[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken op 9 november 2022

Brief regering

Nummer: 2022D49396, datum: 2022-11-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2022Z22849:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

Hierbij treft u de schriftelijke antwoorden aan op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken op 9 november jl.

De minister van Buitenlandse Zaken,





W.B. Hoekstra
[Ondertekenaar 2]
[Ondertekenaar 3] [Ondertekenaar 4]

Vragen van het lid Markuszower (PVV)

Vraag 1

De PVV roept de minister op om het handelsmechanisme (INSTEX) te stoppen om Teheran te steunen. Gaat de minister de banden met Iran doorknippen?

Antwoord

Het doel van INSTEX is om legitieme handel van Europese landen met Iran mogelijk te maken. Daarmee kan INSTEX hopelijk een bijdrage leveren aan behoud van het nucleaire akkoord met Iran en dus veiligheid in de regio en voor Europa. Zoals aangegeven in eerdere beantwoording van INSTEX-vragen van uw Kamer, is INSTEX momenteel beperkt functioneel door gebrek aan medewerking van Iraanse autoriteiten.

Vraag 2

De Turken bezetten het noorden van Cyprus illegaal, wil de minister zich inzetten om dit te beëindigen?

Antwoord

NL en de EU steunen de bemiddelingsinspanningen van de VN in Cyprus onder leiding van de Special Representative of the Secretary-General, Colin Stewart (SRSG) in Cyprus. De SRSG is tevens hoofd van de VN missie UNFICYP op het eiland. De inzet van de SRSG is erop gericht om in overeenstemming met VN Veiligheidsraadsresoluties te komen tot een bi-zonale en bi-federale eenwording van de Republiek Cyprus. Unilaterale acties ondermijnen de pogingen om te komen tot een dergelijke eenwording. Mede daarom heeft Nederland ingestemd met de verlenging van EU sancties tegen Turkse onderdanen die betrokken zijn bij illegale olieboringen in betwiste wateren.

Vraag 3

Op welke wijze kunnen wij Israël onderdeel maken van onze energiemix?

Antwoord

Nederland kent een goede en sterke bilaterale samenwerking met Israël en ziet in Israël ook een partner op energiegebied. Concreet voorbeeld is dat Nederland actief steun heeft geuit voor een Memorandum of Understanding van 17 juni jl. tussen Israël, Egypte en de EU (vooral over gasexporten naar de EU en tevens over energietransitie-samenwerking). Dit past in de REPowerEU-strategie, waarin naast versnelling van de energietransitie en energie-efficiency, wordt ingezet op diversificatie van energieleveranciers aan de EU.

Vraag 4

Iran vervaardigt ballistische raketten en verkoopt deze aan derde landen. Hier kunnen kernwapens van worden gemaakt. Kan de minister reageren op deze berichtgeving?

Antwoord

Nederland en de EU maken zich grote zorgen over het Iraanse ballistische programma. Dit is in een ver gevorderd stadium. Hier zijn we alert op en trekken nauw op met bondgenoten op dit vlak. Tegen dit programma zijn al Europese sancties ingesteld onder het WMD-sanctieregime. Indien Iran ballistische rakketen overdraagt aan derde landen dan zou dit een schending kunnen opleveren van VN-resoluties.

Vraag 5

Kunnen Nederlandse bedrijven helpen bij het exploiteren van de aardgasvelden voor de Israëlische kust?

Antwoord

Het is mogelijk dat Nederlandse bedrijven een rol gaan spelen bij dergelijke aardgasexploitatie. Voor exportsteun vanuit de Nederlandse overheid aan de Nederlandse fossiele sector verwijs ik naar de Kamerbrief inzake “Uitwerking COP26-verklaring” van 3 november jl. (Kamerstuk 31793, nr. 230), waarin staat dat deze steun alleen nog onder beperkte uitzonderingsgronden zal plaatsvinden. Voor de rol van het ambassadenetwerk in relatie tot de fossiele sector, verwijs ik naar de brief van de regering van 28 september jl. over de uitvoering van moties en toezeggingen inzake de vergroening van het handelsinstrumentarium. Voorts zal in relatie tot Israël steun aan Nederlandse bedrijven in algemene zin altijd conform het ontmoedigingsbeleid worden verleend (zie Kamerstuk 23432, nr. 443).

Vragen van het Lid Brekelmans (VVD)

Vraag 1

Is het mogelijk om oude wapens in Europa alvast gereed te maken, ook als deze in een later stadium pas aan Oekraïne worden geleverd? Welke rol kan Nederland hierin spelen?

Antwoord

Nederland levert via verschillende sporen militaire steun aan Oekraïne in de vorm van wapenleveranties. Het kabinet kijkt daarbij ook naar mogelijkheden voor inkoop of (co)financiering van gereviseerde wapens en systemen wanneer daarmee aan een Oekraïense behoefte kan worden voldaan. Nederland heeft hier onlangs nog invulling aan gegeven door samen met Tsjechië en de Verenigde Staten de levering van onder meer 90 T72-tanks te faciliteren.

Vraag 2

Hoe staat het met de ophoging van de Europese Vredesfaciliteit zodat armere lidstaten die wapens willen leveren dat kunnen doen? 

Antwoord

In lijn met de motie Van Wijngaarden (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1836) zet het kabinet zich in voor ophoging van het EPF budget. Dat is nodig om de steun aan Oekraïne en andere partnerlanden voort te kunnen zetten. De Europese dienst voor extern optreden (EDEO) heeft daartoe een aantal financieringsopties voorgelegd aan de lidstaten op 1 november jl. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd.

Vraag 3

Welke drukmiddelen kunnen we inzetten richting landen die verhinderen dat we wapens kunnen leveren, zoals Zwitserland dat voorkomt dat Duitsland luchtafweergranaten van Zwitserse productie kan leveren?

Antwoord

Het staat elk land vrij om binnen de kaders van internationale afspraken op eigen wijze invulling te geven aan wapenexportcontrole. Het opnemen van zogenaamde re-exportclausules in contracten valt daar ook onder. Op het moment dat een re-exportclausule in het spel is doet Nederland een beroep op het land van productie en benadrukt daarbij met klem het belang van de transactie gezien de situatie in Oekraïne. Dit geldt ook voor Zwitserland. Uiteindelijk maakt elke staat zijn eigen keuzes in het al dan niet toestaan van wapenleveranties.

Vraag 4

Als Iran ballistische raketten levert aan Rusland die ingezet worden in Oekraïne, welke wapens die nog niet geleverd zijn kan Nederland in dat geval leveren aan Oekraïne? 

Antwoord

Het is onverminderd belangrijk om Oekraïne te blijven steunen zodat het zich kan verdedigen tegen de aanhoudende Russische agressie. De behoefte van Oekraïne is daarin leidend. We bekijken voortdurend mogelijkheden om die steun te intensiveren, zowel bilateraal als via internationale samenwerking. Uw Kamer wordt zoals gebruikelijk geïnformeerd over de geleverde Nederlandse militaire steun.

Vraag 5

Hoe kan de minister in samenwerking met de MIVD en de AIVD als coördinator van sanctiebeleid optreden om bedrijven te waarschuwen voor pogingen van Rusland om via dekmantelbedrijven dual use goederen te verkrijgen?

Antwoord

Het ministerie van Buitenlandse Zaken onderhoudt contact met de AIVD en MIVD om in voorkomende gevallen te bezien of informatie van de AIVD en MIVD gedeeld kan worden om daarmee bewustwording bij bedrijven te vergroten.
Ik hoop dat burgers en bedrijven dit serieus nemen en bij twijfel direct aan de bel trekken bij de diensten. Ook voor toezichthouders is het belangrijk om hier scherp op te zijn.
Voor de communicatie naar bedrijven heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland een centrale rol. Zij hebben een sanctieloket voor bedrijven met uitgebreide informatie over sancties waar meer dan 1.800 vragen zijn gesteld sinds het instellen van dit loket. Hun website met landeninformatie over Rusland, Oekraïne en Belarus is sinds de start van de invasie meer dan 300.000 keer bezocht.
Ook vanuit het ministerie is er contact met het bedrijfsleven. Voornamelijk onder verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt voorlichting verzorgd. Zo is er recent een exportcontrole seminar georganiseerd voor het bedrijfsleven, waarbij de sancties centraal stonden en de AIVD en MIVD tevens met het bedrijfsleven in gesprek gingen.

Vraag 6

Is de minister bereid te kijken naar meer extraterritoriale sancties tegen Iran om de productie van wapensystemen zoals kamikazedrones te bemoeilijken?

Antwoord

Het kabinet onderschrijft dat Iran direct moet stoppen met levering van dergelijke drones. Nederland heeft hier ook herhaaldelijk bilateraal bij Iran op aangedrongen. Sancties zijn een nuttig drukmiddel daartoe. De Raad heeft op 20 oktober -mede op initiatief van Nederland – besloten 3 Iraanse personen en 1 Iraanse entiteit op de sanctielijst te plaatsen vanwege hun rol bij de ontwikkeling en levering van drones aan Rusland.

Het kabinet zet zich ervoor in om de druk verder op te voeren waar nuttig en nodig, in samenwerking met partners. Met deze maatregelen ontzeggen we personen en bedrijven uit Iran de toegang tot de interne markt vanwege hun betrokkenheid bij de oorlog in Oekraïne.

Vraag 7

Is Nederland bereid om zich binnen de EU in te zetten voor het opzetten van een Europese variant van OFAC (Office of Foreign Assets Control) voor de handhaving van sancties bij de CIE, met name beginnend bij een sterk contactpunt en analysecapaciteit voor de handhaving van sancties?

Antwoord

Het kabinet deelt de wens tot een sterk contactpunt bij de Commissie omtrent sancties. Dit was ook een aanbeveling uit het rapport van de nationaal coördinator. Mede door Nederlandse inzet is het contactpunt Rusland-sancties binnen de Europese commissie bestendigd. Dit biedt wat het kabinet betreft een goed uitgangspunt voor alle sancties op Europees niveau.

Het toezicht en handhaving van sancties is primair een nationale bevoegdheid.

Bij het eventueel oprichten van een nieuwe entiteit moet scherp worden gekeken naar de specifieke beoogde doelstellingen, toegevoegde waarde ten aanzien van bestaande instituties en inspanningen, en eventuele benodigde bevoegdheden met het oog op proportionaliteit en subsidiariteit.

Vraag 8

Kan de minister concreter toelichten wat de TF strategische afhankelijkheden (net in Kamerbrief benoemd) gaat doen? Kan de minister een plan van aanpak met de Kamer delen en periodiek informeren?

Antwoord

Het kabinet deelt het ongemak dat de Kamer voelt bij de risico’s van strategische afhankelijkheden. Ik begrijp daarom ook de terugkerende zorgen hieromtrent. We komen voor steeds grotere uitdagingen te staan. Hoewel het kabinet al actie aan het ondernemen is, ben ik het met de kamer eens dat we meer moeten doen, juist omdat de ontwikkelingen zich in razend tempo opvolgen.

 

Vooropgesteld moet worden dat we internationaal economisch verweven zijn via buitengewoon veel waardeketens en dat we hier veel baat bij hebben. Dit maakt de problematiek rondom strategische afhankelijkheden complex. In sommige waardeketens zijn we afhankelijk van bepaalde landen. Een dergelijke afhankelijkheid hoeft niet erg te zijn. Het wordt problematisch als dergelijke afhankelijkheden risico’s met zich meebrengen voor publieke belangen, de continuïteit van vitale processen in gevaar komt of gebruikt wordt om oneigenlijke druk uit te oefenen die onze belangen of waarden schaden. Daarom zetten we met urgentie in op het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden. Op veel terreinen is beleid daarvoor reeds in gang gezet. 

 

Het kabinet heeft nu al diverse onderzoeken lopen waarin onder meer huidige strategische afhankelijkheden in beeld gebracht worden. Bijvoorbeeld de geo-economische monitor, die op een totaal van 3449 productcategorieën 33 (mogelijke) strategische afhankelijkheden heeft geapprecieerd. Dit onderzoek tezamen met een appreciatie komt de Kamer voor het einde van jaar toe.

De uitkomsten van deze monitor zal een van de eerste agenda-onderwerpen zijn van de Task Force strategische afhankelijkheden, die in december voor het eerst bijeen zal komen onder voorzitterschap van BZ en EZK. De Task Force zal concrete beleidsadviezen moeten formuleren om risico’s van bepaalde strategische afhankelijkheden tegen te gaan. De adviezen zullen zich baseren op een analyse van de specifieke risico’s, mogelijkheden om deze te mitigeren, de te verwachten positieve en negatieve consequenties daarvan(inclusief effecten op andere waardeketens) en op de relatie met andere landen. De Kamer zal worden geïnformeerd over voortgang en resultaten van de Task Force.

 

Voorts zal de Kamer binnenkort ook de Grondstoffenstrategie toegaan, ook bijzonder relevant in dit kader. Bovendien is er veel beleid al in gang gezet vanuit Brussel, zoals de EU Critical Raw Materials Act, de EU Chips Act en de IPCEIs. Maar ook breder beleid draagt bij aan mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden, zoals de NIS2 (Network and Information Security) en CER-richtlijnen (Critical Entities Resilience), die gemeenschappelijke kaders bieden voor het verhogen van de weerbaarheid van vitale infrastructuur, respectievelijk digitaal en fysiek. Over versterkte aanpak ter versterking van vitale infrastructuur wordt uw Kamer naar verwachting begin volgend jaar geïnformeerd.

 

Echter, hoewel substantieel, zijn aanvullende acties noodzakelijk. Als gemeld zullen we meer moeten doen en dan vooral binnen de context van de EU. De meest urgente zaken zoals geagendeerd in de Task Force zullen we ook in EU-kader dienen te adresseren. Nederland zal binnen de EU in de kopgroep blijven om beleid aan te jagen dat risico’s van strategische afhankelijkheden mitigeert. Na de eerste bijeenkomst van de Task Force zal de Kamer geïnformeerd worden hoe ze de aanpak van het probleem voor zich ziet en welke concrete stappen ze de komende zes maanden gaan zetten om aan de terechte zorg van de Kamer tegemoet te komen. Een daarvan zal in ieder geval zijn om beleidsadvies te formuleren ten aanzien van de meest strategische van de eerder genoemde 33 productcategorieën. De zorgen ten aanzien van deze categorieën zal het kabinet ook Europees adresseren.

Vraag 9

Circulaire economie is amper meegenomen in de brief over strategische afhankelijkheden. Hoe wordt het nationaal programma circulaire economie afgestemd met het ministerie van Buitenlandse Zaken? Hoe zorgen we dat we de grondstoffen die we nodig hebben zeker stellen? Hoe krijgt dit concreet verder vorm en welke acties volgen eruit?

Antwoord

Circulaire economie is een belangrijk onderdeel van de duurzame en digitale transities. Deze transities dragen enerzijds bij aan het verminderen van strategische afhankelijkheden, bijvoorbeeld in relatie tot fossiele energiedragers. Anderzijds kunnen deze transities ook de strategische afhankelijkheden van kritieke grondstoffen juist vergroten. Het ministerie van Buitenlandse Zaken is een van de ministeries die betrokken is bij het vormgeven van het nieuwe Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE). De staatssecretaris van Infrastructuur & Waterstaat is penvoerder daarbij, maar het beleidsplan wordt mede door de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking begin 2023 aan uw Kamer verstuurd. Momenteel wordt ook de aangekondigde nationale grondstoffenstrategie gefinaliseerd, met daarin handelingsperspectief op de beschikbaarheid van kritieke grondstoffen voor productie en de realisering van de energie- en digitale transities. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan circulariteit en innovatie. De grondstoffenstrategie is complementair aan het NPCE.

Vraag 10

De IND geeft Chinese bedrijven gelieerd aan de militaire industrie de status van erkend referent, waardoor werknemers van die bedrijven makkelijk in aanmerking komen voor visa. Adequate controle op spionage risico's ontbreekt nog. Kan de minister samen met inlichtingendiensten in gesprek met andere departementen om een einde te maken aan dit soort praktijken?

Antwoord

Hoewel de minister van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk is voor de afgifte van lang verblijf visa (MVVs) op de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland liggen de onderliggende verblijfsregelingen en beslissingen op aanvragen alsmede het erkend referentschap op het beleidsterrein van de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie.

Momenteel bestaat reeds de mogelijkheid om in voorkomende gevallen op basis van een door de inlichtingendiensten opgesteld ambtsbericht aan de IND het verblijfsrecht of erkend referentschap niet toe te kennen of in te trekken. In dit verband is het daarnaast noemenswaardig dat momenteel in een interdepartementaal traject in brede zin wordt onderzocht hoe ongewenste kennis- en technologieoverdracht naar statelijke actoren zich onder meer verhoudt tot het erkend referentschap en hoe dit kan worden tegengegaan.

In dit traject worden ook de inlichtingendiensten en het ministerie van Buitenlandse Zaken betrokken. Over dit traject wordt uw Kamer binnenkort verder geïnformeerd in de Kamerbrief Aanpak statelijke dreigingen.

Vraag 11

VVD stelt geïntegreerde lijst van statelijke dreigingen voor via de nationale veiligheidsraad waarop o.a. China, RF en Iran staan. Is de minister bereid dit samen met inlichtingendiensten op te pakken?

Antwoord

Het kabinet onderschrijft dat er sprake is van behoefte aan een duidelijk beeld van statelijke dreigingen zodat departementen maar ook bedrijven en burgers zich bewust zijn van risico’s. Mede hierom verschijnt het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren (DBSA). Dit dreigingsbeeld is een gezamenlijk product van AIVD, de MIVD en de NCTV over statelijke dreigingen tegen onze nationale veiligheidsbelangen. Het DBSA beoogt te informeren over zowel actuele als potentiële dreiging door statelijke actoren; niet alleen inhoudelijk, maar ook over de wijze waarop deze dreiging de nationale veiligheidsbelangen raakt of kan raken. Op korte termijn verschijnt een nieuwe versie van het DBSA.

Ook in de Nationale Veiligheidsraad (NVR) kan worden gesproken over specifieke statelijke dreigingen. Zo stond bij de eerste NVR op 4 november jl. het thema economische veiligheid en weerbaarheid centraal.

Het daadwerkelijke dreigingsbeeld verschilt overigens per casus. Zo zal de dreiging die uitgaat van een stand-alone douanescanner van een andere orde zijn dan betrokkenheid bij het aanleggen van een 5G netwerk.

Vragen van het Lid van Dijk (SP)

Vraag 1

Kan de minister een reactie geven op de berichten dat kernwapens in Volkel eind december vervangen moeten worden? Wat doet de minister om de situatie m.b.t. Rusland/Oekraïne en gebruik kernwapens te de-escaleren? Is de minister bereid om verder in te zetten op ontwapening en kernwapens te veroordelen?

Antwoord

Over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens kunnen, op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken, geen mededelingen worden gedaan.

Zoals eerder aan de Kamer is gecommuniceerd, worden de in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens gemoderniseerd. De Verenigde Staten hebben voor de B61 een levensduurverlengingsprogramma, het zogenaamde Life Extension Program (LEP), met als doel de veiligheid en effectiviteit van de B61 blijvend te garanderen. Het LEP staat al jaren gepland en staat los van de oorlog in Oekraïne.

Voor de vraag over de Russische nucleaire retoriek verwijs ik het Lid Van Dijk graag door naar de beantwoording van de Kamervragen van Van Haga (7 november 2022, ref: AH 624 2022Z19280).

 

Nederland blijft– binnen bondgenootschappelijke verplichtingen - gecommitteerd aan het wereldwijd verbieden en elimineren van nucleaire wapens, waarbij het Non-Proliferatieverdrag (NPV) de hoeksteen blijft voor het Nederlandse non-proliferatie- en nucleaire ontwapeningsbeleid.

Vraag 2

Kent de minister het rapport van PAX waaruit blijkt dat Nederlandse banken voor EUR 90 mrd. in wapens investeren, ook in risicolanden zoals het Koninkrijk van Saoedi Arabië. Hoe gaat de minister dit aanpakken?

Antwoord

Het kabinet heeft kennisgenomen van het rapport van PAX. Van Nederlandse banken verwacht het kabinet dat zij handelen conform de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) en UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Banken maken hun eigen afweging of zij financiering verlenen aan de defensie-industrie en hebben hierbij een eigen verantwoordelijkheid om risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen en bij hun klanten in kaart te brengen, hun invloed aan te wenden om deze risico’s te voorkomen of aan te pakken, en hierover verantwoording af te leggen.

Het kabinet ziet tegelijkertijd ook het belang van een sterke defensie-industrie, bijvoorbeeld om staten in staat te stellen zich te verdedigen op basis van het VN handvest of andere legitieme veiligheidsbehoeften na te streven.

Deze uitgangspunten komen ook tot uitdrukking in de antwoorden die de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 13 oktober jl. gaf op uw Kamervragen over investeringen van banken in wapenproducenten.

Vraag 3

We zien ongekende bewapening in Europa vanuit EU lidstaten zelf en via het EU Vredesfonds (EPF). Wat wordt er met de middelen uit het EPF gedaan? Kan hier meer transparantie op komen?

Antwoord

Met de middelen uit de Europese Vredesfaciliteit (EPF) worden drie type acties gefinancierd: 1) EU-missies en operaties; 2) vredesoperaties van derde landen en organisaties; en 3) steunmaatregelen ten behoeve van de capaciteitsopbouw op het gebied van veiligheid en defensie. De besluitvorming hierover vindt plaats op basis van unanimiteit. De steun aan EPF steun aan Oekraïne valt onder de derde categorie.

De Kamer wordt op verschillende manieren geïnformeerd over de inzet van de Europese Vredesfaciliteit (EPF). Allereerst gebeurt dat middels een jaarlijkse generieke terug- en vooruitblik op alle EPF-steunmaatregelen. De laatste generieke brief dateert van 17 februari 2022.1 In aanvulling daarop informeert het kabinet de Kamer bij elke maatregel die letale steun omvat. In dat kader heb ik uw Kamer recentelijk al vele malen geïnformeerd over de de EPF-steunmaatregelen voor Oekraïne.2

Vraag 4

Gaat volgens de minister de NAVO boven een Europese defensiemacht?

Antwoord

Het kabinet staat voor een én-én benadering. Een krachtige NAVO, die de hoeksteen is van onze collectieve verdediging, en een sterker en slagvaardiger EU Gemeenschappelijk Veiligheid en Defensiebeleid (GVDB) gaan hand in hand. Het is belangrijk dat Europese landen een grotere verantwoordelijkheid dragen voor de Europese veiligheid. Een groter militair handelingsvermogen voor Europa, bijvoorbeeld om crisisbeheersingsoperaties uit te kunnen voeren in de directe omgeving van het continent, is daarbij essentieel. Een sterker Europa inzake veiligheid en defensie draagt ook bij aan een krachtige NAVO en brengt de trans-Atlantische relatie beter in balans, waardoor deze toekomstbestendiger en effectiever wordt. Complementaire samenwerking tussen de NAVO en de EU, waarbij de twee organisaties met verschillende focus en instrumenten elkaar optimaal versterken en onnodige duplicatie wordt voorkomen, is een speerpunt van het Nederlandse veiligheidsbeleid.

Vraag 5

Het beleid is selectief. Rusland ontvangt veel kritiek maar Israël bijvoorbeeld niet. Erkent de minister dat het zo niet moet?

Antwoord

Het kabinet herkent zich niet in dit beeld. Genoemde landen kunnen niet op één lijn worden gesteld. Verder wordt in officiële gesprekken die Nederland op politiek en hoogambtelijk niveau met de Israëlische autoriteiten voert consequent gesproken over schendingen van het internationaal recht die een duurzame oplossing voor vrede verder op afstand plaatsen.

Vraag 6

Wil de minister coulant te zijn richting Iraanse vluchtelingen en hen niet terugsturen maar een vertrekmoratorium invoeren?

Antwoord

De inhoudelijke behandeling van deze vraag – die ook gesteld is tijdens de begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid/Migratie op maandag 7 november – is meegenomen in de begrotingsbehandeling JenV, begrotingsdeel Migratie en uw Kamer heeft gisteren over een motie met deze strekking gestemd.

Vraag 7

Wat kan de minister zeggen met betrekking tot de toezegging om te rapporteren over het tegengaan van straffeloosheid in Jemen?

Antwoord

Nederland heeft recent conform de motie Van Dijk - Ceder (Motie 20 501-02, nr. 2498) in EU- en VN-kader (tijdens de High Level Week van de AVVN in New York en in de VN Mensenrechtenraad) aandacht gevraagd voor het tegengaan van straffeloosheid voor oorlogsmisdaden in Jemen. Uit de reacties bleek dat er momenteel onvoldoende draagvlak is voor hervatting van een VN onderzoeksmechanisme.

Het tegengaan van straffeloosheid in Jemen blijft echter onverminderd belangrijk. Nederland zal de komende jaren inzetten op het ondersteunen van lokale initiatieven die zich hierop richten. Daarnaast draagt Nederland bij aan het vergroten van de capaciteit van het kantoor van Speciaal Gezant Grundberg op het gebied van accountability en contact met het maatschappelijk middenveld. Voorts beziet Nederland mogelijkheden om bij te dragen aan het werk van het landenkantoor van het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Mensenrechten (OHCHR) in Jemen op het gebied van tegengaan van straffeloosheid. Het Kabinet beschouwt de motie hiermee als uitgevoerd.

Vragen van het Lid Sjoerdsma (D66)

Vraag 1

Zag het ministerie of de dienst de invasie in Oekraïne aankomen?

Antwoord

De Russische inval in Oekraïne volgde op een periode van ongebruikelijke Russische troepenopbouw aan de Oekraïense grenzen en intensief internationaal overleg. Alhoewel er indicaties waren bleef de exacte Russische intentie bleef tot moment van de inval onduidelijk en de brute wijze waarop het Russische leger een internationale grens is overgegaan heeft de wereld geschokt.

Vraag 2

Welke consequenties hebben gebrekkige voorspellingen en verkeerde adviezen? Graag de reactie van de minister.

Antwoord

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken investeert voortdurend in het opbouwen en onderhouden van capaciteit om verschillende situaties wereldwijd in te schatten. Nederland richt zich ook op het vroegtijdig signaleren van conflictrisico’s in instabiele regio’s zoals Noord-Afrika, het Midden-Oosten, West-Afrika/Sahel en de Hoorn van Afrika. Nederland ontwikkelde daartoe een systematische en data-gedreven aanpak van early warning/early action

Vraag 3

D66 doet de volgende voorstellen om als Nederland mensenrechten als kernbelang uit te dragen en wil graag een reactie per voorstel.

Antwoord

  1. De mogelijkheid voor nabestaanden in samenwerking met mensenrechtenorganisaties om namen van mensenrechtenschenders aan te dragen voor sancties

Ten aanzien van betrokkenheid van nabestaanden en mensenrechtenorganisaties heeft Nederland herhaaldelijk gepleit voor een structurelere aanpak op EU-niveau, maar vooralsnog geen draagvlak gevonden. Nederland onderhoudt zelf actief contact met niet-gouvernementele organisaties, ontvangt van hen in de praktijk ook suggesties voor listing, inclusief na contact met slachtoffers en nabestaanden. Nederland verkent actief de mogelijkheid om hier opvolging aan te geven. Uiteindelijk moet de Raad van de EU besluiten over de inzet van sancties. Voor Nederland is het essentieel dat sancties binnen ons bredere beleid passen en behulpzaam zijn bij het bereiken van onze doelstellingen.

  1. Het zo als snel mogelijk oprichten van een Magnitsky anti-corruptie regime.

Ten aanzien van corruptie verkent het Kabinet conform moties van de leden Sjoerdsma, Omtzigt en Jetten opties om een EU-sanctieraamwerk op te zetten

tegen personen en bedrijven verantwoordelijk voor ernstige corruptie. Nederland pleitte hiervoor tijdens de onderhandelingen over het EU-mensenrechtensanctieregime. Toen bleek hiervoor onvoldoende draagvlak. Het kabinet verkent actief opties om te komen tot een effectief en juridisch robuust sanctieregime, waarbij inspiratie kan worden geput uit de raamwerken en sanctielijsten van internationale partners, waaronder de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Canada. Het kabinet is in dit verband verheugd met de steun van Commissievoorzitter Von der Leyen tijdens haar Staat van de Unie toespraak. Voor de instelling van dit sanctieregime ligt de besluitvorming echter bij de Raad en vergt unanimiteit. Nederland richt zich met gelijkgezinden dan ook op het vergroten van draagvlak. 

  1. Het updaten van de sanctiewet zoals gevraagd per motie

Wat betreft het updaten van de sanctiewet werkt het kabinet in navolging van het rapport van de nationaal coördinator en in lijn met de motie van dhr. Sjoerdsma aan de modernisering van het nationale sanctiestelsel, inhoudende de sanctiewet 1977 en aanpalende wet- en regelgeving. Hierover ontving uw Kamer op 4 november jl. een hoofdlijnenbrief.(Kenmerk 2022D45562)

  1. Het oprichten van een internationale taskforce die straffeloosheid na moord op journalisten moet tegen gaan.

Het High Level Panel of Legal Experts on Media Freedom adviseert staten om een onafhankelijk onderzoeksmechanisme op te richten om onderzoek te doen naar moorden op journalisten. Tijdens het mensenrechtendebat op 19 oktober 2022 is toegezegd om opvolging te geven aan dit advies van het High Level Panel, met de kanttekening dat hierin moet worden meegewogen wat de meerwaarde van een dergelijk mechanisme zou zijn ten opzichte van de VN Special Rapporteurs op dit onderwerp, en wat de juridische overwegingen zouden zijn.

Vraag 4

M.b.t Israël, n.a.v. de zoveelste vaststelling van de Speciale Rapporteur van de VN, is de minister het eens is dat huisvesting, rechtsgang etc. inmiddels gekwalificeerd kunnen worden als apartheid?

Antwoord

U wordt verwezen naar de drie kabinetsappreciaties van 29 april 2022 (Kamerstuk 23432 nr. 489), 13 juni 2022 (Kamerstuk 30 950, nr. 312) en 14 oktober 2022 (Kamerstuk 2022Z08539) naar aanleiding van een rapport van Amnesty International over hetzelfde onderwerp. Apartheid is een specifieke juridische term en een ernstig internationaal misdrijf. Het is aan de rechter om te oordelen of hier sprake van is. Zoals ook in het rapport van Amnesty International is gesteld, is een dergelijke kwalificatie voor Israël niet vastgelegd door een rechter.

Vraag 5

Is de minister bereid om maatregelen te treffen richting Israël om het illegale nederzettingenbeleid en het vernietigen van Palestijnse huizen te stoppen, zoals het uitzetten van Israël uit het Horizon Europe project?

Antwoord

Illegale nederzettingen en huisvernielingen zijn in strijd met internationaal recht en plaatsen een tweestaten-oplossing verder op afstand. Nederland spreekt hier Israël voortdurend op aan, zowel in bilaterale gesprekken als publiekelijk, en waar mogelijk in Europees verband of samen met gelijkgezinde landen. Daarnaast heeft Nederland een ontmoedigingsbeleid, zijn nederzettingen uitgesloten van de voordelen van het EU-Associatieakkoord met Israël, en moeten producten uit nederzettingen conform Europese richtlijnen correct geëtiketteerd worden zodat consumenten een geïnformeerde keuze kunnen maken.

Op 8 december 2021 is het associatieakkoord voor de deelname van Israël aan het Europese programma Horizon 2021-2027 van kracht geworden. Nederland was en is hier voorstander van en heeft hiermee ingestemd. Daarbij zijn instellingen in illegale nederzettingen op Palestijns grondgebied expliciet uitgesloten van Horizon Europe financiering en mededinging daarnaar. In lijn met motie Van Dijk (35925) blijft de regering actief op zoek naar maatregelen, waaronder in Europees verband, om beide partijen nader tot elkaar te brengen.

Vraag 6

Is de minister bereid de doelstelling te omarmen dat de EU in 2025 haar eigen grenzen conventioneel kan verdedigen en te pleiten voor een urgente wijziging Strategisch Kompas?

Antwoord

De NAVO blijft de hoeksteen van onze collectieve verdediging. De trans-Atlantische veiligheidsband is essentieel voor onze veiligheid, ook in de toekomst. De EU kan, moet en zal deze primaire taak van de NAVO wat het kabinet betreft - en alle Europese bondgenoten - niet gaan dupliceren. Wel zullen Europese landen een grotere verantwoordelijkheid moeten dragen voor de Europese veiligheid. Ook de NAVO heeft baat bij een versterkt Europees handelingsvermogen op het terrein van veiligheid en defensie.

Het Strategisch Kompas, dat op 22 maart jl. is gepubliceerd, geeft richting aan het EU veiligheid en defensiebeleid voor de komende vijf tot tien jaar. Het Strategisch Kompas bevat daartoe concrete voorstellen en koppelt daar heldere doelen en tijdslijnen aan. Het Kompas was het resultaat van een gedegen consultatief proces, waarbij uw Kamer actief betrokken is. Mede op verzoek van Nederland is er in het Kompas een balans gevonden tussen ambities en haalbaarheid. Het kabinet acht het op de eerste plaats van belang om deze doelstellingen op een effectieve en ambitieuze manier uit te voeren. Een wijziging van het Strategisch Kompas is niet aan de orde.

Vraag 7

Kan de minister actief in de Raad pleiten voor het in gebruik nemen van de speciale buitenlands beleid passerelle van artikel 31.3 in het Verdrag van de EU?3 Kan hij inzicht geven in welke landen hier bezwaren tegen hebben en waarom?

Antwoord

Het kabinet is voorstander van besluitvorming op basis van gekwalificeerde meerderheid (QMV) voor besluiten aangaande sancties, standpunten over mensenrechten in multilaterale fora, en civiele missies binnen het Gemeenschappelijk Defensie- en Veiligheidsbeleid. Nederland zet zich daarom met gelijkgezinden in binnen de Raad voor het gebruik van de passerelle van artikel 31, lid 3 in het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) in gevallen op deze deelterreinen waar nu unanimiteit is vereist voor zover niet al gekwalificeerde meerderheid van stemmen in de Raad kan worden bereikt via artikel 31, lid 2 VEU. Voor het gebruik van de passerelle is een unaniem besluit van de Europese Raad nodig. Voor standpunten over mensenrechten in multilaterale fora geldt overigens dat deze in de praktijk worden aangenomen middels Raadsconclusies, een zogenoemde atypische handeling die niet voorzien is in de Verdragen. Een passerelle is echter een wijziging van de besluitvormingsprocedure voor een handeling op grond van de verdragen. Het gebruik van een passerelle op dit deelterrein zal dan ook geen verandering brengen zo lang deze standpunten niet worden ingenomen door middel van een besluit van de Raad.

Het kabinet kan over de positie van individuele lidstaten geen uitspraken doen.

Vraag 8

Kan de minister toezeggen zich hard te maken voor een nieuwe ronde van de Magnitsky sancties?

Antwoord

Het Kabinet is voorstander van de inzet van sanctiemaatregelen in reactie op ernstige mensenrechtenschendingen. Het EU-mensenrechtensanctieregime is in het verleden ingezet in situaties van ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder m.b.t. Xinjiang (China), Noord-Korea, Libië, Rusland, Zuid-Sudan en Eritrea. Voor het plaatsen van personen op de EU-sanctielijsten dient te worden voldaan aan de desbetreffende listingscriteria, het uitgangspunt van EU-eenheid en de doelstellingen van de sancties. Nederland is binnen de EU voortdurend in gesprek over het toevoegen van personen aan de EU-sanctielijsten en levert hier een actieve bijdrage aan, dit ook in het kader van het harmoniseren van sancties met internationale partners.

Vragen van het Lid Piri (PvdA)

Vraag 1

Er zijn grote zorgen over de Verenigde Staten (VS). Zonder president Biden is het de vraag of de EU iets gedaan had tegen de inval in Oekraïne door Rusland. De midterms in VS lijken goed verlopen, maar mijn zorgen over de staat van de Amerikaanse democratie blijven bestaan. Deelt de minister deze zorgen?

Antwoord

Nederland is erkentelijk voor de cruciale rol die de Verenigde Staten spelen inzake de Oekraïnecrisis. Nauwe trans-Atlantische samenwerking vindt plaats op alle fronten, zowel wat betreft militaire en economische steun aan Oekraïne als wat betreft sancties tegen Rusland en Belarus. Het kabinet vertrouwt erop dat deze goede samenwerking ook na de tussentijdse verkiezingen van 8 november voortgezet zal worden.

Het kabinet deelt de zorgen over de toenemende druk op democratie wereldwijd, ook in de Verenigde Staten. Nederland heeft vertrouwen in de Amerikaanse rechtsstaat en zijn democratische instituties.

Vraag 2

Onderzoek mogelijkheid extra geld voor democratische ondersteuning Oost Europa, dit moet ook toekomstige lidstaten westelijke balkan toekomen investeren democratie is beste investering. (mede namens CDA)

Antwoord

Er zijn op dit onderwerp amendementen ingediend, hierop zal ik in de tweede termijn terugkomen.

Vraag 3

Er wordt steeds meer gesproken over dat we minder afhankelijk willen zijn van Rusland en China, maar bedrijven als Akzo-Nobel en Philips zijn nog steeds actief in Rusland. Ook valt niet uit te sluiten dat medewerkers van Nederlandse bedrijven nu vechten in Oekraïne. Wat vindt de minister hiervan?

Antwoord

Zolang Nederlandse bedrijven zich aan het EU sanctieregime houden, is het aan het bedrijf en hun aandeelhouders om te bepalen op men in Rusland actief wenst te blijven. Medewerkers van Nederlandse bedrijven zijn eerst en vooral burgers van hun eigen land en vallen onder de wet- en regelgeving van dat land.

Vraag 4

We hebben een speciale verantwoordelijkheid naar de bevolking van Afghanistan. De repressie door de Taliban is wreed. Zeinab Rahimi is vorige week gearresteerd, is de minister bereid om zich in te zetten voor haar vrijlating?

Antwoord

Het kabinet kaart waar mogelijk mensenrechtenschendingen en specifiek de rechten van (vrouwelijke) mensenrechtenverdedigers in Afghanistan aan, zoals beschreven in de Kamerbrief Langetermijnvisie voor de Nederlandse inzet in Afghanistan van 7 juli jl. (Kamerstuk 34 952, nr. 177). Gezien de terughoudendheid in de contacten met het Taliban-regime zijn de mogelijkheden om dit direct bij de Taliban op te brengen echter beperkt. UNAMA (de missie van de Verenigde Naties in Afghanistan) heeft naar aanleiding van de detentie van (vrouwelijke) journalisten en mensenrechtenverdedigers onmiddellijke vrijlating en een einde aan de vervolging van de activisten geëist bij de de facto autoriteiten. In het verleden is gebleken dat het adresseren van individuele gevallen door UNAMA bij de de facto autoriteiten heeft bijgedragen aan vrijlating van mensenrechtenverdedigers.

Vraag 5

Aan de randen van Europa blijft het slecht gesteld met de fundamentele vrijheden van mensen. Gisteren heeft de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) een interessant advies uitgebracht over Turkije. Een advies is om de waarden en normen op het gebied van rechtsstaat consequenter uit te dragen. Graag hoor ik van de minister hoe hij hier uitwerking aan denkt te willen geven. Zeker in aanloop naar de verkiezingen in Turkije volgend jaar waar we zien dat de repressie alleen maar toeneemt.

Antwoord

Het op 8 november verschenen AIV advies over de geopolitieke rol van Turkije wordt op dit moment zorgvuldig bestuurd, waarna een kabinetsreactie zal volgen. Daar kan ik nu niet op vooruitlopen. In algemene zin geldt dat Nederland belang hecht aan de samenwerking met NAVO-bondgenoot Turkije op diverse terreinen van gemeenschappelijk belang, waarbij ook gesproken wordt over zaken waarover zorgen bestaan zoals mensenrechten en de rechtsstaat.

Vraag 6 (mede namens D66)

De beantwoording van de Kamervragen over Marokko die we op 8 november jl. hebben ontvangen is teleurstellend. Er hangt een zweem over de afspraken met Rabat van een ruil voor het terugnemen afgewezen asielzoekers, het loslaten van VN-inzet ten aanzien van de westelijke Sahara en het zwijgen over mensenrechtenschendingen. De minister wordt verzocht om het hele akkoord met Marokko naar de Kamer te sturen ter beoordeling.

Antwoord

Er zijn geen afspraken noch een uitruil met Marokko over het terugnemen van uitgeprocedeerde asielzoekers in relatie tot andere onderwerpen zoals het niet meer kritisch uitlaten over mensenrechten of het loslaten van de steun aan de VN inzake de Westelijke Sahara. Er is in de afgelopen jaren door het hele kabinet over de breedte ingezet op het versterken, verdiepen en verbreden van de relatie. Mensenrechten zijn ook onderdeel van de politieke dialoog tussen NL en Marokko. Het actieplan is overeengekomen op hoogambtelijk niveau en een middel om de samenwerking vorm te geven en verschillende werkafspraken te maken bijvoorbeeld over verschillende (expert) bezoeken en uitwisseling. Ook in het actieplan zijn geen afspraken of uitruil opgenomen t.a.v. uitgeprocedeerde asielzoekers. Via een brief (Kamerstuk 35925V88) is de Kamer uitgebreid geïnformeerd over de inzet op de relatie en het actieplan. Indien er voortgang is op concrete dossiers zal de Kamer daarover wederom worden geïnformeerd.

Vraag 7

Het faciliteren van visa is een kerntaak van de staat en dat gaat nu mis. Het is nu bijna onmogelijk om een visa voor Nederland te krijgen door uitbesteding hierdoor worden fraudeurs rijk en kunnen mensen (uit Suriname, Turkije en Marokko) voor dringende zaken niet naar Nederland komen. Tijdens de tweede termijn zal ik de minister een zwartboek overhandigen met schrijnende gevallen.

Antwoord

Op een aantal locaties, zoals in Marokko en Turkije, zijn door de snel opgelopen vraag door het opheffen van corona reisbeperkingen wachttijden voor het indienen van een visumaanvraag. In Suriname kan inmiddels weer binnen de normale termijn van twee weken een visumaanvraag worden ingediend. Naast NL hebben ook de andere Schengenlanden te kampen met wachttijden bij visumaanvragen.

Helaas kan dit gevolgen hebben voor de visumaanvrager, en ik betreur de teleurstelling bij aanvragers op locaties met een wachttijd die daardoor bijvoorbeeld een bruiloft of verjaardag moeten missen. In het geval van begrafenissen of andere noodsituaties zet het ministerie zich op basis van humanitaire gronden in om de visumaanvraag met spoed te behandelen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken werkt hard aan het verhogen van de capaciteit om de grote aantallen visumaanvragen te kunnen verwerken. NL streeft er naar om eind dit jaar 80% van de productie te behalen zoals die in het pre-COVID jaar van 2019 was.

Vragen van het Lid Mulder (CDA)

Vraag 1

Het CDA heeft gepleit voor het afschaffen van het vetobeleid ten aanzien van EU sancties. Hoe gaat de minister daar uitvoering aan geven? Graag een reactie.

Antwoord

Het kabinet is voorstander van besluitvorming op basis van gekwalificeerde meerderheid (QMV) voor besluiten aangaande sancties, standpunten over mensenrechten in multilaterale fora, en civiele missies binnen het Gemeenschappelijk Defensie- en Veiligheidsbeleid. Nederland zet zich daarom met gelijkgezinden actief in binnen de Raad voor het draagvlak voor, en het gebruik van, de passerelle van artikel 31, lid 3 in het Verdrag betreffende de Europese Unie in gevallen op deze deelterreinen waar nu unanimiteit is vereist voor zover niet al gekwalificeerde meerderheid van stemmen in de Raad kan worden bereikt via artikel 31 lid 2 VEU op basis waarvan de Raad bepaalde uitvoerende besluiten met gekwalificeerde meerderheid kan nemen. Voor het gebruik van de passerelle is een unaniem besluit van de Europese Raad nodig.

Vraag 2

Er is dringend behoefte aan mobiele ziekenhuizen, ambulances en mobiele CT-scanners in Oekraïne. Hoe gaat Nederland en de Europese Unie hierin voorzien? Is de 70 miljoen euro voor het winterprogramma genoeg nu de kritieke infrastructuur is aangevallen?

Antwoord

Nederland financiert diverse noodhulporganisaties die zich richten op het lenigen van de acute humanitaire noden. Dit gebeurt o.a. door distributie van goederen zoals warme kleding, dekens, medicijnen en radiatoren. De humanitaire respons van de EU omvat onder andere het mobiliseren van de strategische reserve van rescEU om noodvoorraden van onderdakeenheden aan Oekraïne te leveren met een waarde van EUR 62 miljoen, waarmee 46.000 mensen noodonderdak kan worden verleend. De EU kondigde op 19 oktober additionele humanitaire hulp aan ter waarde van EUR 150 miljoen dat gericht is op onderdak, gezondheidszorg en educatie. Hiermee komt de EU humanitaire hulp uit op meer dan 500 miljoen aan financiële bijdragen sinds het uitbreken van de oorlog.

Het kabinet realiseert zich dat naast de humanitaire hulpvraag de opgave voor herstel van kritieke infrastructuur voor Oekraïne deze winter groot is. Daarom heeft de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tijdens de jaarvergadering van de Wereldbank medio oktober een bijdrage van EUR 70 miljoen voor winterization aangekondigd. Sinds die tijd zijn de Russische aanvallen op de kritieke infrastructuur in Oekraïne toegenomen, en is uw Kamer op 11 november nader geïnformeerd over de ophoging van het eerder toegezegde bedrag voor winterization in Oekraïne van EUR 70 miljoen met EUR 110 miljoen naar EUR 180 miljoen. Dit is in lijn met staand beleid van het kabinet om als Nederland een fair share bijdrage te leveren aan de urgente winternoden in Oekraïne. Deze middelen zijn bedoeld om Oekraïne te helpen de winter door te komen. Prioriteit hierbij is het herstellen van het elektriciteitsnetwerk en de reparatie van huizen. De besteding hiervan zal grotendeels via multilaterale kanalen worden gedaan, een deel via het Ukraine Relief, Recovery, Reconstruction and Reform Trust Fund van de Wereldbank (EUR 90 miljoen) en een ander deel via de European Bank for Reconstruction and Development (EUR 72 miljoen). Daarnaast wordt momenteel door de Minister voor Klimaat en Energie gewerkt aan de optie om vanuit Nederland bilateraal in-kind te voorzien in energietoebehoren en -onderdelen waar door Oekraïne om is gevraagd om elektriciteitsinfrastructuur te repareren (EUR 18 miljoen).

Vraag 3

Veel van de steun die Nederland aan Oekraïne levert verloopt via internationale organisaties, slechts een klein deel daarvan belandt uiteindelijk daadwerkelijk in Oekraïne. Hoe gaan we dit verbeteren?

Antwoord

Sinds de start van de oorlog hebben Nederland en de EU grootschalige militaire, humanitaire en financiële steun verleend aan Oekraïne. De Nederlandse steun verloopt zowel bilateraal als via internationale organisaties die gespecialiseerd zijn in het omgaan met dergelijke grote en ingewikkelde hulpvraagstukken. Gezien hun ervaring, financiële slagkracht en institutionele expertise kunnen internationale financiële instellingen zoals de Wereldbank en de EBRD, een belangrijke rol spelen bij de wederopbouw. Dit zijn ook de kanalen die op een effectieve en verantwoorde wijze met inachtneming van hun fiduciaire standaarden het geld praktisch en snel voor winterization ‘on the ground’ kunnen krijgen. Daarnaast wordt momenteel door de Minister voor Klimaat en Energie gewerkt aan de optie om vanuit Nederland bilateraal in-kind te voorzien in energietoebehoren en -onderdelen waar door Oekraïne om is gevraagd om elektriciteitsinfrastructuur te repareren.

Vraag 4

In hoeverre is de minister aan de slag om scenario’s te verkennen die de gevolgen van deze oorlog op onze samenlevingen serieus in kaart brengen?

Antwoord

Binnen het kabinet wordt hieraan gewerkt. Onder coördinatie van de NCTV zijn met betrokken diensten en departementen mogelijke effecten van de oorlog in Oekraïne op de Nederlandse maatschappelijke stabiliteit in kaart gebracht en worden voortdurend bijgewerkt en toekomstige brede handelingsperspectieven op dit en op energie gebied verkend.

Vraag 5

Weten wij in Europa goed genoeg wat de effecten zijn van een langdurige hybride oorlog op onze samenlevingen? En hoe gaan we ons hierop voorbereiden?

Antwoord

De gevolgen van het langdurig voortduren van de oorlog in Oekraïne kunnen een groot effect op onze samenleving hebben en zelfs ontwrichtend werken. Dit geldt ook voor de landen om ons heen in Europa. Daarom werkt het kabinet voortdurend aan het in kaart brengen van de effecten van de oorlog in Oekraïne voor de Nederlandse samenleving en toekomstige handelingsperspectieven om deze effecten te mitigeren dan wel te voorkomen verkend. Dergelijke effecten kunnen groot zijn en daarom ziet het kabinet de urgentie om deze goed in kaart te brengen en te mitigeren. Ook wordt hier binnen de EU en de NAVO aan gewerkt.

Vraag 6

Worden er risicoanalyses gemaakt voor kwetsbare sectoren in de EU, zoals de energievoorziening, infrastructuur, financiële sector en voor de Europese overheden? Deze analyses moeten de basis vormen voor de EU om sterker uit de oorlog te komen.

Antwoord

Het kabinet is zich zeer bewust van eventuele risico’s van kwetsbare sectoren die mogelijke gevolgen hebben voor de nationale veiligheid. Hoewel we al veel onderzoeken en analyses in gang hebben gezet, is vanwege de toenemende ontwikkelingen op dit terrein dit een terechte roep om nog meer actie. Specifiek ten aanzien van vitale infrastructuur is op Europees niveau de ontwikkeling van NIS2 en CER-richtlijnen relevant. De NIS2 (Network and Information Security) en CER-richtlijnen (Critical Entities Resilience) bieden gemeenschappelijke kaders voor het verhogen van de weerbaarheid van vitale infrastructuur, respectievelijk digitaal en fysiek. Binnen dit kader zijn lidstaten straks verplicht om een nationale strategie op te stellen en risicobeoordelingen uit te voeren, ongeacht de actor. Ook wordt onder beide richtlijnen informatie-uitwisseling en het delen van best practices versterkt. Deze Europese wetgevende trajecten worden uiterlijk begin volgend jaar afgerond. Hierna hebben de lidstaten 21 maanden om de richtlijnen in nationale wet- en regelgeving om te zetten. Zoals eerder aangekondigd komt het kabinet met een versterkte aanpak ter bescherming van de vitale infrastructuur. Hierover wordt uw Kamer naar verwachting begin volgend jaar geïnformeerd. In de EU wordt er tevens aan het Single Market Emergency Instrument gewerkt. Het voorstel van de Commissie bevat o.a. afspraken over crisissimulaties en ad-hoc waarschuwingen voor gebeurtenissen die het functioneren van de interne markt kunnen bedreigen. De Kamer is recent middels een BNC-fiche geïnformeerd over de positie van het kabinet ten aanzien van dit voorstel.

 

Kijkend naar strategische afhankelijkheden is het duidelijk dat de problematiek complex is. Nederland en de Europese Unie (EU) hebben bij uitstek een open economie. Dit vormt de hoeksteen voor onze welvaart: het is namelijk een belangrijke randvoorwaarde voor ons verdienvermogen en innovatiekracht. We zijn gebaat bij een open economie waarbij de economische verwevenheid groot is. Die verwevenheid zit in veel waardeketens. In sommige waardeketens zijn we afhankelijk van bepaalde landen. Een dergelijke afhankelijkheid hoeft niet erg te zijn, zoals ik ook in mijn beantwoording op de vragen van de VVD heb aangegeven. Afhankelijkheden zijn niet namelijk niet per definitie risicovol. Het wordt pas problematisch als de afhankelijkheden risico’s voor onze publieke belangen met zich meebrengen en daarmee strategisch van aard zijn. Ondanks dat we continu nieuwe inzichten vergaren en in de geo-economische monitor tot een lijst van 33 productcategorieën wordt gekomen waarbij sprake is van strategische afhankelijkheid, betekent dat niet dat de risico’s hiervan meteen te mitigeren zijn. Iedere ingreep in een waardeketen heeft weer impact op andere waardeketens en die implicaties zijn lastig te overzien. Daarom werkt het kabinet met TNO en het bedrijfsleven samen bij het ontwikkelen van een methodiek om productgroepen aan elkaar te koppelen en daarmee waardeketens en de daarmee samenhangende risico’s inzichtelijk te maken. Ook op EU-niveau vindt onderzoek plaats. De nieuwe Task Force Strategische Afhankelijkheden zal mede op basis van hogergenoemde onderzoeken met concrete beleidsadviezen komen. De eerste bijeenkomst van de Task Force staat gepland voor december van dit jaar. Met het werk van de Task Force kan Nederland ook in Europees verband een voortrekkersrol spelen wat betreft deze problematiek.

Vraag 7

Het CDA pleit voor een Europese havenstrategie. Kan de minister dit omarmen?

Antwoord

Het kabinet moedigt een EU-discussie over dit onderwerp aan. Gezien het internationale karakter, de grootte van het maritieme systeem en de verbondenheid met hoe buurlanden hun transportsystemen inrichten is het belangrijk om dit op EU-niveau aan te pakken.

Vraag 8

Is de minister bereid om op te komen voor demonstranten in Egypte?

Antwoord

Nederland hecht er belang aan dat er tijdens COP27 in Egypte voldoende ruimte is voor tegenspraak, zonder dat dit leidt tot represailles. In officiële gesprekken die Nederland op politiek en op hoogambtelijk niveau met de Egyptische autoriteiten hebben gevoerd voorafgaand aan de conferentie, is hiervoor expliciete aandacht gevraagd. Daarnaast is Nederland, samen met andere landen en actoren, betrokken bij verschillende evenementen en onderdelen tijdens COP27 die ruimte bieden aan de stem van klimaatactivisten en demonstranten, onder wie jongeren en Egyptische ngo’s.

Vraag 9

Tijdens de COP27 staat loss en damage voor het eerst op de agenda. Als we klimaatadaptatie slim toepassen en snel gaan uitvoeren kunnen we de loss en damage naar de toekomst voorkomen. Ziet de minister dat ook zo?

Antwoord

Ja. Hoe sneller en grootschaliger aanpassingen aan klimaatverandering (klimaatadaptatie) worden doorgevoerd en de uitstoot van broeikasgassen (klimaatmitigatie) wordt verminderd, des te meer schade en verlies wordt voorkomen of ingeperkt, al valt niet alles te voorkomen. Dat is waarom hier ook bij de COP over gesproken werd. Het kabinet zet zowel nationaal als internationaal sterk in op klimaatmitigatie en -adaptatie.

Vraag 10

In hoeverre is de minister bereid met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat om met haar de kaders van Circulaire Economie verder vorm te geven?

Antwoord

De kaders van het Nederlandse circulaire economiebeleid worden vormgegeven in het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE). Bij de vormgeving daarvan werken de ministeries van I&W, EZK en BZ/BHOS nauw samen. Het nieuwe NPCE wordt begin 2023 aan uw Kamer verstuurd door de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Vraag 11

De Palestijnen gaven aan behoefte te hebben aan perspectief. Herkent de minister dit beeld?

Antwoord

Ik herken dit beeld volledig.

Vraag 12

Ik hoor graag meer over de aanleiding van het bezoek van de premier aan Israël en de Palestijnse gebieden. Kan de minister een toelichting geven?

Antwoord

Zoals is aangegeven in het Regeerakkoord blijft het kabinet zich in het Midden-Oosten Vredesproces inzetten voor de tweestaten-oplossing en het verbeteren van de relaties en praktische samenwerking tussen Israëliërs en Palestijnen. Daarnaast hecht het kabinet grote waarde aan de goede en brede relatie met zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit. Een bezoek aan de regio – dat voor het laatst in 2013 plaats vond – past hierbij. Een schriftelijke terugkoppeling van het bezoek van premier Rutte komt uw Kamer tegemoet.  

Vraag 13

Nederland blijft zich blijft inzetten om de partijen nader tot elkaar te krijgen, onder andere via de trilaterale samenwerking. Kan de minister aangeven hoe hij dit ziet?

Antwoord

De trilaterale werkgroepen vormen een centraal onderdeel van de Nederlandse inzet om de relaties en praktische samenwerking tussen Israëliërs en Palestijnen te verbeteren. Een belangrijk element van zowel mijn bezoek als het bezoek van premier Rutte was om steun voor deze samenwerking te herbevestigen, hetgeen aan beide kanten is gedaan. De werkgroepen op het gebied van water, energie en

handel zijn gericht om Israëliërs en Palestijnen op technisch niveau bijeen te brengen en gezamenlijk concrete verbeteringen op de grond te bewerkstelligen. Hiermee wordt invulling gegeven aan het voornemen uit het Regeerakkoord om zowel de relatie als praktische samenwerking te verbeteren.

Vragen van het Lid Van der Lee (GroenLinks)

Vraag 1

In hoeverre is China onze partner op klimaatbeleid?

Antwoord

China is onmisbaar om de wereldwijde klimaatdoelstellingen te behalen. China heeft vorig jaar de ambities verhoogd, maar meer ambitie is noodzakelijk. We hebben op dit terrein gedeelde belangen. EU en NL hebben daarom een actieve klimaatsamenwerking met China. Zo werkt de EU met China aan het verbeteren van het emissiehandelssysteem en werkt NL samen met China op het gebied van circulaire economie en klimaatadaptatie.

Vraag 2

Er is 200 miljard weggezet bij Russische oligarchen. Hebben we echt alles uit de kast gehaald op het gebied van sancties? Kan de minister daarop ingaan?

Kan de confiscatie uit Russische handen worden ingezet voor de wederopbouw van Oekraïne of herstructurering van schulden? Wat gaat de minister op dat terrein doen?

Antwoord

Het kabinet is voorstander van aanvullende sanctiemaatregelen tegen Rusland om de druk verder te verhogen. Nederland is in de EU voortdurend in gesprek over het toevoegen van personen en entiteiten aan de sanctielijst, zoals al met vele oligarchen is gebeurd. Het kabinet zal hierbij blijven inzetten op individuele maatregelen tegen personen en bedrijven die een directe betrokkenheid hebben bij schendingen van het internationaal recht en mensenrechten.

Tegelijkertijd bereidt het kabinet zich voor op toekomstige wederopbouw – zo is in oktober een conferentie over wederopbouw georganiseerd met Nederlands bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld. Momenteel geeft Oekraïne echter aan dat de prioriteit ligt bij het verdedigen en draaiende houden van het land via militaire steun en liquiditeitssteun, alsook het overleven van de winter door middel van het repareren van huizen en energie infrastructuur (winterization).

Zoals eerder aan uw Kamer gecommuniceerd is er moreel veel voor te zeggen om bevroren tegoeden in te zetten voor een herstelfonds voor Oekraïne. Hierbij dient aangetekend te worden dat er grote juridische hordes zijn, gelet op de sterke verankering van het eigendomsrecht in de rechtsordes van de lidstaten van de EU. Tegoeden van personen en entiteiten kunnen enkel op strafvorderlijke titel in beslag worden genomen, dus als er (minimaal) een verdenking is van een strafbaar feit. De Europese Commissie publiceerde op 25 mei 2022 twee voorstellen omtrent confiscatie: een herziening van de confiscatierichtlijn en een voorstel om overtreding van EU-sancties toe te voegen aan de lijst van EU-misdrijven. Uw Kamer is over deze voorstellen geïnformeerd, waarbij het kabinet heeft geconcludeerd dat het confisqueren van bevroren tegoeden niet dichterbij is gekomen. Het kabinet blijft hierover in gesprek met de EU-lidstaten en -instellingen.

Vraag 3

In Iran staat de doodstraf op protesteren. Veel sancties zijn afgebouwd sinds 2016 door de nucleaire deal. In hoeverre is er een blokkade om nieuwe sancties in te voeren op dual use goederen?

Antwoord

Op 17 oktober jl. nam de Raad Buitenlandse Zaken - mede op initiatief van Nederland – een eerste mensenrechtensanctiepakket aan ten aanzien van elf individuen en vier entiteiten. Op 20 oktober 2022 werd voorts een nieuw EU-sanctiepakket aangenomen ten aanzien van drie personen en één entiteit, vanwege hun rol bij de ontwikkeling en levering van onbemande luchtvaartuigen (UAV's) die Rusland inzet in zijn aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Ook deze sancties kwamen mede op initiatief van Nederland tot stand. De EU heeft een deel van de EU-sancties tegen Iran opgeschort in het kader van het nucleaire akkoord met Iran (JCPoA). Herintroductie van de sancties die als onderdeel van het JCPoA zijn opgeschort, zou een schending van het JCPoA betekenen. Dergelijke belemmeringen gelden echter niet voor het instellen van sancties onder het EU mensenrechtensanctieregime voor Iran of het sanctieregime territoriale integriteit Oekraïne.

Vraag 4

In het kader van sancties tegen Myanmar staan er 65 personen en 10 entiteiten op de sanctielijst. Welke stappen gaat de minister zetten om ook op dit terrein het aantal sancties aan te scherpen? Er is betere coördinatie met de Amerikanen nodig, vooral voor dat deel van de industrie dat in handen is van het leger.

Antwoord

Op 8 november jl. heeft de EU nieuwe sancties aangenomen tegen Myanmar tegen 19 personen en een entiteit. Dit vond plaats exact twee jaar na de militaire coup. In totaal heeft de EU nu 84 personen en 11 entiteiten gelist onder het Myanmarsanctieregime.

Tegelijkertijd vinden er nog steeds grove mensenschendingen plaats, zoals een recent bombardement door militaire vliegtuigen van burgerdoelen. Het kabinet is er daarom van overtuigd dat de druk op de militaire junta hoog moet worden gehouden, samen met partners. Dat gebeurt ook al gezamenlijk door de EU, de Verenigde Staten en anderen, maar kan inderdaad beter. Daar zet het kabinet zich voor in.

Vraag 5

In materieel opzicht doen we niets voor de veiligheid van Palestijnen. We moeten een stap zetten voor sancties tegen Israël. Waarom spreekt de minister president met bedrijven op de Westbank? In hoeverre verhoudt zich dat tot officiële lijn van Nederland?

Antwoord

Het kabinet is tegen een boycot van Israël en spant zich in voor versterking van de (economische) betrekkingen met Israël binnen de grenzen van 1967. Hiermee wordt onder andere invulling gegeven aan de motie Van der Staaij en Voordewind over het aanmoedigen van economische relaties tussen Nederlandse en Israëlische bedrijven (Kamerstuk nummer 23432-363). In dit kader heeft de ontmoeting met een afvaardiging van het Israëlisch bedrijfsleven plaatsgevonden die past binnen het Nederlandse ontmoedigingsbeleid.  

Het beleid is van toepassing op activiteiten van Nederlandse bedrijven, als die direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of als die de aanleg of instandhouding ervan direct faciliteren. Het gaat hierbij om activiteiten in nederzettingen, activiteiten met bedrijven gevestigd in nederzettingen en

activiteiten buiten nederzettingen die ten gunste komen aan nederzettingen. Indien Nederlandse bedrijven aankloppen bij de overheid, worden zij over dit beleid geïnformeerd. De Nederlandse overheid verleent geen diensten aan Nederlandse bedrijven waar het gaat om activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Over de toepassing en reikwijdte van dit beleid bent u eerder geïnformeerd middels een brief.(Kamerstuk 23432-446).

Het kabinetsbeleid over de omgang met Israëlische bedrijven is tevens uiteengezet in de Kamerbrief met de beantwoording van de feitelijke vragen van de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken over de evaluatie van de bilaterale samenwerkingsfora met Israël en de Palestijnse Gebieden van 22 april 2015 (Kamerstuk nr. 23432-396) hetgeen onverkort wordt toegepast.

De ontmoeting met de Israëlische bedrijven in kwestie voldeed hieraan: hun hoofdkantoren zijn gevestigd binnen de grenzen van 1967 en de aanwezige Israëlische bedrijven waren geselecteerd op hun (potentiële) bijdrage aan de Nederlandse economie (activiteiten in Nederland zelf), met name op het vlak van innovatie. Het kabinet spreekt Israël consistent aan op de onrechtmatigheid van Israëlische nederzettingen, zowel bilateraal als in EU en overig internationaal verband. Nederzettingen zijn strijdig met het internationaal recht, ondermijnen de kans op een twee-statenoplossing en doen spanningen op de grond toenemen. Deze zorgen heeft de minister-president in ieder politiek gesprek opgebracht tijdens zijn reis en zoals ik dat ook deed tijdens mijn reis in mei jl. (Kamerstuk nr. 23432-490).

Vraag 6

We worden steeds afhankelijker van China vanwege de oorlog in Oekraïne. Is de minister bereid om te kijken naar export naar China dat met overheidsgeld wordt gefinancierd?

Antwoord

Het kabinet kijkt kritisch naar strategische afhankelijkheden in handelsstromen. De inzet is erop gericht om waar mogelijk en nodig risicovolle strategische afhankelijkheden te verminderen en waardeketens te diversifiëren. Dit geldt ook voor China. Ik verwijs u ook graag naar de kamerbrief Open Strategische Autonomie die op 8 november jl. is uitgegaan.

Daarnaast worden kansen en risico’s zorgvuldig gewogen in de inzet op handelsbevordering richting China. Het reguliere handelsinstrumentarium van de Nederlandse overheid staat in principe voor alle ondernemers open, mits uiteraard binnen de geldende voorwaarden. Een belangrijke voorwaarde is dat bedrijven naleving van de internationaal afgesproken richtlijnen en principes voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) onderschrijven.

Vragen van het Lid Ceder (CU)

Vraag 1

Naar aanleiding van het debat mensenrechten is er een motie(Kamerstuk 32735-351) van de hand van de CU aangenomen die de regering verzoekt om zich actief in te zetten om de doodstraf voor geloofsafvalligheid , bekering en blasfemie op te nemen in de relevante resoluties van de derde commissie van de AVVN. Worden daar al stappen op gezet? Hoe schetst de minister het speelveld waar Nederlandse diplomaten in opereren in deze commissie? Welke kansen ziet de minister om de doodsstraf voor geloofsafvalligheid en bekering en blasfemie structureel op de agenda te krijgen? Ziet de minister hier een rol voor de speciale geloofsgezant die recent is aangetreden?

Antwoord

Nederland heeft dit onderwerp actief opgebracht in de huidige onderhandelingen in de Derde Commissie. Bijvoorbeeld bij de resolutie Moratorium on Death Penalty en de EU-geleide resolutie Freedom of Religion and Belief. Helaas lijkt er onvoldoende draagvlak te zijn voor dit onderwerp, zowel binnen de EU als breder de kerngroep die desbetreffende resolutie trekt.  De voormalig Speciaal Gezant Religie en Levensovertuiging is zeer actief betrokken geweest bij het mobiliseren van gelijkgezinde landen om tekstvoorstellen op dit onderwerp te steunen. Het krachtenveld is moeilijk, omdat landen die de doodstraf hanteren aangeven dat het uitvoeren van de doodstraf niet in strijd is met internationaal recht. Ik zie ook voor de huidige Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging een grote rol om dit onderwerp internationaal te adresseren en agenderen en steun te vergaren om dit in resoluties vast te leggen.

Vraag 2

De EU werkt momenteel aan herziening van het General Scheme of Preferences. Hoe kijkt de minister naar een land als Pakistan dat onder dit systeem handelsvoordelen geniet? Kan de minister toezeggen dat de inzet van deze regering erop gericht zal zijn Pakistan er toe te bewegen de rechten van minderheden te gaan respecteren en het misbruik van o.a. blasfemiewetten tegen hen en andere onschuldigen te stoppen?

Antwoord

Met het Generalised Scheme of Preferences biedt de EU tariefpreferenties aan kwetsbare en ontwikkelingslanden, Pakistan valt hier onder in de categorie GSP+. Om van deze status gebruik te kunnen maken moet een land een aantal verdragen ratificeren en effectief implementeren op gebied van mensenrechten, goed bestuur en klimaat. Er zitten dus wel degelijk voorwaarden aan een dergelijke status en handelsvoordelen. Pakistan is zich bewust van het belang van de GSP+ status en heeft aangetoond bereid te zijn hierop samen te werken voor verbetering. De Europese Commissie staat hierover in nauw contact met Pakistan en heeft op basis van monitoringsmissies besloten dat Pakistan de GSP+ status voorlopig kan behouden. Een van de doelen van het GSP is bijdragen aan de duurzame ontwikkeling van landen, ook met betrekking tot mensenrechten. Het is dus juist bedoeld om deze landen voldoende prikkels te geven voor verbetering, zoals bij Pakistan gebeurt. Dit steunt het kabinet. Nederland zal de ontwikkelingen in Pakistan nauwgezet blijven volgen en de Commissie ondersteunen in haar inzet via het GSP.

Vraag 3

Hoe draagt de Nederlandse aanwezigheid bij aan de situatie van de arbeidsmigranten in Qatar? Wat is de delegatie concreet van plan op dit vlak? Wat zijn de voornemens? Er bleek onder Europese partners geen draagvlak te bestaan voor een boycot. Op welke manier heeft de minister zich ingezet om hier draagvlak voor te zoeken, hoe kijkt de minister terug op dit proces en welke lessen trekt hij hieruit voor mogelijk een volgende keer? 

Antwoord

In de brief van 11 november jl. (Kamerstuk 2022D47092) licht het kabinet het besluit omtrent de regeringsafvaardiging toe. Het kabinet heeft besloten dat zoals gebruikelijk de minister voor Sport aanwezig zal zijn bij een groepswedstrijd van het Nederlands elftal. Zij zal naar de wedstrijd gaan tegen gastland Qatar. Het bijwonen van deze wedstrijd tegen Qatar als gastland biedt ons inziens tevens een geschikte gelegenheid om de Nederlandse inzet op het versterken van de Nederlands-Qatarese dialoog te onderstrepen. Zoals aangegeven in de brief over de regeringsdeelname aan het WK voetbal in Qatar d.d. 19 oktober 2022 (Kamerstuk 21501-02-2273) kiest het kabinet met het sturen van een regeringsafvaardiging voor samenwerking en continuering van een dialoog met Qatar, met het oog op duurzame verbetering van de situatie van arbeidsmigranten in het land. De minister voor Sport zal mede daarom namens de regering ook tijdens het WK aandacht besteden aan mensenrechten en de situatie van arbeidsmigranten. Het programma wordt op dit moment voorbereid in samenwerking met de Nederlandse ambassade in Qatar. Onze inzet hierbij is om zowel te spreken met de Qatarese autoriteiten als met de International Labour Organisation (ILO). In aanloop naar de beslissing om een regeringsdelegatie af te vaardigen naar het WK heeft uitvoering overleg plaatsgevonden met EU-lidstaten en andere gelijkgezinde landen die de Nederlandse zorgen over de positie van arbeidsmigranten in Qatar delen. Hieruit is gebleken dat deze landen tevens voornemens zijn om een officiële delegatie af te vaardigen. Dergelijke besprekingen met internationale partners en EU-landen zijn gebruikelijk en zullen dan ook in de toekomst worden voortgezet.

Vraag 4

In een recent NRC artikel komt naar voren dat organisaties die werken met Nederlandse gedetineerden in het buitenland pleiten voor makkelijkere regels om deze gedetineerden eerder naar Nederland te halen om straf gedeeltelijk in Nederland uit te zitten. Hoe kijkt de minister hiernaar?

Antwoord

Het recente NRC artikel behandelde de werking van de Wots en Wets en de daaraan gekoppelde beleidskaders. Dit onderwerp behoort niet tot de competentie van de minister van Buitenlandse Zaken, maar de minister voor Rechtsbescherming. Het ministerie van Buitenlandse Zaken is daarom niet betrokken bij de beoordeling over de toekenning of afwijzing van ingediende Wots- of Wetsaanvragen. De rol van Buitenlandse Zaken in de Wots en Wets procedure beperkt zich tot het doorgeleiden van officiële documenten tussen de beide ministeries van Justitie als een Wots of Wets verzoek eenmaal loopt.

Vraag 5

Enige tijd geleden heeft de Kamer een brief ontvangen over genocide in Armenië, maar hoe nu verder? Door bondgenoten zijn er al uitspraken gedaan over hoe zij het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan duiden door, klopt het dat de minister daar nog geen antwoord op gegeven heeft en zo ja wanneer kan ik dat verwachten?

Antwoord

Op 8 november jl. is de Kamerbrief stand van zaken verkenning genocides met andere EU lidstaten naar uw Kamer gestuurd. In deze Kamerbrief staat beschreven hoe het opvolging heeft gegeven aan de passage in het coalitieakkoord uit 2021 en geeft hiermee ook opvolging aan de toezegging in het commissiedebat van 14 juni jl. en conform de motie Ceder C.S. van juli 2022 . Vooralsnog is er nauwelijks interesse gebleken vanuit EU lidstaten voor verkenning van gezamenlijke erkenning van de situatie beschreven in de Kamerbrief, waaronder de verschrikkelijke gebeurtenissen in Armenië van 1915-1917. Met een van de benaderde landen zal verder ter verkenning worden gesproken, de andere landen zullen op de hoogte gehouden worden. Gedurende het proces is gebleken dat het een proces van de lange adem zal zijn.

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 17 oktober jl. heb ik een toezegging gedaan om schriftelijk terug te komen op vermeende oorlogsmisdaden door Azerbeidzjan en de positie van onze buurlanden. U heeft mijn schriftelijke reactie gelijktijdig met deze beantwoording ontvangen.

Vraag 6

Ziet de minister ruimte om verzoeningsprojecten in Israël te intensiveren als de kans bestaat om verder bij te dragen richting een duurzame oplossing?

Antwoord

De Nederlandse steun aan verzoeningsprojecten wordt per 2023 met middelen uit de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Handel (BHOS) verhoogd van 1 naar 1,25 miljoen euro per jaar. Deze ophoging is in antwoord op motie Mulder en Ceder van 6 juli 2022 (Kamerstuk 35 925 V), waarin de regering verzocht wordt in kaart te brengen in hoeverre de steun aan verzoeningsprojecten, waarbij Israëlische en Palestijnse jongeren nader tot elkaar worden gebracht, vanuit Nederland en internationale fondsen kan worden geïntensiveerd. Het kabinet houdt daarnaast doorlopend mogelijkheden in de gaten om te intensiveren middels bijdragen aan internationale initiatieven (Kamerstuk 36 200-V/2022D40138). 

Vraag 7

De Kamer heeft een motie aangenomen ten aanzien van West-Papua. Hoe heeft de minister hier uitvoering aan gegeven en hoe gaat hij hier tijdens de UPR Indonesië aandacht voor vragen?

Antwoord

Voor de uitvoering van het deel van de motie-Ceder c.s. (Kamerstuk 35 925 V nr. 36, d.d. 1 februari 2022) dat betrekking heeft op een mogelijk bezoek van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan West-Papua, verwijs ik u naar mijn brief van 6 mei 2022 (Kamerstuk 32 735, nr. 340 2). De Universal Periodic Review (UPR) van Indonesië vond plaats op 9 november 2022. Nederland heeft tijdens deze UPR aandacht gevraagd voor het verder tegengaan van straffeloosheid, onder andere in de Papua-provincies.

Vragen van het lid Eppink (JA21)

Vraag 1

Heeft de minister kennis genomen van het onderzoek van Lex Hoogduin en Christiaan van der Kwaak in Economische Statistische Berichten, waarin in 2021 de netto afdracht van Nederland in een (theoretische) begrotingsunie zou uitkomen op 21 miljard euro, 2,5% van BBP? En hoe ziet hij het Nederlands financieel belang in een Europese transferunie?

Antwoord

Ja, ik heb kennis genomen van het onderzoek. In de Kamerbrief “Kabinetsvisie toekomst Economische en Monetaire Unie” d.d. 2 september jl. gaat het kabinet nader in op de houding van het kabinet ten aanzien van verdere financieel-economisch integratie. Een permanente begrotingsfunctie past niet goed bij de eigen verantwoordelijkheid die lidstaten hebben voor hun economische- en budgettaire beleid. Nieuwe stappen op het gebied van de EMU zullen bij moeten dragen aan het versterken van haar economische en financiële stabiliteit. Indien voorstellen voor nieuwe instrumenten betrekking hebben op het overhevelen van financiële risico’s op het collectief (de EU of de eurozone) en het kabinet de

toegevoegde waarde hiervan erkent, hanteert het kabinet het uitgangspunt dat dit gepaard moet gaan met voldoende waarborgen voor verstandig beleid.

Vraag 2

Hoe beoordeelt de minister de situatie in Armenië dat wordt bedreigd door Azerbeidzjan, specifiek over oorlogsmisdaden en krijgsgevangenen?

Antwoord

De schermutselingen in september jl. hebben getoond dat de situatie tussen Armenië en Azerbeidzjan nog alles behalve stabiel is. Het staakt-het-vuren houdt vooralsnog stand, maar zijn er meerdere incidenten geweest in de afgelopen periode. Het EU-bemiddelingsproces en onderhandelingen o.l.v. de Verenigde Staten zijn geïntensiveerd en hebben als doel een duurzaam vredesakkoord te bereiken. In dit kader is het ook belangrijk dat er vertrouwen tussen beide landen wordt opgebouwd, bijvoorbeeld door het vrijlaten van krijgsgevangen en het onafhankelijk onderzoeken van mogelijke oorlogsmisdrijven en vermeende daders hiervan vervolgen. Nederland blijft zich hiervoor inzetten en zal in voorkomende gevallen partijen hierop aanspreken.

Vragen van het lid Van der Staaij (SGP)

Vraag 1

Er is minder aandacht voor de vervolging van christenen in Nigeria, Noord-Korea, Syrië en Irak. Velen zijn getraumatiseerd en hebben behoefte aan psychosociale hulp. Welke mogelijkheden heeft de minister om voor dit doel meer steun te bieden? Wil de minister zich conform eerdere aangenomen moties in VN-verband initiatief blijven nemen voor resoluties tegen geloofsvervolging en de kamer hierover blijven informeren?

Antwoord

Binnen het Mensenrechtenfonds is ruimte om programma’s te steunen die zich inzetten voor psychosociale hulp aan vervolgde christenen en anderen die vanwege hun geloof of levensovertuiging worden vervolgd. Daarnaast zet Nederland, veelal in EU verband, zowel in de Mensenrechtenraad als Derde Commissie, zich in voor het Recht op vrijheid van Religie en Levensovertuiging door middel van resoluties en verklaringen. Ik zal de Kamer hier blijvend over informeren in de jaarlijkse Mensenrechtenrapportage.

Vraag 2

Epafras en Dutch and Detained doen betekenisvol werk wat betreft begeleiding van gedetineerden. Onderkent de minister het belang van dit werk en kunnen ze rekenen op continuïteit onder nieuwe subsidiekaders?

Antwoord

Stichting Epafras, Stichting Dutch&Detained, Stichting Lawyers Across Borders en Bureau Buitenland van Reclassering Nederland ontvangen subsidie van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor verschillende activiteiten op het gebied van begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Deze activiteiten worden gesubsidieerd op basis een subsidiekader waarop organisaties zich hebben kunnen inschrijven. De looptijd van het huidige subsidiekader is vier jaar en eindigt op 31 december 2023. Uiterlijk medio 2023 zal een nieuw subsidiekader worden gepubliceerd. Daarop volgt een aanvraag-, beoordelings- en subsidieverleningsproces. Over de uitkomsten van dat proces valt op dit moment logischerwijs niets te zeggen.

Vraag 3

Welke mogelijkheden ziet de minister om Armenië te ondersteunen op vlak van diplomatie, economie en landsverdediging? Kan de minister meer zeggen over wie hij ziet als de agressor?

Antwoord

Nederland kan de toedracht van de schermutselingen in september jl. niet eigenstandig verifiëren. Beide landen beschuldigen elkaar van geweldsuitlokking. Het belangrijkste is nu dat de vredesonderhandelingen tot een duurzaam akkoord leiden. Nederland steunt de EU-bemiddeling. Daarnaast financiert Nederlands momenteel meerdere projecten in Armenië, uit het MATRA-programma en het Mensenrechtenfonds. Ook steunt Nederland de inzet van de EU monitoringscapaciteit (EUCAP) aan de Armeense grens. Voorts beziet Nederland hoe het op andere manieren kan bijdragen aan de stabiliteit en economische ontwikkeling van Armenië.

Vraag 4
Hoe kan de welkome trend van Abraham-akkoorden verder versterkt worden?

Antwoord

Nederland heeft de normalisatieakkoorden verwelkomd en zag dit als belangrijke stappen in het verbeteren van de relaties tussen Israël en de Arabische landen. Het is aan Israël zelf te komen tot eventuele nieuwe en toekomstige normalisatie-akkoorden.

Vraag 5
Waar leidt het uiten van zorgen over het Iraans nucleair programma toe? De minister noemt de terugkeer naar JCPOA onontbeerlijk, maar wil hij dan wel werk maken van aanvullende afspraken conform de motie die hierover is aangenomen in de Kamer?

Antwoord

De lastige realiteit is dat een nieuw nucleair akkoord op dit moment de beste manier blijft om een Iraans kernwapen te voorkomen. En dat is essentieel voor de Nederlandse nationale veiligheid. Tegelijkertijd is het Kabinet niet optimistisch dat er snel een hernieuwd nucleair akkoord met Iran kan worden gesloten. Iran zet al langer stappen in de verkeerde richting (meer verrijking, meer centrifuges, hogere verrijkingspercentages). Nederland is overigens geen partij bij de onderhandelingen en bepaalt niet of en wanneer deze onderhandelingen worden opgeschort.

Vragen van het Lid Kuzu (Denk)

Vraag 1

Hoe geeft het kabinet vorm aan het ontmoedigingsbeleid voor bedrijven op Israëlische nederzettingen? Wat is het huidige ontmoedigingsbeleid nog waard?

Antwoord

Het kabinet is tegen een boycot van Israël en spant zich in voor versterking van de (economische) betrekkingen met Israël binnen de grenzen van 1967. Hiermee wordt onder andere invulling gegeven aan de motie Van der Staaij en Voordewind over het aanmoedigen van economische relaties tussen Nederlandse en Israëlische bedrijven (Kamerstuk nummer 23432-363). In dit kader heeft de ontmoeting met een afvaardiging van het Israëlisch bedrijfsleven plaatsgevonden die past binnen het Nederlandse ontmoedigingsbeleid.  

Het beleid is van toepassing op activiteiten van Nederlandse bedrijven, als die direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of als die de aanleg of instandhouding ervan direct faciliteren. Het gaat hierbij om activiteiten in nederzettingen, activiteiten met bedrijven gevestigd in nederzettingen en activiteiten buiten nederzettingen die ten gunste komen aan nederzettingen. Indien Nederlandse bedrijven aankloppen bij de overheid, worden zij over dit beleid geïnformeerd. De Nederlandse overheid verleent geen diensten aan Nederlandse bedrijven waar het gaat om activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Over de toepassing en reikwijdte van dit beleid bent u eerder geïnformeerd middels een brief. (Kamerstuk 23432-446)

Het kabinetsbeleid over de omgang met Israëlische bedrijven is tevens uiteengezet in de Kamerbrief met de beantwoording van de feitelijke vragen van de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken over de evaluatie van de bilaterale samenwerkingsfora met Israël en de Palestijnse Gebieden van 22 april 2015 (Kamerstuk nr. 23432-396) hetgeen onverkort wordt toegepast.

De ontmoeting met de Israëlische bedrijven in kwestie voldeed hieraan: hun hoofdkantoren zijn gevestigd binnen de grenzen van 1967 en de aanwezige Israëlische bedrijven waren geselecteerd op hun (potentiële) bijdrage aan de Nederlandse economie (activiteiten in Nederland zelf), met name op het vlak van innovatie. Het kabinet spreekt Israël consistent aan op de onrechtmatigheid van Israëlische nederzettingen, zowel bilateraal als in EU en overig internationaal verband. Nederzettingen zijn strijdig met het internationaal recht, ondermijnen de kans op een twee-statenoplossing en doen spanningen op de grond toenemen. Deze zorgen heeft de minister-president in ieder politiek gesprek opgebracht tijdens zijn reis en zoals ik dat ook deed tijdens mijn reis in mei jl. (Kamerstuk nr. 23432-490).

Vraag 2

Over de uitspraak van Instituut Clingendael: “landen die Israël steunen zijn medeplichtig aan bezetting Palestijnse gebieden”. Hoe kijkt de minister hier tegenaan? Vindt hij zichzelf medeplichtig?

Antwoord

Daar neemt het kabinet afstand van. Het standpunt van de regering, zoals geformuleerd in het Regeerakkoord, is dat Nederland zich in het Midden-Oosten Vredesproces blijft inzetten voor de tweestaten-oplossing en het verbeteren van de relaties en praktische samenwerking tussen Israëliërs en Palestijnen.

Vraag 3

Kan de minister bilateraal en multilateraal aandacht vragen om het VN kinderrechtenverdrag toe te passen en na te leven.

Antwoord

De behandeling door Israël van Palestijnse kinderen in gevangenissen is een bron van zorg. Het kabinet hecht aan de strikte naleving van de relevante internationaalrechtelijke bepalingen, waaronder het VN kinderrechten verdrag en andere mensenrechtenverdragen waartoe Israël verdragspartij is. Dit wordt actief uitgedragen in multilaterale fora en in bilaterale contacten met Israël.

Vraag 4

Servische medewerkers zijn in Kosovo opgeroepen het werk neer te leggen. Kosovo is onder druk gezet om het besluit over kentekens weer uit te stellen. Waarom heeft de minister zich hier nog niet tegen uitgesproken?

Antwoord

EU Hoge Vertegenwoordiger (HV) Borrell heeft verschillende pogingen ondernomen om te bemiddelen in de spanningen tussen Kosovo en Servië. Dit heeft nog niet geleid tot het gewenste resultaat. De huidige situatie is zorgelijk. Het kabinet steunt de verklaring die de HV Borrell gaf op 5 november waarin hij beide partijen opriep om hun verplichtingen onder de door de EU-gefaciliteerde dialoog na te komen.

Vraag 5

Bosnië is niet veilig met buren als Servië. Kan Nederland een bijdrage leveren aan vredesmissie Altea als signaal aan Servië?

Antwoord

Nederland draagt reeds op verschillende manieren bij aan de politieke en sociale stabiliteit en vreedzame co-existentie in de Westelijke Balkan, mede om de kans op een nieuw (gewapend) conflict te verminderen. Ook Operatie Althea speelt een belangrijke stabiliserende rol in de regio en m.n. in Bosnië en Herzegovina. De minister van Defensie heeft de Tweede Kamer op 1 november jl. geïnformeerd dat Nederland vanaf eind november als eerste stap vier stafofficieren zal aanbieden ter ondersteuning van het hoofdkwartier van Operatie ALTHEA in Sarajevo. Het onderzoek naar de mogelijkheid om ook met eenheden bij te dragen aan de operatie loopt nog.  

Vraag 7

Kan de minister meer transparantie verschaffen over de graandeal en kan de minister voedselspeculatie verbieden?

Antwoord

Het doel van de graandeal is niet om een commerciële markt over te nemen, maar juist te herstellen zodat prijzen zakken en ook de lage- en middeninkomenslanden en het Wereldvoedselprogramma (WFP) weer toegang krijgen tot graan. Dat is naar oordeel van de VN succesvol verlopen. Prijzen zijn gedaald en gestabiliseerd.

In lijn met motie Kuik cs (36200-XVII-26) zet het kabinet zich multilateraal en bilateraal in om graan uit de graandeal naar landen te verschepen die het meest zwaar getroffen zijn. Van de ruim 9,5 miljoen ton graan die per 30 oktober waren geëxporteerd betrof 30% het belangrijke voedselgewas tarwe, waarvan tweederde naar lage en middeninkomenslanden ging. 40% Was mais waarvan 1/3 naar lage en middeninkomenslanden ging. Voor het overige ging het om andere landbouwproducten zoals plantaardige oliën. Ook het WFP heeft meerdere schepen kunnen laten varen.

Met betrekking tot het risico van speculatie verwijs ik graag naar antwoorden in de Kamerbrief over stand van zaken hulp, herstel en wederopbouw Oekraïne van 27 september 2022 van minister BHOS. Er is hierover eerder navraag gedaan bij de Commissie en zij signaleerden geen kartelafspraken of misbruik van machtspositie.

Vragen van het lid Dassen (VOLT)

Vraag 1

Europa is zich steeds bewuster van haar eigen strategische kwetsbaarheid maar eigen geopolitieke denken zit nog onvoldoende ingebakken bij de Europese Unie. Goed dat Nederland mede-initiatiefnemer is van de Brussels Institute for Geopolitics. Hoe is de financiering hiervoor geregeld? We zien in Nederland dat denktanks qua onderzoeksopdrachten gefinancierd worden terwijl juist voor onafhankelijk denken structurele financiering nodig is. Graag een reactie van de minister.

Antwoord

Nederland, Frankrijk en Duitsland hebben gezamenlijk steun toegezegd aan Brussel Institute for Geopolitics. De voorgenomen steun aan BIG zal waarschijnlijk ongeveer gelijk zijn aan de steun die door de andere EU-lidstaten zal worden toegezegd. Over der ondersteuning zal naar verwachting dit jaar nog een besluit genomen worden. Het ministerie ondersteunt denktanks via het departement en via ambassades; dat gaat soms om specifieke projecten, soms om langere termijn en betreft het meerdere onderzoeksopdrachten. Hiermee wordt onafhankelijk denken bij denktanks in voldoende mate ondersteund.

Vraag 2

Wat kunnen we betekenen voor Oekraïners die deze winter zonder stroom dreigen te vallen? Kunnen we, ook in EU-verband, technici sturen om na een aanval z.s.m. weer stroom te krijgen?

Antwoord

De additionele middelen voor de winterization ter waarde van 70 miljoen euro zullen mede worden ingezet voor het herstel van kritieke energie-infrastructuur. Daarnaast is uw Kamer op 11 november nader geïnformeerd over de ophoging van het eerder toegezegde bedrag voor winterization in Oekraïne van EUR 70 miljoen met EUR 110 miljoen naar EUR 180 miljoen. Dit is in lijn met staand beleid van het kabinet om als Nederland een fair share bijdrage te leveren aan de urgente winternoden in Oekraïne. Deze middelen zijn bedoeld om Oekraïne te helpen de winter door te komen. Prioriteit hierbij is het herstellen van het elektriciteitsnetwerk en de reparatie van huizen. Momenteel worden de kanalen geïdentificeerd die hierbij Oekraïne het meest effectief en zo snel mogelijk kunnen helpen. Zo is het nieuwe Ukraine Relief, Recovery, Reconstruction and Reform Trust Fund van de Wereldbank inmiddels operationeel en kan Oekraïne nog dit jaar helpen bij de winterization, inclusief herstel van kritieke energie-infrastructuur. De EBRD kan met een mogelijke Nederlandse bijdrage per direct steun verlenen aan de Oekraïense elektriciteitstransmissiesysteembeheerder Ukrenergro.

Vanuit de EU zijn inmiddels 500 generatoren aan Oekraïne geleverd via het EU Civil Protection Mechanisme. Het Kabinet beziet op dit moment wat nog meer gedaan kan worden, gelet op de aanhoudende Russische aanvallen op de kritieke infrastructuur. Hierover zal de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uw kamer informeren.

Vraag 3

Bedrijven gaan naar China voor innovatie, wat betekent dat voor onze relatie met China? Hoe gaan we dat zelfstandig vormgeven zonder al te veel te leunen op de Verenigde Staten?

Antwoord

China heeft een dynamische digitale economie en is een bron van innovatie, talent en kennis en expertise. Mede daarom liggen er nog steeds kansen in China voor Nederlandse bedrijven. Het kabinet is zich echter bewust van het feit dat er ook risico’s zijn in de handelsrelatie met China. We onderzoeken wat er wel mogelijk is, in samenwerking met het bedrijfsleven. Pas na grondige analyse van kansen en risico’s wordt er strategische samenwerking in een bepaalde sector opgezet.

 

Het kabinet zet zich ook op Europees niveau in voor de versterking van de open strategische autonomie, zie ook de Kamerbrief Open Strategische Autonomie die uw Kamer is toegekomen op 8 november jl.. Dit is te zien als het strategisch vermogen om een relevante geopolitieke speler te zijn, en geen speelbal van andere grootmachten te worden. Samenwerking met internationale partners past binnen deze inzet. Overleg met de Verenigde Staten in fora zoals de TTC is hier een goed voorbeeld van.

Vraag 4

President Biden kondigde exportbeperkingen aan die de Europese chip industrie raken. De concurrentiepositie van de EU mag geen slachtoffer worden van de strijd tussen de Verenigde Staten en China. Onderhandelingen met de Verenigde Staten over aannemen nieuwe Europees exportbeleid moet op Europees niveau plaatsvinden. Is de minister het eens met Volt dat de onderhandelingskracht van Nederland in Brussel ligt en dat deze onderhandelingen met de Verenigde Staten en Japan op Europees niveau plaats zouden moeten vinden en niet alleen bilateraal? En hoe zet de minister collega’s in Brussel hiervoor in?

Antwoord

Ik verwijs graag naar de antwoorden op uw Kamervragen over dit onderwerp, die 8 november aan uw Kamer zijn verzonden: exportcontrole is een nationale competentie en er is dus geen handelingsbevoegdheid bij de Europese Commissie. Wel streeft Nederland naar eensgezind Europees optreden. Hiervoor is er regelmatig overleg met onze Europese partners over dit onderwerp, inclusief de Europese Commissie.

Vraag 5

Klopt het dat Hongarije de NAVO toegang van Finland en Zweden nog niet geratificeerd heeft en dit mogelijk wil koppelen aan de EU-fondsen. Hoe kijkt de minister naar deze situatie?

Antwoord

Inmiddels hebben 28 van de 30 bondgenoten hun nationale traject voor toetreding van Finland en Zweden tot de NAVO afgerond. Voor Turkije en Hongarije is dat nog niet het geval. Over de gesuggereerde koppeling met EU-fondsen heeft het kabinet geen informatie. Nederland hecht aan spoedige ratificatie zodat Zweden en Finland kunnen toetreden.

Vraag 6

Hoe staat het met de noodvisa voor journalisten waar de leden van der Lee en Dassen vorig jaar naar vroegen?

Antwoord

Tijdens het mensenrechtendebat van 20 oktober 2022 is een vergelijkbare motie ingediend die de regering vraagt 50 journalisten in acuut levensgevaar en hun familie bescherming te bieden voor een periode van twee jaar door middel van een noodvisum. Het kabinet kijkt naar de mogelijkheden om uitvoering te geven aan de diverse ingediende moties die vragen mensenrechtenverdedigers en journalisten tijdelijke opvang van 12 maanden te bieden.

Vragen van het lid Van Haga (Groep van Haga)

Vraag 1

Herkent de minister zich in de EU-bureaucratie en wat gaat hij eraan doen?

Antwoord

De groene en digitale transities zijn van belang voor een weerbare en toekomstbestendige EU. Het kabinet zet zich in om het mkb te ondersteunen bij verduurzaming en innovaties die gepaard gaan met de digitale transitie. Bij de beoordeling van nieuwe commissievoorstellen kijkt het kabinet altijd naar de proportionaliteit van het voorstel. Ook regeldruk voor bedrijven wordt hierin meegewogen.

Vraag 2

Kan de minister uitleggen of hij vindt dat de sancties tegen Rusland werken of hebben we ons in de voet geschoten?

Antwoord

Sancties zijn een onderdeel van de Europese respons op de Russische aanvalsoorlog. Daarmee worden verschillende doelen nagestreefd. Allereerst het verzwakken van Rusland door de Russische oorlogscapaciteit technisch en financieel/economisch te beperken. Hiermee komen we op voor onze waarden; we staan pal voor het internationaal recht. Hiermee wordt tegelijk Rusland ertoe aangezet zich terug te trekken uit Oekraïne. En tenslotte dient het om andere regeringen af te schrikken die het internationaal recht zouden willen schenden.

Te zien is dat Rusland steeds meer moeite heeft om het oorlogsapparaat draaiende te houden, door materiële en personele tekorten, en door beperkte toegang tot internationale financiële middelen. Ook komt Rusland steeds verder geïsoleerd te staan, waarmee de kosten voor Rusland van deze aanvalsoorlog hoog oplopen. Deze kosten zijn voor onszelf ook hoog, maar noodzakelijk om onze vrijheid en waarden te verdedigen.

Vraag 3

Is de minister bereid om excuses aan te bieden voor de manier waarop de Molukkers zijn behandeld na aankomst in Nederland en is de minister bereid om zijn waardering uit te spreken voor de KNIL-militairen en hun gezinnen en is de minister bereid om de door Nederland gedane belofte gestand te doen en de ‘Republiek der Zuid-Molukken’ te erkennen als onafhankelijke republiek?

Antwoord

In reactie op de uitkomsten van het onderzoeksprogramma ‘Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië, 1945-1950’ van 17 februari 2022 heeft het Kabinet excuses aangeboden aan ieder in ons land die met de gevolgen van de koloniale oorlog in Indonesië heeft moeten leven, vaak tot de dag van vandaag. Het Kabinet erkende daarnaast dat verschillende groepen, waaronder Indische Nederlanders en Molukkers, na hun komst in ons land niet de zorg, erkenning en waardering hebben gekregen die ze verdienen.

De territoriale integriteit van Indonesië staat voor Nederland niet ter discussie. Nederland erkent de ‘Republiek der Zuid-Molukken’ niet.


  1. Kamerbrief over Europese Vredesfaciliteit (EPF) terug- en vooruitblik 12/02/22 (beschikbaar op: https://open.overheid.nl/repository/ronl-9c35d48c09b5d8846d0aceb9a724b275f318776a/1/pdf/kamerbrief-inzake-europese-vredesfaciliteit-epf-terug-en-vooruitblik.pdf)↩︎

  2. via Kamerstuk 21 501-02 nr. 2466, d.d. 28 februari 2022 en Kamerstuk 21 501-28 nr. 237, d.d. 11 maart 2022, Kamerstuk 2022Z12432, d.d.17 juni 2022, Kamerstuk 21 501-02, nr. 2507, d.d. 20 juni 2022.↩︎

  3. https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CELEX:52018DC0647&from=EN↩︎