Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de publicatie documenten inzake Covid-19 binnen het onderwijs n.a.v. Woo-verzoek
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2022D48762, datum: 2022-12-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36200-VIII-147).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VVD)
- Mede ondertekenaar: M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
- Beslisnota bij brief: Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de publicatie documenten inzake Covid-19 binnen het onderwijs n.a.v. Woo-verzoek (o.a. Kamerstuk 31293-638)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 36200 VIII-147 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023.
Onderdeel van zaak 2022Z22587:
- Indiener: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Medeindiener: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Medeindiener: A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
- Volgcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-12-06 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-12-08 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-02-01 11:50: Tweeminutendebat Documenten inzake Covid-19 binnen het onderwijs n.a.v. Woo-verzoek (36200-VIII-147) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2023-03-09 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
36 200 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023
31 293 Primair Onderwijs
31 289 Voortgezet Onderwijs
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 147 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 2 december 2022
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor Primair en Voortgezet Onderwijs en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 4 juli 2022 over de sectorplannen COVID-19 onderwijs en kinderopvang (Kamerstukken 35 925 VIII en 25 295, nr. 188), over de brief van 6 juli 2022 over de publicatie documenten inzake Covid-19 binnen het onderwijs n.a.v. Woo-verzoek (Kamerstukken 31 293 en 31 289 en 25 295, nr. 638) en over de brief van 5 september 2022 over aanbieding Rapport «Coronascenario’s doordacht: Handreiking voor noodzakelijke keuzes« van WRR en meerdere organisaties.
De vragen en opmerkingen zijn op 22 september 2022 aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor Primair en Voortgezet Onderwijs en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 21 november 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie,
Arends
I | Vragen en opmerkingen uit de fracties | 2 |
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
• Inbreng van de leden van de D66-fractie | 3 | |
• Inbreng van de leden van de CDA-fractie | 5 | |
• Inbreng van de leden van de SP-fractie | 5 | |
• Inbreng van de leden van de PvdA-fractie | 5 | |
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie | 6 | |
II | Reactie van de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet Onderwijs en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 9 |
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de «Sectorplannen COVID-19 onderwijs en kinderopvang» en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden lezen in de sectorplannen funderend onderwijs dat er draaiboeken en scenario’s zijn vastgesteld voor COVID-19 en vinden dit een goede zaak. De leden zijn van mening dat gelijkmatige uitvoering van de sectorplannen op alle scholen nodig zijn voor het draagvlak van coronabeleid in de samenleving. De leden lezen dat: "de inzet van het plan is om scholen regelruimte te geven binnen de kaders van de scenario’s. Scholen zijn zelf verantwoordelijk voor het uitwerken van een draaiboek met maatregelen per scenario, toegespitst op hun eigen context." De leden vragen hoe de Minister gaat handhaven wanneer een school de maatregelen horend bij een kcoronascenario niet of te laat implementeert. Daarnaast vragen de leden hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat alle scholen de maatregelen met de juridische status 'dringend advies' gaan implementeren.
De leden van de VVD-fractie vinden het daarnaast goed dat in het sectorplan mbo1/ho2 stil wordt gestaan bij de communicatie en zijn van mening dat ook in het funderend onderwijs communicatie nodig is voor het draagvlak van maatregelen. Is in het funderend onderwijs duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is? Daarnaast lezen de leden dat scholen gebruik kunnen maken van communicatiemiddelen over de generieke maatregelen omtrent COVID-19, die te vinden zijn in een toolbox op rijksoverheid.nl. Kunnen scholen ook gebruik maken van een telefoonnummer ten tijden van COVID-19, om advies hierover te vragen aan het ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?
De leden zien ook dat zelftesten niet in één van de scenario’s is opgenomen voor funderend onderwijs, maar wel voor het vervolgonderwijs. Zijn zelftesten nog onderdeel van het beleid, bijvoorbeeld voor de bovenbouw in het voortgezet onderwijs?
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd welk deel van de schoollokalen inmiddels een CO2-meter heeft. Ook vragen de leden of de pilot in Staphorst en het interdepartementaal overleg inmiddels voor meer duidelijkheid over de veiligheid en effectiviteit van luchtreiniging heeft gezorgd.
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat er in de lange termijnstrategie kinderopvang en corona ook een beroep wordt gedaan op de verantwoordelijkheid van ouders in het schematische overzicht3. Voorgenoemde leden vinden het een goede zaak dat alle betrokkenen worden meegenomen in de lange termijnstrategie. Hoe wordt er echter omgegaan met situaties waarin ouders zich actief verzetten tegen ingevoerde coronamaatregelen in de kinderopvangsector? Eveneens vragen zij of personeel voldoende wordt ondersteund als het te maken krijgt met agressief of intimiderend gedrag.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er in de kinderopvang ook kinderen opgevangen worden die kwetsbaar zijn en dat er om die reden in alle scenario’s aandacht is voor de situatie van kinderen in een kwetsbare positie4. Ze vragen echter of er voldoende rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld kinderen met een beperking. Hoe wordt er met hen omgegaan als er vrijheidsbeperkende maatregelen worden opgelegd en hoe zijn hun belangen meegewogen in de lange termijnstrategie? Zij vragen of kinderopvanginstellingen die zich richten op dit soort kwetsbare kinderen bijvoorbeeld pas op een later moment worden gesloten dan «normale» kinderopvanginstellingen.
Ook vragen de leden van de VVD-fractie hoe deze lange termijnplannen zich verhouden tot de bestrijding van andere infectieziekten waar kinderopvang- en onderwijsinstellingen mee te maken hebben, zoals de mazelen. Ze ontvangen graag een reactie van de Minister op dit punt.
De leden lezen dat het kabinet internationale ontwikkelingen wil afwachten voor overleg met de betrokken partijen als het gaat om internationaal mobiele studenten. De leden vragen of het niet verstandiger zou zijn nu alvast scenario’s door te spreken met de instellingen en om daar meer coherent in op te treden dan vorige keer, bijvoorbeeld ten aanzien van het omgaan met reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Kamerstukken ten behoeve van het schriftelijk overleg Sectorplannen COVID-19 onderwijs en kinderopvang. Deze leden onderschrijven het uitgangspunt van het kabinet dat een sluiting van de onderwijssectoren te allen tijde voorkomen moet worden. Immers, ondanks het feit dat docenten, leraren, scholen en instellingen extreem wendbaar zijn geweest en hun uiterste best hebben gedaan om onderwijs door te laten gaan, heeft corona geleid tot afnemende motivatie, studievertraging en het achterblijven van praktijkvaardigheden bij studenten. Daarnaast is het aantal jongeren met mentale problemen fors toegenomen. Daarom hebben de leden enkele vragen die zij aan de Minister willen voorleggen.
Funderend Onderwijs
De leden van de D66-fractie zijn positief dat het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap in overleg met het veld is gekomen tot een sectorplan COVID-19 voor het funderend onderwijs. Zij complimenteren het veld voor het creëren van verschillende scenario’s. Bovendien zijn zij positief dat in alle scenario’s sprake zal blijven van (gedeeltelijk) fysiek onderwijs. Immers, het is belangrijk voor leraren en leerlingen dat zij elkaar in de ogen kunnen kijken. Daarbij heeft de Minister het afgelopen jaar gewerkt aan het verbeteren van de ventilatie op scholen. Hoe staat het daar momenteel mee? Graag ontvangen deze leden een laatste stand van zaken.
De leden van de D66-fractie lezen dat uit onderzoek van de Universiteit Utrecht, het Trimbos-instituut en het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat meisjes in Nederland minder gelukkig zijn dan vijf jaar geleden. Bovendien hangt deze verslechtering van de mentale gezondheid volgens de onderzoekers samen met de coronapandemie. Heeft de Minister ook kennisgenomen van dit onderzoek? Wat is daarop zijn eerste reactie? Teven vragen zij of er nog een verbeterslag mogelijk is in het Nationaal Programma Onderwijs wat betreft maatregelen die het mentale welzijn van jongeren moeten verbeteren.
Kinderopvang
De leden van de D66-fractie vragen of de ventilatie op alle kinderopvanglocaties voldoet aan de geldende normen. Hoe zit het met de samenwerking tussen het onderwijs en de opvang? Kunnen kinderen in de verschillende scenario’s met één test toegang krijgen tot onderwijs en kinderopvang of moeten ze voor de bso5 een aparte test doen? Is het aan iedere locatie om een plan op te stellen of komen er landelijke richtlijnen om de locaties meer houvast te bieden, zo vragen de voornoemde leden.
Mbo en hoger onderwijs
De leden van de D66-fractie constateren dat instellingen in het vervolgonderwijs veel ruimte hebben om interventies vorm te geven. De leden vinden dit in beginsel passend en zijn positief dat de sector mee heeft kunnen denken over verschillende scenario’s. Wel hebben deze leden vragen over enkele waarborgen over de sociale functie van het onderwijs. In het oranje scenario van de middellange termijnstrategie voor het vervolgonderwijs is opgenomen dat activiteiten buiten het primaire onderwijs- en onderzoeksproces afgeschaald zullen worden. Welke ruimte is er in het oranje scenario voor het behouden van introductie- en kennismakingsbijeenkomsten voor eerstejaarsstudenten? Ook vragen zij welke ruimte er is voor het – onder voorwaarden – openhouden van bijvoorbeeld bibliotheken en gezamenlijke ruimtes van instellingen.
De leden van de D66-fractie zien dat in het rode scenario onderwijsinstellingen veel ruimte hebben om de 50% reductie in contacturen vorm te geven. Deze leden vinden het belangrijk dat deze plannen in goed overleg met de medezeggenschap worden gemaakt. Daarnaast vinden zij het de verantwoordelijkheid van de Minister om te monitoren of de plannen op instelling daadwerkelijk gereed zijn. De voornoemde leden vragen of de Minister bereid is om de Kamer hier nog in 2022 over te informeren. Zij vragen of hij dan ook kan schetsen hoe de medezeggenschap is betrokken bij het opstellen van de plannen.
De leden van de D66-fractie constateren dat het wegvallen van praktijkplekken en stages in het mbo en hbo6 een belangrijke reden is en was voor studievertraging. In de middellange termijnstrategie vervolgonderwijs is hiervoor nog geen aandacht. Wat verwacht de Minister met betrekking tot studievertraging door het wegvallen van stages? Tot slot vragen zij welke mogelijkheden hij ziet om studievertraging door het wegvallen van stages te monitoren en mogelijk te voorkomen.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van sectorplannen COVID-19 onderwijs en kinderopvang. Tevens hebben zij enkele vragen.
De energieprijzen zijn fors toegenomen. Een belangrijke maatregel bij een mogelijke opleving van het coronavirus is ventilatie. Welk advies heeft de Minister aan scholen die zowel op de energierekening moeten letten en eveneens voor voldoende frisse lucht moeten zorgen? In hoeverre zijn er mogelijkheden om met inachtneming van de energieprijzen te zorgen voor een goed binnenklimaat, zo vragen de voornoemde leden.
Welke verschillen kunnen er ontstaan op plekken waar sectoren elkaar raken? Waarom is er niet voor gekozen om hier ook landelijk plannen voor te maken? Tot slot vragen zij of de Minister het wenselijk vindt dat er in dezelfde regio verschillende aanpakken zouden kunnen ontstaan.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de sectorplannen COVID-19 onderwijs en kinderopvang. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Het is van belang dat de ventilatie van alle scholen aantoonbaar op orde is en dat er voldoende beschermingsmiddelen zijn. Daarom vragen de leden hoeveel scholen er zijn waar de ventilatie nu op orde is en op hoeveel scholen de ventilatie nog niet op orde is. Zij vragen daarnaast wat de Minister gaat doen om dit overal zo snel mogelijk op orde te brengen.
Daarnaast vinden de leden het belangrijk dat docenten en ander personeel ondersteund worden in het geval zij ziek worden. In het geval van blijvende gezondheidsschade kunnen docenten hun inkomen verliezen. De leden vragen of en hoe de Minister hier rekening mee houdt en hoe hij er zorg voor gaat dragen dat docenten in het geval zij long covid krijgen worden ondersteund en niet zonder inkomen komen te zitten.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de sectorplannen. De schade die schoolsluitingen vanwege COVID-19 hebben veroorzaakt is enorm en er zal nog veel nodig zijn om het mentale welzijn van jongeren te verbeteren. Het nieuws dat de mentale gezondheid van meisjes significant is verslechterd en wel 40% last heeft van emotionele problemen heeft voorgenoemde leden geschokt. Kan het kabinet aangeven welke maatregelen er nu worden genomen om de mentale gezondheid te verbeteren en kan zij aangeven op welke manieren deze aanpak gendersensitief is? Ook vragen zij of het kabinet van mening is dat de aanpak voldoende gendersensitief is of dat zij reden ziet dit aan te scherpen gezien de recente bevindingen.
De leden van de PvdA-fractie onderschrijven het belang van het te allen tijde willen voorkomen dat scholen gesloten moeten worden. Uiteraard moet dit wel voor iedereen veilig zijn. Hoe verzekert het kabinet dat medewerkers op scholen niet onder druk zullen worden gezet fysiek aanwezig te zijn wanneer zij vrezen voor hun eigen gezondheid of die van een naaste? Kan het kabinet ook nader ingaan op welke wijze zij verantwoordelijkheid neemt niet enkel preventief, namelijk het voorkomen dat onderwijspersoneel ziek wordt, maar ook naderhand wanneer long covid optreedt bij werknemers die besmet zijn geraakt en hier langetermijngevolgen aan overhouden? Op welke wijze is het kabinet van plan te voorkomen dat mensen grote financiële impact ervaren als gevolg van long covid wanneer zij dit toch oplopen? Kan het kabinet reageren op de vraag van de Algemene Onderwijsbond om een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering (IPAP compleet) af te sluiten voor alle werknemers? In hoeverre bestaat er strak toezicht op of scholen de ventilatie op orde hebben zodat die informatie meetelt in de weging van wat veilig kan en wat niet mogelijk is? Zij vragen of het kabinet nader kan toelichten op welke wijze onderwijspersoneel voorrang krijgt in de vaccinatiestrategie passend bij de ambitie om het onderwijs niet meer te sluiten.
De leden van de PvdA-fractie concluderen dat er ondanks deze plannen nog veel zal moeten worden besloten wanneer we ons gaan bevinden in nieuwe scenario’s. Is het kabinet ervan overtuigd dat met deze plannen snel genoeg geschakeld kan worden wanneer nodig? Tot slot vragen zij op welke manier het kabinet vinger aan de pols houdt met betrekking tot de implementatie van deze plannen en in hoeverre het relevant dan wel toe aan revisie is.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de sectorplannen met interesse gelezen. Wel hebben zij hier nog flink wat vragen over. Allereerst over de samenhang tussen de maatregelenpakketten van sectorplannen en de thermometer die het kabinet gaat hanteren om corona te monitoren. Die thermometer heeft geen relatie met de WRR-scenario’s, maar de sectorplannen zijn wel op basis van die scenario’s opgesteld. Kan het kabinet dit verschil uitleggen? Tevens vragen de leden of zij ook kan uitleggen hoe de verschillende instrumenten (sectorplannen en thermometer) in samenhang werken en bij wie uiteindelijk de beslissing ligt over op welk niveau we zitten. Is dat het RIVM, het OMT7, het MIT8 of het kabinet? Ook schrijft het kabinet dat er ook ruimte moet zijn voor invulling per regio of per locatie om te komen tot passende maatregelen voor de eigen onderwijssituatie. Hoe ziet het kabinet dit maatwerk voor zich? Kunnen binnen een gemeente of per regio de maatregelen verschillend zijn per school? Zo ja, wie beslist dat en zorgt dat niet voor onduidelijkheid, zo vragen de voornoemde leden.
Sectorplan COVID-19 funderend onderwijs
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij met het uitgangspunt van het sectorplan, namelijk dat het kabinet een schoolsluiting te allen tijde wil voorkomen. Dit betekent echter wel dat de randvoorwaarden en omstandigheden waarin leraren en leerlingen naar school gaan wel veilig en passend genoeg moeten zijn. In dit kader missen de voornoemde leden bij de voorliggende plannen de link tussen de plannen en de risico-inventarisatie en evaluatie van scholen (hierna: RI&E). Deze inventarisatie is verplicht, maar scholen hoeven deze nu niet uit te breiden met corona. Zeker als corona nu iets wordt waar we structureel rekening mee moeten houden, lijkt het de voornoemde leden goed om ook in deze RI&E corona op te nemen. Hoe kijkt het kabinet hiernaar? Ook vragen zij waarom dit niet duidelijker is meegenomen in de sectorplannen.
De voornoemde leden vragen ook hoe het staat met het zorgen voor goede ventilatie op scholen. Is duidelijk bij hoeveel scholen de ventilatie nu op orde is en bij hoeveel scholen niet? Op welke manier worden scholen die het nog niet op orde hebben aangespoord om hier iets aan te doen? Hebben alle scholen inmiddels een CO2-meter in de klas? Zo niet, hoe worden scholen erop gewezen of misschien wel verplicht om deze meters toch aan te schaffen? Wordt dit gecontroleerd? Weet iedereen hoe ze met de meters om moeten gaan? Hoe vaak is er gebruik gemaakt van de ondersteuning voor scholen door Ruimte-OK? Hoeveel is gebruik gemaakt van de 140 miljoen euro die beschikbaar is gesteld voor maatwerkoplossingen? De subsidieregeling is opgesteld op 18 juli 2022, is daar voldoende bekendheid aan gegeven, zo vragen zij.
De leden van de GroenLinks-fractie merken ook op dat er veel vrijblijvendheid is in het sectorplan. Aan de ene kant is dat fijn, omdat scholen daardoor kunnen inspelen op hun eigen situatie, maar hoe zorgt het kabinet ervoor dat scholen daadwerkelijk wel beleid gaan voeren als dat nodig is? Wordt daar toezicht op gehouden? Zo ja, door wie? Weten scholen op welk moment ze in welk scenario zitten? Zijn de beschreven standaardmaatregelen vervolgens verplicht? In hoeverre zullen er ook maatregelen opgelegd worden vanuit het kabinet, zoals bijvoorbeeld het gebruik van zelftesten? De voornoemde leden lezen dat de testen tot eind 2022 kosteloos worden verstrekt aan scholen, maar is er nog beleid over de inzet, gebruik en advies van zelftesten? De leden vragen ook hoe het kabinet kijkt naar een aanvullende inkomensbescherming voor medewerkers in het onderwijs die long covid hebben opgelopen De voornoemde leden vinden dit erg belangrijk. De Algemene Onderwijsbond roept op tot een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering (IPAP compleet) voor alle werknemers afgesloten door de werknemer, hoe kijkt het kabinet hiernaar? Zij vragen of het kabinet hier iets voor gaat regelen. Voor een deel van het zorgpersoneel is dit nu ook geregeld. Is het kabinet het met de voornoemde leden eens dat we als land de plicht hebben om voor onderwijspersoneel te zorgen als zij long covid hebben opgelopen? Ook lezen de voornoemde leden dat medewerkers die zich zorgen maken vanwege hun kwetsbare gezondheid wordt aangeraden om in gesprek te gaan met de schoolleider. Is het ook een idee om de bedrijfsarts bij deze gesprekken te betrekken? Ten slotte zijn de voornoemde leden benieuwd hoe er uitvoering is gegeven aan de motie van het lid Westerveld waarin gevraagd werd om de lessen van de lockdown in te zetten voor kinderen met een beperking.
Sectorplan middellange termijnaanpak corona mbo/ho
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de sectorplannen zijn vastgelegd door het Ministerie van OCW, de MBO Raad, de Vereniging Hogescholen (VH), de Universiteiten van Nederland (UNL) en het Interstedelijk Studentoverleg (ISO). Waarom zijn de LSVb9 en JOB MBO10 niet (meer) betrokken geweest bij het vastleggen, zo vragen deze leden.
De voornoemde leden zijn benieuwd op welke wijze de afgelopen periode is benut om het onderwijs beter voor te bereiden op het mogelijke verloop van het virus op de middellange termijn. Zij vragen of de Minister dit kan toelichten.
Voorts constateren deze leden dat de afgelopen periode veel rapporten en instanties hebben gewezen op de verslechterde mentale welzijn van een grote groepen jongeren en studenten. Het herhaaldelijk fysiek sluiten van grote delen van het onderwijs heeft grote impact gehad op het welzijn van studenten in het mbo en het ho. Tegen deze achtergrond vinden de leden het verstandig dat de Minister 15 miljoen euro structureel investeert in het verbeteren van studentenwelzijn voor studenten op het hbo en de universiteit. Zij vragen of de Minister kan aangeven hoe hij voornemens is te investeren in het verbeteren van het welzijn van mbo-studenten.
Uitgangspunten en geleerde lessen
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat instellingen een eerste versie hebben voorgelegd aan de medezeggenschap en dat er verdere besprekingen kunnen plaatsvinden in oktober. Kan de Minister aangeven wat de precieze rechten van de (centrale) medezeggenschap is in dit proces? Zij vragen of het enkel om voorleggen gaat of dat de medezeggenschappers ook instemmingsrecht hebben en of de verdere bespreking optioneel is.
Scenario’s
In het sectorplan staat dat onderwijsinstellingen zelf kunnen bepalen hoe ze de benodigde reductie in contactmomenten bereiken in het geval van een scenario rood («worst case»), waarbij de noodzaak bestaat om het aantal contactmomenten in het mbo en hoger onderwijs te reduceren. Voorts lezen deze leden dat in het bijzonder bij scenario rood, er veel ruimte ligt voor de instelling om tot een eigen invulling van de benodigde reductie in contactmomenten te komen. De leden van de GroenLinks-fractie betwijfelen of dit klopt in de praktijk. Kan de Minister voorbeelden geven van hoe instellingen een reductie van contactmomenten kunnen bereiken en waarom instellingen daarin kunnen verschillen? Tevens vragen zij of het niet logischer is om bij de minder ernstige scenario’s de ruimte te geven voor een eigen invulling. Verder in het sectorplan staat dat instellingen zelf (aanvullende) afspraken maken met andere partijen in de regio zoals de veiligheidsregio, gemeenten en vervoersbedrijven, waar landelijke afspraken niet voldoende houvast bieden. De voornoemde leden vragen of de Minister voorbeelden kan geven van dergelijke afspraken.
Preventie
In het kader van preventie staat in het sectorplan opgenomen dat binnen de instelling het duidelijk is waar medewerkers en studenten terecht kunnen met hun zorgen of vragen over ventilatie en luchtkwaliteit. Hoe controleert de Minister of dit echt het geval is en heeft hij hier cijfers van? Zo nee, is hij bereid in kaart te brengen of dit het geval is bij alle onderwijsinstellingen, zo vragen de voornoemde leden.
Vaccinatie
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen op het feit dat de vaccinatiebereidheid voor een herhaalprik onder jongeren het laagst is. Is dit meegenomen bij het opstellen van de scenario’s en op welke wijze heeft dit effect op de preventieve maatregelen? Zij lezen dat de instellingen een faciliterende rol kunnen spelen bij nieuwe herhaalprikken. Kan de Minister nader uitleggen hoe dit eruit komt te zien en hoe onderwijsinstellingen hierbij worden ondersteund? Zij vragen of hiertoe al plannen zijn voor de herhaalprik in het najaar.
Zelftesten
Deze leden constateren dat de testbereidheid onder studenten vorig jaar beperkt was. Zij vragen of de Minister dit problematisch vindt en zo ja, op welke wijze wil hij de testbereidheid samen met de instellingen verhogen.
Kwetsbare groepen
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat in dit sectorplan in het bijzonder aandacht is voor de positie van kwetsbare personen. Tegelijkertijd vinden deze leden dat er te kort wordt stilgestaan bij deze groep. Kan de Minister aangeven wat de belangrijkste knelpunten waren voor de groep kwetsbarere studenten? Kan de Minister daarbij ook aangeven op welke wijze deze knelpunten worden ondervangen bij de verschillende scenario’s? Hoe wil de Minister er samen met de onderwijsinstellingen voor zorgen dat deze groep zo min mogelijk last heeft van de maatregelen en op een volwaardige manier mee kan blijven doen? Tot slot vragen zij in hoeverre instellingen worden gestimuleerd om specifiek corona-beleid en concrete afspraken te maken voor kwetsbare studenten.
II Reactie van de bewindspersonen
Wij danken de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor hun inbreng en de gestelde vragen. Hieronder gaan wij in op de vragen in de volgorde van het verslag. Op een enkel punt zijn de reacties op bijna gelijkluidende vragen samengevoegd.
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
Wij vinden het fijn om te lezen dat de leden van de VVD-fractie het een goede zaak vinden dat er draaiboeken en scenario’s zijn vastgesteld voor COVID-19. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Minister gaat handhaven op het coronabeleid en ervoor gaat zorgen dat de dringende adviezen worden geïmplementeerd. Wij zijn van plan om hier niet anders mee om te gaan dan het beleid dat we hier de afgelopen jaren in hebben gevoerd. De meeste maatregelen kennen net zoals de afgelopen jaren de status van een dringend advies en zijn daarmee niet juridisch afdwingbaar of handhaafbaar. Wij verwachten van scholen en instellingen dat zij zich zoveel mogelijk inspannen om alle maatregelen tot uitvoering te brengen. Omdat iedere locatie weer anders is, is er in de uitvoering van de maatregelen vervolgens ruimte voor een eigen invulling. Dat laatste maakt een generieke wijze van handhaving ook nog eens zeer onwenselijk. Voor het veilig en verantwoord open houden van scholen en instellingen is het namelijk van groot belang dat scholen en instellingen de maatregelen uit hun eigen draaiboek naleven en handhaven en men elkaar erop aanspreekt als dat niet gebeurt. Scholen en instellingen hebben met elkaar laten zien dat ze dit kunnen. Daarmee is het ook in het funderend onderwijs helder wie waarvoor verantwoordelijk is.
De VVD-fractie vraagt naar de communicatielijn in de sectorplannen. De communicatielijn zoals beschreven in het sectorplan mbo/ho geldt ook voor het funderend onderwijs, want dit betreft de rijksbrede communicatiestrategie voor de middellange termijn. De inzet van deze verdeling is dat de scholen en instellingen zelf maatwerk kunnen leveren en nog beter kunnen inspelen op de eigen situatie. Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat scholen gebruik kunnen maken van communicatiemiddelen over de generieke maatregelen omtrent COVID-19. Zij vragen of er ook gebruik kan worden gemaakt van een telefoonnummer. Mocht iemand vragen hebben over de aanpak van corona vanuit het Rijk dan staat op rijksoverheid.nl/coronavirus de actuele informatie over coronaregels in Nederland. Op deze site staat ook het telefoonnummer waarmee iedereen met vragen over dit thema, dus ook scholen en instellingen, de rijksoverheid kan bereiken.
De leden van de VVD-fractie vragen of zelftesten nog onderdeel zijn van het beleid. Het preventief testen (twee keer per week testen, ook zonder klachten) wordt sinds 15 maart jongstleden niet meer geadviseerd. Zelftesten bij klachten blijft echter onverminderd van belang. Om besmettingen snel op te sporen en uitbraken en lesuitval in het onderwijs te beperken zijn nog altijd zelftesten beschikbaar op scholen en instellingen om te gebruiken door docenten en leerlingen/studenten met coronagerelateerde klachten. Het kabinet heeft inmiddels besloten om de zelftesten deze winter beschikbaar te blijven stellen specifiek voor het onderwijs en vanuit de overheid. De distributie van zelftesten in het onderwijs loopt door tot 1 april 2023. De zelftesten kunnen kosteloos worden aangevraagd door scholen en onderwijsinstellingen voor alle leerlingen/studenten en al het onderwijspersoneel in het onderwijs (van po t/m ho) met symptomen van corona.
De leden van de VVD-fractie zijn ook benieuwd naar de inzet van CO2-meters in de schoollokalen. Dankzij de inzet van een groot aantal scholen in het funderend onderwijs hangen er sinds begin dit jaar in veel klaslokalen meters. Uw Kamer heeft op 30 september jl. een brief ontvangen omtrent de voortgang ventilatie op scholen en langetermijnaanpak onderwijshuisvesting.11 In de brief worden de uitkomsten gedeeld van een onderzoek naar CO2-meters in de klas. Alle scholen in het land zijn benaderd voor dit onderzoek en dit leverde een respons van 6.331 scholen op. Uit het onderzoek blijkt dat een fors aantal, 60% van de respondenten, in ieder klaslokaal een werkende CO2-meter heeft hangen; maar dat ook 40% aangeeft dit, vaak deels, nog niet op orde te hebben. Scholen hebben meestal een onderbouwing waarom zij geen CO2-meter in iedere klas hebben. Een voorbeeld hiervan is dat de meters wel zijn besteld, maar nog niet zijn geleverd of geïnstalleerd. Er worden stappen gezet om het aantal CO2-meters in klaslokalen te verhogen. Schoolbesturen en schoolleiders zijn middels een gerichte brief opgeroepen om werk te maken van de aanschaf van CO2-meters en het beschikbare geld hiervoor te gebruiken. Ook zijn scholen geïnformeerd via de communicatiekanalen van het Ministerie en partners uit de sector, zoals het LAKS. Een belangrijke stap is de verplichtstelling van het hebben van CO2-meters voor álle schoolgebouwen.
In het mbo en hoger onderwijs geldt dat zorgen en signalen van werknemers in het lokaal overleg tussen werkgevers en werknemers worden besproken. Daarnaast besteden instellingen aandacht aan de communicatie over ventilatie en luchtkwaliteit in de onderwijsruimten. Binnen de instelling is duidelijk waar medewerkers en studenten terecht kunnen met hun zorgen of vragen over ventilatie en luchtkwaliteit. Medewerkers en studenten kunnen bij twijfel over de ventilatie meetgegevens bij de instelling aanvragen.
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of er duidelijkheid is over de veiligheid en effectiviteit van luchtreinigers. Uit een literatuuronderzoek van het RIVM, dat gepubliceerd is op 22 september jongstleden, blijkt dat er meer onderzoek nodig is naar het effect van luchtreinigers bij het verkleinen op het risico van de overdracht van het coronavirus. Het RIVM geeft aan dat totdat de effectiviteit van luchtreinigers is onderzocht, het in overweging genomen kan worden om luchtreinigers als tijdelijke maatregel, aanvullend op een goede ventilatie, in te zetten. Ruimte-OK heeft op www.ventilatiehulp.nl de handreiking luchtreinigers gepubliceerd. Scholen die luchtreinigers willen aanschaffen en gebruiken kunnen de handreiking gebruiken om zo veilig en adequaat gebruik te maken van de luchtreinigers. Ook geven de hulpteams van Ruimte-OK advies over het gebruik bij hun bezoeken aan scholen. In de Kamerbrief Voortgang ventilatie op scholen van 30 september jl. werd aangekondigd dat de zogenaamde Pilot Staphorst wordt. Het doel van de pilot is het meten van de effecten op het reduceren van coronabesmettingen door middel van luchtreiniging in de klas. De aanmelding voor deelname van extra scholen aan de pilot staat momenteel open. Het uitbreiden van de pilot loopt enige vertraging op. Uw Kamer wordt op de hoogte gehouden van de voortgang van deze pilot in de Kamerbrief waarin ik een update geeft van de aanpak van verouderde schoolgebouwen.
De leden van de VVD-fractie vragen voorts hoe wordt omgegaan met ouders die zich actief verzetten tegen ingevoerde coronamaatregelen in de kinderopvangsector en of personeel voldoende wordt ondersteund als het te maken krijgt met agressief of intimiderend gedrag.
De maatregelen die zijn opgenomen in het sectorplan kinderopvang zijn de afgelopen 2,5 jaar al meerdere keren op- en afgeschaald en daarmee niet nieuw voor de sector. Vanuit de eerdere coronagolven zijn geen signalen bekend dat ouders zich hier niet aan houden of zich zelfs actief zouden verzetten tegen de maatregelen die houders nemen op de eigen locatie. Daarnaast betreft de kinderopvang een private markt waarbij ouders een overeenkomst afsluiten met de kinderopvangorganisatie en daarmee ook instemmen zich te houden aan de regels van de betreffende kinderopvangorganisatie. Als personeel te maken zou krijgen met agressief of intimiderend gedrag, zouden zij zich in eerste instantie moeten wenden tot hun werkgever. Vanuit de kinderopvangorganisatie zou ondersteuning geboden moeten worden aan de medewerker. De houder kan tevens het gesprek aangaan met de betreffende ouders en in een uiterst geval de overeenkomst met ouders beëindigen.
De leden van de VVD-fractie vragen of in alle scenario’s voor de kinderopvang voldoende rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld kinderen met een beperking. In het sectorplan voor de kinderopvang is opgenomen dat in alle scenario’s aandacht is voor kinderen die kwetsbaar zijn. Kinderopvangorganisaties zijn bekend met kinderen in een kwetsbare positie, hebben hier ervaring mee en weten goed wat deze kinderen nodig hebben. Overigens is het aantal maatregelen dat direct ingrijpt in de opvang en bewegingsruimte van de kinderen beperkt en blijft de opvang in alle scenario’s die in het sectorplan staan open.12
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe de langetermijnplannen zich verhouden tot de bestrijding van andere infectieziekten waar kinderopvang- en onderwijsinstellingen mee te maken hebben, zoals de mazelen. In algemene zin geldt dat infectieziekten zich verspreiden via handen, lichaamsvloeistoffen, via de lucht, voorwerpen (speelgoed), via voedsel en water of via dieren. Per ziekte en situatie is het verschillend welke maatregelen voor infectiepreventie/bestrijding zin hebben en proportioneel zijn. De basismaatregelen uit de sectorplannen met daarin hygiënemaatregelen die getroffen kunnen worden, zijn altijd een onderdeel van de infectiepreventie/bestrijding. Ook de contactbeperkende maatregelen kunnen effect hebben op de overdracht van infectieziekten. Echter, de mate daarvan is niet aan te geven. Vanuit het RIVM is reeds voor corona een handreiking opgesteld voor kinderopvangorganisaties met informatie over ziektebeelden, wat gedaan kan worden om transmissie te beperken/voorkomen en wat een beroepskracht kan doen als een infectieziekte voorkomt.13 Daarnaast geldt dat het één van de reguliere taken van de GGD is te adviseren bij infectieziektebestrijding. Tevens moeten volgens artikel 26 van de Wet Publieke Gezondheid kinderopvangorganisaties en basisscholen het optreden van een ongewoon aantal zieken melden bij de GGD. Dit geldt dus niet alleen voor COVID-19.
Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie of het niet verstandiger zou zijn nu alvast scenario’s door te spreken met de instellingen ten aanzien van internationaal mobiele studenten. Bij internationaal mobiele studenten is het van belang dat instellingen in het mbo en ho zo veel mogelijk dezelfde werkwijze hanteren. De hogescholen hebben besloten om bij een oranje of rood reisadvies geen buitenlandse reizen meer te faciliteren en hierin coherent beleid te voeren. De universiteiten houden de reisadviezen nauwlettend in de gaten en maken telkens een onderbouwde afweging of het verstandig is om een internationale reis te faciliteren. In het middelbaar beroepsonderwijs stoppen buitenlandse stages vanaf het oranje scenario en worden binnenlandse alternatieven gezocht.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
Wij delen de beschreven zorgen van de leden van de D66-fractie als het gaat om de gevolgen van corona in het onderwijs. Het is dan ook fijn om te lezen dat het uitgangspunt wordt onderschreven dat een sluiting van de onderwijssectoren te allen tijde voorkomen moet worden.
De leden van de D66-fractie vragen naar de stand van zaken ten aanzien van het verbeteren van de ventilatie op scholen in het funderend onderwijs. Voor het beantwoorden van deze vraag verwijzen we de Kamer naar de brief voortgang ventilatie en langetermijnaanpak onderwijshuisvesting die op 30 september jl. aan uw Kamer is verzonden.14 Hiervoor verwijzen we ze tevens naar de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie over dit onderwerp.
De leden van de D66-fractie vragen ook of de ventilatie op alle kinderopvanglocaties voldoet aan de geldende normen. Het kabinet heeft geen cijfers over of de ventilatie op alle kinderopvanglocaties voldoet.
Vanuit de Wet Kinderopvang en het Bouwbesluit 2012 worden eisen gesteld aan respectievelijk het veiligheids- en gezondheidsbeleid en de luchtkwaliteit. Hierop wordt toegezien door gemeenten en de GGD.15 In de Wet Kinderopvang zijn geen specifieke eisen omschreven met betrekking tot de luchtkwaliteit, maar de wet schrijft wel voor dat alle kinderopvanglocaties de beschikking moeten hebben over een actueel gezondheid- en veiligheidsbeleid. In dit beleid worden de belangrijkste risico’s beschreven met betrekking tot de gezondheid en veiligheid van de kinderen. Luchtkwaliteit kan één van deze risico’s zijn. Mocht dit het geval zijn, dan is de opvanglocatie verplicht om dit in zijn gezondheid- en veiligheidsbeleid te beschrijven en hier maatregelen op te nemen. De verantwoordelijkheid voor het creëren van een gezonde (werk)omgeving in de kinderopvang ligt primair bij de houder.
De leden van de D66-fractie vragen voorts om een eerste reactie op recent verschenen onderzoek naar onder andere de mentale gezondheid van jongeren in het funderend onderwijs. Tevens vragen zij of er nog een verbeterslag mogelijk is in het Nationaal Programma Onderwijs wat betreft maatregelen die het mentale welzijn van jongeren moeten verbeteren. Wij hebben kennis genomen van het recent uitgekomen HBSC-onderzoek en vinden de onderzoeksresultaten zorgelijk. Het rapport bevestigt het beeld dat de coronapandemie een negatief effect heeft gehad op het welbevinden van jongeren. Naast de coronapandemie wijzen de onderzoekers ook op de druk die leerlingen ervaren door schoolwerk. Uit het onderzoek blijkt dat de levenstevredenheid van meisjes sterker is gedaald dan bij jongens. De onderzoekers denken dat dit kan komen omdat meisjes mogelijk meer schooldruk ervaren. In het antwoord op de eerste vraag van de PvdA-fractie bespreken we een aantal andere maatregelen waar we op inzetten om het welbevinden van jongeren te verbeteren. De onderzoeksresultaten onderstrepen in ieder geval de noodzaak om onder andere via de landelijke aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal» en het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) te blijven investeren in het welbevinden van leerlingen. Scholen in het funderend onderwijs dienen de extra NPO-middelen te besteden aan interventies die zijn vermeld op de menukaart. Daarop staan onder andere interventies gericht op welbevinden, waarbij doorverwezen wordt naar informatie en aanpakken ontwikkeld door het NJI, het Trimbosinstituut en Pharos. Om scholen in het funderend onderwijs daarin meer te ondersteunen, is door de Kenniscommunity, een samenwerking van onderwijs- en beroepsorganisaties gericht op het delen van praktijkkennis en ervaringen rondom NPO, de afgelopen periode aanbod ontwikkeld rondom het thema welbevinden. Dit zal de komende periode breed beschikbaar komen. Vrijwel alle scholen en instellingen, zeker in het vo, hebben het vorige schooljaar interventies ingezet op het gebied van welbevinden. Dit najaar ontvangt uw Kamer een voortgangsrapportage over de implementatie van het NPO. Daarin wordt ingegaan op hoe de uitvoering verloopt, welke vooruitgang scholen en instellingen zien en welke interventies zij dit schooljaar gaan inzetten.
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie naar de samenwerking tussen het onderwijs en de opvang. Voor wat betreft het testen geldt dat er geen sprake van is dat een test verplicht is voor toegang tot onderwijs of kinderopvang. Wel wordt iedereen met coronagerelateerde klachten dringend geadviseerd om een zelftest te doen. Dit advies geldt voor ieder individu, voor iedere locatie die wordt bezocht. Voor wat betreft de vragen over het opstellen van een locatie-specifiek plan, dient inderdaad iedere kinderopvanglocatie een draaiboek op te stellen. Dit is omdat iedere locatie weer anders is en dus mogelijk een andere invulling van de maatregelen vraagt. Dat neemt niet weg dat er wel landelijke richtlijnen zijn. Deze zijn beschreven in de sectorplannen. Voor de kinderopvang hebben een aantal brancheorganisaties informatiedocumenten gemaakt voor de verschillende scenario’s waar houders zich op moeten voorbereiden.16
De voornoemde leden hebben verder vragen over enkele waarborgen ten aanzien van de sociale functie van het onderwijs. Wij erkennen net als uw Kamer het grote belang van de sociale functie van het onderwijs. De coronacrisis heeft laten zien dat deze sociale functie cruciaal is voor de ontwikkeling van jongeren en bijdraagt aan het tegengaan van eenzaamheid en psychische klachten. In het oranje scenario worden alleen activiteiten mogelijk gemaakt die gerelateerd zijn aan het primaire onderwijs- en onderzoeksproces. Het kabinet ziet kennismaking als een van de primaire aspecten van dit proces en roept scholen en instellingen op om, binnen de geldende maatregelen, een veilige manier van kennismaken en samenkomen mogelijk te blijven maken. De scholen en instellingen zien de sociale functie als inherent aan het onderwijsproces en zien de noodzaak om ontmoeten op een veilige manier te blijven faciliteren. Het kabinet erkent in dit kader dan ook de noodzaak van beschikbaarheid van bibliotheken en gezamenlijke ruimtes van scholen en instellingen, bijvoorbeeld om studenten de ruimte te geven om buiten hun thuisomgeving te studeren. Het kabinet roept scholen en instellingen op om veilig gebruik van deze ruimten te faciliteren.
De instellingen in het hoger onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs vertalen net als de scholen in het funderend onderwijs het sectorplan door in instellingsplannen. In het sectorplan is afgesproken dat de uitwerking op instellingsniveau wordt afgestemd met de lokale medezeggenschap. Een groot deel van de instellingen heeft de plannen inmiddels gereed voor bespreking met hun medezeggenschap of al vastgesteld in overleg met hen. Wij blijven de stand van zaken rondom de instellingsplannen volgen, in nauwe samenwerking met de MBO-Raad, de Vereniging Hogescholen (VH) en Universiteiten van Nederland (UNL).
De leden van de D66-fracties vragen tenslotte naar de mogelijke studievertraging door het wegvallen van stages. In het mbo is inmiddels te zien dat de stagetekorten grotendeels verleden tijd zijn. Veel studenten kunnen weer een stageplek vinden. De stagetekorten in het mbo worden sinds 2020 gemonitord, naar aanleiding van het Actieplan «Stages en Leerbanen». Hierover is uw Kamer op 7 november jl. per brief geïnformeerd. 17 In overleg met SBB als uitvoerder van het actieplan wordt bekeken op welke wijze de monitoring voortgezet kan worden. Dit maakt het mogelijk om knelpunten te signaleren en hier snel en gericht op te reageren, zodat studievertraging voorkomen kan worden. Voor studenten uit eerdere cohorten, die door de coronapandemie geen stage konden vinden of de stage niet volgens planning konden uitvoeren, is vanuit het NP onderwijs door veel instellingen geïnvesteerd in het alsnog kunnen doen van de stage of om vervangende activiteiten voor de stage te organiseren.18 Momenteel brengt OCW ook eventuele stagetekorten in het hoger onderwijs en de oorzaken die hieraan ten grondslag liggen in kaart. Een stagemonitor van ResearchNed gaat periodiek inzicht geven in de omvang van de stagetekorten. De monitor gaat in op waar de tekorten met name te vinden zijn en wat de voornaamste oorzaken zijn. Naar verwachting is de eerste stagemonitor hoger onderwijs eind 2022 gereed. De resultaten zullen met uw Kamer worden gedeeld.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen om een advies aan scholen welke mogelijkheden er zijn om met inachtneming van de energieprijzen te zorgen voor een goed binnenklimaat. De financiële positie van schoolbesturen is divers, de een heeft meer reserves dan de ander. De bekostiging van onderwijsinstellingen wordt ieder jaar aangepast voor stijgende lonen en prijzen. Het zal per instelling verschillen in hoeverre dit toereikend is voor de op dit moment extreme stijging van de energieprijzen. In hoeverre schoolbesturen te maken krijgen met prijsstijgingen verschilt ook. Een groot deel van de besturen koopt gezamenlijk energie in. Deze grote inkoper had al veel voor 2023 ingekocht en kan daarmee de kosten dempen. Nieuwe deelnemers krijgen wel te maken met hoge prijsstijgingen. Datzelfde zal gelden voor besturen die zelf energie inkopen en geen vast contract of een aflopend contract hebben. Er zijn enkele scholen die zich gemeld hebben, omdat ze in de problemen dreigen te komen. Wij roepen scholen op om zich bij ons te melden, als zij in de financiële problemen komen door de energierekening. Dat kan via ico@duo.nl. Verder heeft uw Kamer het kabinet per motie opgeroepen om ook te kijken naar gerichte ondersteuning van scholen en cultuurinstellingen en te kijken of gemeenten daarbij een rol kunnen spelen. Wij brengen nu in kaart hoe groot dit probleem is in het onderwijs.19 Het kabinet spant zich in om uitvoering te geven aan deze motie en de Kamer wordt hierover uiterlijk 1 december bij Najaarsnota geïnformeerd. Wat betreft een goed binnenklimaat helpen de experts (hulpteams van Ruimte-OK) de scholen met het op orde krijgen van de ventilatie. De experts zien bij hun bezoeken dat sommige scholen nog steeds denken dat de ramen de hele dag open moeten staan om goed te kunnen ventileren. De experts leggen uit dat dit in heel veel gevallen niet hoeft en hoe er wel gericht geventileerd kan worden. Dit scheelt straks in de winter in het comfort voor leerlingen en personeel, maar ook in de energiekosten.
De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast welke verschillen er kunnen ontstaan op plekken waar sectoren elkaar raken en waarom er niet voor is gekozen om hier ook landelijke plannen voor te maken. We hebben plannen per sector opgesteld omdat er maatregelen zijn die voor de ene sector goed werkbaar zijn en in de andere juist niet. Daarmee wil het kabinet recht doen aan de verschillen die tussen de sectoren bestaan. Hoewel bij het opstellen van de sectorplannen voor onderwijs en kinderopvang zoveel mogelijk dezelfde lijn is gekozen, zijn er daardoor ook verschillen tussen de maatregelen per sector. In het geval van onderwijs en kinderopvang is daar met name sprake van als een basisschool en kinderopvang in hetzelfde pand gevestigd zijn, of bijvoorbeeld bij een vmbo en mbo-opleiding in hetzelfde gebouw. In deze gevallen is overleg tussen de verschillende partijen onontbeerlijk. Om die reden is in de sectorplannen expliciet benoemd dat het belangrijk is om in deze gevallen bij het opstellen van het draaiboek samen op te trekken en goed overleg te voeren over zowel de uitvoering van de maatregelen als de communicatie daarover.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel scholen er zijn waar de ventilatie nu al dan niet op orde is en welk beleid het kabinet hierop voert. Er is in het funderend onderwijs hard gewerkt om de ventilatie op orde te krijgen. Het aantal scholen waarbij de ventilatie niet op orde is daalde van 27,6% naar 16%.20 Op dit moment heeft dus al bijna 85% de ventilatie op orde en de verwachting is dat het aantal verder toeneemt. Afgelopen zomer is de Maatwerkregeling ventilatie opgezet om scholen verder te ondersteunen. Voor de Maatwerkregeling is € 140 miljoen euro beschikbaar gesteld en aanvragen hiervoor kunnen worden ingediend. Hiermee worden de meest urgente gevallen geholpen. Aanvullend kan door scholen een beroep gedaan worden op de helpdesk van Ruimte-OK en een team van deskundigen dat op scholen langskomt voor advies rondom ventilatie. Ruim 800 scholen hebben al om een bezoek gevraagd. Bovendien is er € 17,3 miljoen beschikbaar gesteld via de lumpsum voor de aanschaf van CO2-meters. In 60% van de scholen hangt in alle klaslokalen een CO2-meter. Dit betekent dat er in te veel klaslokalen nog geen meters hangen. Daarom hebben wij uw Kamer 30 september jl. geïnformeerd over de toekomstige verplichtstelling van het hebben van een CO2-meter in iedere klas.21Later dit schooljaar zullen we uw Kamer tevens informeren over een programmatische aanpak van verouderde schoolgebouwen. Ook in deze aanpak is gezond binnenklimaat een belangrijk thema.
De leden van de SP-fractie vragen of en hoe het kabinet rekening houdt met blijvende gezondheidsschade onder onderwijspersoneel en welke ondersteuning er is in het geval van post-COVID onder docenten. De werkgever is primair verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving. Dit is dus een kwestie tussen werkgever en werknemer. Onderwijspersoneel met langdurige post-COVID klachten kan zich daarom eventueel wenden tot de werkgever bij schade als gevolg van een op het werk opgelopen COVID-besmetting. In geval van langdurige ziekte en/of arbeidsongeschiktheid kan een beroep worden gedaan op het stelsel van sociale zekerheid, zoals de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Zoals eerder is gemeld in de brief van de Minister van Langdurige Zorg en Sport van 27 juni 202222 worden langs drie sporen generieke activiteiten ondernomen gericht op mensen met post-COVID klachten en werkgevers:
• Spoor 1: Onderzoek om beter beeld te krijgen van de klachten en effectieve behandeling van post-COVID, zoals een reeks van onderzoeken die vanuit RIVM en ZonMw lopen.
• Spoor 2: Ondersteuningsaanbod voor mensen met post-COVID, zoals vanuit C-support, corona-plein en de regeling paramedische herstelzorg.
• Spoor 3: Ondersteuning bij werk, met handreikingen voor werkgevers en onderzoek dat wordt uitgevoerd door het programma «COVID-19 en werk».
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie vragen welke maatregelen er nu worden genomen om de mentale gezondheid van jongeren te verbeteren en op welke manier deze aanpak gendersensitief is. Er worden momenteel verschillende maatregelen genomen om de mentale gezondheid van jongeren te verbeteren.
Zo stelt het kabinet via het Nationaal Programma Onderwijs geld beschikbaar waarmee scholen en instellingen gericht maatregelen kunnen nemen op het gebied van welbevinden en sociaal-emotioneel functioneren. Vanuit dit programma is er voor het funderend onderwijs ook kennis beschikbaar via de menukaart, de website onderwijskennis.nl en de Kenniscommunity. Deze community is een kennisplatform voor onderwijsprofessionals waar ervaringen en praktijkkennis gedeeld worden.
Verder zetten we in op de landelijke aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal.» In het kader van deze aanpak wordt de mogelijkheid verkend om het ondersteuningsprogramma Welbevinden op School te intensiveren, o.a. via de Gezonde School aanpak. Hiermee worden praktische handvatten aangeboden op scholen en instellingen, en kunnen zij werken aan een gezond pedagogisch- en leerklimaat. Hierbij is aandacht voor onder andere prestatiedruk en de mentale vaardigheden van leerlingen. De invulling van interventies kan gendersensitief zijn. Een voorbeeld daarvan is het programma meidenvenijn, dat scholen en instellingen kunnen inzetten via Gezonde School. Dit is een erkende interventie die bijdraagt aan de gezondheid van leerlingen door pestgedrag van en jegens meisjes aan te pakken. Gezien de recente bevindingen gaan we graag met experts in gesprek over welke aandachtspunten voor meisjes extra belangrijk zijn. Daarnaast verkent het kabinet in het kader van dit programma hoe laagdrempelige inloopmogelijkheden voor jongeren versterkt, verbeterd en opgeschaald kunnen worden. Ook worden samenwerkingen tussen de culturele en creatieve sector en het sociale domein gestimuleerd middels een subsidieregeling «Samen Cultuurmaken».
Vlak voor de zomer heeft de Minister van OCW het Bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap ondertekend, samen met de onderwijskoepels en de studentenorganisaties. Daarin is ook € 15 miljoen per jaar vrijgemaakt voor het bevorderen van het mentaal welzijn in het hoger onderwijs, gericht op preventie zoals het versterken van veerkracht. Instellingen in het hoger onderwijs hebben gedurende de coronaperiode hun inzet op mentaal welzijn geïntensiveerd en daarbij gebruik gemaakt van evidence-based interventies. Met de extra middelen wordt ook gewerkt aan een integraal kader dat onderwijsinstellingen kan ondersteunen in hun beleid naar een mentaal gezonde student. Hierbij is ook aandacht voor risicogroepen, zoals studenten met een migratieachtergrond of lhbti-achtergrond en internationale studenten. De sector rond dit kader begin 2023 af. In 2025 volgt een tussenevaluatie voor het leren en delen van best practices. De eindevaluatie volgt in 2030.
De leden van de PvdA-fractie vragen voorts hoe het kabinet verzekert dat medewerkers niet onder druk worden gezet als zij vrezen voor hun gezondheid of die van een naaste. Personen met een kwetsbare gezondheid hebben meer kans om ernstig ziek te worden van het coronavirus. In de sectorplannen wordt daarom vanaf fase groen aandacht gevraagd voor maatregelen die betrekking hebben op het zorgen voor een verantwoorde schoolomgeving voor mensen met een kwetsbare gezondheid. Op de site van het RIVM staan diverse adviezen voor bescherming van kwetsbare personen opgesomd.23 Indien een medewerker zich extra zorgen maakt, wordt aangeraden om in gesprek te gaan met de schoolleider en eventueel de bedrijfsarts. Soms is maatwerk nodig, waarbij gekeken wordt naar wat er wel mogelijk is.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat het kabinetsbeleid is als het gaat om onderwijspersoneel met langdurige post-COVID. Hiervoor verwijzen we naar de antwoorden op de vragen van de SP-fractie over dit onderwerp. Een eventuele aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering voor onderwijspersoneel is een arbeidsvoorwaarde waar sociale partners in het kader van de cao afspraken over kunnen maken. Sociale partners hebben dit bijvoorbeeld in de cao voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg gedaan.
Daarnaast vragen de leden van de PvdA-fractie of er sprake is van toezicht op de ventilatie op scholen. Voor basisscholen geldt dat alle nieuwbouw/renovatiebouw sinds 2015 moet voldoen aan het Bouwbesluit. In het Bouwbesluit is nu al geregeld dat basisscholen, waarvoor de aanvraag van een bouwvergunning is gedaan in of na 2015, verplicht zijn in elk lokaal een CO2-meter te plaatsen. Het kabinet heeft in de Kamerbrief Voortgang ventilatie van 30 september jl. aangekondigd dat het hebben van CO2-meters voor ieder klaslokaal verplicht wordt. Deze toekomstige verplichting wordt voor alle scholen in het funderend onderwijs opgenomen in het Bouwbesluit, of in de sectorwetten. Voor werknemers moet het schoolbestuur volgens de cao en de Arbowet zorgen voor de veiligheid en de gezondheid. Het is ons streven schoolbesturen ook verplicht te stellen zorg te dragen voor een gezond binnenklimaat voor leerlingen. Dit zal vastgelegd worden in de sectorwetten. Het is het streven dit wetsvoorstel in het najaar van 2023 bij uw Kamer in te dienen. De verschillende inspecties tezamen hebben een toezichthoudende rol voor een veilig werkklimaat. Rondom het toezicht op een gezond binnenklimaat zijn we nog aan het kijken naar een goede vormgeving en wie daarin toezichthoudende rol zou kunnen spelen.
De leden van de PvdA-fractie vragen of het kabinet nader kan toelichten op welke wijze onderwijspersoneel voorrang krijgt in de vaccinatiestrategie. Zoals toegelicht bij de presentatie van de rijksbrede inzet op de lange termijn is voorrang voor specifieke doelgroepen niet noodzakelijk. Iedereen die in aanmerking komt voor een vaccinatie kan deze momenteel snel ontvangen. De leden van de PvdA-fractie vragen tevens of het kabinet ervan overtuigd is dat er met deze plannen snel genoeg geschakeld kan worden. Indien het kabinet besluit om een scenario in werking te laten treden, dan geldt voor scholen en instellingen dat zij de bijbehorende maatregelen zo snel mogelijk invoeren (zowel bij opschaling als bij afschaling), maar uiterlijk binnen één werkweek. Het kabinet is ervan overtuigd dat scholen en instellingen hiertoe in staat zijn, vanwege de draaiboeken die door scholen en instellingen zijn opgesteld. Ook uit de ervaringen van eerdere op- en afschaling van maatregelen blijkt dat scholen en instellingen prima in staat zijn om dit tijdig te implementeren. Het kabinet blijft de komende maanden in gesprek met de sectoren, om zo een vinger aan de pols te houden bij de implementatie van de plannen.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar het verschil tussen de sectorplannen en de thermometer die het kabinet hanteert om corona te monitoren. Met de thermometer geeft het RIVM iedere twee weken duiding aan de epidemiologische situatie. Als de coronathermometer omhoog of omlaag gaat, leidt dit niet automatisch tot andere maatregelen. Het betekent slechts dat de te verwachten infectiedruk of ziektelast verandert. Het is dan aan het kabinet om te bepalen of en welke maatregelen zij neemt. Het kabinet zal, indien de epidemiologische situatie daar om vraagt, voorafgaand aan besluitvorming het OMT en het MIT gelijktijdig om advies vragen. Als vervolgens door het kabinet wordt besloten tot opschaling van maatregelen dan zal daarover duidelijk worden gecommuniceerd. In elk geval via rijksoverheid.nl. Scholen en instellingen weten daarmee tijdig in welke scenario ze zitten.
De leden van de GroenLinks-fractie stellen vragen over de mate van vrijblijvendheid van de maatregelen in de sectorplannen. Wij zijn van plan om hier niet anders mee om te gaan dan het beleid dat we hier de afgelopen jaren in hebben gevoerd. Hiervoor verwijzen we naar de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie over dit onderwerp. De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het maatwerk eruit kan komen te zien, wie daarover beslist en of dat niet voor onduidelijkheid zorgt. Hiervoor verwijzen we ze tevens naar de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie over dit onderwerp. We hebben scholen, instellingen en schoolbesturen gevraagd om een vertaalslag te maken voor hun eigen context en locatie(s). Daarbij is -waar nodig en relevant- voor overleg en planning opgetrokken met interne en externe stakeholders. Ook hebben scholen en instellingen zelf (aanvullende) afspraken gemaakt met andere partijen in de regio zoals de plaatselijke GGD, gemeente(n), waar landelijke afspraken niet voldoende houvast bieden. Op dit moment heeft het kabinet noch de sectororganisaties signalen dat hierover onduidelijkheid ontstaat op regionaal niveau. Scholen en instellingen zijn na drie schooljaren corona wel gewend om dit op een juiste wijze af te stemmen met hun omgeving.
Het kabinet deelt de mening van de leden van de fractie van GroenLinks dat het goed is om in de RI&E corona op te nemen. In de sectorplannen staat duidelijk vermeld dat de Arbowet onverkort van toepassing blijft, inclusief het opstellen en actualiseren van een RI&E. In de brief aan uw Kamer van 16 september jongstleden over de langetermijnaanpak heeft het kabinet het belang hiervan ook onderstreept, en werkgevers opgeroepen de sectorplannen waar passend te vertalen naar hun RI&E en Plan van Aanpak, waarbij rekening wordt gehouden met de arbeidshygiënische strategie.24
De voornoemde leden vragen ook hoe het staat met het zorgen voor goede ventilatie op scholen. Voor beantwoording van deze vraag verwijzen wij naar het antwoord op de vragen hierover van de SP-fractie. De stand van zaken rond de inzet van CO2-meters in de klas staat beschreven in de antwoorden op vragen van de VVD- PvdA-fracties over dit thema.
De leden van deze fractie vragen voorts of er nog beleid is over de inzet, gebruik en advies van zelftesten. Op dit punt verwijzen we naar de beantwoording van de vraag van de VVD-fractie over de zelftesten.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen daarnaast of het kabinet het problematisch vindt dat de testbereidheid onder studenten beperkt is en of we dit met de instellingen willen verhogen. Het blijft belangrijk om te testen bij klachten. Het coronavirus is immers nog niet weg en het doen van een zelftest bij klachten helpt bij het beperken van de verspreiding van het virus en het voorkomen van lesuitval of gezondheidsrisico’s. Wij roepen instellingen op om hun studenten te wijzen op de mogelijkheid om kosteloze zelftesten op te halen. Hiermee wordt de drempel voor studenten om zich te laten testen zo laag mogelijk gehouden. Daarnaast wordt via verschillende mediacampagnes het belang van het zelftesten bij klachten blijvend benadrukt.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook hoe het kabinet kijkt naar een aanvullende inkomensbescherming voor medewerkers in het onderwijs die post-COVID hebben opgelopen. Een aanvullende inkomensbescherming in de vorm van een WIA-hiaatverzekering is mogelijk en wordt ook door diverse verzekeraars aangeboden. Het kabinet ziet een dergelijke verzekering als arbeidsvoorwaarde die breder geldt dan alleen de arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door post-COVID. Er zijn verschillende werkgevers die een dergelijke verzekering zoals IPAP (InvaliditeitsPensioen AanvullingsPlan, compleet), al dan niet met een premiebijdrage van de werknemer, collectief hebben afgesloten. In de onderwijscao’s komt de WIA-hiaatverzekering niet als collectieve arbeidvoorwaarde voor. Werknemers kunnen zonder ondersteuning van de werkgever wel individueel een WIA-hiaatverzekering afsluiten. Het Kabinet heeft geen plannen om een WIA-hiaatverzekering te faciliteren voor de onderwijssectoren. De verantwoordelijkheid voor zowel de veilige werkomgeving, als voor de arbeidsvoorwaarden van het onderwijspersoneel ligt primair bij de werkgever. Het is aan de werkgevers in het onderwijs om desgewenst, net als de sociale partners in de Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg-sector, met de werknemersorganisaties afspraken te maken over opname in de cao van een WIA-hiaatverzekering.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook of het een idee is om de bedrijfsarts te betrekken bij het gesprek dat een schoolleider heeft met medewerkers die zich zorgen maken vanwege hun gezondheid. Hiervoor geldt het beleid dat we de afgelopen jaren hebben gehanteerd, de onderwijssector wijkt hierin dus niet af van andere sectoren. Indien een werknemer tot de medische risicogroepen behoort en niet zeker is over de medische situatie, kan de werknemer contact opnemen met de bedrijfsarts en/of de behandelaar. Het is van belang dat met de werkgever/leidinggevende in goed overleg en met gezond verstand wordt bekeken hoe taken (weer) kunnen worden uitgevoerd. Hierbij zijn altijd individuele risico-inschatting en maatwerk nodig; de bedrijfsarts adviseert.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of LSVb en JOB MBO betrokken zijn geweest bij het vastleggen van het sectorplan mbo/ho. Dat is het geval: alle studentenorganisaties zijn net als de andere genoemde partijen betrokken geweest bij de totstandkoming ervan. Hoewel de LSVb en JOB MBO niet als zodanig genoemd zijn in het sectorplan, geven zij aan het sectorplan wel degelijk te ondersteunen. Hoewel de ontwikkeling van het coronavirus zich niet geheel laat voorspellen vinden wij het belangrijk dat het onderwijs zo goed mogelijk is voorbereid op veranderingen in de pandemische situatie. Het onderwijs moet zoveel mogelijk doorgang blijven vinden om leerachterstanden te voorkomen. Met de sectorplannen bereiden we scholen en onderwijsinstellingen zo goed mogelijk voor op verschillende scenario’s. Ter voorbereiding hebben scholen en onderwijsinstellingen een lokale vertaling gemaakt van de scenario’s. Het bespreken van de uitwerking op instellingsniveau met de medezeggenschap is een nadrukkelijk onderdeel van de sectorplannen en daarmee dus niet optioneel.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het kabinet controleert of het duidelijk is binnen de instelling waar medewerkers en studenten terecht kunnen met hun zorgen of vragen over ventilatie en luchtkwaliteit. Voor scholen en onderwijsinstellingen is het gebruikelijk dat wanneer er zorgen zijn rondom de werkomgeving dit bespreekbaar wordt gemaakt in de medezeggenschapsorganen. Medewerkers kunnen via de medezeggenschapsorganen vragen stellen of hun zorgen uiten bij het bevoegd gezag over hun werkomgeving. Het ministerie houdt cijfers van meldingen van werknemers (en leerlingen) over ventilatie niet zelf bij, maar staat hierover wel in contact met onder andere de sectorraden. In algemene zin kunnen werknemers in het onderwijs terecht op www.ventilatiehulp.nl. Hier staat de handreiking Optimaal Ventileren. Hierin wordt advies gegeven over hoe scholen in het funderend onderwijs zelf aan de slag kunnen met hun ventilatieaanpak. Via dezelfde website kan een school ook een hulpteam vragen om langs te komen op de school en advies te geven over de optimalisatie van de ventilatie. Ruimte-OK monitort zorgvuldig de data rondom hulpverzoeken en andere vragen over ventilatie die vanuit scholen bij hen binnenkomen. Voor de cijfers rondom de hulpverzoeken van scholen bij Ruimte-OK verwijs ik u door naar de Kamerbrief Voortgang Ventilatie op scholen van 30 september jl.25
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar het worst case scenario voor het mbo en hoger onderwijs. Instellingen zoeken naar verschillende manieren waarop zij uitvoering kunnen geven aan de beperking van contactmomenten in ernstigere scenario’s. Voor iedere instelling is dat maatwerk, want ze verschillen in doelgroep, onderwijsvorm en huisvesting. Daarnaast laten veel instellingen de invulling over aan decentrale niveaus, zoals faculteiten en opleidingen. Daarmee wordt ruimte gegeven voor een eigen invulling die past bij de onderwijspraktijk. Instellingen met een groot aantal vierkante meters kunnen bijvoorbeeld hoorcolleges met kleinere aantallen studenten of werkcolleges in de grote zalen laten plaatsvinden. Kleine instellingen kunnen overwegen om waar mogelijk onderwijs in de buitenlucht of een andere locatie te geven. De omgeving van de instelling speelt ook een rol. Een instelling in de nabijheid van veel andere instellingen zal afstemming moeten zoeken met anderen. Het is voor deze instellingen heel logisch om regelmatig met elkaar af te stemmen, zeker in het geval van aangescherpte maatregelen. De instellingen kunnen zelf tevens (aanvullende) afspraken maken met andere partijen. In het verleden gebeurde dat bijvoorbeeld al in samenwerking met gemeenten en openbaar vervoer om studenten te spreiden en grote drukte op vervoerspunten zo veel mogelijk te beperken. Instellingen hebben bijvoorbeeld ook met GGD’s afspraken gemaakt om voorlichting te bieden over bijvoorbeeld vaccinatie en de mogelijkheden om gebruik te maken van een teststraat of vaccinatielocatie. De vaccinatiecampagne dit najaar wordt wederom vormgegeven onder regie van het Ministerie van VWS en de GGD. Het beleid is om de vaccinatiebereidheid onder verschillende doelgroepen te verhogen. Onderwijsinstellingen kunnen studenten en personeelsleden, in overleg met de regionale GGD’s, wijzen op de mogelijkheden om een herhaalprik te krijgen.
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe er uitvoering is gegeven aan de motie van het lid Westerveld waarin gevraagd werd om de lessen van de lockdown in te zetten voor kinderen met een beperking. Online onderwijs is in coronatijd onder enorme tijdsdruk en met een ongekende inspanning van het onderwijsveld tot stand gebracht. De ervaringen die daarmee zijn opgedaan hebben geleid tot nieuwe inzichten in de mogelijkheden van digitaal afstandsonderwijs voor kinderen voor wie naar school gaan (tijdelijk) geen optie is. Daarom zet het kabinet onverminderd in op het verbeteren van de thuiszittersaanpak, o.a. door vanaf de basis zorgvuldig te kijken hoe digitaal afstandsonderwijs deze kinderen kan helpen. In de verbeteraanpak passend onderwijs is de Kamer geïnformeerd over het vervolg van de bredere thuiszittersaanpak.26 Het kabinet heeft eerder dit jaar een nieuwe verzuimaanpak aangekondigd en voor de zomer een uitwerking hiervan gestuurd.27 28 Digitaal afstandsonderwijs is daar onderdeel van (actielijn 3 van de 3 genoemde actielijnen). Deze actielijn betreft de inzet van digitaal afstandsonderwijs om
te zorgen dat leerlingen zich door kunnen blijven ontwikkelen, ook als ze even niet fysiek naar school kunnen, met als doel dat ze uiteindelijk zoveel mogelijk weer volledig fysiek naar school gaan.
Door de GroenLinks-fractie wordt ook gevraagd naar het welzijn van studenten. Om succesvol een studie af te kunnen ronden is een goede fysieke en mentale gesteldheid van groot belang. Dit geldt evengoed voor studenten in het mbo als het ho. Voor het verbeteren van het mentale welzijn sluiten het mbo en het ho aan bij programma’s zoals de Gezonde-school aanpak en de programma’s «Welbevinden op School» en «Helder op School». Verder wordt de Kenniscommunity over mentaal welbevinden voor het po en vo uitgebreid met het mbo. Mbo-studenten moeten kunnen rekenen op genoeg persoonlijke aandacht en daarom investeert dit kabinet structureel € 14,5 miljoen in begeleiding. Daarnaast vinden wij het belangrijk dat we aandacht blijven houden voor studenten die na hun studie de arbeidsmarkt betreden. Voor nazorg is daarom structureel € 10,5 miljoen voor het mbo beschikbaar.
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie of instellingen lessen hebben getrokken uit de afgelopen coronaperiode om goed om te gaan met kwetsbare studenten en personeelsleden. Wij zien dat dit het geval is. Scholen en instellingen proberen zoveel mogelijk rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden. De ene jongere is kwetsbaar door fysieke aanwezigheid op de instelling, omdat deze of diens omgeving een gezondheidsrisico loopt. De andere jongere is kwetsbaar in het geval hij niet naar de instelling kan gaan, want daarmee heeft deze minder sociaal contact. Het is dus van belang om onderscheid te maken tussen personen met een kwetsbare gezondheid en personen die kwetsbaar zijn voor de (gevolgen van de) virusmaatregelen. Scholen en instellingen proberen een veilige omgeving te bieden aan mensen die een verhoogd medisch risico hebben, maar ook proberen ze jongeren die kwetsbaar zijn voor de (gevolgen van de) virusmaatregelen voldoende naar de school en instelling te kunnen laten gaan.
mbo: middelbaar beroepsonderwijs↩︎
ho: hoger onderwijs↩︎
Zie ook de bijlage: Lange termijn strategie Kinderopvang en corona: Sectorplan COVID-19 voor de kinderopvang, pagina 7, Bijlage bij Kamerstukken 35 925 VIII en 25 295, nr. 188↩︎
Ibidem, pagina 6↩︎
bso: buitenschoolse opvang↩︎
hbo: hoger beroepsonderwijs↩︎
OMT: Outbreak Management Team↩︎
MIT: Multidisciplinair Interventie Team↩︎
LSVb: Landelijke Studentenvakbond↩︎
JOB MBO: Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs↩︎
Kamerstukken 31 293 en 31 289 en 25 295, nr. 647.↩︎
Alleen in het rode scenario is er sprake van opvang dat zoveel mogelijk plaats vindt in de eigen vaste groepen en contacten tussen de verschillende groepen zoveel mogelijk beperken.↩︎
Informatie over ziektebeelden voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang. RIVM, 2018.↩︎
Kamerstukken 31 293 en 31 289 en 25 295, nr. 647.↩︎
De inspectie van de kinderopvanglocaties wordt door de GGD uitgevoerd. Het toezicht in de kinderopvang vindt risico-gestuurd plaats. Dit houdt in dat de toezichthouder het veiligheid- en gezondheidsbeleid beoordeelt, afhankelijk van onder andere het risicoprofiel van de locatie. Mocht de risico-inschatting door de houder en de situatie die de toezichthouder aantreft daartoe aanleiding geven, dan wordt luchtkwaliteit in de beoordeling meegenomen. De toezichthouder toetst of de houder de risico’s voldoende heeft beschreven en maatregelen heeft genomen. Verder moet de huisvesting van kinderopvangvoorzieningen voldoen aan het Bouwbesluit 2012. Dit besluit omschrijft specifieke eisen voor de luchtkwaliteit in de kinderopvang. Mocht een bestaande kinderopvanglocatie niet voldoen aan de voorschriften, dan kan de desbetreffende gemeente waar de opvanglocatie is gevestigd verlangen van de houder dat het pand wordt aangepast. De zaken die niet voldoen aan de voorschriften moeten binnen een redelijke termijn worden aangepast door de eigenaar van de opvanglocatie.↩︎
Het gaat om Brancheorganisatie Kinderopvang (BK), Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang (BMK), Brancheorganisatie Voor Ondernemers in de Kinderopvang (BVOK) en Brancheorganisatie voor Ouders in de Kinderopvang (BOinK).↩︎
Kamerstuk 31 524, nr. 516↩︎
In het begin van de coronapandemie golden ook in het onderwijs (verregaande) contactbeperkende maatregelen. Hierdoor kon het onderwijs, waaronder stages, niet op de normale wijze doorgang vinden. Destijds zijn daarom bijzondere afspraken gemaakt en vastgelegd in servicedocumenten voor zowel het mbo als ho. Hierin is bijvoorbeeld afgesproken dat instellingen gegeven de omstandigheden flexibel konden omgaan met de geldende urennormen en gebruik konden maken van creatieve oplossingen zoals het aanbieden van lessen waarin praktijksituaties werden gesimuleerd of het plaatsen van meerdere studenten op één stageplek.↩︎
Kamerstuk 36 200, nr. 23↩︎
Kamerstukken 31 293 en 31 289 en 25 295, nr. 634↩︎
Kamerstukken 31 293 en 31 289 en 25 295, nr. 647↩︎
Kamerstuk 25 295, nr. 1923↩︎
https://lci.rivm.nl/kwetsbare-medewerkers↩︎
Kamerstuk 25 295, nr. 1959↩︎
Kamerstukken 31 293 en 31 289 en 25 295, nr. 647↩︎
Kamerstuk 31 497, nr. 371↩︎
Kamerstuk 26 695, nr. 138↩︎
Kamerstuk 26 695, nr. 139↩︎