Recente uitspraken over WIA-daglonen en loonloze tijdvakken c.q. startersregeling
Bijlage
Nummer: 2022D50086, datum: 2022-11-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: WIA-dagloonvaststelling en loonloze tijdvakken (2022D50082)
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage 4 Recente uitspraken over WIA-daglonen en loonloze
tijdvakken c.q. startersregeling
1. Centrale Raad van Beroep, 31 augustus 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:2195)
Betrokkene wordt ziek tijdens de WW-uitkering en stroomt uiteindelijk de WIA in. De toekenning van de WW-uitkering bevindt zich in de WIA-referteperiode. Dat houdt in dat de WW-uitkering betrokken wordt bij de berekening van het dagloon voor de WIA-uitkering. Doordat WW een maand ‘later’ uitbetaald, ontstaat tussen einde dienstverband en uitbetaling WW een ‘loonloos tijdvak’. Doordat WIA-dagloonvaststelling geen loonloze tijdvakken uitsluit, heeft dit een dagloonverlagend effect (in vergelijking met de WW-dagloonvaststelling).
Bij de WIA-dagloonvaststelling worden loonaangiftetijdvakken waarin geen loon is ontvangen meegenomen. Dit betekent in deze casus dat het WIA-dagloon hoger zou zijn als deze loonloze tijdvakken zouden worden uitgesloten, zoals in de WW-dagloonvaststelling gebeurt.
CRvB ziet geen reden om af te wijken van geldende wet- en regelgeving. De in deze bepaling neergelegde keuze om voor het moment waarop loon – waaronder ook uitkeringen worden verstaan – wordt genoten, uit te gaan van de opgave aan de Belastingdienst, is een politiek-bestuurlijke afweging, die door de rechter slechts terughoudend kan worden getoetst. Het vastgestelde dagloon wordt gehandhaafd.
2. Rechtbank Limburg, 22 juli 2022 (ECLI:NL:RBLIM:2022:5652)
In afwijking van de huidige stand van de rechtspraak van de CRvB over het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen houdt de rechtbank de regeling voor starters en herintreders (de startersregeling) voor WIA-gerechtigden tegen het licht van de intensievere evenredigheidstoetsing van de hoogste bestuursrechters.
Aan betrokkene is een loonaanvullende WGA-uitkering toegekend. Het dagloon is op een later moment van € 190,15 naar € 142,19 verlaagd omdat betrokkene niet als starter wordt aangemerkt. Het genoten loon in het 1e aangiftetijdvak van de referteperiode betreft een nabetaling van € 17,18. Betrokkene heeft de eerste drie maanden van de referteperiode niet gewerkt en is daarna gestart als ANIOS. Bijzondere persoonlijke omstandigheden worden niet gemotiveerd in de uitspraak.
Volgens de rechtbank (exceptieve toetsing) respecteert de regeling de keuze van de regelgever voor eenvoudige en geautomatiseerde uitvoering. Ook stelt de rechtbank vast dat door de startersregeling in een groot aantal gevallen aan het evenredigheidsvereiste wordt voldaan. Zij kan er echter niet omheen dat er een aanzienlijke groep uitkeringsgerechtigden is voor wie de beperkte reikwijdte van de startersregeling tot een onevenredig nadelig resultaat leidt. Onverbindend verklaren van die regels acht de rechtbank geen geschikte remedie. De oplossing zal van de regelgever moeten komen. Toetsing van het besluit in dit concrete geval leidt er niettemin toe dat het UWV een nieuw besluit moet nemen waarbij hij het dagloon opnieuw zal moeten vaststellen met een besluit dat aan het evenredigheidsvereiste voldoet.
Het UWV heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
3. Rechtbank Den Haag, 13 juli 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:6924)
Aan betrokkene is een IVA-uitkering toegekend. Aan het begin van de referteperiode voor de WIA heeft betrokkene 1,5 maand gewerkt en daarna vier maanden niet. Daardoor valt betrokkene niet onder de Startersregeling omdat tijdens het 1e aangiftetijdvak loon is genoten. De hoogte van het dagloon is onbekend (staat niet in de uitspraak). De persoonlijke omstandigheid - voor zover bekend – is dat het gezichtsvermogen geheel is verloren. Betrokkene heeft een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel (art. 3:4 Awb).
In deze zaak oordeelt de rechtbank dat het UWV aanleiding had moeten zien om de berekeningswijze in artikel 16 van het Dagloonbesluit buiten toepassing te laten omdat betrokkene wel als starter op de arbeidsmarkt moet worden gezien met een startend salaris en de gevolgen tot aan haar pensioen doorwerken. Omdat betrokkene pas enkele jaren na haar HBO opleiding werkzaam is op de arbeidsmarkt is zij volgens de rechtbank een starter op de arbeidsmarkt.
Omdat het UWV geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van 9 november 2021 is het volgens de rechtbank onduidelijk wanneer volgens het UWV sprake is van een onredelijke uitkomst en in welke persoonlijke omstandigheden daarvan sprake van is en is er kennelijk wel ruimte om af te wijken van de bepalingen uit het Dagloonbesluit. Aansluiting moet worden gezocht bij de WW/ZW en alleen moet worden uitgegaan van de feitelijk gewerkte dagloondagen.
Het UWV heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
4. Rechtbank Gelderland, 9 november 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:5972)
Bij dagloonvaststelling WIA-uitkering is een zeer laag dagloon vastgesteld. Betrokkene werkte in 1e maand van refertejaar één dag, daarna 10 maanden niet en de laatste twee maanden fulltime waarna zij uitviel met terminale ziekte.
Betrokkene komt niet in aanmerking voor de startersregeling (die geldt voor het vaststellen van dagloon WIA) en loonloze tijdvakken worden niet uitgesloten voor de WIA.
De rechtbank vindt dit gelet op de specifieke situatie van betrokkene (terminaal ziek en daardoor ziekmelding partner en grote gevolgen voor financiële situatie van het gezin) dat de gevolgen van het besluit onevenredig zijn met de te dienen doelen van het besluit. Op grond van art. 3:4 lid 2 Awb wordt het besluit vernietigd. UWV moet dagloon vaststellen alsof de startersregeling van toepassing zou zijn op basis van alleen de laatste maanden (fulltime werk) in de referteperiode.
Vanwege de zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden van betrokkene heeft het UWV geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.