[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 17-18 oktober 2022

Landbouw- en Visserijraad

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2022D41358, datum: 2022-10-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1463).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1463 Landbouw- en Visserijraad.

Onderdeel van zaak 2022Z19337:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1463 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 oktober 2022

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 6 oktober 2022 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 17-18 oktober 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1462) en over de brief van 5 oktober 2022 over de reactie op verzoek commissie over «Stand van zaken definitieve beschikking derogatie op de Nitraatrichtlijn».

De vragen en opmerkingen zijn op 10 oktober 2022 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 12 oktober 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Geurts

Adjunct-griffier van de commissie,
Dekker

Inleiding

Met deze brief beantwoord ik de vragen van de VVD-, D66-, PVV-, CU- en BBB-fractie van de Kamer die zijn gesteld tijdens het Schriftelijk Overleg van 10 oktober jl. over de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022. Dit betreft de antwoorden op vragen die betrekking hebben op de onderwerpen die op de agenda van de Raad van 17 en 18 oktober staan. Tevens zijn de vragen die gerelateerd zijn aan vogelgriep meegenomen i.v.m. het Commissiedebat Zoönosen en Dierziekten op 13 oktober 2022. De overige vragen zullen op korte termijn beantwoord worden.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

Heef het kabinet kennisgenomen van het meest recente rapport van de European Foods Safety Authority over de vogelgriep in de Europese Unie, met aanbevelingen over onder andere mitigatiestrategieën zoals bioveiligheidsmaatregelen, surveillancestrategieën voor vroege detectie en preventiestrategieën? In hoeverre kunnen deze aanbevelingen een aanvulling zijn op het huidige beleid in Nederland? Wat is de huidige stand van zaken omtrent de vaccinatie tegen de vogelgriep?

Antwoord

EFSA (European Food Safety Authority) heeft in het laatste rapport een aantal aanbevelingen gedaan. Ik ben van mening dat Nederland, houders, en overheden, al een goede invulling geven aan deze aanbevelingen zij het dat al deze maatregelen niet alle uitbraken kan voorkomen. Ik heb in de brief aan de Tweede Kamer van 11 oktober 2022 de verschillende maatregelen, ingezette acties en mijn intensivering van de acties ter verdere preventie van HPAI uiteengezet. In diezelfde brief licht ik ook de voortgang in het vaccinatietraject toe.

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de derogatiebeschikking onder de Nitraatrichtlijn. In de impactanalyse van deze beschikking geeft de Minister aan dat de snelheid waarmee de hoogte van de derogatie wordt afgebouwd, en op het areaal van Nederland dat te maken zal krijgen met de door de derogatiebeschikking voorgeschreven verlaging van de algemene bemesting (zowel chemisch als organisch) met 20% vanaf 2025, afhangt van de nog aan te wijzen verontreinigde gebieden. Deze leden zouden graag van de Minister weten wat de precieze impact is van deze nog aan te wijzen gebieden op de afbouwsnelheid van derogatie. Kan de Minister aangeven wat de verwachtingen zijn omtrent de relatie tussen aan te wijzen gebieden en afbouwsnelheid? De Minister heeft eerder een brief toegezegd, wanneer het college van commissarissen de definitieve beschikking presenteert, met daarin de definitie van de verontreinigde gebieden. Wanneer neemt het college het definitieve besluit en wanneer kan de Kamer de daarop toegezegde brief verwachten?

Antwoord

De relatie tussen de nog aan te wijzen verontreinigde gebieden en de afbouwsnelheid van de derogatie is zodanig dat in deze gebieden de derogatie sneller wordt afgebouwd, volgens hetzelfde afbouwpad als voor de huidige gebieden waar een maximum van 230 kg N/ha geldt. Hoe groter het areaal aangewezen gebied, hoe sneller dus de nationale plaatsingsruimte voor dierlijke mest afneemt. De definitieve beschikking is inmiddels aangenomen door het college van commissarissen. Er wordt momenteel gewerkt aan de aanwijzing van de door nutriënten verontreinigde gebieden. Ik zal u hier zo spoedig mogelijk over informeren.

Deze leden vinden het een aderlating dat Nederland het recht op derogatie heeft verloren. Het is een schrale troost dat onze agrariërs wel de tijd krijgen voor een geleidelijke overgang met het afbouwpad tot 2026. Door het verlies van genoemde derogatie is de VVD-fractie van mening dat het inzetten op, en het toestaan van kunstmestvervangers belangrijker is dan ooit. Kan de regering beschrijven hoe het aankijkt tegen het gebruik kunstmestvervangers als alternatief voor onze boeren nu ze te maken krijgen met het verlies van derogatie? Is de Minister het met de VVD-fractie eens dat het ronduit gek is dat Nederlandse boeren door het verlies van derogatie, kunstmest moeten aankopen dat door de hoge gasprijzen veel extra kosten met zich meebrengt en daarna door de aanwending van dit genoemde gas ook nog eens extra milieudruk met zich meebrengt? Is dat volgens de Minister niet strijdig met het oorspronkelijke milieu doelen van de Europese Commissie met het afnemen van derogatie? Daarom is de VVD-fractie benieuwd naar de huidige stand van zaken omtrent toelating van kunstmestvervangers uit dierlijke mest. Waar staan we op dit moment in het proces van toelating van kunstmestvervangers en hoe probeert de Minister dit proces in Brussel zo snel mogelijk te laten verlopen? Is de Minister het met de VVD eens dat de reeds opgesteld eisen voor kunstmestvervangers van het Joint Research Centre (JRC) toelating van kunstmestvervangers uit dierlijke mest voldoende moeten zijn, om bestaande middelen die reeds aan deze eisen voldoen zo snel mogelijk toe te staan, zodat deze bij aanvang het aankomende mestseizoen ingezet kunnen worden. Graag een reactie.

Antwoord

Ik heb de Kamer in het debat op 6 oktober jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 9, Tweeminutendebat Mestbeleid) aangegeven dat ik mij wil blijven inzetten voor kunstmestvervanging door dierlijke mest in Europees verband en hierin optrekken met andere lidstaten. Het inzetten van lokaal beschikbare grondstoffen, die door de afbouw van de derogatie meer beschikbaar komen, door deze te verwerken tot hoogwaardige meststoffen en die kunstmest kunnen vervangen is een route die dit kabinet graag zou willen inzetten, omdat dit voordelen kan bieden op het gebied van water, klimaat en luchtkwaliteit. Ik zal de Kamer voor het einde van het jaar informeren over mijn actieplan hiervoor, waarbij ik het niet realistisch acht dat een derogatie voor kunstmestvervangers voor de start van het komende mestseizoen gerealiseerd is.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van lidstaten om grotere vangstmogelijkheden te realiseren voor sprot en Midden-Baltische haring. De leden zien dat dergelijke grotere vangstmogelijkheden wel in lijn blijven met het ICES-advies. De leden vragen dan ook wat de exacte positie is van Nederland inzake de grotere vangstmogelijkheden in de Baltische zee. Daarnaast zijn de leden benieuwd wat de exacte gevolgen als de vangstmogelijkheden van sprot en Midden-Baltische haring vergroot worden. De leden hebben vernomen dat de genoemde grotere vangstmogelijkheden voor de Nederlandse vissers geen effect hebben. Deze leden vragen zich wel af of de vangstmogelijkheden voor deze vissoorten in andere gebieden op dezelfde gronden aangepast zou kunnen worden. Graag een reflectie.

Antwoord

Het Nederlandse standpunt is dat de vangstmogelijkheden worden vastgesteld in lijn met de wetenschappelijke adviezen van ICES en het meerjarenplan voor de Oostzee. Het voorstel van de Europese Commissie voldoet aan beide criteria. Voor sprot in de Oostzee betekent dit een afname van 20% in de vangstmogelijkheden. Voor de centrale haring in de Oostzee betekent dit een toename van 14%. Nederland heeft geen visserijbelangen in de Oostzee. Het wetenschappelijke advies van ICES wordt per bestand afgegeven. Een bestand betreft de vissen van een bepaalde soort die zich in hetzelfde paaigebied in dezelfde periode voortplanten. Zo zijn centrale haring in de Oostzee en haring in de Botnische Golf onderscheiden biologische populaties waarvoor ICES afzonderlijke wetenschappelijke adviezen afgeeft. De geadviseerde toename in het wetenschappelijke advies van centrale haring is daarom niet van toepassing op andere gebieden.

De leden hebben kennisgenomen van het feit dat de lidstaten een nadere discussie wensen ten aanzien van recreatieve visserij op zalm. Deze leden vragen zich af wat het exacte standpunt van Nederland daarin is. Deze leden vragen zich tevens af of er contact is geweest met Sportvisserij Nederland over recreatieve visserij op zalm. Graag een reactie.

Antwoord

In Nederland vindt geen recreatieve visserij op zalm plaats. Zalm wordt slechts sporadisch aangetroffen in de grote rivieren en in de kustzone. Indien desondanks toch een zalm met de hengel, of anderszins in de recreatieve visserij, zou worden gevangen dan dient deze op basis van de vigerende regelgeving onmiddellijk teruggeplaatst te worden in het water. Een eventuele discussie over verdergaande restricties in EU-verband om recreatief op zalm te kunnen vissen, raakt daarmee dus niet aan de Nederlandse praktijk van de sportvisserij. Contact met de sportvisserij hierover heeft daarom tot dusver niet plaatsgevonden.

De leden hebben kennisgenomen van de mogelijke uitzondering voor kleinschalige visserij voor de vangst van West-Baltische kabeljauw. Wat is de reden dat deze uitzondering er mogelijk komt? Zijn er andere vissoorten waar kleinschalige visserij momenteel een uitzonderingspositie heeft? Wat wordt er precies verstaan onder kleinschalige visserij?

Antwoord

Er zijn al meerdere jaren zorgen over de stand van het Westelijke Oostzee kabeljauwbestand. Om ervoor te zorgen dat het bestand zich herstelt heeft de Raad in 2022, naast het verbod op gerichte visserij op deze soort, besloten dat aanvullende maatregelen ter bevordering van het herstel van het bestand genomen moeten worden. Hierbij zijn uitzonderingen gemaakt voor o.a. visserij in het kader van wetenschappelijk onderzoek en voor kleinschalige kustvisserij met passief vistuig. De Europese Commissie stelt voor om dezelfde aanpak voor 2023 te continueren.

Wat betreft kleinschalige visserij wordt afhankelijk van de situatie een omschrijving gegeven. Soms betreft het vaartuigen kleiner dan 12 meter, maar het is ook mogelijk dat het vaartuigen die enkel passieve visserij (staande netten) uitoefenen betreft. In specifieke gevallen kan hier een uitzondering voor gemaakt worden als dat naar wetenschappelijk inzicht verantwoord is.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de vangstmogelijkheden voor pelagische bestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de bijbehorende voorstellen van de Europese Commissie. Deze leden van vragen zich af waarom de TAC van de Atlanto-Scandische haring zo erg verschilt van de Midden-Baltische haring. Graag een reflectie. De leden vragen zich af op welke exacte gronden de voorgestelde TAC voor Blauwe wijting is gebaseerd?

Antwoord

De Atlanto Scandian haring is een andere haringsoort dan de Midden-Baltische haring; deze soorten interacteren niet, ze komen in volledig andere zeeën voor. Daarmee hebben beide soorten hun eigen TAC en kunnen deze dus van elkaar verschillen.

De TAC voor blauwe wijting is gebaseerd op diverse typen meerjarige surveys (vangstgegevens en wetenschappelijke surveys), waaruit meerjarige schattingen van de aanwas (1-jarigen), van de visserijsterfte (leeftijden 3–7) en paaibiomassa te herleiden zijn.

De leden van de VVD-fractie ondersteunen het kabinet om niet in te stemmen met de voorgestelde TAC voor vangsten in de Noordzee die niet in lijn zijn met ICES-adviezen. Deze leden vragen zich af hoe andere lidstaten omgaan met voorgestelde TAC die niet in lijn zijn met ICES-adviezen. Graag een reflectie.

Antwoord

Doorgaans onderschrijven alle lidstaten de uitgangspunten van het Gemeenschappelijke visserijbeleid (GVB). Lidstaten overwegen ten algemene de wetenschappelijke adviezen te volgen, maar hebben ook oog voor de sociaaleconomische implicaties voor de van de visserij afhankelijke kustgemeenschappen. Het meerjarenplan voor de Oostzee biedt de mogelijkheid om onder bepaalde omstandigheden af te wijken van het wetenschappelijke advies. Hiermee wordt beoogd er voor te zorgen dat er stabiliteit is voor de visserijsector. Waar dit verantwoord is, kan middels het meerjarenplan een toename of afname in het wetenschappelijke advies worden begrenst, zodat grote fluctuaties door de jaren heen worden voorkomen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda van de Landouw- en Visserijraad en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

Vangstmogelijkheden 2023

De leden van de D66-fractie lezen dat er nog geen overeenstemming is over de verdeelsleutel tussen de kuststaten. De leden zich af welke rol de Minister inneemt bij het vastleggen van de verdeelsleutel tussen de kuststaten. Kan de Minister aangeven welk doel hij wil bereiken met betrekking tot de verdeelsleutel?

Antwoord

Ik acht het ontbreken van een overeengekomen en nageleefde verdeelsleutel een risico op overbevissing van een bestand. De Europese Commissie (EC) onderhandelt hierover met de overige kuststaten. De EC coördineert de inzet met de lidstaten, waaronder Nederland. Nederland en de EC (en ook de overige EU-lidstaten) zitten hierin volledig op dezelfde lijn. Dit houdt in dat de verdeelsleutel gebaseerd moet zijn op historische vangsten en vangstrechten en ten doel heeft om een meerjarig stabiele en duurzame visserij te bereiken.

Voedselzekerheid

De leden van de D66-fractie vinden het positief dat Eurocommissaris Wojciechowski onderstreept heeft dat voedselzekerheid en het tegengaan van klimaatverandering geen tegenpolen zijn, maar juist complementair. Het is jammer dat het voorstel om een gezamenlijke Raad met de Ministers van Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking te organiseren geen steun kreeg. Deze leden zijn van mening dat Nederland een voortrekkersrol kan nemen met betrekking tot export van kennis en capaciteitsopbouw aan derde landen. Deelt de Minister deze mening? Wat gaat de Minister nog meer doen om ervoor te zorgen dat meer landen kunnen bijdragen aan de mondiale voedselzekerheid?

Antwoord

Ja, ook ik ben van mening dat Nederlandse kennis en kunde, zowel van het bedrijfsleven als van kennisinstellingen, een prominente rol kan spelen in de omslag naar klimaat slimme landbouw in derde landen. Ik zet mij daar ook vol voor in door middel van de inzet van de Landbouw- en Visserijraden; handelsmissies met duurzaamheid als leidend thema; en het bouwen van coalities rond deze thema’s in samenwerking met andere ministeries, het Netherlands Food Partnership, bedrijven, ngo’s en kennisinstellingen.

Genomische technieken

De leden van de D66-fractie kijken net als het kabinet uit naar het Commissievoorstel voor NGT’s. Deze leden hopen op een vooruitstrevend kader, zodat stappen gezet kunnen worden op het gebied van genomische technieken. Om tot een goede regelgeving te komen is het belangrijk dat burgers goed worden voorgelicht. Hoe zet de Minister stappen hiertoe?

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

Ecoregelingen

De leden van de D66 fractie hebben begrepen dat het GLB-NSP is goedgekeurd en dat hier nog een aantal wijzigingen in zijn gemaakt. Deze leden zijn verheugd dat een overeenstemming hierover is bereikt. Zij hopen dat met dit GLB-NSP richting de benodigde vergroening in de landbouw wordt gewerkt. Deze leden vroegen zich in die lijn af of binnen de eco-regeling ook het gewas sorghum wordt gestimuleerd. Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet en zijn er andere manieren waarop de groei van dit gewas kan worden gestimuleerd binnen Europese of nationale regelingen?

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

Vogelgriep

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat Europa snel tot overeenstemming moet komen over het inzetten van vaccins tegen de vogelgriep. Kan de Minister hierover een laatste stand van zaken geven? Welke landen zijn terughoudend?

In de brief die ik op 11 oktober aan de Tweede Kamer heb gestuurd heb ik een toelichting gegeven op het vaccinatietraject. In Europa wordt gewerkt aan de verordening waarin onder andere voorwaarden zijn opgenomen waaronder een lidstaat kan overgaan tot vaccinatie. De verordening heeft in de zomer voorgelegen voor consulatie en de Commissie zal nu kijken of er aanpassingen van de verordening nodig of wenselijk zijn. Ik verwacht dat die eind dit jaar van toepassing wordt.

In deze verordening staan bijvoorbeeld voorwaarden voor het type vaccin dat mag worden gebruikt en voor het uitvoeren van een monitoringprogramma om aan te tonen dat koppels gevaccineerd pluimvee vrij zijn van een besmetting met vogelgriep.

Ook gelden er eisen ten aanzien van het vervoer van gevaccineerde vogels en de producten daarvan. In principe is handel in producten van gevaccineerde dieren in de Unie mogelijk.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda voor de Landbouw- en Visserijraad 17 en 18 oktober 2022. Deze leden hebben daar enkele vragen over.

Handelsgerelateerde landbouwzaken

De leden van de PVV-fractie lezen dat de Europese Commissie ernaar streeft handelsakkoorden te sluiten, onder meer met India, Australië en Nieuw Zeeland. Deze leden hebben hierbij de volgende vragen:

Hoe beschermt de Europese Commissie de concurrentiepositie van de Europese boeren ten opzichte van de boeren in de landen waarmee handelsakkoorden worden gesloten?

Antwoord

Juist omdat producenten in Nederland en/of de EU soms extra duurzaamheidsinspanningen moeten verrichten, en hun producten in sommige gevallen moeten concurreren met geïmporteerde producten van producenten die niet altijd aan dergelijke hoge milieu, arbeid- of dierenwelzijnsregels hoeven te voldoen, pleit ik voor aandacht voor dit onderwerp. Dat doet het kabinet bijvoorbeeld door de inzet op het verhogen van internationale standaarden, en het versterken van duurzaamheid in handelsakkoorden1.

De Europese Commissie kan onder andere sensitieve sectoren beschermen door deze uit te sluiten van tariefliberalisatie, of door opname van een tariefcontingent. Het gaat dan om de sectoren rundveevlees, pluimveevlees (incl. eieren en ei-producten), schapenvlees, suiker en rijst. Het kabinet steunt dit. De Commissie en Nederland monitoren de markten continue op eventuele verstoringen. Bij een bedreigende plotselinge toename van import, kan de EU-handelsdefensieve maatregelen nemen, zoals vrijwaringsmaatregelen. Dergelijke maatregelen kunnen onderdeel zijn van een handelsakkoord maar kunnen ook onder WTO-regels worden getroffen. Verder wordt op Europees niveau flankerend beleid gevoerd om te zorgen dat agrarische productieketens via innovatie en verduurzaming sterker en toekomstgericht staan in de internationale markt.

Overigens is de concurrentiepositie van Europese en Nederlandse boeren van een groot aantal andere factoren afhankelijk is, waaronder infrastructuur, scholing, innovatie, arbeidsproductiviteit en natuurlijke omstandigheden.

Worden er veel landbouwproducten geïmporteerd door de Europese Unie die zijn geproduceerd op een wijze die in de EU niet is toegestaan zoals bv «Roundup ready» tarwe uit Canada?

Antwoord

Alle producten die in de EU op de markt worden gebracht vanuit derde landen, moeten aan de Europese regelgeving voldoen voor plant- en diergezondheid, voedselveiligheid en etikettering. Het in de vraag genoemde voorbeeld betreft een genetisch gemodificeerde organisme (ggo), dit moet aan de Europese wetgeving voor ggo’s voldoen. Dat betekent dat ggo producten die in Europa niet zijn toegestaan, ook niet mogen worden geïmporteerd.

Als het gaat om productiestandaarden geldt dat ieder land op eigen wijze produceert, in grote mate bepaald door lokale omstandigheden, mogelijkheden en comparatieve voordelen. De Commissie heeft in onderzoek aangegeven dat het in specifieke, onder WTO-regels omschreven omstandigheden mogelijk is om autonome maatregelen te nemen die in overeenstemming zijn met het WTO kader. Over een aantal van dergelijke autonome maatregelen wordt momenteel onderhandeld (bv ontbossingsvoorstel, duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen).

Er zijn geen cijfers voorhanden van producten die geïmporteerd worden en die geproduceerd zijn volgens andere productiestandaarden.

Is er onderzocht wat de gevolgen zijn voor Nederlandse boeren van de import van landbouwproducten die zijn geproduceerd op een wijze die in de EU niet is toegestaan?

Antwoord

Alle producten die in de EU op de markt worden gebracht vanuit derde landen, moeten aan de Europese regelgeving voor plant- en diergezondheid, voedselveiligheid, ggo’s en etikettering voldoen.

Als het gaat om productiestandaarden geldt dat ieder land op eigen wijze produceert, in grote mate bepaald door lokale omstandigheden, mogelijkheden en comparatieve voordelen. De Commissie heeft in onderzoek aangegeven dat het in specifieke, onder WTO-regels omschreven omstandigheden mogelijk is om autonome maatregelen te nemen die in overeenstemming zijn met het WTO kader. Over een aantal van dergelijke autonome maatregelen wordt momenteel onderhandeld (bv ontbossingsvoorstel, duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen).

Er zijn geen cijfers voorhanden van producten die geïmporteerd worden en die geproduceerd zijn volgens andere productiestandaarden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en reactie van de bewindspersoon

Vangstmogelijkheden

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en maken zich zorgen over de staat van de vispopulaties. Uit het advies van ICES, blijkt dat de vangst van makreel, Atlantisch-Scandinavische haring en blauwe wijting in 2021 opnieuw de wetenschappelijk geadviseerde grenzen fors heeft overschreden met respectievelijk 27 procent, 31 procent en 23 procent. De afgelopen jaren is in totaal meer dan 4,5 miljoen ton vis (makreel, Atlantisch-Scandinavische haring en blauwer wijting) teveel gevist. Als gevolg hiervan, is het haringbestand afgenomen met 32 procent. Doordat de quota unilateraal door individuele naties worden vastgesteld is voortdurende overbevissing het gevolg. Naast het feit dat lidstaten meer vissen dan wetenschappelijke geadviseerde grenzen, is er ook sprake van grootschalige illegale visserij, door zowel Nederlandse als Europese bedrijven. Recente onderzoeken van verschillende instanties, zoals de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)2, Universiteit van Tilburg3 en de Europese Rekenkamer4, tonen aan dat illegale visserij aan de orde van de dag is. Kan de Minister aangeven wat zijn reactie is, uitgesplitst per onderzoek, op deze recente onderzoeken? Is de Minister het eens met deze leden, dat het zeer zorgelijk is dat drie onafhankelijke instellingen stellen dat illegale visserij door onder andere Nederlandse vissers aan de orde van de dag is en dat toezichthouders geen grip op fraudeurs hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de Minister van plan te doen om illegale visserij tegen te gaan? Herkent de Minister het beeld? Zo nee, op welke wetenschappelijke bronnen wordt dit gebaseerd? Is de Minister het daarnaast eens met deze leden, dat illegale visserij, zoals het verkleinen van visnetmazen door zogenaamde binnenkuilen te gebruiken, een gevaar is voor het zeeleven? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke bronnen wordt dit gebaseerd? Is de Minister het ermee eens dat als gevolg van illegale visserij, het zeer onduidelijk is hoe het gesteld is met het zeeleven, zoals de vispopulaties en de populaties die als bijvangst worden gevangen en overboord worden gezet? Zo nee, waarom niet? Is de Minister het ermee eens dat, vanwege de grote omvang van de illegale visserij en de impact op de tellingen, de vastgestelde vangstquota niet langer accuraat zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is de Minister van plan de illegale visserij mee te nemen in de vangstquota? Kan de Minister ook aangeven hoeveel fte voor het toezicht op de visserijsector momenteel beschikbaar zijn bij de NVWA? Welke toezichts- en handhavingstaken voeren deze mensen uit? Hoeveel fte zijn er extra bijgekomen sinds de toezegging van toenmalig Minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tijdens de begrotingbehandeling van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 2021? Hoeveel fte zou volgens het rapport van Deloitte minimaal nodig zijn voor toezicht en handhaving op de visserij?

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

De leden van de PvdD-fractie merken op dat, ondanks de recente gegevens over overbevissing en illegale visserij, Nederland niet wil instemmen met een reducering van de vangst op Noordzeeharing. Ook stelt Nederland een verhoging van het quotum voor de Noordzee wijting voor. Deze leden vinden dit onbegrijpelijk en keuren dit af. Waarom stelt Nederland een verhoging van het quotum voor, terwijl het ICES-advies aangeeft dat de afgelopen jaren de wetenschappelijk geadviseerde limieten voor haring en wijting is overschreden? Kan de Minister aangeven wat de voorstellen zijn van respectievelijk de Europese Commissie, ICES en Nederland voor wat betreft Atlantisch-Scandinavische haring en Blauwe wijting? Kan de Minister aangeven waarom Nederland niet wil instemmen met de reducering voor haring? Voor welke andere bestanden heeft Nederland een hoger quotum voorgesteld? Kan de Minister, per soort, aangeven welk quotum Nederland heeft voorgesteld en wat de Europese Commissie en ICES voorstellen? Deze leden keuren de inzet van Nederland af en roepen de Minister op om af te zien van hogere vangstmogelijkheden. Is de Minister bereid om zorg te dragen voor het voortbestaan van vispopulaties, door in te zetten op de laagste vangstmogelijkheden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

Paling

De leden van de PvdD-fractie hebben begrepen dat er in de vorige Landbouw- en Visserijraad gesproken is over mogelijk verdergaande maatregelen om de paling voor uitsterven te behoeden. Nederland was niet aanwezig tijdens deze Raad en heeft niets ingebracht. Kan de Minister aangeven welke landen voorstander zijn van een tijdelijk vangstverbod op de paling?

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

De leden van de PvdD-fractie merken tevens op dat de Minister, in antwoord op eerdere vragen (Kamerstuk 29 664, nr. 206), stelt dat Nederland een substantiële vermindering van met name de visserijsterfte heeft gerealiseerd door haar eigen nationaal aalbeheerplan uit te voeren. Deze uitspraak is niet correct. In de evaluatie van het nationaal aalbeheerplan door Wageningen University (WUR), waar ook in bovengenoemd Kamerstuk naar wordt gerefereerd, staat namelijk dat de sterfte vroeger (2009–2011) wel even afnam, maar dat deze tegenwoordig (2018–2020) is toegenomen5. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename van de commerciële visserij (inspanning en aanlandingen) in het IJsselmeer/Markermeer. Wageningen spreekt momenteel juist van een verontrustende aalstand, met een te lage hoeveelheid uittrekkende schieraal6. Erkent de Minister dat de vermindering van vissterfte gestopt is en dat sterfte weer aan het toenemen is? Zo nee, waarom niet? Onderschrijft de Minister dat commerciële visserij hiervan de oorzaak is? Zo nee, waarom niet? Erkent de Minister dat het nationaal aalbeheerplan niet adequaat werkt, zoals Wageningen stelt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de Minister van plan te ondernemen om de paling te redden van uitsterven? Is de Minister bereid om in Europa te pleiten voor een tijdelijke stop op de commerciële visserij?

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

Oceanen

De leden van de PvdD-fractie constateren dat het Europees Parlement (EP) op 6 oktober een resolutie heeft aangenomen, die de Europese Commissie en de EU-lidstaten verzoekt om met urgentie de onderhandelingen over het Verdrag inzake de Volle Zee te hervatten en zo snel mogelijk tot een ambitieus akkoord te komen en daarbij te pleiten voor de doelstelling om ten minste 30 procent van de oceanen en zeeën wereldwijd te beschermen tegen aantasting. Welke acties gaat Nederland ondernemen om onverwijld een akkoord te sluiten over het Verdrag inzake bescherming van de Volle Zee? Is Nederland bereid dit onderwerp aan te snijden tijdens de aankomende biodiversiteitstop van de Verenigde Naties (VN COP 15) en de klimaattop (COP 27)?7 Zo nee, waarom niet? Steunt Nederland de Europese doelstelling om 30 procent van de mariene gebieden in de EU te beschermen en 10 procent van de mariene gebieden strikt te beschermen? Steunt Nederland de zienswijze van het EP dat in alle beschermde gebieden een verbod moet gelden op alle industriële activiteiten, die het milieu schaden en in strikt beschermde gebieden een verbod moet gelden op schadelijke visserijtechnieken, zoals bodemberoerende visserij? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

De leden van de PvdD-fractie merken op dat Noorwegen dit jaar 580 walvissen heeft gedood, Japan een quotum heeft afgegeven voor het doden van honderden walvissen en IJsland 148 walvissen heeft gedood, in tegenspraak met het sinds 1986 geldende wereldwijde moratorium op walvisjacht. Op 6 oktober heeft het EP een resolutie aangenomen waarin het belang van de bescherming van walvissen wordt benadrukt, vanuit zowel het oogpunt van biodiversiteit als klimaat. Deze leden constateren dat het EP in deze resolutie een krachtige steun uitspreekt voor handhaving van het wereldwijde moratorium op de walvisjacht en voor het internationale verbod op handel in walvisproducten en dat het EP daarnaast rechtstreeks een oproep doet aan Noorwegen, IJsland en Japan om de walvisjacht stop te zetten. Deelt Nederland het standpunt van het EP dat de bescherming van walvissen grotere prioriteit moet krijgen in het internationale oceaanbeleid, onder meer gezien de rol van walvissen in het opslaan van CO2 in oceanen? Is Nederland bereid om net als het EP een oproep te doen aan Noorwegen, IJsland en Japan om de walvisjacht te stoppen?

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES) – Conference of Parties (CoP 19)

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van Nederland voor de aankomende CITES-top, waarin afspraken worden gemaakt over de handel en het (duurzaam) gebruik van in het wild levende (bedreigde) dieren en planten, zoals tijgers en leeuwen.

De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Europese Commissie op 4 oktober, tijdens het debat over CITES in het EP, heeft toegezegd een onderzoek in te stellen naar de eventuele invoering van een Europese positieflijst voor huisdieren. Welke acties zal Nederland ondernemen om de totstandkoming van een positieflijst voor huisdieren op Europees niveau te bevorderen?

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat het EP op 5 oktober een resolutie heeft aangenomen met aanbevelingen aangaande de Europese inzet voor de CITES-top. Het EP roept, namens de aanwezige onderhandelaars van de EU, onder meer op, om de Afrikaanse olifant en het gewone nijlpaard op te nemen in bijlage I (hoogste beschermingsgraad) van CITES. Deze leden constateren dat een aantal Afrikaanse landen voorstellen hebben ingediend om de Afrikaanse olifant en het gewone nijlpaard inderdaad op te nemen in CITES bijlage I, wat onder meer leidt tot een strenger beschermingsregime en een verbod op commerciële handel in deze bedreigde diersoorten. Deze leden constateren met grote bezorgdheid dat de Europese Commissie geen harde toezegging wil doen over het steunen van de voorstellen, namens Europa, om het gewone nijlpaard en de Afrikaanse olifant te «uplisten» (van een lagere naar hogere beschermingsgraad). Steunt Nederland de toepassing van het voorzorgsbeginsel inzake de bescherming van de Afrikaanse olifant en het gewone nijlpaard? Steunt Nederland het «uplisten» van deze bedreigde soorten en wat gaat Nederland doen om de Afrikaanse olifant en het gewone nijlpaard inderdaad in Bijlage I op te laten nemen?

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

De leden van de PvdD-fractie merken op dat een aanzienlijk deel van de legale en illegale handel in wilde dieren ontstaat door de vraag vanuit een specifiek gedeelte van traditionele medicijnen, gemaakt van wilde (bedreigde) dieren en/of planten. Door deze handel worden vele diersoorten, zoals olifanten, neushoorns, pangolins en tijgers, bedreigd in hun voortbestaan. Dat de link tussen vraag naar traditionele medicijnen en de bedreiging van diersoorten wordt erkend, is te zien aan het aantal voorstellen voor het «uplisten» van dieren, waaronder enkele haaiensoorten, de Holothuria (zeekomkommer) en Laotriton laoensis (Laos wratsalamander). Deze voorstellen zijn onder andere (mede) ingediend door de EU en gesteund door Nederland. Tegelijkertijd vormt de handel in wilde dieren een belangrijke oorzaak voor de uitbraak van nieuwe infectieziekten onder mensen, met COVID-19 als recent voorbeeld. In CITES working document 23 .2 8 (One Health and CITES: Human and animal health risks from wildlife trade) wordt de link tussen (illegale) handel in wilde dieren en risico’s op virusuitbraken uitvoerig benoemd, waarbij de link met de World Health Organisation (WHO) wordt onderstreept. Deze leden merken daarbij op dat de WHO traditionele medicijnen vaak als enige medicijn voor een groot deel van de wereldbevolking ziet. Wat vindt de Minister daarvan? Erkent de Minister dat (illegale) handel, gedreven door een specifiek gedeelte van traditionele medicijnen, belangrijke bedreigingen voor deze dieren is9, 10, 11? Is de Minister het ermee eens dat het van belang is dat de WHO zich duidelijk uitspreekt tegen het gebruik van wilde, bedreigde dieren en planten in traditionele medicijnen, zoals zij eerder deed over wildlife markten? Ziet de Minister mogelijkheden om dit punt te adresseren tijdens CITES CoP 19, bijvoorbeeld in het kader van bovengenoemd working document 23.2? Zo nee, waarom niet? Ziet de Minister andere mogelijkheden om dit punt te adresseren?

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

De leden van de PvdD-fractie merken verder op dat de WHO verzocht is door de EU-lidstaten om een rapport op te stellen over de oorzaken en de preventie van zoönose uitbraken. Dit onder andere naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Van Esch (Kamerstuk 25 295, nr. 88) over de handel in wilde dieren, als oorzaak van nieuwe infectieziektes als separaat punt te agenderen tijdens de algemene vergadering van de WHO. Kan de Minister aangeven wanneer dit rapport wordt verwacht?

Antwoord

De Quadripartite, bestaande uit de FAO, WHO, UNEP en WOAHIS, heeft een One Health Joint Plan of Action 2022–2026 opgesteld. Op dit moment wordt gewerkt aan een implementatieplan dat medio 2023 gereed moet zijn. Op 18 oktober lanceert de Quadripartite het One Health Joint Plan of Action.

De leden van de PvdD-fractie vernemen tot slot dat sommige landen met leeuwen binnen hun landsgrenzen, stellen dat zij een gezonde en stabiele populatie leeuwen hebben, terwijl vanuit het werkveld alarmerende signalen komen over sterk afnemende leeuwen aantallen. Onderzoekers stellen dat er inmiddels minder dan 20.000 leeuwen zijn. Deze leden ondersteunen het voornemen van Nederland om het CITES-onderzoek «comparative study of African lion population trends and conservation and management practices, such as lion hunting, within and between countries, including the role, if any, of international trade» te financieren (besluit 19.AA b) CoP19 Doc. 72). Daarbij merken deze leden op dat, ondanks de afwezigheid van (recente/wetenschappelijke) data, er nog steeds quota worden opgesteld voor de trofeejacht op onder andere leeuwen. Is de Minister het ermee eens dat bij een gebrek aan (recente/wetenschappelijke) kennis over de staat van dierenpopulaties, het (tijdelijk) niet mogelijk is om quota op te stellen voor het duurzaam gebruik van die dierenpopulaties? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid dit aan te kaarten tijdens de CITES CoP? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de CU-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 17 tot 18 oktober, het verslag van de informele Landbouw- en Visserijraad van 14 tot 16 september en de reactie van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op de definitieve derogatiebeschikking op de Nitraatrichtlijn. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de CU-fractie hebben recent, op 3 oktober 2022, schriftelijke vragen aan de Minister gesteld over de grote onduidelijkheid voor akkerbouwers rondom het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (7e AP) en addendum met daarbij de aanvullende voorwaarden uit de derogatiebeschikking, het nieuwe GLB en het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb), samen met het lid Boswijk (CDA) (Kamerstuk 2022Z18376). Het antwoord op deze vragen is van belang voor deze leden om te kunnen bepalen of zij nog een oproep tot verdere actie van de Minister willen doen richting de Landbouw- en Visserijraad van 17 tot 18 oktober. Is de Minister bereid om de antwoorden op deze vragen te sturen alvorens er een, eventueel, tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad 17 tot 18 oktober, plaatsvindt?

Antwoord

Ik zal deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden. Deze antwoorden zullen in een separate brief naar de Kamer worden gestuurd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de SGP-fractie zijn heel bezorgd over de toekomst van visserijbedrijven. Veel kotters liggen aan de kant. Perspectief ontbreekt. De Kamer heeft aangedrongen op liquiditeitssteun en een overbruggingsregeling. Deze leden horen graag waar deze steunregeling blijft.

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

De leden van de SGP-fractie horen graag wat de stand van zaken is met betrekking tot de saneringsregeling voor de kottervisserij. In hoeverre is in beeld of visserijbedrijven afhaken, omdat het innemen van quota niet vergoed wordt, zo vragen deze leden.

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

De leden van de SGP-fractie merken bij agrarische ondernemers veel onzekerheid en onduidelijkheid over welke regels volgend jaar gelden naar aanleiding van het actieprogramma Nitraatrichtlijn, het Nationaal Strategisch Programma GLB en de derogatiebeschikking. Een deel daarvan moet nog uitgewerkt worden. Ondernemers moeten nu echter al teeltkeuzes maken, of hebben dat al gedaan. Hoe gaat de Minister voorkomen dat zij afgestraft worden op keuzes die later verkeerd uit blijken te pakken? De Kamer heeft gevraagd om een reactie op het pleidooi van de sector voor een overgangsregeling. Kan de Minister hier op korte termijn op reageren, zo vragen deze leden.

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

De leden van de SGP-fractie hebben nog enkele vragen over de ecoregeling in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Zij constateren dat in de ecoregeling de vergoeding voor vezelgewassen in regio 2 ruim een keer zo hoog is als in regio 1, terwijl vezelgewassen nu met name in regio 1 geteeld worden. Deze leden ontvangen graag een nadere onderbouwing van dit verschil. Het verschil zou terug te voeren moeten zijn op verschil in opbrengsten of gederfde inkomsten, maar deze leden hebben begrepen dat dit door de sector niet herkend wordt. Kan de Minister een nadere duiding geven en zo nodig hierover in overleg met de sector treden, zo vragen deze leden.

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

De leden van de SGP-fractie constateren dat op de website van RVO wordt aangegeven dat bij onderzaai van vanggewas voor de ecoregeling het vanggewas minimaal tot 1 december moet blijven staan. Zij krijgen signalen vanuit de sector dat dit voor kleigronden te lang duurt, omdat grondbewerking na deze datum voor structuurschade kan zorgen. Zij willen erop wijzen dat in het Nationaal Strategisch Plan, zoals aan Brussel is voorgelegd, wordt aangegeven dat het moet gaan om bedekking tot de winter. Zij willen er ook op wijzen dat elders in het NSP verschil wordt gemaakt tussen lichte en zware kleigrond, waarbij grondbewerking op zware kleigrond na 1 november niet meer verantwoord wordt geacht. Deze leden vragen de Minister om in overleg met de sector de genoemde datum voor onderzaai van vanggewas op kleigronden aan te passen met voldoende flexibiliteit voor telers om structuurschade te voorkomen, bijvoorbeeld 15 oktober in plaats van 1 december. Zonder aanpassing zullen telers op kleigronden waarschijnlijk geen gebruik maken van de optie onderzaai vanggewassen in de ecoregeling.

Antwoord

Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 17-18 oktober en heeft hierover nog enkele vragen.

Gedachtenwisseling over de ontwikkelingen op de landbouwmarkten

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de gepubliceerde korte termijn-vooruitzichten voor het najaar 2022. Hierin is weergeven dat de voedsel inflatie in augustus 14% bereikte, dit is erg zorgelijk volgens dit lid. Door de hoge kosten van boeren zullen consumentenprijzen ook stijgen. Het lid van de BBB is van mening dat de voedselprijzen betaalbaar moeten blijven voor de consument, maar dat er ook een goed verdienmodel overblijft voor de boeren. Het lid vraagt zich daarom af in hoeverre er voor uit wordt gekeken in de veranderende situaties in de markt en in hoeverre er wordt gekeken hoelang boeren steun nodig zullen moeten hebben om een goed verdienmodel te hebben en dat de voedselprijzen voor de consument niet de pan uit rijzen? Kan de Minister een toelichting geven hoe er op bovenstaande vragen op nationaal- en op Europees niveau naar gekeken wordt?

Het lid van de BBB-fractie maakt zich ook zorgen over de verwachte afnames van de productie van bepaalde gewassen. Het lid wil graag weten wat de verwachtingen zijn van de productie van deze gewassen voor de aankomende jaren, met welke factoren hierbij rekening is gehouden en of er is gekeken naar verschillende scenario’s. Ook wil het lid graag weten wat eraan gedaan gaat worden om ervoor te zorgen dat deze afname van productie niet doorzet of gelijk blijft in de aankomende jaren, in welke mate deze gevolgen van de afname van productie invloed hebben op de voedsel zekerheid. Kan de Minister antwoord geven op bovenstaande vragen, zo nee gaat hi deze vragen dan voorleggen aan de Europese Commissie?

Antwoord

Met het uitgangspunt van marktoriëntatie van het EU Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is het als eerste aan de landbouwers binnen de EU om als ondernemers de (prijs)ontwikkelingen op de markten te beoordelen en een goede keuze en afweging te maken ten aanzien van de teelt en productie op hun bedrijf. Niet alleen binnen de EU, maar ook mondiaal spelen agrariërs in op deze vraag ten aanzien van teelt- en productiekeuzes om de consumenten te kunnen voorzien van goed voedsel voor een betaalbare prijs. Verwachtingen ten aanzien van hoge opbrengstprijzen, zoals nu het geval is in veel sectoren, vormen daarbij mede een belangrijke overweging, waarbij een afweging wordt gemaakt met de kostprijs. Het is daartoe van belang dat agrariërs goed inzicht hebben in de marktontwikkelingen. Om deze reden richten zowel de Europese Commissie als internationale organisaties als FAO en OECD op transparantie inzake prijs- en productieontwikkelingen, zoals met het mondiale AMIS informatiesysteem voor de landbouwmarkten, markttransparantie over productie en prijsontwikkeling binnen de EU en het uitbrengen van de analyse en vooruitzicht rapporten door de Europese Commissie. Voedselzekerheid binnen de EU is nu niet in het geding en de EU is en blijft één van de grootste voedselproducenten en exporteurs ter wereld waarmee mede wordt bijgedragen aan de voedselzekerheid wereldwijd.

Kunstmestvervangers

Het lid van de BBB-fractie heeft vernomen in het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda landbouw- en visserijraad dat Nederland de toelating van kunstmestvervangers gezamenlijk met gelijkgestemde lidstaten opnieuw onder de aandacht van de Europese Commissie zou brengen. En hierbij wetenschappelijke informatie aandragen, afkomstig van de pilots en onderzoeksprojecten die in Nederland gelopen hebben, die aantoont dat kunstmestvervangers uit dierlijke mest even veilig en effectief zijn als kunstmestproducten. Kan de Minister een toelichting geven op de reactie van de Europese Commissie over dit onderwerp en wat de verwachtingen zijn over de mogelijkheden van kunstmest vervangers zoals REcovered Nitrogen from manURE (RENURE) en op welke termijn dit mogelijk gemaakt wordt?

Antwoord

De Europese Commissie is niet specifiek ingegaan op het verzoek dat Nederland gedaan heeft om RENURE-meststoffen toe te laten als kunstmestvervanger. Wel heeft de Europese Commissie in een debat met het Europees Parlement op 6 oktober aangekondigd om in oktober te komen met een mededeling over Meststoffen. De mededeling zal zich richten op het minder afhankelijk maken van de meststoffenindustrie van buitenaf, terwijl tegelijkertijd wordt gezocht naar manieren om EU-landbouwers minder afhankelijk te maken van meststoffen. Ook het stimuleren van biologische en andere alternatieven voor traditionele meststoffen zal aan bod komen. Nederland zet zich in om RENURE-meststoffen te kunnen gebruiken boven de gebruiksnorm voor dierlijke mest. Ik zal u voor het einde van het jaar informeren over mijn actieplan hiervoor.

Reactie op verzoek commissie over «Stand van zaken definitieve beschikking derogatie op de Nitraatrichtlijn»

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de reactie van het verzoek van de commissie over «Stand van zaken definitieve beschikking derogatie op de Nitraatrichtlijn». De geeft de Minister aan dat het afbouwen van de mogelijkheid tot derogatie grote gevolgen zal hebben voor de Nederlandse mestmarkt. Hij geeft hierbij aan dat het gebruik van kunstmest in de Nederlandse landbouw fors zal gaan toenemen. Dit effect zal enigszins gedempt worden door de 20% afname in totale bemesting die vanaf 2025 gerealiseerd moet zijn in door nutriënten verontreinigde gebieden, welke tevens tot gevolg zal hebben dat de opbrengst en mogelijk ook de kwaliteit van gewassen zal teruglopen. Hierdoor zullen ook akkerbouwers en melkveehouders mogelijk negatieve financiële consequenties ervaren door deze maatregelen. Het lid heeft bij dit gevolg verschillende zorgen: doordat er mogelijk een afname is van de opbrengst van gewassen en de kwaliteit hiervan, heeft dit grote invloed op de inkomens van boeren. De afname van opbrengst per hectare heeft ook lichte invloed op voedselzekerheid. Is de Minister het eens met deze punten en de gaat de Minister deze punten voorleggen aan de Europese Commissie om ervoor te gaan zorgen dat voorkomen wordt dat verlies van derogatie hierop invloed gaat hebben? En is de Minister bereid om te kijken of er opnieuw onderhandeld kan worden over derogatievoorwaarden? Het uit productie nemen van zoveel hectares landbouwgrond door bufferzones valt niet te verantwoorden. Bovendien zet het lid van de BBB fractie vraagtekens bij de wetenschappelijke onderbouwing er van, kan de Minister deze discussie opnieuw aan gaan met de Europese Commissie? Hoe ziet de Minister de autonomie van Nederland zelf, nu er vanuit Europa op zulk detailniveau wordt ingegrepen?

Antwoord

Ik ben het met het lid van de BBB-fractie eens dat een mogelijke afname in opbrengst en kwaliteit van gewassen door verminderde bemesting van grote invloed kan zijn op het inkomen van boeren. Of er sprake is van invloed op de voedselzekerheid is niet met een dergelijke zekerheid te stellen omdat de opbrengst per hectare van meer factoren afhankelijk is dan alleen bemesting. Zoals in het Tweeminutendebat Mest van 6 oktober jl. ook door mij is aangegeven zijn nieuwe onderhandelingen niet aan de orde. De beschikking is inmiddels vastgesteld en Nederland is als zodanig gebonden aan de uitvoering hiervan.

Het lid van de BBB-fractie heeft ook zorgen over de gevolgen op de mestmarkt zoals aangegeven is in de reactie. Er wordt hierbij gezegd dat de overige mest van melkveehouders de mest uit de varkenshouderij weg zou kunnen concurreren op de mestmarkt, waardoor de kosten voor varkenshouders zullen stijgen. Door de nationale plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest zal door het wegvallen van de derogatie afnemen. Hierdoor zal de druk op de mestmarkt gaan toenemen. Dit kan mogelijk ook voor pluimveehouders enige nadelige financiële consequenties hebben. Het lid van de BBB-fractie is van mening dat deze financiële consequenties niet ten koste moeten komen van de Nederlandse boeren. Is de Minister het hiermee eens en gaat de Minister kijken welke mogelijkheden er Europees zijn om deze boeren te ondersteunen.

Antwoord

Door de afbouw van de derogatie zal de mestmarkt in Nederland krapper worden. De verwachting is dat akkerbouwers eerder rundermest zullen afnemen, waardoor er voor varkensmest minder ruimte op de mestmarkt zal ontstaan. Deze mest zal meer verwerkt moeten worden, waardoor het als kunstmestvervanger in Nederland, of op een Europese mestmarkt gebracht kan worden. Er zal dus meer varkensmest verwerkt dienen te worden. Pluimveemest wordt reeds op grote schaal verwerkt, de verwachting is pluimveehouders dus minder effect zullen ondervinden van de afbouw van de derogatie. Ik zet mij in om de hoogwaardige mestverwerkingscapaciteit uit te breiden en zal op korte termijn hier een subsidieregeling voor openen.


  1. BNC fiche Mededeling over handel en duurzame ontwikkeling in handelsakkoorden, Kamerstukken 22 112, nr. 3489.↩︎

  2. NRC, 27 september 2022, «Toezichthouder: geen grip op frauderende vissers» (https://www.nrc.nl/nieuws/2022/09/27/toezichthouder-geen-grip-op-frauderende-vissers-a4143336).↩︎

  3. De Volkskrant, 29 september 2022, «Nederlandse vissers gebruiken illegale netten om extra sliptong te vangen» (https://www.volkskrant.nl/cs-b49ce069).↩︎

  4. De Volkskrant, 26 september 2022, «Europese Rekenkamer: EU laks bij tegengaan illegale visserij» (https://www.volkskrant.nl/ts-b6b2609a).↩︎

  5. De schattingen van de bestandsindicatoren laten zien dat de maatregelen uit het Nederlandse aalbeheerplan hebben geleid tot een toename van de uittrekkende schieraalbiomassa (Bcurrent) en een teruggang in antropogene sterfte (LAM) tussen 2006–2008 en 2015–2017 (Tabel 2). In het bijzonder de eerste periode na de implementatie van de maatregelen uit het Nederlandse aalbeheerplan (2009–2011) resulteerde in een afname in antropogene sterfte. De daaropvolgende en de tweede periode na invoering (2012–2014) leidde tot een toename van de uittrekkende schieraalbiomassa (Tabel 2). De reductie in antropogene sterfte was voornamelijk het gevolg van een afname van de aanlandingen (visserijdruk) in de commerciële en recreatieve visserij. Echter in de meest recente periode (2018–2020) is de antropogene sterfte weer toegenomen. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een toename van de commerciële visserij (inspanning en aanlandingen) in het IJsselmeer/Markermeer in de in deze periode. Stichting Wageningen Research Centre for Fisheries Research (CVO), 28 oktober 2021, pagina 7, «European Eel (Anguilla anguilla) stock size, anthropogenic mortality and silver eel escapement in the Netherlands 2006–2020» (https://edepot.wur.nl/556153).↩︎

  6. WUR, 23 november 2021, «Evaluatie Nederlandse aalbeheerplan: hoeveelheid uittrekkende schieraal blijft verontrustend» (https://www.wur.nl/nl/onderzoek-resultaten/onderzoeksinstituten/marine-research/show-marine/evaluatie-nederlandse-aalbeheerplan-hoeveelheid-uittrekkende-schieraal-blijft-verontrustend.htm).↩︎

  7. Europees Parlement, 6 oktober 2022, «Resolutie van het Europees Parlement van 6 oktober 2022 over het momentum om oceaangovernance en biodiversiteit te versterken» (https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2022-0356_NL.html).↩︎

  8. Convention on Internaitonal Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flaura (CITES), 14-25 november 2022, «One Health and CITES: Reducing Humand and Animal Health Risks from Wildlife Trade» (https://cites.org/sites/default/files/documents/E-CoP19-23-02.pdf).↩︎

  9. Paul Bachhausen, 7 februari 2017, «Conservation Breeding of the Laos Warty Newt (Laotriton laoensis) Until the F3-Generation» (https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/S0044516917300059).↩︎

  10. Acupuncture Today, Sea Cucumber (hai shen) (https://www.acupuncturetoday.com/herbcentral/sea_cucumber.php).↩︎

  11. CNN, 24 juni 2009 (https://edition.cnn.com/2009/HEALTH/06/24/traditional.treatment/).↩︎