de verwachting dat deze spanningen verder zullen toenemen, en de beleidsuitdagingen en strategische vraagstukken die dit met zich meeneemt voor de inzet op de internationale rechtsorde, komt de evaluatie op een opportuun moment.
Het doel van de evaluatie is om te leren wat goed en minder goed is gegaan bij het ontwikkelen en uitvoeren van het «internationale rechtsordebeleid» van BZ in de afgelopen jaren, waarbij er is gekeken naar het werk van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, in het bijzonder de directie Multilaterale Instellingen en Mensenrechten (DMM) alsmede de directie Juridische Zaken (DJZ). Het onderzoek gaat daartoe in op de internationale beleidscontext, de ontwikkeling van het beleid en de uitvoering van het beleid en omvat vier casestudies (International Independent and Impartial Mechanism for Syria; Multilateraal Verdrag inzake Rechtshulp en Uitlevering bij Internationale Misdrijven; steun aan Gambia in de Gambia-Myanmar zaak voor het Internationaal Gerechtshof; implementatie van de Libië sancties).
De belangrijkste conclusie over de ontwikkeling van het beleid is dat een overkoepelend internationaal rechtsordebeleid ontbreekt, waardoor er een gebrek is aan strategische sturing. De stip aan de horizon mist, terwijl de grondwettelijke verplichting om de ontwikkeling van de internationale rechtsorde te bevorderen juist om een langetermijnvisie vraagt. Dit geldt zeker in een tijd waarin de internationale rechtsorde onder druk staat.
Kijkend naar de «losse dossiers» die met elkaar het beleid hebben gevormd, constateert de IOB in de evaluatie dat «accountability» het centrale thema is geworden van de inzet op internationale rechtsorde. Deze inzet heeft positief bijgedragen aan het profiel van het Koninkrijk. De evaluatie laat ook zien dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken op creatieve en pragmatische manier heeft gezocht naar manieren om te werken aan accountability of de verdere ontwikkeling van het recht. Het ministerie schroomt hierbij niet om in te zetten op alternatieve instrumenten, zoals bewijsgaringsmechanismes. Tegelijkertijd is er, aldus de IOB, ook vooral ingezet op resultaten en zichtbaarheid op korte termijn en minder op effectiviteit.
De aanbevelingen uit het IOB-rapport
In het licht van het bovenstaande zal nu worden ingegaan op de acht door IOB-gepresenteerde aanbevelingen en de te verrichten of reeds door het Koninkrijk gepleegde inspanningen terzake.
Inhoudelijke aanbevelingen: 1, 2, 4, 5 en 8
Inhoudelijk adviseert de IOB het Ministerie van Buitenlandse Zaken om een beleidskader en visie te formuleren voor de bevordering van de ontwikkeling van de internationale rechtsorde met realistische doelen waarop gestuurd kan worden. Hierbij geeft de IOB aan dat de grondwettelijke verplichting om de ontwikkeling van de internationale rechtsorde te bevorderen vaker moet worden benoemd. Daarnaast is het volgens IOB van belang dat bij het bepalen van de inzet er meer gewicht wordt geven aan meer duurzame, langetermijneffecten. Er moet ook rekening worden gehouden met de potentiële negatieve consequenties van het zwaar laten wegen van politieke belangen bij het bepalen van inzet gericht op het versterken van de internationale rechtsorde. Daarnaast moeten ingeval van een eventuele Rijksbrede sanctietaskforce verschillende departementen het eens worden over de doelen die sancties moeten dienen.
Het kabinet ziet de noodzaak van het formuleren van een duidelijk internationaal rechtsorde beleid en is momenteel bezig met het opstellen van een beleidsbrief waarin het verband tussen de mensenrechten, rechtsorde en democratie helder weerklinkt, zoals ook aangekondigd in de Kamerbrief over het beleid van Buitenlandse Zaken van 8 maart jl. (Kamerstuk 35 925 V, nr. 84) Het doel van de beleidsbrief is om het bestaande beleid in te kaderen, aan te passen en te codificeren én toekomstperspectieven te bieden. Deze brief zal u in het najaar toekomen en zal rekening houden met de aanbevelingen uit de evaluatie.
Organisatie gerichte aanbevelingen: 3, 6 en 7
Wat betreft organisatorische en interne aanbevelingen onderstreept de IOB dat er moet worden geïnvesteerd in de samenwerking met departementen die ook een belangrijke bijdrage leveren op het terrein van de internationale rechtsorde. Er wordt geadviseerd om een plan op te stellen ten behoeve van de verdeling van capaciteit ten aanzien van de coördinerende rol en de meer inhoudelijke rol van de directie Multilaterale Instellingen en Mensenrechten. Het rapport onderstreept ook het belang van het ontwikkelen van een Rijksbrede leergang internationale betrekkingen, die ingaat op de verschillende aspecten van de internationale rechtsorde.
Het kabinet onderschrijft het belang van heldere werkafspraken, duidelijke rolverdeling, interdepartementale samenwerking en voldoende capaciteit.
Op diverse dossiers, waaronder de ontwikkeling van een multilateraal verdrag inzake rechtshulp en uitlevering bij internationale misdrijven, een van de vier casestudies, wordt reeds nauw interdepartementaal samengewerkt, in het bijzonder met het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Deze bestaande overlegstructuren kunnen echter worden uitgebreid en versterkt om de effectiviteit en efficiëntie van het beleid te versterken. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan een intensivering van de samenwerking met het Openbaar Ministerie op het dossier internationale misdrijven.
Om er voor te zorgen dat er een breed gedragen beleid wordt geformuleerd zal er bij het opstellen van de eerdergenoemde beleidsbrief om input en afstemming worden gevraagd van andere directies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, andere departementen en de Caribische landen van het Koninkrijk. Hierbij zullen regio- en themadirecties worden geconsulteerd. Het advies uit het IOB rapport om een Rijksbrede leergang te ontwikkelen zal worden meegenomen bij het vormgeven van de nieuwe mensenrechten cursus nadat de aangekondigde beleidsbrief aan de Kamer is aangeboden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra