36225 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake regels omtrent gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten
Regels omtrent gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2022D42184, datum: 2022-10-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State
Onderdeel van zaak 2022Z19657:
- Indiener: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-10-18 15:35: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-11-09 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-11-24 14:00: Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten (36225) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-03-29 11:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-03-30 13:05: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-09-07 13:45: Extra procedurevergadering commissie Justitie en Veiligheid (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-03-13 11:15: Regels omtrent gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten (Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten) (36225) (1e termijn Kamer) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-03-21 10:40: Regels omtrent gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten (Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten) (36225) antwoord 1e termijn + rest (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-03-26 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2024-04-02 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W16.21.0056/II 's-Gravenhage, 23 juni 2021
...................................................................................
Bij Kabinetsmissive van 5 maart 2021, no.2021000394, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten, met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten heeft als doel de wettelijke basis te verstevigen onder de casusoverleggen die op lokaal niveau plaatsvinden om radicalisering en terroristische activiteiten te helpen voorkomen en bestrijden. Het voorstel voorziet, onder meer, in een wettelijke grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens binnen deze casusoverleggen en in een wettelijke regietaak voor het college van burgemeester en wethouders.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderkent de noodzaak van samenwerking op lokaal niveau om radicalisering en terroristische activiteiten te helpen voorkomen en bestrijden, evenals de daarvoor noodzakelijke gegevensdeling. Het is van belang dat daarvoor een wettelijke grondslag wordt geboden die de beoogde samenwerking legitimeert en daartoe voldoende waarborgen bevat.
De Afdeling maakt in het licht daarvan een aantal opmerkingen over het wetsvoorstel. De verhouding tot het wetsvoorstel gegevensverwerking samenwerkingsverbanden en meer in het bijzonder de daarin opgenomen regulering van de Zorg- en Veiligheidshuizen dient nader te worden bezien. Ook acht de Afdeling, gelet op het doelbindingsbeginsel, een duidelijkere afbakening van het doel van de casusoverleggen en de door de deelnemers in te brengen categorieën persoonsgegeven van belang alsmede een nadere motivering van de voorgestelde afwijking van het doelbindingsbeginsel.
Verder vergen de regietaak voor het college van burgemeester en wethouders, de deelname van de Minister van Justitie en Veiligheid en de deelname van private partijen nadere toelichting en aanpassingen van het voorstel. Daarnaast wijst de Afdeling op de waarborgen die in verband met het recht op de bescherming van persoonsgegevens en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer benodigd zijn. Tot slot vraagt zij aandacht voor de verhouding van dit voorstel tot Richtlijn (EU) 2016/680. In verband daarmee is aanpassing van het voorstel en de toelichting nodig.
1. Achtergrond en inhoud van het voorstel
In 2014 brachten de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het Actieprogramma integrale aanpak jihadisme uit.1 Eén van de maatregelen was om multidisciplinaire casusoverleggen te organiseren waar lokale instanties informatie delen over signalen van radicalisering en interventies afstemmen. De integrale lokale aanpak werd daarmee een hoeksteek in de nationale contra-terrorisme strategie.2
De praktijk sindsdien is dat het lokaal bestuur casusoverleggen organiseert waarin de aanpak van radicaliserende en geradicaliseerde personen wordt besproken. Naast de gemeente, de politie en het Openbaar Ministerie (OM) schuiven, afhankelijk van de casus, ook andere instanties aan, zoals de raad voor de kinderbescherming of de reclassering. In een casusoverleg wordt informatie gedeeld en worden de in te zetten interventies op elkaar afgestemd. Deze interventies kunnen persoonsgericht zijn, bijvoorbeeld strafrechtelijk, bestuurlijk of zorgverlenend, maar ook meer algemeen en preventief. Maatwerk staat hier centraal.
Mede naar aanleiding van de vluchtelingencrisis nam de dreiging uit rechts- en (in reactie hierop) links extremistische hoek in 2016 toe.3 De oriëntatie van de nationale contraterrorismestrategie, en dus ook van de casusoverleggen, verbreedde in 2016 van jihadisme daarom naar andere extremistische ideologieën.4 In 2017 werd de samenwerking bezegeld in een convenant.5 Bij de evaluatie van het Actieprogramma in 2017 registreerde de Inspectie Justitie en Veiligheid (JenV) dat de casusoverleggen plaatsvinden in 70% van de gemeenten. In 55% van de gemeenten worden de casusoverleggen ondergebracht bij een Zorg- en Veiligheidshuis.6 Het casusoverleg vraagt onder meer de NCTV geregeld om advies.7
Het wetsvoorstel voorziet in een wettelijke basis voor de gegevensverwerking in het casusoverleg.8 Het wijst de deelnemers aan en maakt het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor de instandhouding van het casusoverleg. Het schrijft verder voor welke categorieën persoonsgegevens verstrekt worden en schetst de werkwijze binnen het casusoverleg. Een onderdeel van die werkwijze is de voorafgaande weging van mogelijke casussen door de zogeheten ‘weegploeg’.
De Afdeling merkt op dat het wetsvoorstel, anders dan voor enkele samenwerkingsverbanden die onder het wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) vallen, niet voorziet in een bevoegdheid om geautomatiseerd gegevens te verwerken.9 Wel bevat het voorstel bepalingen over de verwerking van bijzondere persoonsgegevens en strafrechtelijke gegevens. Ook zijn er bepalingen die de geheimhouding en vernietiging of terugmelding van gegevens reguleren. Het voorstel legt daarnaast verstrekkingsgrondslagen voor politie en OM vast in de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
2. Noodzaak van het voorstel
De overheid moet radicalisering en terroristische activiteiten kunnen voorkomen, opsporen en bestrijden. Voor een effectieve aanpak is het van belang dat de betrokken instanties informatie kunnen delen, zodat zij effectief en gericht kunnen optreden. Zoals beschreven blijkt uit diverse evaluaties en rapporten dat de casusoverleggen radicalisering een belangrijke rol vervullen in het bestrijden van radicalisering en terrorisme.10
De gegevensuitwisseling in dit samenwerkingsverband kan echter een inbreuk maken op het recht op bescherming van persoonsgegevens en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Voor zover dat het geval is, is gelet op artikel 10, eerste lid, van de Grondwet een wettelijke grondslag noodzakelijk. Op dit moment vinden de casusoverleggen plaats zonder wettelijke grondslag. Daardoor bestaat onduidelijkheid over de bestaande juridische mogelijkheden. De Afdeling onderschrijft dan ook nut en noodzaak van een specifieke wettelijke regeling voor de casusoverleggen radicalisering.
De Afdeling acht het, mede in het licht van het recht op bescherming van persoonsgegevens en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, wel noodzakelijk dat een aantal aspecten in het voorstel en de toelichting daarop nader wordt bezien. In de hierna volgende punten komen achtereenvolgens aan de orde: de verhouding van het voorstel tot de WGS en de regulering van de daarin opgenomen Zorg- en Veiligheidshuizen (punt 3), het doel van de casusoverleggen radicalisering en de door de deelnemers in te brengen categorieën van persoonsgegevens (punt 4), de (wijze van) deelname van een aantal verschillende partijen (punt 5), de in het voorstel opgenomen waarborgen (punt 6) en het toepasselijke Unierechtelijke kader voor de bescherming van persoonsgegevens (punt 7).
3. Verhouding tot de WGS
a. Verhouding tot de WGS in algemene zin
In de WGS, die momenteel aanhangig is bij de Eerste Kamer, is een kader opgenomen waarin algemene regels en waarborgen zijn opgenomen voor de gegevensverwerking binnen samenwerkingsverbanden op een aantal veiligheidsgerelateerde terreinen. Er worden in dat wetsvoorstel vier specifieke samenwerkingsverbanden aangewezen en nader gereguleerd.11 Het gaat om de Regionale Informatie en Expertisecentra (RIEC’s), het Financieel Expertisecentrum (FEC), de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV) en de Zorg- en Veiligheidshuizen. Daarnaast is het mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur overige samenwerkingsverbanden aan te wijzen die zich bezighouden met het voorkomen en bestrijden van – kort gezegd – ernstige vormen van criminaliteit en fraude.12
De vraag doet zich voor hoe dit wetsvoorstel zich precies verhoudt tot de WGS. De toelichting typeert het doel van de lokale casusoverleggen (het voorkomen, verminderen en bestrijden van radicalisering en terroristische activiteiten) als een zwaarwegend algemeen belang.13 Dit doel lijkt in elk geval grotendeels onder het werkterrein te vallen van de overige samenwerkingsverbanden van de WGS, te weten samenwerkingsverbanden met als doel het voorkomen en bestrijden van ernstige criminaliteit.14 Ook wijst het wetsvoorstel net als de WGS de deelnemers aan en bepaalt het de activiteiten van het casusoverleg. Het gaat in beide wetsvoorstellen veelal om dezelfde deelnemers, zoals de gemeente, het OM en de politie, en deels ook om dezelfde activiteiten.
In de toelichting op dit wetsvoorstel wordt in algemene zin erkend dat de WGS ziet op “de verwerking van (persoons)gegevens voor het soort samenwerking dat het wetsvoorstel beoogt te regelen”. Het voorstel beoogt daarom, omwille van de consistentie, inhoudelijk zoveel mogelijk bij de WGS aan te sluiten. In een latere fase van dit wetsvoorstel wordt bezien of het gewenst is om het om te vormen tot een wijziging van de WGS.15
De Afdeling acht, vooruitlopend op eventuele onderbrenging van het samenwerkingsverband in de WGS, in elk geval van belang dat wanneer sprake is van soortgelijke samenwerkingsverbanden deze op een vergelijkbare manier worden gereguleerd. Vanuit het oogpunt van de harmonisatie van wetgeving16 en in het bijzonder ook vanuit het recht op gegevensbescherming en de rechtsbescherming van betrokkenen ligt het voor de hand om voor deze samenwerkingsverbanden vergelijkbare regels en waarborgen te laten gelden (zie ook nog hierna punt 6). Daarnaast kan het voor uitvoeringsinstanties van belang zijn dat zij niet met verschillen in wetgeving worden geconfronteerd, voor zover die verschillen niet goed te verklaren zijn.17 Een aantal partijen (politie, OM, gemeenten) treedt vaak als deelnemer van samenwerkingsverbanden op en zouden met het oog op een effectieve uitvoering niet met onnodige verschillen moeten worden geconfronteerd.
In het licht van het voorgaande valt het op dat het wetsvoorstel op een aantal vlakken minder uitgebreid is en minder waarborgen bevat dan de WGS. Zo is er geen rechtmatigheidsadviescommissie die de rechtmatigheid van de verwerking structureel beoordeelt. Ook ontbreekt een plicht tot privacy audits en jaarverslaglegging. Daarnaast regelt het wetsvoorstel de mogelijkheid dat derden aanschuiven bij het casusoverleg, maar is daarbij niet voorzien in specifieke beperkingen aangaande de deelname van private partijen. Evenmin zijn regels opgenomen voor de toegang tot en de beveiliging van een gezamenlijk informatiesysteem.
Uit de toelichting wordt niet duidelijk waarom het wetsvoorstel op deze punten verschilt van de WGS. Dit klemt te meer omdat de genoemde aanvullende waarborgen ook gelden voor de Zorg- en Veiligheidshuizen die in de praktijk eveneens casusoverleggen ter voorkoming en bestrijding van radicalisering houden (zie verder hierna punt b).
De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de verschillen tussen dit voorstel en de regelingen in de WGS. In dat kader adviseert zij het wetsvoorstel met de WGS in overeenstemming te brengen voor zover geen overtuigende motivering voor die verschillen kan worden geboden.
b. Verhouding tot de Zorg- en Veiligheidshuizen
Eén van de samenwerkingsverbanden die in de WGS wordt aangewezen zijn de Zorg- en Veiligheidshuizen.18 Zorg- en Veiligheidshuizen houden zich bezig met complexe casuïstiek op het terrein van zorg en veiligheid.19 Binnen de Zorg- en Veiligheidshuizen worden casusoverleggen georganiseerd over personen, waarbij voorafgaand aan het overleg een weging (triage) plaatsvindt of het passend is de casus te agenderen. De regeling voor de geautomatiseerde data-analyse onder de WGS is niet op deze samenwerking van toepassing. Om binnen een Zorg- en Veiligheidshuis behandeld te worden dient sprake te zijn van complexe problematiek die een multidisciplinaire aanpak van zorg, hulpverlening, straf- en bestuursrecht vereist.20
De meerjarenagenda en de website van de Zorg- en Veiligheidshuizen identificeren de verschillende domein-overstijgende complexe zorg- en veiligheidsproblemen waar de casusoverleggen op zien. Naast huiselijk geweld, re-integratie van (ex) gedetineerden en personen met verward gedrag worden hier radicalisering en extremisme vermeld.21 Dat in de praktijk veel gemeenten de procesregie van de casusoverleggen radicalisering beleggen bij de Zorg- en Veiligheidshuizen blijkt uit diverse evaluaties en rapporten.22
In de toelichting wordt niet ingegaan op de verhouding tussen het wetsvoorstel en de regeling van de Zorg- en Veiligheidshuizen in de WGS. Het beschrijft alleen dat de casusoverleggen radicalisering vaak door de Zorg- en Veiligheidshuizen worden gefaciliteerd.23 Hierdoor is niet voorzienbaar op welke casusoverleggen de WGS van toepassing is. Het kan er ook toe leiden dat in dezelfde situatie verschillende juridische kaders gelden. De rechtsonzekerheid die daarvan het gevolg is acht de Afdeling ongewenst.
De Afdeling adviseert de verhouding van dit wetsvoorstel tot de regeling van de Zorg- en Veiligheidshuizen in de WGS nader te bezien, daarop in de toelichting nader in te gaan en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.
4. Doelbinding
a. Doel van de casusoverleggen
Op grond van het wetsvoorstel verwerken deelnemers van de casusoverleggen gegevens ten behoeve van de “persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten (…) voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening, afstemming en coördinatie van de inzet van hun wettelijke taken en bevoegdheden en daaraan gerelateerde noodzakelijke werkzaamheden op het terrein van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving alsmede begeleiding en zorg- en hulpverlening in het belang van het voorkomen, verminderen en bestrijden van radicalisering en terroristische activiteiten”.24 De begrippen radicalisering en terroristische activiteiten worden in het voorstel zelf niet gedefinieerd om het bestuur een zekere interpretatievrijheid te geven. De toelichting bevat wel enkele definities.25
Een duidelijke afbakening van het doel van de (gegevensverwerking binnen de) casusoverleggen is nodig op grond van het doelbindingsbeginsel. Het doelbindingsbeginsel vereist volgens de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) dat persoonsgegevens alleen voor welbepaalde doelen mogen worden verzameld en in beginsel niet verder mogen worden verwerkt op een met die doeleinden onverenigbare wijze.26 Problematisch is daarom dat de toelichting de definities van radicalisering en terroristische activiteiten als “richtsnoer” typeert. Daarmee wordt de indruk gewekt dat ook in andere gevallen sprake kan zijn van radicalisering, terrorisme of extremisme. Dit is onwenselijk en bovendien ook niet nodig. De in de toelichting geboden definities van radicalisering en terroristische activiteiten bieden al veel ruimte voor de deelnemers om verschillende soorten situaties in de casusoverleggen te kunnen bespreken
De Afdeling adviseert om de definities van radicalisering en terroristische activiteiten in het wetsvoorstel zelf op te nemen. Zij adviseert voorts de toelichting aan te passen om het doel van de casusoverleggen radicalisering duidelijker af te bakenen.
b. Categorieën van persoonsgegevens
Het voorstel biedt de grondslag voor de verwerking van bijzondere persoonsgegevens en strafrechtelijke gegevens. Aan de verwerking van dergelijke gegevens stelt de AVG strenge eisen.27 Duidelijk moet zijn welke gegevens mogen worden verwerkt en onder welke specifieke voorwaarden en waarborgen verwerking mag plaatsvinden.
Op grond van het voorstel brengen de deelnemers van de casusoverleggen verschillende categorieën gegevens in. Deze hebben blijkens artikel 3 betrekking op een natuurlijke persoon of een rechtspersoon ‘die in verband kan worden gebracht met radicalisering of terroristische activiteiten’. De gegevens bestaan naast politiegegevens en justitiële gegevens onder meer uit ‘een omschrijving van de signalen die kunnen duiden op radicalisering’ en om gegevens over ‘relaties met directe sociale contacten’ voor zover die gegevens relevant zijn bij het opstellen van het integrale plan van aanpak. De signalen kunnen blijkens de toelichting onder meer zien op de (mentale) gezondheid van een persoon of diens religieuze overtuiging.28
De voorgestelde wettelijke omschrijving van de verschillende soorten gegevens die de deelnemers in casusoverleggen dienen in te brengen, bevat als gevolg daarvan verschillende vaagheden. Het gaat om personen die ‘in verband kunnen worden gebracht met’ radicalisering en terroristische activiteiten. Ook wordt gesproken over ‘signalen’ van radicalisering en over ‘relaties met directe sociale contacten’. Niet duidelijk is om welke situaties het dan precies gaat. Deze vaagheden kunnen elkaar in de praktijk versterken.
In de toelichting is aangegeven dat de integrale persoonsgerichte benadering van radicalisering alleen noodzakelijk is wanneer een persoon een gevaar vormt voor de veiligheid van zichzelf of de samenleving.29 Uit het voorstel blijkt dit echter niet. Een heldere afbakening van de categorieën persoonsgegevens en een duidelijke omschrijving van de gevallen waarin deze gegevens mogen worden verwerkt, zijn, gelet op het doelbindingsbeginsel, echter wel noodzakelijk. De huidige wettekst biedt op dit punt onvoldoende duidelijkheid.
De Afdeling adviseert het voorstel in het licht van het voorgaande aan te passen.
c. Verwerking voor onverenigbare doelen
De AVG bepaalt op grond van het eerder genoemde doelbindingsbeginsel dat gegevens niet verder mogen worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met het doel waarvoor de gegevens oorspronkelijk zijn verzameld en verwerkt.30 De achtergrond daarvan is dat als persoonsgegevens voor een bepaald doel worden verzameld, de burger er in beginsel niet op bedacht hoeft te zijn dat zijn gegevens voor een heel ander doel worden gebruikt. Dat geldt te meer als de gegevens worden verwerkt door een andere instantie dan de instantie waarmee de burger zelf contact heeft gehad.31 De AVG staat daarom afwijking van het doelbindingsbeginsel alleen in uitzonderlijke omstandigheden toe. In dat geval moet op overtuigende wijze worden gemotiveerd dat de verwerking berust op een in een democratische samenleving noodzakelijke en evenredige maatregel ter waarborging van een van de doelstellingen die zijn opgenomen in artikel 23, eerste lid, AVG.
Het wetsvoorstel maakt verwerking van bijzondere persoonsgegevens (inclusief strafrechtelijke gegevens) mogelijk voor onverenigbare doelen.32 De toelichting motiveert de grondslag daarvoor in onvoldoende mate. Benadrukt wordt dat zwaarwegende algemene belangen aan de orde zijn, maar niet wordt gespecifieerd welke doelstelling als bedoeld in artikel 23, eerste lid, AVG wordt nagestreefd. Ook blijkt uit de toelichting niet waarom de afwijking van het doelbindingsbeginsel gelet op de eisen die die bepaling stelt, als een noodzakelijke en evenredige maatregel wordt beschouwd.
De Afdeling adviseert om in de toelichting nader te motiveren in hoeverre de voorgestelde grondslag voor afwijking van het doelbindingsbeginsel voldoet aan de daaraan in de AVG gestelde eisen.
5. Deelnemers
a. Inleiding
Het wetsvoorstel wijst voor de casusoverleggen een zestal deelnemers aan: de gemeente, de politie, het OM, de Minister van JenV, reclasseringsinstellingen en de raad voor de kinderbescherming.33 Het college van burgemeesters en wethouders heeft daarbij een bijzondere verantwoordelijkheid voor de instandhouding van de casusoverleggen. Het college is de regievoerder: het bevordert de afstemming van maatregelen en draagt zorg voor het casusoverleg.34 De gemeente, de politie en het OM vormen samen de weegploeg, die beoordeelt of de aanmelding van een casus in overeenstemming is met het doel van het samenwerkingsverband.35 Afhankelijk van de casus besluiten zij welke deelnemers bij een overleg aanwezig moeten zijn.36 Zij kunnen daarnaast op incidentele basis derden uitnodigen voor een overleg.37
b. Taken van de deelnemers
Het wetsvoorstel bepaalt dat de deelnemers aan de casusoverleggen gezamenlijk gegevens verwerken “voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening, afstemming en coördinatie van de inzet van hun wettelijke taken en bevoegdheden en daaraan gerelateerde noodzakelijke werkzaamheden op het terrein van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving alsmede begeleiding en zorg- en hulpverlening”. Deze omschrijving wordt gekoppeld aan het gemeenschappelijk doel: de verwerking moet in het belang zijn van het voorkomen, verminderen en bestrijden van radicalisering en terrorisme.38
Het voorgaande roept de vraag op wat de wettelijke taken en bevoegdheden van de deelnemers precies zijn en wat moet worden verstaan onder “daaraan gerelateerde noodzakelijke werkzaamheden”. Het wetsvoorstel specificeert dit niet; de toelichting geeft alleen voorbeelden van de interventiemogelijkheden van deelnemers.39 In de WGS daarentegen gebeurt dit wel.40 De Afdeling adviseert, omwille van zowel de duidelijkheid als de consistentie, in de tekst van het voorstel te specificeren op basis van welke wettelijke taken en bevoegdheden de deelname aan het samenwerkingsverband plaatsvindt.
c. De gemeente als deelnemer
Het wetsvoorstel noemt als eerste deelnemer van het casusoverleg de gemeente. De gemeente is ook lid van de weegploeg die casussen selecteert.41 De Afdeling wijst erop dat de gemeente vanuit verschillende taken betrokken is bij de casusoverleggen.42 Voor de taken op het terrein van de openbare orde en de veiligheid is de burgemeester verantwoordelijk,43 voor de taken in het sociale domein het college van burgemeesters en wethouders (hierna: het college).44 Het ligt dan ook in de rede de burgemeester en het college als aparte deelnemers te onderscheiden, zoals dit ook in de WGS is gedaan.45
De Afdeling adviseert de tekst van het voorstel op dit punt te verduidelijken.
d. Rol burgemeester
Het wetsvoorstel maakt daarnaast het college specifiek verantwoordelijk voor de afstemming van maatregelen en de casusoverleggen.46 Het wetsvoorstel beoogt een grondslag te creëren voor deze rol van regievoerder, om ook gegevenswerking op basis hiervan door het college mogelijk te maken.47 In de huidige praktijk treedt de burgemeester op als regievoerder van de casusoverleggen. Uit de toelichting blijkt niet dat deze praktijk tekortschiet. Wel wordt verwacht dat meer maatwerk mogelijk is als naast de burgemeester ook andere leden van het college het casusoverleg kunnen organiseren.48
De Afdeling merkt op dat de aanpak van radicalisering en terrorisme in de eerste plaats een veiligheidsvraagstuk is. Gelet daarop is aannemelijk dat gegevensdeling binnen het casusoverleg door het college dikwijls op gespannen voet zal staan met de taken in het sociale domein. De AVG voorziet immers in strenge regels voor het verder verwerken van persoonsgegevens voor een doel dat niet verenigbaar is met het oorspronkelijk doel (zie ook punt 4c). Een regierol of een rol in de weegploeg lijkt daarom minder goed te passen bij de verantwoordelijkheden van het college in het sociale domein. Het delen van persoonsgegevens binnen het casusoverleg zal doorgaans wel passen binnen de taken van de burgemeester op het terrein van de openbare orde en veiligheid. Daarnaast vormt de burgemeester reeds nu al een informatieknooppunt met de politie en het OM, in het bijzonder in het lokale driehoeksoverleg. De toelichting gaat hierop onvoldoende in.
De Afdeling adviseert, in het licht van het voorgaande, het verplaatsen van de regierol van de burgemeester naar het college nader te motiveren en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen.
e. De Minister van Justitie en Veiligheid als deelnemer
Het wetsvoorstel wijst één nieuwe deelnemer aan die tot op heden geen onderdeel was van het casusoverleg: de Minister van JenV.49 De toelichting legt uit dat dit van belang is met het oog op de wettelijke maatregelen die de minister kan treffen, waaronder bevriezingsmaatregelen, maatregelen op basis van de wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding of maatregelen op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap.50 Tot op heden liepen deze informatiestromen buiten het casusoverleg om. Als dit binnen het casusoverleg kan lopen, heeft dit toegevoegde waarde voor de integrale benadering en de afwegingsmogelijkheden, aldus de toelichting.51
Gelet op de bestaande praktijk doet zich de vraag voor of een positie als vaste deelnemer noodzakelijk is dan wel in hoeverre incidentele deelname van de Minister van JenV als derde (zie punt 5f) ook zou kunnen volstaan. In de toelichting ontbreekt een nadere uitleg van de positie van de minister in dit lokale samenwerkingsverband. Naast duidelijkheid over de specifieke taken en verantwoordelijkheden op basis waarvan deelname plaatsvindt, dient ook verhelderd te worden waar de grenzen van de rol van de minister liggen en welke rol uitvoerende diensten hierin vervullen, zoals de NCTV of de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Met name de NCTV is van belang, nu deze tot op heden een adviesrol vervulde in het casusoverleg en deze niet terugkeert in het wetsvoorstel.52
De Afdeling adviseert op de genoemde punten in de toelichting in te gaan en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen.
f. Deelname van derden
Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat de leden van de weegploeg op incidentele basis derden laten deelnemen aan het casusoverleg, indien deze derden over deskundigheid, taken of bevoegdheden beschikken die noodzakelijk zijn voor de casus. Het gaat hier blijkens de toelichting bijvoorbeeld om de AIVD maar ook om private instanties als gezondheidszorg- en jeugdzorginstellingen.53 Toegang tot persoonsgegevens is alleen mogelijk voor zover noodzakelijk met het oog op het in de wet omschreven doel. De (vaste) deelnemers zien erop toe dat derden die incidenteel deelnemen voldoen aan de AVG en het bepaalde bij of krachtens het voorstel.54
De Afdeling merkt op dat, hoewel het belang van incidentele deelname van dit soort organisaties met name uit een oogpunt van deskundigheid onderkend wordt, de positie van private partijen wezenlijk anders is als die van publieke partijen.55 Niet vast staat welke private partijen nu precies, op incidentele basis, zullen gaan deelnemen aan de casusoverleggen; dat wordt ter beoordeling aan de weegploeg gelaten. Daardoor is niet inzichtelijk welke partijen persoonsgegevens in de casusoverleggen kunnen gaan inbrengen. Dat is wel van belang omdat de private partijen die deelnemen op grond van het voorstel tezamen met de andere (publieke) deelnemers kunnen meebeslissen over de afstemming van maatregelen jegens de betreffende persoon/personen.
Gelet op het voorgaande ligt het in de rede om in het wetsvoorstel te verduidelijken dat deelname van private partijen mogelijk is en daarbij nader te bepalen om welk soort private partijen het kan gaan. Verder is de vraag of de rol van een private partij, wanneer daaraan geen publieke taak is opgedragen, niet beter beperkt kan worden tot enkel het aanleveren van informatie aan het casusoverleg. Of deze mogelijkheid overwogen is blijkt niet uit de toelichting.
De Afdeling adviseert, gelet op het voorgaande, in de toelichting nader aandacht te besteden aan de deelname van private partijen en het voorstel daarop aan te passen.
6. Nadere waarborgen
a. Inleiding
Zoals hiervoor al op onderdelen naar voren is gekomen, bevat dit voorstel minder waarborgen voor de samenwerking van de deelnemers binnen de casusoverleggen dan de WGS. Voldoende waarborgen zijn vereist om te voldoen aan de eisen die worden gesteld in de al besproken bepalingen van de AVG56 en verschillende relevante grondrechtelijke bepalingen (artikelen 10 Grondwet, 8 EVRM en 7 en 8 EU-Handvest).57
In de toelichting wordt aangegeven dat het voorstel in aanvulling op de AVG verschillende waarborgen bevat, waaronder de toetsing door de weegploeg, de geheimhoudingsplicht, de regeling over vernietiging of anonimisering van gegevens en de terugmeldingsplicht inzake onjuistheden.58 Verder wordt in algemene zin aangegeven dat het voorstel een voldoende heldere wettelijke basis bevat. Deze waarborgen kunnen op zichzelf in positieve zin worden gewaardeerd. Van belang is daarnaast dat, zoals hiervoor al is besproken, het doel van de casusoverleggen goed wordt afgebakend en dat ook duidelijkheid komt over de deelname van de private partijen.
De Afdeling merkt in aanvulling daarop het volgende op.
b. Gezamenlijke gegevensverantwoordelijkheid
Het voorstel hanteert het uitgangspunt van de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid van de deelnemers. Dit betekent dat een betrokkene wiens persoonsgegevens worden verwerkt zich tot alle deelnemers van de casusoverleggen kunnen wenden met een verzoek tot inzage, rectificatie en vernietiging.59
Het risico van samenwerking op voet van gelijkwaardigheid is dat de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden en resultaten van casusoverleggen in concrete gevallen zoek raakt. In de toelichting op het voorstel ontbreekt hieromtrent een nadere afweging. In de toelichting wordt alleen opgemerkt dat de gemeente optreedt als contactpunt in verband met het uitoefenen van de rechten van betrokkenen. In de WGS is er echter voor gekozen om meer gerichte regels op te nemen, waaronder een delegatiegrondslag om bij amvb nadere regels op te nemen over de werkwijze en verantwoordelijkheden van de deelnemers met betrekking tot de effectuering van de rechten van informatie van de betrokkenen onder de AVG.60
De Afdeling adviseert het voorstel en de toelichting hierop aan te passen.
c. Toegang tot systemen
Het voorstel bevat geen nadere waarborgen over de toegang tot de systemen waarin de gegevensverwerkingen zullen worden opgeslagen en verder geen nadere regels stelt aangaande de beveiliging van de gegevens. De vraag doet zich voor of voor de casusoverleggen speciale digitale systemen worden gebruikt en zo ja waarom het voorliggende voorstel dan niet in vergelijkbare bepalingen voorziet. In de WGS zijn hierover nadere regels opgenomen en zijn eveneens grondslagen opgenomen om nadere uitwerking daarvan bij algemene maatregel van bestuur te regelen.61
De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen.
7. Unierechtelijke dimensie: AVG of Richtlijn?
Het voorstel is, mede, gericht op een strafrechtelijke aanpak van radicaliserende of geradicaliseerde personen. Het OM en de politie kunnen naar aanleiding van een casusoverleg radicalisering, onder meer, besluiten om strafrechtelijke sancties en maatregelen te treffen die bijvoorbeeld zijn gericht op het voorkomen van de voorbereiding van terroristische aanslagen.62 Dit roept de vraag op of daarmee EU Richtlijn gegevensverwerking opsporing en vervolging van toepassing is.63 In de toelichting op het wetsvoorstel wordt op de verhouding tot de Richtlijn niet ingegaan. Er wordt van uitgegaan dat de AVG van toepassing is.64
De AVG en de Richtlijn zijn gebaseerd op soortgelijke beginselen en bevatten ook soortgelijke bepalingen. Tussen beide regelingen bestaan echter ook enkele verschillen.65 Eén van de verschillen is dat de richtlijn vereist dat de bevoegde autoriteiten bij de verwerking van persoonsgegevens voor zover mogelijk een onderscheid aanbrengen in categorieën van betrokkenen, zoals verdachten, personen die zijn veroordeeld voor een strafbaar feit, en personen die bij een strafbaar feit zijn betrokken.66 Dit houdt verband met de bescherming van het recht op het vermoeden van onschuld.
De vraag is hoe in het licht van het voorgaande de AVG en de Richtlijn zich op het door het wetsvoorstel bestreken terrein tot elkaar verhouden. Enerzijds zijn twee belangrijke deelnemers van de casusoverleggen radicalisering uit de strafrechtsketen afkomstig en kwalificeren zij als de voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten ‘bevoegde autoriteiten’ in de zin van de richtlijn. Andere deelnemers van de casusoverleggen hebben daarentegen geen wettelijke taken en bevoegdheden op het terrein van de opsporing en vervolging van strafbare feiten en vallen onder het bereik van de AVG.
De casusoverleggen zijn op zichzelf genomen ook niet gemachtigd om openbaar gezag en openbare bevoegdheden uit te oefenen. De deelnemers aan het casusoverleg zorgen alleen voor ‘afstemming en coördinatie’ van de inzet van hun wettelijke taken en bevoegdheden en daaraan gerelateerde noodzakelijke werkzaamheden op het terrein van, onder andere, strafrechtelijke handhaving. Aangenomen zou daarom kunnen worden dat de casusoverleggen radicalisering niet onder het bereik van de richtlijn vallen. Daarbij is van belang dat gelijktijdige toepassing van de AVG en de richtlijn is uitgesloten. Voor de praktijk is dit ook niet werkbaar.
Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling in de toelichting in te gaan op de verhouding van dit voorstel tot de Richtlijn (EU) 2016/680.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal
opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden
voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt
ingediend.
De vice-president van de Raad van State,
Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. Overzicht maatregelen en acties, Kamerstukken II
2013/14, 29754, nr. 253 (bijlage).↩︎
Nationale contraterrorismestrategie 2016-2020, Kamerstukken II 2015/16, 29754, nr. 391 (bijlage), p. 8.↩︎
Samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 41, 16 maart 2016, Kamerstukken II 2015/16, 29754, nr. 362 (bijlage).↩︎
Idem, p. 5 en 7. Hierbij wordt vooral rechtsextremisme gezien als een bedreiging.↩︎
Convenant persoonsgerichte aanpak radicalisering en extremisme, Stcrt. 2017, 41324.↩︎
In 2017 werd geconcludeerd dat de maatregelen vooral preventief waren, bijvoorbeeld samenwerking met de islamitische gemeenschap en ondersteuning van onderwijsinstellingen, zie Evaluatie van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme, Kamerstukken II 2016/17, 29754, nr. 432 (bijlage), p. 9, 10 23 en 24 en 37.↩︎
Idem, p. 24, en Contraterrorismestrategie 2016-2020, p. 23. Dit is ook opgenomen in artikel 9 van het Convenant persoonsgerichte aanpak radicalisering en extremisme, Stcrt. 2017, 41324.↩︎
Toelichting, paragraaf 1, Inleiding.↩︎
Dit geldt voor het FEC, de iCOV en de RIEC’s. Zie hiervoor, respectievelijk, de artikelen 2.5, tweede lid, 2.13, aanhef, en 2.18, tweede lid, WGS, Kamerstukken I 2020/21, 35447, nr. A.↩︎
In 2017 werd geconcludeerd dat de maatregelen vooral preventief waren, bijvoorbeeld samenwerking met de islamitische gemeenschap en ondersteuning van onderwijsinstellingen. Evaluatie van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme, Kamerstukken II 2016/17, 29754, nr. 432 (bijlage), p. 7 en 8. In periodieke rapportages zoals de Rapportage integrale aanpak terrorisme december 2017 – april 2019 wordt inzicht gegeven in de aantallen getroffen maatregelen in deze periode, zie Kamerstukken II 2018/19, 29754, nr. 500 (bijlage). Recent is een Evaluatie van de contraterrorismestrategie 2016-2020 gepubliceerd en is een poging gedaan de getroffen maatregelen nader te analyseren, zie Kamerstukken II 2020/21, 29754, nr. 591 (bijlage). De noodzaak van het casusoverleg werd ook benadrukt in een recent verschenen rapport van de Inspectie JenV over de tramaanslag in Utrecht in maart 2019, Aanslag in een tram in Utrecht, 18 maart 2019, Inspectie JenV 26 mei 2021.↩︎
Voor het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over een eerdere versie van deze wet, zie Kamerstukken II 2019/20, 35447, nr. 4.↩︎
Artikel 3.1 WGS.↩︎
Toelichting, paragraaf 4.3, Uitzondering op verwerkingsverbod bijzondere categorieën persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard.↩︎
Vergelijk de definitie van een samenwerkingsverband, de gegevensverwerking die daarin plaatsvindt en de omschrijving van de doelen van de samenwerkingsverbanden die onder de WGS kunnen worden aangewezen in de artikelen 1.1, 1.6 en 3.1 WGS.↩︎
Toelichting, paragraaf 8.9, Verhouding tot de WGS.↩︎
Aanwijzingen voor de regelgeving, aanwijzing 2.45.↩︎
Zie ook de consultatiereactie van de Politie van 2 april 2020 op het conceptwetsvoorstel, p. 3. Het is daarentegen niet noodzakelijk om alle samenwerkingsverbanden onder de WGS te brengen voor zover duidelijk is dat de daarin opgenomen bepalingen niet passend zijn voor het betreffende samenwerkingsverband. Voor een ander type samenwerkingsverband zou daarom ook afzonderlijke wetgeving kunnen worden opgesteld. Het voorstel Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg, bijvoorbeeld, beoogt het Informatieknooppunt Zorgfraude in bijzondere wetgeving te reguleren. Zie Kamerstukken II 2019/20, 35515, nrs. 2 (Voorstel van wet), 3 (Memorie van toelichting) en 4 (Advies van de Afdeling advisering van de Raad van State).↩︎
Artikelen 2.24 – 2.32 WGS.↩︎
De doelomschrijving in artikel 2.25 WGS is als volgt: “De Zorg- en Veiligheidshuizen verwerken bij de behandeling van complexe casuïstiek uitsluitend gegevens ten aanzien van een betrokkene voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening, afstemming en coördinatie van de inzet van de wettelijke taken en bevoegdheden waarmee de deelnemers zijn belast en daaraan gerelateerde noodzakelijke werkzaamheden op het terrein van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving alsmede begeleiding en zorg- en hulpverlening in het belang van het voorkomen, verminderen en bestrijden van criminaliteit en ernstige overlast en het voorkomen en verminderen van onveilige situaties voor personen of binnen een gebied”.↩︎
Memorie van toelichting WGS, Kamerstukken II 2019/20, 35447, nr. 3, artikelsgewijze toelichting, p. 104 e.v.↩︎
Zie www.veiligheidshuizen.nl/wat-doet-een-zvh. In de meerjarenagenda 2021-2024 van de Zorg- en Veiligheidshuizen is te lezen dat “in de meeste gevallen […] gemeenten de procesregie op deze complexe, domeinoverstijgende casuïstiek [hebben] belegd bij de ZVH”, Aan de ZVH is dan de taak de bestaande infrastructuur voor de persoonsgerichte aanpak radicalisering en terrorisme te borgen en door te ontwikkelen, zie paragraaf 3.1.3.↩︎
In de Evaluatie van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme werd genoemd dat in 55% van de gemeenten casusoverleg plaatsvindt binnen de Zorg- en Veiligheidshuizen, Kamerstukken II 2016/17, 29754, nr. 432 (bijlage), p. 23 en 24. Zie ook de jaarverslagen van Zorg- en Veiligheidshuizen waarin wordt gerapporteerd over het casusoverleg radicalisering op zorgenveiligheidshuizen.nl.↩︎
Toelichting, Paragraaf 1, Inleiding en paragraaf 7 uitvoeringsgevolgen.↩︎
Artikel 1, tweede lid, wetsvoorstel.↩︎
Toelichting, paragraaf 1, Inleiding. Zo wordt onder “radicalisering” verstaan ‘het proces dat uiteindelijk kan leiden tot terroristische activiteiten en/of extremisme’. Voor het begrip “terroristische activiteiten” wordt verwezen naar artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht dat ziet op de (ondersteuning van) activiteiten die worden verricht met een terroristisch oogmerk. Verder wordt, onder verwijzing naar de definitie uit de Dreigingsbeelden Terrorisme Nederland, aangegeven dat met extremisme het fenomeen wordt bedoeld ‘waarbij personen of groepen vanuit ideologisch motief bereid zijn in ernstige mate de wet te overtreden of activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen.’ Het gaat om ‘(gewelddadige) illegale acties’ en daarbij kan gedacht worden aan islamitisch, links-, rechts-, of dierenextremisme.↩︎
Artikel 5, eerste lid, onder b, Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de bescherming van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, PbEU 2016, L 119. Ook artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de EU vereist dat gegevens alleen ‘voor bepaalde doeleinden’ mogen worden verwerkt. Verder ligt het vereiste van doelbinding besloten in de voorwaarden die artikel 7 EU-Handvest, artikel 8 EVRM en artikel 10 van de Grondwet stellen aan de beperking van het recht op eerbiediging van het privéleven.↩︎
Artikelen 6, vierde lid, 9, tweede lid, 10 en 23 AVG.↩︎
Toelichting, paragraaf 4.3, Uitzondering op verwerkingsverbod bijzondere categorieën persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard.↩︎
Toelichting, paragraaf 2.1, Doel en strekking van casusoverleggen.↩︎
Artikel 5, eerste lid, onder b.↩︎
Advies van de Afdeling advisering over het wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, Kamerstukken II 2019/20, 35447, nr. 4, punt 6.↩︎
Toelichting, paragraaf 4.2, Duidelijke grondslag voor onderlinge verstrekking persoonsgegevens.↩︎
Artikel 2, eerste lid, wetsvoorstel.↩︎
Artikel 1, eerste lid, wetsvoorstel.↩︎
Artikel 4, derde lid, wetsvoorstel.↩︎
Artikel 4, vierde lid, wetsvoorstel.↩︎
Artikel 2, derde lid, wetsvoorstel.↩︎
Artikel 1, tweede lid, wetsvoorstel.↩︎
Toelichting, paragraaf 2.1, Doel en strekking van casusoverleggen.↩︎
Artikelen 2.3, 2.11, 2.19 en 2.27 WGS. Ieder artikel noemt de deelnemer en voegt daaraan toe ‘voor de uitvoering van [taken/bevoegdheden] op grond van [wettelijke bepaling]’.↩︎
Artikel 2, eerste lid, onder a, en artikel 4, eerste lid, wetsvoorstel.↩︎
Zie ook Voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State over de rol van gemeenten in de bestuurlijke en integrale aanpak van ondermijning, Kamerstukken II 2018/19, 29911, nr. 233 (bijlage), paragraaf 3.6.↩︎
Artikel 172 Gemeentewet. Zie voor een uiteenzetting over de bevoegdheden van de burgemeester op het terrein van de openbare orde in relatie tot het voorkomen en bestrijden van stafbare feiten de Voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State over de rol van gemeenten in de bestuurlijke en integrale aanpak van ondermijning, Kamerstukken II 2018/19, 29911, nr. 233 (bijlage), paragraaf 3.↩︎
Waaronder taken op het terrein van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet, de Participatiewet, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de Leerplichtwet etc.↩︎
Zie artikel 2.19, eerste lid, onder h en i, en artikel 2.27, eerste lid, onder e en f, WGS.↩︎
Artikel 1, eerste lid, wetsvoorstel.↩︎
Toelichting, paragraaf 2.2, De gemeentelijke ‘regiefunctie’ bij casusoverleggen, en paragraaf 4.1, Het codificeren van de taak van het college m.b.t. het casusoverleg, en artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.↩︎
Toelichting, paragraaf 4.1.↩︎
Artikel 2, eerste lid, onder d, wetsvoorstel. De minister van JenV wordt ook niet genoemd in het convenant persoonsgerichte aanpak radicalisering en extremisme. Stcrt. 2017, 41324,↩︎
Toelichting, 2.1 (doel en strekking van de casusoverleggen).↩︎
Toelichting, 8.10 (overig).↩︎
Artikel 9, vijfde lid, Convenant persoonsgerichte aanpak radicalisering en extremisme. Stcrt. 2017, 41324,↩︎
Toelichting, paragraaf 2.3. Zie ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2. De Afdeling neemt aan dat de Koninklijke Marechaussee, die ook verantwoordelijk is voor de uitvoering van de politietaak, op incidentele basis kan deelnemen.↩︎
Artikel 2, derde en vierde lid, wetsvoorstel.↩︎
Zie ook Advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (W16.19.0159/II), Kamerstukken II 2019/20, 35447, nr. 4, punt 3. In onder andere artikelen 1.3, 1.4, derde lid, en 1.5, vierde lid, WGS is de betrokkenheid van private partijen begrensd en zijn waarborgen opgenomen in verband met de deelname van private partijen.↩︎
Voor de verwerking van bijzondere persoonsgegevens en stafrechtelijke gegevens vereisen artikelen 9, tweede lid, onder g, en 10, AVG dat resp. ‘passende en specifieke maatregelen worden getroffen ter bescherming van de grondrechten en de fundamentele belangen van de betrokkene’ en ‘passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen’ worden geboden.↩︎
Zie ook Toelichting paragraaf 6, Verhouding met hoger recht.↩︎
Toelichting paragraaf 4.1, Uitzondering op verwerkingsverbod bijzondere categorieën persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard en paragraaf 6, Verhouding met hoger recht.↩︎
Artikel 26 AVG.↩︎
Artikel 1.4 WGS.↩︎
Artikel 1.8. WGS.↩︎
Toelichting, paragraaf 2.1 (Doel en strekking van de casusoverleggen).↩︎
Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad, Pb EU 2016, L119.↩︎
In de toelichting op de WGS is wel in algemene zin vermeld dat samenwerkingsverbanden geen ‘bevoegde autoriteiten’ zijn in de zin van Richtlijn 2016/680, zie Kamerstukken II 2019/20, 35447, nr. 3, paragraaf 2.1.↩︎
De Richtlijn gaat bijvoorbeeld alleen uit van een wettelijke grondslag voor de gegevensverwerking, terwijl de AVG meerdere gronden voor gegevensverwerking bevat.↩︎
Artikel 6 Richtlijn (EU) 2016/680.↩︎