Reactie op de initiatiefnota van het lid Podt over “Meedoen vanaf dag één” (Kamerstuk 36139)
Initiatiefnota van het lid Podt over “Meedoen vanaf dag één”
Brief regering
Nummer: 2022D42306, datum: 2022-10-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36139-3).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (VVD)
Onderdeel van kamerstukdossier 36139 -3 Initiatiefnota van het lid Podt over “Meedoen vanaf dag één”.
Onderdeel van zaak 2022Z19696:
- Indiener: E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-11-01 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-11-09 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-06-05 13:30: Initiatiefnota van het lid Podt over “Meedoen vanaf dag één” (36139) (Notaoverleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-06-08 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-06-26 14:00: Initiatiefnota van het lid Podt over “Meedoen vanaf dag één” (36139) (vervolg) (Notaoverleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
36 139 Initiatiefnota van het lid Podt over «Meedoen vanaf dag één»
Nr. 3 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2022
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de schriftelijke reactie op de initiatiefnota «Meedoen vanaf dag één» van het lid Podt (D66) (Kamerstuk 36 139, nr. 2). Dit conform het verzoek van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van 4 juli 2022.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg
Beslispunten van het lid Podt (D66) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het meedoen van kansrijke asielzoekers vanaf dag één op gebied van taal, scholing en werk (ingezonden 7 juli 2022).
Beslispunt 1
Een verzoek te doen aan het kabinet de vroege inschrijving in de BRP een expliciet doel te maken en de hiervoor noodzakelijke processen in samenwerking met de relevante partijen te verbeteren.
Antwoord op punt 1
Zoals de initiatiefnota terecht aangeeft is het hebben van een burgerservicenummer (hierna: BSN) een belangrijke voorwaarde voor de participatie in Nederland. Vroegtijdige registratie in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) door gemeenten zorgt er voor dat men aan de slag kan met werk (en salaris krijgt doorbetaald) en kan verhuizen (naar bijvoorbeeld een woning in de gemeente). Momenteel kan het voorkomen dat het inschrijven in een BRP-straat lang duurt, oorzaak hiervan is een combinatie van factoren. Allereerst is er sprake van achterstanden die zijn opgelopen door de uitdagingen die de Covid-19 pandemie met zich meebracht, daarnaast is er sprake van een hoog aantal BRP-inschrijvingen in 2022 voor asiel en nareis (hoger dan de aantallen in 2020 en 2021).
Sinds de Covid-19 pandemie zijn de processen voor de BRP inschrijving in 2020 aangepast. Zo worden gehoren niet meer altijd met de asielzoeker op locatie gehouden (telehoren) en worden documenten (waaronder beschikkingen) niet meer altijd handmatig verstrekt maar ook via de post verzonden, waardoor vergunninghouders niet altijd op locatie zijn voor de uitreiking. Waar in de initiatiefnota wordt aangegeven dat het w-document wordt verstrekt bij BRP-inschrijving, staat de BRP-inschrijving echter los van de verstrekking van een verblijfsdocument (zowel het w-document als de verblijfsvergunning). Tevens is in 2021 een project gestart om de BRP-straten te optimaliseren. Gezamenlijk met de Immigratie en Naturalisatiedienst (hierna: IND), het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (hierna: COA) en de vijf BRP-straatgemeenten zijn twee belangrijke verbeterpunten in kaart gebracht. Het doel is om deze wijzigingen uiterlijk 2023 te implementeren. De verwachting is dat dit aansluit bij de doelstelling achter beslispunt 1.
De twee belangrijke wijzigingen in relatie tot een tijdige inschrijving zijn:
1. In plaats van het COA, levert de IND de personen aan die in aanmerking komen voor inschrijving in de BRP. Hierdoor wordt bij het inplannen van de afspraken beter rekening worden gehouden met in welke fase van het asielproces een asielzoeker is.
2. De planning zal centraal voor de vijf BRP-straten worden ingeregeld. Wanneer de planning centraal wordt ingericht, zorgt dit ervoor dat de capaciteit van de BRP-straten beter benut kan worden, waardoor de efficiëntie toeneemt.
Tot slot kan nog vermeld worden dat het op dit moment al mogelijk is om in individuele gevallen met voorrang een spoedafspraak te maken bij één van de BRP-straten. Op deze manier wordt zoveel mogelijk voorkomen dat het gebrek aan een BSN de participatie in de weg staat. Door de druk op de BRP-straten is deze optie op dit moment echter (nog) beperkt mogelijk voor asielzoekers.
Beslispunt 2
Een verzoek te doen aan het kabinet de beperkingen op werk voor asielzoekers te verkleinen door de volgende (wettelijke) beperkingen aan te passen:
• Toetreding tot de arbeidsmarkt als de asielprocedure in kwestie langer loopt dan 1 maand, in plaats van de huidige 6 maanden.
• De duur van de Tewerkstellingsvergunning (TWV) van 24 weken naar 46 weken te verlengen.
Antwoord op punt 2
De mogelijkheid om te werken tijdens de procedure levert een belangrijke bijdrage op voor asielzoekers om te integreren in de Nederlandse samenleving gedurende hun procedure. Om meer inzicht te krijgen in de belemmeringen die de asielzoekers in procedure ervaren om toe te treden tot de arbeidsmarkt, laat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hier op dit moment onderzoek naar verrichten.1 De inzichten uit dit onderzoek kunnen worden gebruikt bij de vraag of een beleidswijziging gewenst is. Het Kabinet acht het niet wenselijk om vooruit te lopen op de resultaten van het onderzoek. Besluitvorming over een eventuele beleidswijziging vergt een zorgvuldige weging van alle verschillende aspecten en deelbelangen.
Beslispunt 3
Een verzoek te doen aan het kabinet te onderzoeken of het mogelijk is asielzoekers een groter deel van hun salaris te laten behouden.
Antwoord op punt 3
Asielzoekers die bij het COA verblijven ontvangen materiële opvang, eet- en leefgeld en andere verstrekkingen. Indien een asielzoeker inkomsten verwerft uit bijvoorbeeld (vrijwilligers)werk of beschikt over eigen vermogen, dient de asielzoeker mee te betalen aan de opvangkosten aan het COA voor diegene (en het gezin). Dit is geregeld in de Regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen 2008 (hierna: Reba). De druk die de kosten van de opvang van asielzoekers legt op de collectieve middelen, rechtvaardigt immers dat slechts opvang wordt geboden indien – en voor zover – de asielzoeker niet in het eigen bestaan kan voorzien.
De hoogte van de eigen bijdrage wordt door het COA bepaald en is afhankelijk van de gezinssamenstelling, hoogte van het eet- en leefgeld en de hoogte van het inkomen. De bijdrage is nooit hoger dan de werkelijke kosten van de opvang; indien iemand meer verdient, mag het overgebleven bedrag worden gehouden. Daarnaast is – net zoals voor bijstandsgerechtigden – 25% van het inkomen tot een maximum van € 226 per maand vrijgelaten van het betalen van een eigen bijdrage.
Zoals in de beantwoording van punt 2 al is benoemd laat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzoek verrichten naar welke belemmeringen asielzoekers in procedure ervaren bij het toetreden tot de arbeidsmarkt. Eén van de aspecten die hierin meegenomen wordt is de invloed van de Reba op het financieel profijt in verband met de afdracht van een deel van het inkomen als een eigen bijdrage aan de opvangkosten. Zoals aangegeven bij vraag 2 wordt uw Kamer over dit onderzoek geïnformeerd zodra de resultaten hiervan worden opgeleverd.
Beslispunt 4
Een verzoek te doen aan het kabinet om met de Vereniging Hogescholen en de Vereniging van Universiteiten (VSNU) de invoering te bespreken van een Maastricht-model voor collegegeld, waardoor kansrijke asielzoekers die over de relevante vooropleiding beschikken bij hogescholen en universiteiten kunnen studeren tegen het wettelijke tarief voor collegegelden.
Antwoord op punt 4
Conform de huidige wet- en regelgeving bepaalt de instelling de hoogte van het instellingscollegegeld. Het bedrag moet ten minste het volledig wettelijk collegegeld bedragen. Het bepalen van het instellingscollegegeld behoort tot de autonomie van de hoger onderwijs instellingen, en het is een zorgvuldig proces waarbij de betrokkenheid van de medezeggenschap van belang is. Het meest recente voorbeeld is het verlagen van het instellingscollegegeld tarief voor ontheemden uit Oekraïne.
De praktijk laat zien dat er geen uniform model is inzake studenten met een asielachtergrond. Er wordt gehandeld op basis van merites in individuele gevallen en omstandigheden van asielvergunninghouders, met ondersteuning van de Stichting voor vluchteling-studenten UAF. Het betreft beperkte aantallen studenten waardoor de druk op het stelsel, zowel financieel als kwantitatief, beperkt is. Er zijn geen aanwijzingen dat deze maatwerkaanpak niet voldoet. De koepelorganisaties hebben aangegeven dat de instellingen geen noodzaak zien de huidige werkwijze aan te passen.
Beslispunten 5 en 6
5. Een verzoek te doen aan het kabinet de financiële middelen beschikbaar voor NT2-docenten te ontschotten zodat er door zo veel mogelijk kansrijke asielzoekers optimaal gebruik kan worden gemaakt van de taallessen door NT2-docenten.
6. Een verzoek te doen aan het kabinet zich in te zetten om NT2 taalonderwijs toegankelijk maken voor kansrijke asielzoekers op alle locaties, inclusief noodopvanglocaties en te monitoren hoeveel kansrijke asielzoekers NT2 onderwijs (kunnen) volgen.
Antwoord op punten 5 en 6
Het Kabinet deelt met de initiatiefnemer dat het van belang is dat kansrijke asielzoekers zo vroeg mogelijk kunnen starten met het leren van de Nederlandse taal. Zeker in de huidige situatie van lange doorlooptijden in de asielprocedure en wachttijden tot aan huisvesting in de gemeente is het van betekenis dat de tijd in de opvang zo zinvol mogelijk besteed wordt. Daarom bestaan er vanuit het COA verschillende activiteiten gericht op activatie en participatie voor zowel asielzoekers als statushouders. Zo bestaat er voor kansrijke asielzoekers die op een procesopvanglocatie (hierna: POL) verblijven, naast taalles gegeven door vrijwilligers, een aanbod NT2-les. Het aanbod bestaat uit 24 uur taalles en wordt gegeven op drie verschillende niveaus. Na statusverlening kunnen deze NT2-lessen worden vervolgd binnen het programma »Voorbereiding op de inburgering» (hierna: Voorinburgering). Dit is een voorbereidend programma op de reguliere inburgering in de gemeente dat aangeboden wordt aan alle inburgeringsplichtige vergunninghouders in het asielzoekerscentrum (hierna: azc). Dit programma kent naast de voorbereidende modules «Arbeidsmarktparticipatie» en «Kennis van de Nederlandse Maatschappij» (inclusief Participatieverklaringstraject) een flinke taalcomponent (115 uur).
De middelen die het COA ontvangt voor het programma Voorinburgering vinden hun oorsprong in de Wet inburgering en kunnen daarmee momenteel uitsluitend worden ingezet voor inburgeringsplichtigen. De NT2-taallessen voor kansrijke asielzoekers worden op dit moment ingezet op de POL. Daarmee wordt de doorgaande lijn van taallessen in de opvang naar de inburgering in de gemeente zoveel mogelijk gewaarborgd. De POL is de laatste locatie waar asielzoekers verblijven voordat zij na vergunningverlening doorstromen naar het azc, waar zij de taallessen kunnen vervolgen onder het programma Voorinburgering. Wanneer de huidige middelen voor NT2-les al op de pre-POL2 ingezet worden, zal de consequentie zijn dat er minder middelen ingezet kunnen worden voor kansrijke asielzoekers op de POL. De opdracht om een doorlopende lijn in taallessen te creëren kan daarmee onder druk komen te staan. Ook logistiek heeft dit voorstel consequenties, gezien er met dezelfde middelen op aanzienlijk meer locaties taalles gegeven moet gaan worden dan in de huidige situatie. Dat betekent tevens dat personeel nodig is om deze taallessen te geven, terwijl ook het aanbod van NT2-docenten binnen de huidige arbeidsmarkt onder druk staat. Bovenstaande in overweging nemend wordt daarom voorkeur gegeven aan het vasthouden aan de huidige situatie, waarbij kansrijke asielzoekers taalles ontvangen tijdens het verblijf gedurende de asielprocedure op de POL.
Wanneer kansrijke asielzoekers (nog) geen gebruik kunnen maken van het aanbod NT2-taalles of deze reeds hebben afgerond, bestaat de mogelijkheid deel te nemen aan activiteiten ten behoeve van activering en participatie. Daarnaast kunnen asielzoekers starten met het leren van de Nederlandse taal met vrijwilligers. Die mogelijkheid bestaat ook op een groot aantal pre-POL locaties.
Beslispunt 7
Een verzoek te doen aan het kabinet in overleg te treden met het COA over het investeren in asielzoekerscentra met open deuren en contact met de wijk.
Antwoord op punt 7
Het stimuleren van asielzoekerscentra met open deuren en contact met de wijk is een van de bestaande uitgangspunten. Voor een snelle integratie is het van belang dat nieuwkomers al in een vroeg stadium van hun verblijf in Nederland participeren en kennismaken met de samenleving. Contact met de wijk waar zij in een COA-opvanglocatie verblijven kan hierbij helpen. Op de opvanglocaties van het COA wordt er contact met de wijk gezocht door onder andere te overleggen met omwonenden, tevens worden er regelmatig lokale initiatieven ontplooid waarbij COA-bewoners en de lokale bevolking met elkaar in contact komen. Ook gaan bijvoorbeeld kinderen uit de buurt naar de school op het azc, als deze er is en voldoende plek heeft.
Voorts hebben momenteel 38 azc’s een, door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gefinancierde, ¨Meedoenbalie¨. Vanuit de Meedoenbalies worden bewoners gestimuleerd en gefaciliteerd te starten met participatie in de buurt van het azc. In samenwerking met partners in de omgeving, zoals maatschappelijke organisaties, werkgevers en gemeenten, ontsluit het COA een divers participatie-aanbod binnen en buiten de opvanglocatie op alle niveaus. Van koffie-uurtjes tot groepsgewijs vrijwilligerswerk tot toeleiding naar betaald werk. Hierdoor hebben bewoners kansen om mee te doen in de buurt van het azc, bouwen zij een sociaal netwerk op en creëren zij maatschappelijke meerwaarde door bij te dragen aan de plaatselijke samenleving en economie. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verkent samen met het COA of de inzet op participatie en activering middels deze Meedoenbalies in de toekomst kan worden uitgebreid.
Ten slotte wordt er op veel COA locaties jaarlijks een open dag gehouden waarbij omwonenden en andere geïnteresseerden een azc kunnen bezoeken. De organisatie hiervan is een samenwerking van het COA, VluchtelingenWerk Nederland, IND en Dienst Terugkeer en Vertrek. Er wordt door deze organisaties niet alleen informatie gegeven over de asielopvang in Nederland en over de betreffende locatie, maar er is vooral ook contact mogelijk met medewerkers en bewoners van het azc met persoonlijke gesprekken en ontmoetingen. Dit soort initiatieven bevorderen de samenhang met de wijk en de lokale bevolking.
Beslispunt 8
Een verzoek te doen aan het kabinet in samenwerking met het COA te onderzoeken hoe medezeggenschap van asielzoekers in azc’s kan worden opgezet.
Antwoord op punt 8
Het COA vult het medezeggenschap in door op alle opvanglocaties asielzoekers een stem te geven en hen een luisterend oor te bieden. Het beleid wordt landelijk opgesteld door het Rijk, maar elke locatie geeft hier zelf praktisch invulling aan. Voor ideeën, initiatieven en suggesties wisselt het momenteel sterk per locatie hoe zij de stem van de bewoners meenemen. Soms is er een bewonersraad, soms worden er bijeenkomsten georganiseerd. In ieder geval is er op alle locaties een informatiebalie waar bewoners hun vragen kunnen stellen en ideeën kwijt kunnen. Tevens kunnen bewoners ten alle tijden een klacht indienen bij iedere medewerker van het COA. Mocht een medewerker de bewoner niet verder kunnen helpen, dan is er nog de mogelijkheid van het volgen van de «COA Klachtenregeling voor bewoners en derden». Ten slotte heeft in 2020 een pilot gedraaid met een Bewonerstevredenheidonderzoek (BTO). Daarin is met verschillende instrumenten de bewonerstevredenheid gemeten en bleek dat veel bewoners de digitale vragenlijst een prettig instrument vonden. Het COA bekijkt momenteel om hier landelijk een vervolg aan te geven, waarmee de bewoner nog beter gehoord kan worden.
Beslispunt 9
Een verzoek te doen aan het kabinet te onderzoeken wat het effect is geweest op de integratie van Oekraïners van de grotere autonomie van Oekraïners die zij in hun eerste periode in Nederland hadden om hiervan lessen te leren voor alle asielzoekers.
Antwoord op punt 9
Ik verwelkom het voorstel van lid Podt om onderzoek te doen naar de participatie van ontheemden uit Oekraïne. Het kabinet acht het van belang om onder meer onderzoek te doen naar de ervaringen van ontheemden in Nederland. Het Kennisplatform Inclusief Samenleven (hierna: KIS) gaat dan ook onderzoek uitvoeren gericht op de behoeften van Oekraïense ontheemden in Nederland in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en zorg. Dit onderzoek vindt plaats binnen de subsidierelatie die het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft met KIS. Voor de korte termijn heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) verzocht om dit jaar (ad hoc) de beleidsinformatie rondom demografische samenstelling (inclusief huisvesting) en arbeidsmarktparticipatie in beeld te brengen. Daarnaast vinden voorbereidende gesprekken plaats om de beleidsinformatiebehoefte vanaf begin 2023 te regelen. Hier is aandacht voor het structureel verzamelen van de data door het CBS als ook een vergelijkend onderzoek naar de mate van sociaaleconomische integratie en sociaal-culturele integratie met andere vluchtelingengroepen. Met een wetenschappelijk onderbouwde aanpak wordt hoogwaardig onderzoek geïnitieerd naar Oekraïners in Nederland om beschrijvende en analytische vragen te beantwoorden die betrekking hebben op de positie en leefsituatie en de ontwikkeling in de tijd, rondom werk, taal, sociale contacten, (psychische) gezondheid. Daarnaast worden ook vragen beantwoord van een meer beleidsevaluatieve aard, zoals welke factoren en interventies de (verschillen in) ontwikkeling, ook ten opzichte van de reguliere aanpak bij andere vluchtelingengroepen, verklaren.
Beslispunt 10
Een verzoek te doen aan het kabinet gebruik te maken van de lessen die zijn opgedaan in de vergunningsverlening van Afghaanse evacuees.
Antwoord op punt 10
Voor wat betreft de ervaringen die zijn opgedaan met de Afghaanse asielzoekers zijn er inderdaad goede elementen naar voren gekomen, die de migratieketen probeert in te zetten om het asielproces te verbeteren. Het klopt dat de IND bij de Afghaanse asielzoekers het asielproces op diverse COA-locaties heeft uitgevoerd en de IND – en in het begin ook de Koninklijke Marechaussee voor de identificatie en registratie – naar de vreemdeling toekwam. Gebleken is dat dit efficiencywinst en een hogere klanttevredenheid heeft opgeleverd. Om deze ervaringen verder in het asielproces vorm te geven, voert de IND onder meer momenteel in pilot-vorm, een deel van het asielproces uit op noodopvanglocaties van het COA. Dit leidt echter niet enkel tot efficiencywinst en verminderde vervoersbewegingen; het levert ook een complexere planning op en daarmee weer risico’s voor capaciteitsverlies voor de migratieketen. Dit vraagt derhalve nadere weging en uitwerking.
Dit is reeds aan de Kamer gemeld op 15 april 2022 in een SO: Kamerstuk 35 680, nr. 22.↩︎
Pre-POL locatie: als asielzoekers na verblijf in de centrale ontvangstlocatie nog niet kunnen starten met de algemene asielprocedure, vanwege opgelopen wachttijden bij de IND, gaan zij naar een zogenaamde «pre-procesopvanglocatie», of «pre-pol» waar ze wachten op de start van de algemene asielprocedure.↩︎