[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 1 november 2022

Brief regering

Nummer: 2022D44860, datum: 2022-11-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2022Z20849:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

Hierbij treft u de schriftelijke antwoorden aan op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 1 november jl.

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,




Liesje Schreinemacher
[Ondertekenaar 3] [Ondertekenaar 4]

Vragen van het lid van Weerdenburg (PVV)

Vraag 1

Is de minister het ermee eens dat hulpgelden die bijvoorbeeld terechtkomen bij perverse regimes, die daardoor de middelen krijgen om hun eigen bevolking te onderdrukken, direct geannuleerd en teruggevorderd moeten worden?  

Antwoord

Nederland ondersteunt geen perverse regimes die daardoor de middelen krijgen om hun bevolking te onderdrukken. Nederland ondersteunt wel organisaties die voor de rechten van de bevolking opkomen. In de meeste gevallen is er geen sprake van directe samenwerking tussen de overheden van Nederland en een ontvangend land, omdat de financiering vrijwel uitsluitend via andere partners wordt geleid (multilaterale organisaties, civil society organisaties, kennisinstellingen, bedrijven). Ook aan deze organisaties wordt bekend gesteld in welke landen zij wel/niet met Nederlandse financiering kunnen werken.

Vraag 2

Is de minister het er mee eens dat hulporganisaties bij bewezen malversaties en misstanden, hun plek aan het subsidie-infuus direct moeten opgeven? 

Antwoord

Het ministerie neemt alle bewezen malversaties zeer serieus en bepaalt diens vervolgstappen op basis van de ernst en de inhoud van een zaak. In dat geval wordt de financiële schade - waar mogelijk - teruggevorderd. De meest verstrekkende uitkomst kan hierbij zijn dat het ministerie een organisatie uitsluit van toekomstige financiering. Verdere middelen die het ministerie tot zijn beschikking heeft zijn het opschorten en/of stopzetten van lopende committeringen, het in gang zetten van een terugvorderingsprocedure, of het lager vaststellen van een subsidie. Voor een uitgebreide procesbeschrijving omtrent malversaties verwijs ik u graag naar de Kamerbrief van 18 mei 2022 (BZDOC-720213577-116).

Vraag 3

Verzoekt de minister om een manier te verzinnen waarop ondernemers in financieel zwaar weer af kunnen van hun investeringen in ontwikkelingslanden. Maak er een voorziening voor of iets dergelijks. Het is vanuit het oogpunt van draagvlak onlogisch om deze ondernemers aan hun lot over te laten. Graag een reactie van de minister.

Antwoord

Om bedrijven en burgers te ondersteunen met de hoge energieprijzen heeft het kabinet diverse maatregelen genomen. Er bestaat evenwel geen vangnet voor Nederlandse ondernemers die klimaatrelevante investeringen in ontwikkelingslanden hebben gedaan en door de hoge energieprijzen financiële problemen ondervinden. Hoewel natuurlijk ontzettend vervelend, vallen deze risico’s in beginsel onder bedrijfsrisico’s voor ondernemers. Zij maken hierin hun eigen afweging. Ik wijs er wel op dat er in de markt en door de overheid via Atradius verzekeringsmogelijkheden bestaan voor internationale ondernemers.

Vragen van het lid Klink (VVD)

Vraag 1

Recent werd een debat geblokkeerd in de mensenrechtenraad van de VN dat zou moeten zijn gegaan over onderzoek naar de mensenrechtenschendingen tegen de Oeigoerse bevolking in China. Landen uit Afrika en Zuid-Amerika stemden tegen het plaatsvinden van dit debat. Wat zouden volgens de minister de gevolgen moeten zijn als Nederlandse BHOS-focuslanden faciliteren dat er bij de VN niet over de mensenrechtenschendingen tegen de Oeigoeren gesproken mag worden? 

Antwoord

Multilaterale samenwerking wordt steeds moeilijker, selectiever en transactioneler. Het geopolitieke krachtenveld zie je daarbij duidelijk terug in bepaalde stemuitslagen. Ditmaal betreft het de teleurstellende stemmingsuitslag in de VN Mensenrechtenraad over de Xinjiang-resolutie, tegelijkertijd is het een breder symptoom van de multilaterale verhoudingen. Het kabinet presenteert op korte termijn een notitie over de bredere beleidsplannen inzake multilateralisme. Eén van de hoofdpunten daarvan is dat het Koninkrijk – in overleg met EU lidstaten en gelijkgezinde landen - het contact intensiveert met juist die landen zoals genoemd. Dit betekent niet direct tegenmaatregelen, maar juist ook het versterken van outreach, het uitdragen van een gelijkwaardige relatie en het gezamenlijk beschermen van het multilaterale systeem. Ook dit draagt bij aan tegenwicht tegen landen zoals China en Rusland.

Vraag 2

Hoe gaat de minister er concreet op inzetten, in bijvoorbeeld internationale gremia zoals de VN Waterconferentie in 2023, om Nederlandse bedrijven in positie te brengen oplossingen te bieden voor de uitdagingen op het gebied van water en voedsel?

Antwoord:

Nederlandse bedrijven zijn nauw betrokken bij het bieden van oplossingen voor water en voedsel. Via langjarige partnerschappen ondersteunen bijvoorbeeld Nederlandse drinkwaterbedrijven en waterschappen hun counterparts in ontwikkelingslanden bij het realiseren van een verbeterde bedrijfsvoering en een grotere impact op de dienstverlening. De Waterconferentie in maart 2023 biedt ook voor het Nederlandse bedrijfsleven een podium om aandacht te vragen voor de bijdrage die het kan leveren aan oplossingen voor de waterproblematiek. De New York Water Week, die wordt georganiseerd parallel aan de VN conferentie, heeft een belangrijke handelsbevorderende component. Tenslotte is het bedrijfsleven vertegenwoordigd in de klankbordgroep die Nederland adviseert over zowel zijn rol als co-host en VN lidstaat.

Op het gebied van landbouw is SeedNL een voorbeeld van een publiek privaat partnerschap dat Nederlandse kennis en kunde over zaadveredeling uitwisselt met andere landen. Dit stimuleert voedselzekerheid en duurzame voedselproductie en draagt tevens bij aan het Nederlands verdienmodel.

Vraag 3

Is de minister er mee bekend dat aanbestedingsprocedures van verreweg de meeste internationale ngo’s momenteel via e-mails en papier-gebaseerde systemen lopen? En wat zou de minister er van vinden dat ook binnen het BHOS domein, net als bij andere publieke entiteiten binnen Nederland, e-procurement en e-tendering de norm zou zijn?

Antwoord

De aanbestedingsprocedures van de internationale ngo’s verschillen. Zo zijn er ngo’s die nog gebruik maken van procedures gebaseerd op fysieke stukken, anderen maken weer veel gebruik maken van e-mail verkeer en zo zijn er ook die een wat meer geavanceerd afhandelingssysteem hebben. Het landschap van de internationale ngo’s is groot en daarmee ook de verscheidenheid in procedures. Deze diversiteit sluit aan bij verschillen in ontwikkeling. Ik verwacht dat geleidelijk het digitaal verwerken van aanbestedingen door internationale ngo’s meer gangbaar zal worden en daar kan een positief effect van uitgaan op transparantie.

Vraag 4

Betere samenwerking bij de verlenging van exportvergunningen binnen de defensie-industrie is een voorwaarde om productie en ontwikkeling van de grond te krijgen en Nederlandse bedrijven hierin te positioneren. Het coalitieakkoord spreekt van de aansluiting van de groeiende consensus over wederzijdse erkenning van vergunningen. Kan de minister in dat kader aangeven hoe zij aankijkt tegen de Frans-Duitse samenwerking op dit terrein? Een afspraak waar Spanje zich dit jaar ook bij heeft aangesloten.

Antwoord

In het kader van nationale veiligheid en soevereiniteit wil het kabinet de positie van onze defensie-industrie verbeteren, onder meer door het versterken van het gelijk speelveld. Verdere harmonisatie van het wapenexportbeleid is daarvoor voorwaardelijk. Het kabinet onderzoekt daarom hoe aangesloten kan worden bij de afspraken tussen Frankrijk, Duitsland en Spanje op het terrein van wapenexportbeleid, conform onze afspraken in het coalitieakkoord en zal uw Kamer hier zo spoedig mogelijk over informeren.

Vragen van het lid Van Dijk (SP)

Vraag 1

Met betrekking tot beleidscoherentie: Hoeveel nut heeft geld geven als u het de dag erna terugpakt, bijvoorbeeld via belastingontwijking?

Antwoord

Belastinginkomsten zijn essentieel voor het behalen van de SDG’s. Veel ontwikkelingslanden heffen nog te weinig belasting voor de financiering van de noodzakelijke investeringen in de SDG’s. Daarom blijft dit kabinet werken aan capaciteitsversterking van belastingdiensten in ontwikkelingslanden.

Maar we moeten ook kijken of we zelf coherent zijn. Ons internationaal georiënteerde belastingstelsel kan onbedoeld aantrekkelijk zijn voor structuren waarmee belasting kan worden ontweken. Belastingontwijking gaat ten koste van de Nederlandse belastingopbrengsten, maar ook van de belastingopbrengsten van andere landen waaronder ontwikkelingslanden. De aanpak van belastingontwijking- en ontduiking is daarom een speerpunt van dit kabinet.

Het kabinet heeft al vele maatregelen genomen of aangekondigd om belastingontwijking tegen te gaan. Tot die maatregelen behoren conditionele bronbelastingen. Deze maatregelen verhinderen multinationals om (bijvoorbeeld) vanuit ontwikkelingslanden, via Nederland, geldstromen onbelast te laten neerslaan in laag belastende jurisdicties.

Voor een effectieve aanpak van belastingontwijking is het noodzakelijk om in internationaal verband te werken aan maatregelen. Het kabinet, dus ook de ministeries van Financien en J&V, moedigt daarom de strijd tegen belastingontwijking aan en wil, waar mogelijk, een voortrekkersrol vervullen.

Nog voor het einde van het jaar stuur ik u het actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling waarin ik onder andere de kabinetsinzet op het tegengaan van belastingontwijking en ontduiking nader toelicht. Wij zullen daarin de voortgang op basis van indicatoren gaan monitoren en gaan hier graag met uw Kamer over in gesprek.

Vraag 2

WK in Qatar; mogelijk meer dan 6.000 doden, veel leed en aan enthousiasme ontbreekt het. Elke dag komen er nieuwe mistanden naar buiten, en afgelopen week het leveren van vrijkaartjes door Qatar in ruil voor het verspreiden van positief nieuws. Bent u het met mij eens dat dat bizar is, Minister?

Antwoord

Voor Nederland zijn mensenrechten zeer belangrijk. We zullen dit gespreksonderwerp voor, tijdens en na afloop van het WK opbrengen en ons hiervoor onverminderd blijven inzetten.

Vraag 3

Er is een motie aangenomen die opriep om geen delegatie naar het WK te sturen. Minister, graag reactie op het niet uitvoeren van de motie.

Antwoord

Het kabinet heeft een zorgvuldige afweging gemaakt, ook op basis van overleg met internationale partners en mensenrechtenorganisaties. We hebben gezien dat dialoog en samenwerking met Qatar in de aanloop naar het WK een positief effect hebben op hervormingen en betere arbeidsomstandigheden. We willen daar juist mee doorgaan. Daar komt bij dat goede relaties met Qatar belangrijk zijn voor Nederland. Nederland en Europa hebben een partner als Qatar nodig voor samenwerking op belangrijke dossiers, zoals de evacuatie uit Afghanistan en energieleveranties. Voorts zou Nederland alleen staan in het niet sturen van een regeringsdelegatie naar het WK, aangezien onze EU-partners en andere gelijkgezinde landen ook gaan. Graag verwijs ik ook naar wat de Minister van Langdurige Zorg hierover heeft gezegd in het vragenuur van 1 november jl.

Vraag 4

Minister, bent u het met mij eens om de regels betreffende investeringen rondom wapens niet te versoepelen?

Antwoord

Onze defensie-industrie draagt bij aan onze veiligheid, soevereiniteit en welvaart. Daarom vindt het kabinet het belangrijk dat onze defensiesector toegang heeft tot financiering. Natuurlijk verwacht het kabinet ook dat individuele banken en defensiebedrijven zich houden aan IMVO-richtlijnen. Deze uitgangspunten komen ook tot uitdrukking in de antwoorden die ik op 13 oktober jl. gaf op uw Kamervragen over investeringen van banken in wapenproducenten.

Vragen van het lid Hammelburg (D66)

Vraag 1

Kan de geo-economische monitor verder kijken dan chips en geneesmiddelen, en ook kijken naar alle afhankelijkheden van essentiële goederen, bijvoorbeeld voedingsmiddelen, en daarbij ook een lijst produceren met hoge risicolanden, zoals China?

Antwoord

De geo-economische monitor onderzoekt strategische afhankelijkheden van goederen handelsbreed door voort te bouwen op eerder onderzoek van het CBS uit 2021. Als onderdeel van de monitor wordt er een lijst gepubliceerd met strategische afhankelijkheden van landen buiten de EU. Indicatoren hierbij zijn de mogelijkheid tot substitutie en concentratie van herkomst van producten. Hierbij worden de herkomstlanden benoemd, waaronder China. Ook zal de monitor ingaan op de manieren waarop landen economische beïnvloeding gebruiken voor geopolitieke doeleinden. Het kabinet werkt daarnaast, mede als vervolg op de geo-economische monitor, met TNO en het bedrijfsleven samen aan het ontwikkelen van een methodiek om productgroepen aan elkaar te koppelen en daarmee waardeketens inzichtelijk te maken en risico’s te identificeren.

Vraag 2

Kan de minister het Caribisch deel van het Koninkrijk meenemen in handelsstrategieën?

Antwoord

De Caribische landen van het Koninkrijk worden via de economische reisagenda, gecoördineerd door het ministerie van Buitenlandse Zaken, geïnformeerd over bezoeken en handelsmissies van bewindspersonen. Handel en economisch beleid vallen onder de autonome bevoegdheid van de drie Caribische landen van het Koninkrijk, maar de landen (en hun bedrijven) kunnen zeker bij dergelijke missies aansluiten. Het handelsbevorderend instrumentarium van Nederland is sinds 2018 opengesteld voor alle ondernemers in het hele Koninkrijk. Bezoeken in de regio worden proactief onder de aandacht van Aruba, Curaçao en Sint Maarten gebracht. Daar waar relevant nemen ook bewindspersonen van de Caribische landen deel in de officiële delegatie zoals bij de missie naar Californië en Texas met HMK Maxima naar de VS.

Vraag 3

Hoe gaat de minister de geo-economische monitor inzetten in het handelsbeleid en hoe kijkt de minister aan tegen een onafhankelijkheidstoets voor ons beleid in handelsbevorderingsinstrumenten?

Antwoord

De resultaten van de pilot van de geo-economische monitor zullen voor het einde van het jaar met uw Kamer gedeeld worden. De monitor geeft o.a. op basis van handelsdata meer inzicht in bestaande strategische afhankelijkheden. Dit inzicht zal worden gebruikt voor het vormgeven van het beleid ten aanzien van open strategische autonomie en strategische afhankelijkheden. Beleidsinstrumenten kunnen vallen onder handelsbeleid, maar ook bijvoorbeeld onder industrie- of innovatiebeleid. Een onafhankelijkheidstoets suggereert dat Nederland onafhankelijk zou willen zijn in termen van handel. Dat is echter niet haalbaar en niet wenselijk. Nederland bestaat bij de gratie van internationale handel. Daarom is het beleid gericht op het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden, niet op streven naar onafhankelijkheid.

Vraag 4

D66 overweegt een motie om in samenwerking met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven te komen tot een diversificatie- en onafhankelijkheidsstrategie. Graag een reflectie hierop van de minister.

Antwoord

Het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden is voor het kabinet een belangrijke prioriteit. Dit is reeds onderdeel van de Nederlandse inzet op de open strategische autonomie van de EU. Hierover wordt de Kamer op korte termijn geïnformeerd. In deze brief wordt tevens ingegaan op de diverse beleidsopties. Het bedrijfsleven wordt hierbij proactief betrokken onder andere via beleidsconsultaties en voorlichtingssessies over de kansen en risico’s van zakendoen in het buitenland. Het is belangrijk om te benadrukken dat de aanpak van strategische afhankelijkheden maatwerk is. Het is niet wenselijk om aanvullend op de bestaande inzet op OSA nog een aparte strategie vorm te geven.

Daarbij dient te worden aangemerkt dat het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden niet gelijkstaat aan een streven naar autarkie. Onze openheid heeft er de afgelopen decennia juist mede voor gezorgd dat de Nederlandse welvaart hoog is en Nederlandse bedrijven internationaal innovatief én concurrerend zijn.

Vraag 5

Kan de minister onderzoeken hoe we de drempel van het Civic Space Flex fund kunnen verlagen? Deze is momenteel 100.000 euro waardoor groepen waarvoor het juist bedoeld is hier niet gebruik van kunnen maken.

Antwoord

Ik hoor de roep om meer directe steun aan Zuidelijke organisaties. Daarom is de drempel van de Civic Space Fund Flex Optie al verlaagd van EUR 250.000 naar EUR 100.000 en de bestedingstermijn verlengd tot en met 2023. Ook ben ik – in het kader van mijn voornemen tot meer lokalisering- samen met gelijkgezinde donoren aan het onderzoeken wat structurele mogelijkheden zijn om aan deze behoefte tegemoet te komen. Hierbij neem ik ook de oproep van de Rekenkamer tegen verdere fragmentatie ter harte. Ik zeg toe de rapportageverplichtingen binnen de Civic Space Fund Flex Optie voor organisaties zo laag als mogelijk te houden. 

Vragen van het lid Amhaouch (CDA)

Vraag 1

Nederlandse bedrijven werken steeds duurzamer en verliezen hierdoor internationale tenders van minder duurzame bedrijven met lagere standaarden en ook een strategische positie in de mondiale infrastructuur. Wij vragen de minister met voorstellen te komen voor een economisch diplomatiek en handels instrumentarium om kansen te kunnen pakken in bijvoorbeeld Afrika en te kunnen concurreren met opkomende machten als China.

Antwoord

Het doel van het handelsinstrumentarium en de economische diplomatie is om Nederlandse bedrijven te ondersteunen bij het internationaal ondernemen, waarbij inderdaad sprake is van stevige internationale concurrentie. De BHOS nota “Doen waar Nederland goed in is” zet juist daarom in op extra ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven in de digitale en groene transities door economische diplomatie en instrumenten slim in te zetten. Daarbij vindt een versterkte aanpak met middelen en mensen plaats in de combinatielanden, juist omdat daar het ontwikkelen van kansen vaak complex is en een lange adem vergt en om beter te kunnen concurreren met aanbieders met minder oog voor mensen en milieu. Ook op het vlak van door Internationale Financiële Instellingen gefinancierde tenders wordt deze aanpak gevolgd, door meer aandacht te vragen voor kwaliteit in plaats van (alleen) prijs in het tenderproces en door de ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven bij tenders via een specifiek team bij de RVO. De oproep van het CDA sluit kortom goed aan bij de inzet van het kabinet.

Vraag 2

Hoe heeft de minister goed geborgd dat de ondersteuning van internationalisering van het MKB via regionale ontwikkelingsmaatschappijen verder gaat?

Antwoord

Uw kamer heeft een Kamerbrief ontvangen over de recente IOB-evaluatie van de publiek-private samenwerking [Kamerstuk 2022Z20242]. Hierin is het werk van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM) bij de facilitering van de internationalisering van het MKB overwegend positief geëvalueerd. Dit betreft in het bijzonder het Trade Relations Programma (TRP) dat sinds april 2020 wordt gefinancierd. Op basis van de IOB-evaluatie heb ik besloten deze financiering te continueren. Ik kom hiermee tegemoet aan de motie Amhaouch over het blijvend ondersteunen van de ROM’s bij facilitering van de internationalisering van het MKB.

Vragen van het lid Kuik (CDA)

Vraag 1 en 2

Hoe gaat de minister zorgen voor snelle implementatie van de Global Health Strategie die ook bijv. aansluit op de inzet van Duitsland? En kan de minister toelichten hoe TBC integraal in het Global Health beleid wordt meegenomen? En kan ze ook toelichten hoe het kan dat dit elke keer vergeten wordt?

Antwoord

De Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie is een strategie op hoofdlijnen. Langs de lijnen van de in de strategie genoemde speerpunten wordt de strategie verder uitgewerkt samen met andere departementen, bedrijfsleven, maatschappelijk middenveld en kennisinstellingen. In het voortraject waren gelijkgezinde landen zoals Duitsland betrokken bij brede consultaties. Ook bij de uitvoering betrekken we onze internationale partners en bezien we, over en weer, waar we de meeste meerwaarde hebben. 

Het bestrijden van infectieziekten zoals TBC en HIV vormt een belangrijk onderdeel van het Nederlandse beleid komt nadrukkelijk terug in de strategie. Nederland draagt bij aan het bestrijden van TBC door een verhoging van onze bijdragen aan Global Fund, UNAIDS en WHO, maar ook door extra te investeren in versterking van gezondheidssystemen en in SRGR. 

Vraag 3

Hoe zorgen we ervoor dat het extra geld dat in deze begroting is uitgetrokken voor voedselzekerheid bij de juiste mensen terechtkomt?

Antwoord

Het voedselzekerheidsbeleid zet in op bestrijding van ondervoeding van jonge kinderen en hun moeders en op duurzame verbetering van de voedselproductie door kleinschalige boeren en boerinnen. De focus ligt op de armste landen van de Sahel en de Hoorn van Afrika, zoals Benin, Mali, Burkina Faso, Niger, Sudan, Ethiopië, Zuid Sudan, Kenia, Uganda; en daarnaast Oost Congo, Burundi en Mozambique. Lokale organisaties hebben een sleutelrol in de  uitvoering, aangezien zij in die landen de meest kwetsbare mensen in de meest gemarginaliseerde gebieden weten te bereiken. Zoals toegezegd aan uw Kamer zal ik u in een brief informeren over de invulling van het voedselzekerheidsbeleid.  

Vraag 4

Mensenhandel. Het CDA maakt zich zorgen over de continuïteit van programma’s om misbruik van kwetsbaren aan te pakken. Kan de minister hier expliciet op ingaan?

Antwoord

De aanpak van mensenhandel en -smokkel is een van de prioriteiten van het migratiebeleid. Programma’s op dit terrein betreffen onder meer ondersteuning bij capaciteitsopbouw van autoriteiten, het bevorderen van internationale/regionale samenwerking en het beschermen van slachtoffers. Het verhoogde budget voor migratiesamenwerking zal ook ten goede blijven komen aan onze programmering op het voorkomen van mensenhandel. Ook zet het kabinet zich -in samenwerking met het maatschappelijk middenveld- in voor het tegengaan van kindhuwelijken en het bestrijden van seksuele uitbuiting van kinderen.

Vragen van het lid Van der Lee (GL mede namens PvdA)

Vraag 1

Hoe kijkt de minister naar schade en verlies in de klimaatfinancieringsdiscussie en ziet ze ook in dat het cruciaal is om klimaatverandering tegen te gaan en dit tevens vanuit geopolitiek belang te bezien?

Antwoord

In het debat over de klimaattop in Sharm-el Sheikh met Uw kamer op 13 oktober jl. heeft de Minister voor Klimaat en Energie met Uw Kamer gesproken over het belang van het onderwerp schade en verlies voor ontwikkelingslanden. Hierbij heeft hij ook aangegeven dat het kabinet met open vizier het gesprek hierover aangaat. Een open houding op alle onderwerpen is immers van belang om voortgang te boeken op COP27. Ook vanuit geopolitiek oogpunt is dat verstandig. Het kabinet heeft zich daarom in de afgelopen Milieuraad hard gemaakt voor een open houding van de Europese Unie. Verder heb ik bij mijn deelname aan de bilaterale klimaatconsultaties met Duitsland op 4 oktober jl. in lijn met de motie 36180-16 van de leden Kröger en Thijssen benadrukt dat het van belang is om alle opties op het gebied van schade en verlies te onderzoeken. Verder heb ik toen mijn steun uitgesproken voor het Duitse initiatief voor een Global Shield against Climate Risks gericht op verzekeringen bij klimaatrampen. Zie het antwoord bij vraag 4 van het lid Koekkoek voor de Nederlandse programmatische inzet op schade en verlies in het verlengde van dit Global Shield.

Vragen van het lid Van der Graaf (ChristenUnie)

Vraag 1

Seksuele uitbuiting van kinderen online. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid werkt aan een aanpak tegen seksuele uitbuiting van kinderen online, o.a. op bronlanden als Filipijnen en Kenia. Is de minister bereid om deze aanpak van MinJ&V te steunen en versterken, en online uitbuiting van kinderen op te nemen in de SRGR agenda?

Antwoord

De bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen heeft een nadrukkelijke plek gekregen binnen ons SRGR-beleid. Er is hiervoor een meerjarig beleidskader opgezet, waarvoor de tenderprocedure nu loopt. Binnen dit kader is er ruimte om ook op de bestrijding van online uitbuiting in te zetten. Zoals aangegeven in mijn Kamerbrief van 18 mei jl. wordt aansluiting gezocht met het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Vraag 2

Is de minister bekend met de FMNR methode en is zij bereid om deze methode een plek in de Afrikastrategie te geven?

Antwoord

Ja, daar ben ik mee bekend. Farmer Managed Natural Regeneration draagt bij aan bodemvruchtbaarheid, samen met andere regeneratieve landbouwpraktijken zoals agro-forestry, erosiebestrijding en gebruik van compost. Die praktijken maken onderdeel uit van programma’s die worden gefinancierd vanuit het voedselzekerheidsbudget en die zich richten op duurzame, klimaatweerbare voedselproductie, met name in droge gebieden in de Sahel en de Hoorn van Afrika. Voorbeelden hiervan zijn het Pro-Arides programma in de Sahel, dat uitgevoerd wordt door onder meer SNV en Wageningen UR, en regionale programma’s van het VN Landbouwontwikkelingsfonds en van de Wereldbank. In de Afrikastrategie zal aandacht zijn voor geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer, als een van de essentiële randvoorwaarden voor lokale voedselzekerheid.

Vraag 3

Ik refereer aan de motie Ceder en Kuik (kenmerk 34952-175) over steun aan gehandicapten om inzichtelijk te maken hoe jongeren met een beperking in het huidig beleid bereikt worden: hoe wil minister hierin invulling aan geven en is ze het met CU eens dat ook ouderen een kwetsbare doelgroep zijn, met name ouderen met een handicap? En is de minister bereid om in OS beleid integraal oog te hebben voor de positie van mensen met een handicap?

Antwoord

Nederland voert geen specifiek doelgroepen beleid, omdat binnen door Nederland gefinancierde programma’s zoveel mogelijk wordt ingezet op ‘leave no-one behind’ en inclusie – dus (juist) ook van kwetsbare en gemarginaliseerde groepen, waaronder mensen met een beperking, jongeren en ouderen.

Als antwoord op de motie Ceder en Kuik (kenmerk 35925-XVII-42) stuur ik jaarlijks een brief (34952-175 d.d. 14 juli) naar de Kamer waarin met concrete voorbeelden wordt toegelicht hoe Nederland zich internationaal inspant voor mensen met een beperking.

Vraag 4

Wil de minister vragen om bij andere donorlanden van multilaterale organisaties steun te zoeken voor een voorstel om de resultaten van het werk van multilaterale organisaties ook altijd d.m.v. veldonderzoek te laten monitoren. Hoe kijkt de minister hier tegenaan?

Antwoord

Nederland zet zich, samen met andere donoren in voor een effectieve monitoring van de resultaten en effectiviteit van de multilaterale organisaties. Dit doen we direct, bij projecten die middels geoormerkte gelden worden gefinancierd, bijvoorbeeld door monitoring van het eigen postennetwerk ter plekke, op systeem niveau via de bestuursorganen van de multilaterale organisaties en daarnaast via evaluaties door de IOB van het ministerie van Buitenlandse Zaken, die op landenniveau ook de multilaterale inzet bekijken. Het doen van steekproefsgewijs veldonderzoek om resultaten te monitoren is een nuttig instrument om de effectiviteit te toetsen van projecten en andere activiteiten van multilaterale en andere organisaties en dit wordt dan ook al actief ingezet door de betrokken multilaterale organisaties.

Multilaterale organisaties hebben eigen evaluatiedepartementen om toe te zien op de effectiviteit van de uitgevoerde werkzaamheden. Gebruikelijk is om ook veldbezoeken af te leggen en ter plekke gesprekken te voeren met medewerkers van de organisatie, partner organisaties en vertegenwoordigers van de doelgroep(en). 

Daarnaast wordt op systeem niveau per organisatie, in samenwerking met ander donoren, binnen het Multilateral Organisation Performance Assessment Network (MOPAN) veel onderzoek gedaan naar onder andere de effectiviteit van de multilaterale organisaties. De methodologie van MOPAN onderzoeken van de effectiviteit van multilaterale organisaties is o.a. gebaseerd op fysieke gesprekken met medewerkers van de betreffende organisatie op het hoofdkantoor, en virtuele gesprekken (individueel en groep) met medewerkers van veldkantoren. Verder kan tijdens de inceptiefase van de onderzoeken ook besloten worden om gesprekken met partner organisaties van de betreffende multilaterale organisatie te houden.

Vraag 5 en 6

Werkt het begrotingsmechanisme geen korte termijn beleid in de hand; maakt dat het niet lastiger om langjarige verplichtingen aan te gaan? In vervolg hierop een vraag over begrotingssystematiek: is de minister bereid om naar deze begrotingssystematiek te kijken en te onderzoeken of deze budgetschommelingen en de buffers leiden tot ondoelmatigheid?

Antwoord vragen 5 en 6

Het ODA-budget schommelt vanwege de koppeling aan het BNI en vanwege fluctuaties in de uitgaven (via de begroting van JenV) aan eerstejaars opvang van asielzoekers. Om die schommelingen op te vangen heeft de begroting het verdeelartikel 5.4. Dit buffer-artikel heeft juist tot doel om fluctuaties niet te laten leiden tot te grote schokken op de korte termijn en voorkomt daarmee dat ingrijpen nodig is in lopende programma’s en meerjarige verplichtingen. In de praktijk lukt dat goed en kunnen wel meerjarige verplichtingen worden aangegaan.

Vraag 7

Financiering voor het traumaverwerking project, gericht op gespreksgroepen gericht op daders en nabestaanden bij elkaar brengen. Dit geld komt volgend jaar ten einde. Kan de minister kijken of we dit project kunnen continueren omdat het zo belangrijk is voor blijvende vrede en verzoening binnen Rwanda?

Antwoord

Op verzoek van de Kamer is in 2018 door de toenmalige minister voor BHOS besloten om de relatie met Rwanda te verschuiven van hulp naar handel met 2022 als eindjaar. Na dit jaar gaat er dus nagenoeg geen decentrale OS-steun meer naar Rwanda. Aan deze afbouw wil ik zoveel mogelijk vasthouden. Tegelijk blijven wij inzetten op Mental Health and Psychosocial Support (MHPSS) en trachten we MHPSS zoveel mogelijk in crisisrespons te integreren – in noodhulp, vredesopbouw, opvang in de regio. Er zijn kansen om dit beleid verder kracht bij te zetten via het regionale Grote Meren programma, dat grensoverschrijdende programma’s in de regio steunt. Vanuit dat regionale Grote Meren programma overwegen wij momenteel steun aan het International Institute for Community Based Sociotherapy (IICBS). Dit is een internationale organisatie die zich inzet voor MHPSS in de regio, inclusief Rwanda. Hiermee kom ik ook tegemoet aan de wens van de Kamer voor de inzet op traumaverwerking in Rwanda.

Vragen van het lid Teunissen (PvdD)

Vraag 1

Hoe zorgt de minister dat we gaan voldoen aan de 1,5 graad Parijs beleidsdoelstelling? Hoe is de begroting daaraan getoetst?

Antwoord

Ik streef inderdaad na dat mijn beleid en begroting in lijn zijn met de doelen van het Parijsakkoord; een proces dat blijvende aandacht vergt. Dat vraagt zowel om het laten van bepaalde activiteiten als het actief bevorderen van activiteiten die de transitie ondersteunen. Om die reden vergroent het kabinet het handels-, financierings- en exportinstrumentarium (Kamerstuk 36180, nr. 23), en verhoogt het tegelijkertijd bijvoorbeeld de Nederlandse klimaatfinanciering tot 1,8 miljard euro in 2025 (Kamerstuk 36180, nr. 1). Hiermee steunen we ontwikkelingslanden extra in hun transitie op weg naar Parijs.

Vragen van het lid Eppink (JA21)

Vraag 1

Wat voor een reacties krijgt de minister in het buitenland over het Nederlandse stikstof beleid en over het afschaffen van duizenden boerenbedrijven in Nederland? Begrijpt men dat?

Antwoord

In het buitenland is er belangstelling voor de discussie in Nederland over het bereiken van de ecologische grenzen. Andere landen zoals België en Duitsland kennen vergelijkbare problematiek. Het Nederlands beleid is uiteraard niet gericht op het afschaffen van boerenbedrijven. Het beleid is erop gericht om natuurdoelen te behalen. Mijn collega’s van der Wal en Adema werken hier hard aan.

Vraag 2

Is de minister zich bewust van de kapitaalexport van Afrikaanse elite en wat onderneemt Nederland om te voorkomen dat de extra honderden miljoenen voor Afrika worden weggesluisd door Afrikaanse elite naar belastingparadijzen?

Antwoord

Zoals ook in het antwoord op de eerste vraag van mevrouw van Weerdenburg is aangegeven ondersteunt Nederland organisaties die voor de rechten van de bevolking opkomen. Er is maar zeer beperkt sprake van directe samenwerking tussen de overheden van Nederland en een ontvangend land (nooit directe bilaterale begrotingssteun) omdat de financiering vrijwel uitsluitend via andere partners wordt geleid.

Nederland is bewust van de gevolgen van de kapitaalexport uit Afrika in het algemeen. Daarom voegt het kabinet het tegengaan van onwettige geldstromen toe aan het ‘Actieplan Beleidscoherentie voor Ontwikkeling’, dat nu wordt herzien. We ondersteunen ontwikkelingslanden hierbij, via technische assistentie en multilaterale programma’s. Dit Kabinet werkt tevens verder aan het terugdringen van het gebruik van Nederland als doorstroomland. Nederland heeft de afgelopen jaren verschillende maatregelen genomen om belastingontwijking tegen te gaan, waaronder per 2021 de invoering van een conditionele bronbelasting op rentes en royalty’s naar laagbelaste jurisdicties en in misbruiksituaties. Uw Kamer gaat daar met de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst over in gesprek in het op 7 december a.s. geplande debat over doorstroomvennootschappen.

Vragen van het lid Stoffer (SGP)

Vraag 1

Wil de minister de ambitie om donor met durf te zijn inkaderen met waarden als culturele sensitiviteit, bescheidenheid en gelijkwaardigheid?

Antwoord

Het kabinet staat pal voor gelijke rechten van vrouwen en meisjes. Nederland zet zich als donor met durf in voor die onderwerpen die cruciaal zijn, maar vaak te gevoelig liggen voor andere donoren. Dit doen we met luide diplomatie wanneer dit nodig is, maar vaak ook met stille diplomatie. Hierbij houden we rekening met culturele sensitiviteit en gelijkwaardigheid, en werken we nauw samen met lokale partners om recht te doen aan de lokale context en behoeftes. Het kabinet streeft naar gelijkwaardige partnerschappen met meer invloed van lokale organisaties1 en richt zich op een gelijkwaardige dialoog hierover met ontwikkelingslanden.

Vraag 2

Is de minister bereid de verhoging in 2022 en 2023 van de middelen voor het Civic Space Flex fonds te verlengen voor de hele kabinetsperiode?

Antwoord

Het kabinet blijft ook onder deze kabinetsperiode een van de grootste donoren van het maatschappelijk middenveld wereldwijd, onder andere via het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld. Binnen dit kader is er ook aandacht voor duurzame handelsketens en het bereiken van de meest gemarginaliseerde groepen. De middelen van de Civic Space Fund Flex Optie zijn nog niet geheel uitgegeven. Daarom ziet het kabinet geen aanleiding tot een structurele verhoging van de middelen. Het kabinet onderzoekt ondertussen hoe het structurele mogelijkheden voor directe steun aan lokale organisaties nog beter kan faciliteren.

Vraag 3

Wil de minister haar speerpunt digitalisering gericht inzetten voor de positie van de vele 60 plussers wereldwijd? Denk ook aan het ontvangen van hun pensioen.

Antwoord

De inzet van digitale technologieën biedt kansen om ontwikkelingsdoelen sneller en efficiënter te behalen en is daarom een dwarsdoorsnijdend onderwerp in de beleidsnota. Hierbij heeft het kabinet ook aandacht voor de risico’s van digitalisering, zoals de groeiende digitale ongelijkheid. Hierbij wordt specifiek rekening gehouden met de positie van minderheden en gemarginaliseerde groepen in ontwikkelingslanden, waaronder ook kwetsbare 60 plussers.

Vraag 4

Goed dat minister blijft inzetten op nexus onderwijs en werk voor jongeren. Jongeren met beperking profiteren hier nauwelijks van. Hoe is dat mogelijk en wat gaat de minister doen om dit te veranderen?

Antwoord

Zoals aangegeven in mijn nota ‘Doen waar Nederland goed in is’ streeft het kabinet bij alle inzet het principe van ‘leave no one behind’ na. We meten dus niet expliciet welke groepen hiervan specifiek profiteren. Vanuit de gedachte dat niemand buitengesloten mag worden, is inclusie van alle groepen verankerd in het beleid.

Vraag 5

Welke ambitie heeft NL voor de VN-Waterconferentie en is de minister bereid te onderzoeken of de NL internationale waterambitie verhoogd kan worden zodat 15 miljoen extra mensen toegang krijgen tot schoon drinkwater en 25 miljoen extra tot sanitaire voorzieningen?

Antwoord

Ambitie van NL als covoorzitter van de VN 2023 Waterconferentie is om bij te dragen aan een zodanige versnelling van de uitvoering van SDG 6 doelstellingen dat deze in 2030 nog kunnen worden behaald. Daartoe nodigt Nederland overheden, bedrijven, VN organisaties, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen uit om met transformatieve toezeggingen te komen die bij zullen dragen aan het realiseren van SDG 6; deze toezeggingen worden gebundeld in de Water Action Agenda, die na de conferentie samen met verantwoordelijke VN organisaties zullen worden opgevolgd en gemonitord.

De huidige Nederlandse waterambitie is erop gericht om 30 mln. mensen te voorzien van veilig drinkwater en 50 mln. van sanitaire voorzieningen in de periode 2015-2030; deze is gebaseerd op huidige beschikbare middelen. Ik ga in de aanloop naar de VN conferentie in overleg met andere landen hoe de WASH doelstellingen in 2030 kunnen worden gerealiseerd. NL doet al veel op dit terrein en we streven ernaar dat zowel in ontvangende landen als door donoren en internationale organisaties de inzet om SDG 6.1 en 6.2 te behalen, fors wordt verhoogd.

Vragen van het lid Koekkoek (Volt)

Vraag 1

Kan de minister aangeven welke rol Nederland in zal nemen in Team Europa initiatieven? Welke concrete stappen worden daarin gezet en welke doelen worden nagestreefd?

Antwoord

De doelstelling van Team Europe Initiatieven is het vergroten van de impact van de gezamenlijke EU-inspanningen. Nederland is actief betrokken bij tientallen initiatieven, samen met EU-partners en de partnerlanden. Ook kijkt Nederland hoe onze bilaterale financiering aansluit bij de EU-inzet. Nederland is zowel bij Team Europe Initiatieven op landenniveau als bij thematische initiatieven betrokken. In de Kamerbrief over EU-ontwikkelingssamenwerking die uw Kamer in mei 2022 toekwam (Kamerstuk 34952 nr. 172), staat een aantal voorbeelden genoemd. Zo is Nederland co-voorzitter van het Team Europe Initiatief ‘Investing in Young Businesses in Africa.’ Ook bij andere initiatieven, onder meer op gebied van water en migratie, is Nederland betrokken.

Vraag 2

In Europees verband is voorgesteld om de ontbossingsverordening ook te laten gelden voor financiële instellingen. Hoe staat de minister tegenover dit standpunt?

Antwoord

De financiële sector kan een rol spelen in het tegengaan van ontbossing, maar dit specifieke voorstel van de Commissie biedt daarvoor niet het juiste kader. De EU-ontbossingsverordening die nu voorligt, is ontworpen om de import en export van producten die leiden tot ontbossing of bosdegradatie te weren op de EU-markt. Financiële instellingen vallen onder de dienstensector waarvoor in EU-verband andere regels gelden. Zoals mijn collega Van der Wal in het tweeminutendebat van 21 juni jl. over de Milieuraad heeft aangegeven is deze verordening niet ontworpen als instrument om geldstromen van banken en investeerders te controleren, of om de in dit kader gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen op te leggen in relatie tot het tegengaan van ontbossing. Het opnemen van financiële instellingen in dit voorstel zou de totstandkoming van deze verordening zeer compliceren en daarmee flink vertragen. Tijdens recente besprekingen in de Raadswerkgroep in Brussel is gebleken dat hier geen enkel draagvlak voor is in de Raad.

Vraag 3

Wat is de inzet van de minister om ervoor te zorgen dat het nieuwe adequaatheidsbesluit de rechten van burgers wel respecteert? En hoe zet zij hierop in Europees verband? En welke rol speelt de Staatssecretaris van Digitale Zaken hierin?

Antwoord

In Europees verband wordt volop ingezet op gegevensbescherming, bijvoorbeeld in relatie met de VS. Nieuwe regelgeving ter zake van de VS zal wordt onderzocht door de Europese Commissie. Op basis hiervan kan waarschijnlijk door de EU een nieuw adequaatheidsbesluit ten aanzien van de VS worden genomen om zodoende te komen tot een regeling voor de overdracht van persoonsgegevens tussen de EU en de VS. Hierbij zal uiteraard goed worden gekeken naar de eerdere uitspraak van het EU-hof. Het kabinet heeft zich regelmatig uitgesproken dat een nieuw adequaatheidsbesluit alleen tot stand mag komen als ten volle aan de uitspraak van het EU Hof in de Schrems-II zaak tegemoet wordt gekomen.

De Europese Commissie kan op grond van artikel 45 in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) onder bepaalde voorwaarden vaststellen dat een land of een sector in een land een passend beschermingsniveau waarborgt. Daarbij is van belang dat de verwerking van gegevens in het derde land EU-burgers vergelijkbare waarborgen biedt als zij in de EU zouden hebben.

Conform de reguliere procedure zal een concept-adequaatheidsbesluit met lidstaten worden gedeeld en in het kader van de zogenaamde onderzoeksprocedure worden behandeld ter goedkeuring. Het ministerie van Justitie en Veiligheid zal als eerstverantwoordelijk departement een concept-adequaatheidsbesluit beoordelen in overleg met betrokken departementen, waaronder ook het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Vraag 4

Kan de minister uiteenzetten of compensatie voor klimaatschade onderdeel is van de klimaatstrategie? En hoeveel gelden worden hiervoor vrijgemaakt, en uit welk potje?

Antwoord 

Schade en verlies is ook onderdeel van ons klimaatbeleid. We kijken daarbij zowel naar acties voordat een klimaatramp plaatsvindt als daarna. Door te zorgen dat ook de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten early warning systemen voor extreem weer hebben, beperken we de schade en het verlies. Verder zorgen we voor verzekeringen zodat mensen hun leven weer kunnen oppakken na een tyfoon, overstroming of droogte. De bijdrage aan deze 2 programma’s zal in de orde van 50 miljoen euro zijn en komen uit de intensivering van beleidsartikel 2.3.

Vraag 5

Kan de minister toezeggen dat klimaatfinanciering vanaf volgend jaar bovenop het ODA budget komt en vanaf 2024 volledig uit publieke investeringen bestaat en dat private klimaatfinanciering een additionele bonus is?

Antwoord

Bij klimaatfinanciering is er geen definitie van additionaliteit en er bestaat internationaal geen consensus over concept. Alle Nederlandse publieke klimaatfinanciering vanuit de BHOS-begroting gaat naar ontwikkelingslanden, is conform de OESO-DAC-criteria voor ODA-uitgaven. In het Parijs Akkoord is afgesproken dat de 100 miljard gemobiliseerd wordt uit diverse bronnen, instrumenten en kanalen. Hier valt dus ook met publieke middelen gemobiliseerde private klimaatfinanciering onder. Daar wil ik aan vasthouden.

Vraag 6 en 7

Hoe gaat de minister er voor zorgen dat extra budget bij lokale bedrijven, initiatieven en ngo’s terecht komt (lokalisering)? Welke stappen zet de minister om de drempel tot financiering voor kleine lokale ondernemers te verlagen? En welke rol kunnen ambassades hierbij spelen? Hoe gaat de minister hier in de toekomst aandacht aan besteden om te zorgen dat investeringen in het teken staan van duurzaamheid en gelijkwaardige ontwikkeling?

Antwoord

Lokale bedrijven en ngo’s hebben een belangrijke rol in het bevorderen van duurzame ontwikkeling. Het kabinet heeft diverse fondsen die hieraan bijdragen, zowel voor ondernemers als maatschappelijke organisaties. Voor maatschappelijke organisaties hebben we bijvoorbeeld Power of Voices, Civic Space Fund, VOICE en Leading from the South. Het kabinet onderzoekt momenteel mogelijkheden om nog meer directe steun aan Zuidelijke ngo’s te faciliteren.

Vergroten van de toegang tot financiering voor het lokale MKB, waaronder kleine ondernemers, is bovendien één van de speerpunten van mijn beleid voor duurzame economische ontwikkeling. Dat doe ik onder meer via onderdeel 2 van het Dutch Good Growth Fund (PwC/ Triple Jump), overheidsfonds MASSIF (FMO), het One Acre Fund en het Medical Credit Fund (PharmAccess). Ik heb hiervoor additionele middelen begroot en onderzoek momenteel hoe we nog beter kleine lokale ondernemers financierbaar kunnen maken. Dit doen we onder meer in een Team Europe Initiatief, gericht op startende Afrikaanse bedrijven.

Ambassades kunnen hierbij een belangrijke rol spelen, bijvoorbeeld in het signaleren van lokale behoeften op het gebied van landbouwfinanciering. Zo wordt er met onze ambassade in Oeganda gewerkt aan een pilot op het gebied van toegang tot financiering voor kleinschalige boeren. In algemene zin is de rol van de post het signaleren van lokale behoeften en omstandigheden en het adviseren van onze uitvoeringspartners bij voorgenomen investeringen.

Vraag 8

Lage en midden inkomenslanden participeren vaak niet (actief) in de initiatieven binnen de WTO op het gebied van duurzaamheidsstandaarden. Wat zijn de verwachtingen van de participatie van andere WTO leden in deze werkgroepen? En als die laag zijn, hoe wordt gelijke inspraak dan gegarandeerd? en gaat Nederland zich daar hard voor maken? Hoe verwacht de minister dat zo’n duurzaamheidstandaard eruit zal zien? Zullen deze bindend zijn? En hoe zullen deze invloed hebben op duurzaamheidafspraken binnen bilaterale of regionale handelsverdragen?

Antwoord

Gelijke inspraak en participatie van ontwikkelingslanden in de WTO zijn voor Nederland van groot belang. Nederland spreekt zich daarom binnen de EU uit voor het in acht nemen van de belangen van ontwikkelingslanden bij het EU handelsbeleid. Nederland is daarnaast binnen de WTO actief met het ondersteunen van ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld door bij te dragen aan de capaciteit van ontwikkelingslanden om gebruik te maken van het geschillenbeslechtingssysteem van de WTO. Nederland doet dit als founding member en donor van het Advisory Centre on WTO Law (ACWL).

De participatie vanuit ontwikkelingslanden in plurilaterale milieu-initiatieven is momenteel beperkt, mogelijk wegens beperkte capaciteit en onvoldoende zicht op het belang dat ontwikkelingslanden hierbij hebben. Om deze redenen is het belangrijk om de ontwikkelingsdimensie van de milieu-initiatieven te belichten en dienen ontwikkelingslanden, onder andere via capaciteitsopbouw, in staat te worden gesteld goed te participeren. Nederland zet hier dan ook op in.

Voor wat betreft standaarden is het de rol van de WTO om de kaders te scheppen voor non-discriminatoire en breed gedragen standaarden, en om tot bindende afspraken te komen zoals over visserijsubsidies. In bilaterale akkoorden wordt voortgebouwd op WTO afspraken, maar als het gaat over duurzaamheidsstandaarden gaan bilaterale akkoorden op dit moment vaak juist veel verder dan WTO afspraken. Bindende afspraken over het Parijs akkoord en over arbeidsstandaarden zijn daarvan een goed voorbeeld.

Vraag 9

Hoe gaat Nederland zich inzetten voor het borgen van gelijke inspraak in multilaterale organisaties?

Antwoord

In de Algemene Vergadering van de VN, de regionale VN organen (o.a. UNECE) en binnen de beheersorganen van de VN organisaties is sprake van één stem per land. Daarnaast worden in veel beheersorganen van de VN instellingen besluiten primair in consensus aangenomen. In veel gevallen wordt binnen de VN gewerkt via regionale groeperingen of andere samenwerkingsvormen zoals de G77 of SIDS. Deze groeperingen en samenwerkingsvormen dragen onder meer bij aan een effectieve vertegenwoordiging van alle landen binnen de VN doordat het daardoor onder meer mogelijk is om lasten te delen en samen voor gelijksoortige belangen op te komen. Bij internationale financiële Instellingen is stemgewicht bepaald op basis van de omvang van het financieel aandeel in de organisatie.

Nederland draagt in aanvulling op voorgaande onder meer via trainingen door het Instituut Clingendael bij aan de verdere capaciteitsversterking van landen en levert zo een effectieve bijdrage aan de belangenbehartiging van deze landen in multilaterale gremia

Vragen van het lid Van Haga (Groep van Haga)

Vraag 1

Wat is het rendement op het geld dat besteed wordt aan OS?

Antwoord

In 2016 publiceerde de World Bank Economic Review een grote analyse van studies vanaf 2008 over de economic returns van buitenlandse hulp. Daarin wordt geconcludeerd dat een ontwikkelingsland gemiddeld 1% extra groei per capita per jaar heeft gekend door een aanhoudende steun die is gelijk aan 10% van hun eigen BNP. Er was variatie maar de grote meerderheid van studies vertoonde positieve effecten. Ook een analyse van Wereldbank data van 4355 bedrijven in 29 landen, waarvan 11 in Afrika, toonde een positief effect van buitenlandse hulp op de bedrijfsomzet. Voor wat betreft Nederlandse OS-opbrengsten, verwijs ik graag naar de resultatenrapportage (www.nlontwikkelingssamenwerking.nl ).

Vraag 2

Hoe voorkomen we de ongewenste Chinese overnames [van NL bedrijven]?

Antwoord

Het kabinet is zich ervan bewust dat internationale handel en investeringen een veiligheidsdimensie kunnen hebben. De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen doorlopend onderzoek naar dit onderwerp. Wij zijn alert op de mogelijke veiligheidsrisico’s van buitenlandse investeringen en overnames en proberen die, waar nodig, te mitigeren door middel van het nemen van maatregelen zoals investeringstoetsing en exportcontrole.

De doelstelling van investeringstoetsing (zoals in de telecom- en energiesector) is om risico’s voor de Nederlandse nationale veiligheid te mitigeren. Dit betekent dat investeringen in bepaalde bedrijven worden getoetst, waarna eventueel mitigerende maatregelen kunnen worden opgelegd en in het uiterste geval investeringen kunnen worden geblokkeerd. Op 22 mei 2022 is de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Wet Vifo) aangenomen door de Eerste Kamer. Tevens werkt de regering aan een nieuwe sectorale investeringstoets op het gebied van de defensie-industrie. Op EU-niveau is er sinds oktober 2021 een samenwerkingsmechanisme voor het screenen van buitenlandse investeringen operationeel. Met de EU verordening is een nationaal contactpunt voor investeringstoets gecreëerd; het Bureau Toetsing en Investeringen (BTI) van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Vraag 3

Wat vindt de minister van de Chinese infiltratie in de Nederlandse samenleving door middel van illegale politiebureaus die servicebureaus worden genoemd?

Antwoord

Buitenlandse Zaken heeft de Chinese ambassadeur om opheldering gevraagd over de zogeheten politie service stations die namens de Chinese overheid taken uitvoeren in Nederland. Omdat hiervoor geen toestemming is gevraagd aan Nederland, heeft het ministerie de ambassadeur meegedeeld dat de stations onmiddellijk moeten sluiten. Daarnaast doet Nederland zelf ook onderzoek naar de stations, om de precieze activiteiten ervan te achterhalen.

Vraag 4

Wat vindt de minister van de verspilling van belastinggeld aan activistische clubs zoals Oxfam Novib en Milieudefensie en Greenpeace?

Antwoord

Ik vind de rol van het maatschappelijk middenveld van groot belang voor het functioneren van gezonde democratieën, het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen en het bevorderen van mensenrechten wereldwijd, zowel in ontwikkelingslanden als in Nederland. Dit is ook in het belang van Nederland. Het kabinet blijft maatschappelijke organisaties dan ook steunen. De benoemde excessen bij deze organisaties is ook een zorg van dit Kabinet. Nederland maakt zich daarom op internationaal niveau - samen met andere gelijkgestemde landen – hard voor het aanpakken van seksuele uitbuiting, misbruik en intimidatie (Sexual Exploitation, Abuse and Harassment - SEAH): hoe dat beter te signaleren, te voorkomen en tegen te gaan. Graag verwijs ik ook naar de Kamerbrief van 15 juli jl.(Kenmerk 2022D31420).


  1. Bij deze organisaties bedoelt het kabinet een breed scala aan verschillende actoren, waaronder diaspora-organisaties, religieuze actoren, faith-based organisaties, culturele instellingen en vakbonden.↩︎