[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Actuele ontwikkelingen gewasbescherming: glyfosaat en verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen

Gewasbeschermingsbeleid

Brief regering

Nummer: 2022D48153, datum: 2022-11-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27858-600).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 27858 -600 Gewasbeschermingsbeleid.

Onderdeel van zaak 2022Z22328:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 600 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2022

In deze brief informeer ik u over enkele actuele ontwikkelingen op het gebied van gewasbescherming.

Glyfosaat

Hierbij informeer ik uw Kamer over het beroepscomité van dinsdag 15 november 2022 over de tijdelijke procedurele verlenging van de goedkeuringsperiode van de werkzame stof glyfosaat. Ik heb uw Kamer op 5 oktober jl. geïnformeerd over het voorstel van de Europese Commissie om de werkzame stof glyfosaat met maximaal één jaar procedureel te verlengen vanwege de vele reacties op de publieke consultatie en de tijd die het kost om deze te verwerken (Kamerstuk 27 858, nr. 581). Ik heb ingestemd met het voorstel van de Europese Commissie, maar heb in een stemverklaring erop aangedrongen dat alle wetenschappelijke inzichten goed bij de herbeoordeling worden betrokken en ik heb aangedrongen op snelheid, want hoe eerder het volledige inzicht beschikbaar is, hoe eerder een besluit over de werkzame stof glyfosaat genomen kan worden.

Tijdens de stemming op 14 oktober jl. in SCoPAFF bleek geen gekwalificeerde meerderheid van lidstaten te zijn voor het voorstel van de Europese Commissie (64,73% voor; een gekwalificeerde meerderheid is er vanaf 65%), waarop het voorstel opnieuw is voorgelegd aan het zogenoemde beroepscomité (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 411). Mijn positie en die van alle overige lidstaten zijn tijdens dit beroepscomité ongewijzigd gebleven met dus ook dezelfde stemverhouding. Met de volgende stemverklaring heb ik wederom aangedrongen op snelheid van de besluitvorming waarbij alle beschikbare wetenschappelijke informatie wordt meegenomen:

«The Netherlands agree with the extension of approval of glyphosate. However The Netherlands deem it of great importance to call upon the European Commission that no further delay in evaluating the substance will occur, and a decision on (non)approval must be made as soon as possible. Furthermore, we believe and like to emphasize again that all available scientific information should be taken into account, before a final proposal on the renewal of glyphosate is presented to the member states.»

De Europese Commissie heeft inmiddels aangekondigd om, conform haar mandaat, vóór 15 december a.s. een eigenstandig besluit op het voorstel te nemen. In eerdere beroepscomités is gebleken dat de Europese Commissie dan haar eerdere voorstel volgt, hetgeen betekent dat de goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat met een jaar procedureel zou worden verlengd. Ik zal uw Kamer informeren, zodra ik het besluit van de Europese Commissie ontvangen heb.

Verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen

Op verzoek van de rapporteurs van de Tweede Kamer over het voorstel voor een verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen, informeer ik u over de voortgang van de besprekingen van dit voorstel in de Raadswerkgroep over Plantgezondheid issues/gewasbeschermingsmiddelen

Planning

Op 3 november jl. heeft de derde bespreking plaatsgevonden in de Raadswerkgroep over het voorstel voor een verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen. In het overleg is gesproken over een eventuele aanvullende effectbeoordeling, de definitie van gevoelige gebieden en de hoofdstukken over nationale actieplannen en geïntegreerde gewasbescherming.

Op 25 november a.s. is de volgende raadswerkgroepbespreking gepland. Die raadswerkgroep zal vooral gaan over gevoelige gebieden en, afhankelijk van de voortgang op het onderwerp gevoelige gebieden, ook een continuering van de artikelsgewijze behandeling van het voorstel. Dat zou dan een continuering van de bespreking over geïntegreerde gewasbescherming inhouden.

Een vierde bespreking tijdens het huidige Tsjechische voorzitterschap is gepland op 7 december 2022. Meestal wordt pas één tot twee werkdagen voor de bespreking de definitieve agenda bekend gemaakt.

De planning van het Zweedse voorzitterschap in de eerste helft van 2023 is nog niet bekend.

Gevoelige gebieden

Het Tsjechische voorzitterschap is voornemens om de lidstaten in de volgende raadswerkgroep (op 25 november 2022) een conceptcompromistekst voor te leggen over de gevoelige gebieden. Het gaat daarbij om de vraag welke gebieden hieronder zouden moeten vallen en of er een verbod op gebruik van (bepaalde) gewasbeschermingsmiddelen moet komen in die gebieden. De voorzitter heeft de lidstaten gevraagd om schriftelijke input te leveren voor die bespreking.

Dit verzoek leidde tot interventies van een groot aantal lidstaten waarin werd gesteld dat het niet mogelijk is om input te leveren omdat het voor hen onduidelijk is wat «gevoelige gebieden» inhoudt. Een aantal landen is van mening dat een generiek verbod strijdig is met het goedkeurings- en toelatingsbeleid van gewasbeschermingsmiddelen. Enkele landen, waaronder Nederland, hebben aangegeven wel informatie te willen leveren, maar daarvoor meer tijd nodig te hebben.

Om uit de impasse over de definitie en reikwijdte van gevoelige gebieden te komen heeft het voorzitterschap besloten om hierover een extra technische bijeenkomst te organiseren op 7 november jl. In die bijeenkomst heeft de Europese Commissie vragen over de definities beantwoord, inzicht gegeven in het landbouwareaal wat onder die definities zou kunnen vallen en lidstaten gevraagd welke mogelijkheden zij zien ten aanzien van het definiëren van gevoelige gebieden en het opleggen van beperkingen in het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De Europese Commissie gaat er overigens van uit dat het niet nodig is om te reageren op nitraatgevoelige gebieden omdat deze «categorie» van gevoelige gebieden te ingrijpende consequenties heeft voor lidstaten. De Europese Commissie zal deze categorie schrappen. Er zijn lidstaten die het gehele grondgebied (waaronder Nederland) of tientallen procenten daarvan als nitraatgevoelig hebben aangewezen.

Nederland zal de vraag van het voorzitterschap om informatie over gevoelige gebieden benutten om het Nederlandse beleid, met een onderscheid tussen professioneel gebruik binnen en buiten de landbouw, voor het voetlicht te brengen. Met de Nederlandse aanpak wordt voorkomen dat er complexe en overlappende gebiedscategorieën moeten worden gedefinieerd voor gebieden in de publieke ruimte waar beperkingen aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden gesteld. Verder zijn er gebieden in de publieke ruimten die wel onderdeel zijn van de Nederlandse aanpak, maar geen onderdeel zijn van de definitie in het voorstel van de Europese Commissie.

De Nederlandse aanpak betekent tevens dat in de delen van natuurgebieden waar geen landbouwkundige functie aan de orde is, ook al een gebruiksverbod geldt. Verder zal Nederland inbrengen dat in gebieden waar in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en Kaderrichtlijn Water specifieke (natuur)doelen of kwaliteitsstandaarden zijn gedefinieerd, beperkingen kunnen worden gesteld aan het landbouwkundig gebruik1 van gewasbeschermingsmiddelen – aanvullend op het toelatingsbeleid – om te kunnen voldoen aan die doelen of standaarden. De beperkingen kunnen dan ook gelden in een drie meter brede bufferzone in een aangrenzend landbouwperceel. In lijn met de motie van het lid Van der Plas over het rekening houden met gesloten teeltconcept pleit Nederland ervoor dat deze bufferzone alleen van toepassing is voor open teelten (Kamerstuk 27 858, nr. 595).

Bovenstaande is tevens de inzet voor de Raadswerkgroep op 25 november 2022.

In zijn algemeenheid zal Nederland, in lijn met het BNC-fiche en de Kamerbrief over de Nederlandse inzet (Kamerstuk 22 112, nrs. 3472 en 3481) ervoor pleiten dat bij bufferzones naast watergangen zal worden aangesloten bij afspraken die daarover zijn gemaakt in het kader van het nieuwe Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en de derogatiebeschikking Nitraatrichtlijn. Dit aspect komt aan bod bij de besprekingen over het specifieke artikel over de bescherming van de aquatische kwaliteit en drinkwater (artikel 19).

Bij die bespreking zal de Nederlandse inzet mede worden bepaald door de motie van het lid Tjeerd de Groot om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden te stoppen (Kamerstuk 27 858, nr. 587). Artikel 19 in het voorstel van de Europese Commissie vraagt lidstaten om passende maatregelen te nemen om verslechtering van de grondwatertoestand tegen te gaan en drinkwatervoorraden te beschermen tegen de invloed van gewasbeschermingsmiddelen. In tegenstelling tot de voorschriften voor gevoelige gebieden bieden de voorschriften in het voorstel over grondwater en drinkwater ruimte voor nationale invulling (passende maatregelen).

Aanvullende effectbeoordeling

Een aantal lidstaten drong bij het Tsjechisch voorzitterschap aan om duidelijkheid of er een voorstel komt van de Raad aan de Europese Commissie om een aanvullende effectbeoordeling uit te voeren. De aanvullend beoordeling is bedoeld om mogelijke effecten van de oorlog in Oekraïne op de voedselzekerheid en de effecten van een verbod in gevoelige gebieden te kwantificeren. Volgens de juridische dienst van de Raad behoudt de Raad het recht om geen raadspositie over het voorstel aan te nemen als het te weinig informatie heeft om het voorstel te beoordelen. Ook kan de Raad zelf een aanvullende effectbeoordeling laten uitvoeren.

Een dergelijke aanvullende effectbeoordeling zal het verloop van de besprekingen waarschijnlijk vertragen en het is ongewis of de beoordeling de gewenste duidelijkheid zal kunnen geven. Om die reden is Nederland geen voorstander van een dergelijke aanvullende effectbeoordeling en geeft het de voorkeur aan continuering van de besprekingen van het voorstel, met het oogmerk om het voorstel beter aan te laten sluiten op de Nederlandse inzet en werk te maken van het verminderen van gebruik en risico’s van gewasbeschermingsmiddelen. Daarnaast kan zo’n aanvullende effectenbeoordeling een ongewenste precedentwerking hebben voor de andere voorstellen die uit de F2F-strategie voortvloeien.

Nationale actieplannen

Veel lidstaten grepen de gelegenheid aan om eerder ingediende opmerkingen over een te grote administratieve lastendruk (opstellen van nationale actieplannen, jaarlijkse rapportage verplichtingen) te herhalen. Nederland heeft de oproep aan de Europese Commissie herhaald om ook een actieplan te maken met ambities en doelen om de beschikbaarheid van alternatieven te vergroten (Kamerstuk 27 858, nr. 584). Mede op verzoek van Nederland heeft de Europese Commissie toegezegd in de Raadswerkgroep van 7 december 2022 een presentatie te geven over hun inspanningen op dat terrein.

Geïntegreerde gewasbescherming

Volgens de vooraf verspreide agenda zou de Raadswerkgroep hoofdzakelijk over het hoofdstuk over geïntegreerde gewasbescherming moeten gaan. Echter de bespreking van de vorige punten nam veel tijd in beslag waardoor er alleen in algemene zin een aantal eerste opmerkingen en vragen over dit hoofdstuk kon worden gedeeld. Enkele landen, waaronder Nederland, vonden dat het voorstel onvoldoende rekening houdt met de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming buiten de landbouw.

Verder heeft Nederland, in lijn met de motie van het lid Bisschop over het op een goede manier uitdagen van agrarisch ondernemerschap (Kamerstuk 22 112, nr. 3504), zijn zorgen geuit over het voorschrift om voor 90% van het landbouwareaal gedetailleerde en bindende gewasspecifieke IPM-regels op te stellen. Dit ontneemt de teler de verantwoordelijkheid om zelf tot een aantoonbare en controleerbare invulling te komen van de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming. Nederland heeft voorgesteld om bindende teeltvoorschriften bij voorrang te richten op teelten waar het gebruik het hoogst is. Dat draagt het snelst bij tot het behalen van reductiedoelen. Nederland heeft ook gewezen op flexibiliteit voor de volgordelijkheid van IPM-maatregelen.

Een aantal landen vindt dat de voorschriften over geïntegreerde gewasbescherming te weinig rekening houden met kleine telers.

Aspecten Informatieverzoek

Zoals blijkt uit het voorgaande verslag zijn zes van de zeven aspecten die zijn genoemd in het informatieverzoek van de Tweede Kamer direct of indirect aan bod gekomen in de Raadswerkgroep van 4 november jl. via de onderwerpen gevoelige gebieden en een aanvullende effectbeoordeling (verbodsbepalingen, financiële gevolgen voor professionele gebruikers, gevolgen voor de internationale handel, relatie met voedselprijzen) en via geïntegreerde gewasbescherming (administratieve lasten voor professionele gebruikers en sector). Het zevende aspect (berekeningsmethodiek) is deze keer niet besproken.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema


  1. Volgens de informatie van de Europese Commissie vindt op ongeveer 7% van Nederlandse areaal Natura 2000 gebieden ook (extensieve) landbouw plaats (bv biologische landbouw of agrarisch natuurbeheer). Een verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen kan als consequentie hebben dat die vormen van (extensieve) landbouw in die gebieden niet meer mogelijk zijn.↩︎