Media (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2022D50504, datum: 2022-11-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2022-11-28 11:00: Media (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Media
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 28 november 2022 overleg gevoerd met mevrouw Uslu, staatssecretaris Cultuur en Media, over:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023 (36200-VIII);
de brief van de staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 10 november 2022 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (onderdelen Cultuur en Media) (36200-VIII, nr. 12);
de brief van de staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 18 november 2022 inzake mediabegrotingsbrief 2023 (36200-VIII, nr. 37);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 21 oktober 2022 inzake fiche: Europese Media Vrijheid Verordening en Aanbeveling redactionele onafhankelijkheid en transparantie media-eigendom (2022Z20238);
de brief van de staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 2 november 2022 inzake reactie op het advies van de Raad voor Cultuur: Over de grens (34843, nr. 62);
de brief van de staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 9 september 2022 inzake instelling adviescollege landelijke publieke omroep (32827, nr. 252);
de brief van de staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 2 september 2022 inzake reactie op het advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor Cultuur "Lokale media: niet te missen" (32827, nr. 251);
de brief van de staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 18 juli 2022 inzake kracht door samenwerking: aanpak voor een sterk en zichtbaar Nederlands cultureel audiovisueel aanbod (32827, nr. 249);
de brief van de staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 28 april 2022 inzake reactie op verzoek commissie over de toelatings- en verantwoordingscriteria voor het publieke omroepbestel (32827, nr. 245);
de brief van de staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 1 maart 2022 inzake reactie op verzoek commissie over een viertal toezeggingen gedaan tijdens wetgevingsoverleggen inzake media en cultuur (35925-VIII, nr. 154);
de brief van de staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 25 februari 2022 inzake reactie op verzoek commissie over de stand van zaken rond de professionalisering van de lokale publieke omroepen (32827, nr. 242);
de brief van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 11 januari 2021 inzake vervolgadvies lokale media van de Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor Cultuur (32827, nr. 207).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
Michon-Derkzen
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
De Kler
Voorzitter: Kwint
Griffier: Bosnjakovic
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Martin Bosma, Dekker, Kwint, Mohandis, Van Strien, Werner en Westerveld,
en mevrouw Uslu, staatssecretaris Cultuur en Media.
Aanvang 11.01 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, goedemorgen. Van harte welkom bij dit wetgevingsoverleg
Media. Ik kijk nog even indringend naar mijn linkerzijde om ervoor te
zorgen dat alle Kamerleden hun plek innemen. Dan kunnen wij gaan
beginnen met dit wetgevingsoverleg. Wij vergaderen vandaag van 11.00 uur
tot 17.00 uur. Ik zeg tegen de leden dat er geenszins een verplichting
is om die tijd vol te maken. Er is wel een verplichting om dan te
stoppen, want de zaal is dan niet meer beschikbaar. Bovendien wil ik
gaan sporten vanavond. Er is dus een dubbele reden om op te schieten. In
het kader van opschieten: we hebben berichten van verhindering ontvangen
van de heer Sjoerdsma, de heer Van Baarle, de heer Ephraim en de heer
Segers. Dat scheelt alweer. Die spreektijden gaan we niet onderling
verdelen. U heeft van tevoren tien minuten spreektijd gekregen voor twee
termijnen, met uitzondering van de PVV, de VVD en GroenLinks, die hebben
aangegeven twaalf minuten te willen gebruiken. Dat is wat er van tevoren
is doorgegeven. Dat is dus voor twee termijnen. Houd daar rekening mee
wat betreft de tijd voor uw eerste termijn. Verder mogen wij onderling
vier vragen aan elkaar stellen. Vervolgens kijken we afhankelijk van de
tijd wel even hoeveel vragen er zijn voor het kabinet. Daar komen we
later op terug.
Aangezien het een begrotingsbehandeling is, doen wij dit debat ook in
begrotingsvolgorde. Dat betekent dat ik als eerste het woord geef aan de
heer Bosma voor zijn inbreng.
De heer Martin Bosma (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Het schandaal rondom De Wereld Draait Door laat
haarfijn zien hoe groot de rot is bij de NPO. Vijftien jaar lang was De
Wereld Draait Door de dagelijkse kerkdienst voor linkse gelovigen. Hier
hoorden de tot slaaf gemaakten van de linkse kerk wat de nieuwste hypes
en meningen waren, meningen waaraan zij zich beter konden conformeren.
Hier hoorden zij voor het eerst dat zij zich voortaan zorgen moesten
maken over het klimaat, en dat ze achter Black Lives Matter aan moesten
lopen. Hier vernamen zij dat Zwarte Piet plotseling in ongenade was
gevallen en voortaan gehaat diende te worden. Hier hoorden de gelovigen
voor het eerst dat ze niet meer mochten vliegen. Hier werd het woord
"vliegschaamte" gepopulariseerd. Hier hoorden ze dat ze Trump moesten
haten. Hier vernamen ze dat ze geen vlees meer mochten eten en dat ze
voortaan "witten" moesten zeggen en niet langer "blanken". Hier werden
de nieuwe heiligen van de linkse kerk geïntroduceerd: Sywert van
Lienden, Prem Radhakishun, Sylvana Simons. Allemaal grote denkers. We
moesten diep ontzag voor ze hebben, en ze kregen €2.000 per
optreden.
De volgelingen van dominee Matthijs keken in 2014 naar de uitzending
waarin een Nederlandse homo vertelde twee dagen eerder zwaar
gemolesteerd te zijn in Parijs. De foto was gruwelijk. Maar het grootste
gedeelte van het item was gewijd aan de vermoedelijke daders. Dat waren
rechtse mensen, katholieken, mensen die demonstreerden tegen het
homohuwelijk. Waarschijnlijk was de gemolesteerde homo zo snel
ingevlogen om dat punt te maken. Een paar weken later kwam de
islamitische aap uit de mouw: het waren toch weer moslims. Uiteraard
werd die informatie het kijkerspubliek onthouden. Liever geen schokkende
feiten voor de linkse kerkgangers; anders zouden ze weleens van hun
geloof kunnen vallen.
We moeten niet te luchtig doen over de destructieve invloed van de NPO.
Vijftien jaar De Wereld Draait Door betekende vijftien jaar haat tegen
de PVV, vijftien jaar karaktermoord, vijftien jaar roepen dat wij nazi's
zijn, Goebbels, Hitler, de hele santenkraam. Dit alles was bedoeld om
het stemmen op mijn partij sociaal onacceptabel te maken. Als PVV'ers op
straat worden uitgescholden voor fascist of te kampen krijgen met
beroepsverboden of ontslagen worden, of als iemand eerst over zijn
schouder kijkt en dan op gedempte toon zegt "niemand mag het weten hoor,
maar ik stem ook PVV", dan is dat onder andere te wijten aan
NPO-programma's als De Wereld Draait Door. De NPO is ook in belangrijke
mate schuldig aan het opstoken van de klimaathysterie, met als gevolg
vele kinderen met depressies, aan het opstoken van haat tegen
ongevaccineerden tijdens corona en aan het downplayen van alle negatieve
kanten van de massa-immigratie; zie de Marokkanenrellen in België en
Nederland van gisteravond.
De VARA werd opgericht om een stem te geven aan de arbeiders. Mijn opa
was lid vanaf 1925. Maar de arbeiders op de VARA-plantage blijken het
moderne proletariaat. De Vereeniging van Arbeiders Radio Amateurs geeft
je een contract waarbij je vakantiedagen meteen worden uitbetaald. Dan
mag je negen maanden werken zonder één dag vrijaf, 80 uur per week. Wil
je eerder weg bij De Wereld Draait Door — ik hoorde van iemand die
zwanger was en knettergek werd van de sfeer aldaar — dan moet je die
vakantiedagen terugbetalen. Dat is feitelijk een boete van enkele
duizenden euro's. Ondertussen word je afgesnauwd door een gillende of
schreeuwende eindredacteur of presentator: "Het is 'meneer Van
Nieuwkerk' voor jou!" De geluidsman moest ook nog op de knieën. Op de
website van de VARA lezen we dat de omroep zich inzet voor een
gelijkwaardige en rechtvaardige samenleving. Nou, dat is toch maar weer
mooi meegenomen! Ze zijn ook verschillig. Ze zijn allemaal progressieve
wereldverbeteraars. Nu hebben veel van die tot redacteur gemaakten last
van angstaanvallen, burn-outs, paniekaanvallen, hyperventilatie,
slaapproblemen en emotionele uitputting. Sommigen kampen zelfs met PTSS.
Dat is hetzelfde als waar soldaten mee kampen die bijvoorbeeld in
Vietnam hebben gediend.
Matthijs van Nieuwkerk meldde zich ter redactie op zijn nieuwe
Pradaschoenen, vers gekocht in Milaan. Hij schijnt een groot
televisietalent te zijn. Hij kon namelijk goed tekstjes aflezen van de
autocue, ingestart door mensen die een fooi verdienen in ruil voor
trauma's. Zijn programma was hét paradepaardje van de NPO. Ik verwachtte
dat de NPO-voorzitter hem meteen het Media Park af zou flikkeren met pek
en veren en een welgemeend knietje, en dat zij zou opkomen voor de meest
kwetsbaren, namelijk het personeel dat vrijwel rechteloos is. De
NPO-voorzitter, mevrouw Leeflang, spoedde zich inderdaad onmiddellijk
richting Van Nieuwkerk, naar de studio's waar de Top 2000 werd
opgenomen. Die opnamen werden een uur stilgelegd, dus een uur lang
moesten de cameramannen, kabelsjouwers, lichtmensen en scriptgirls maar
even uit hun neus eten. Er was topoverleg in de kleedkamer. Wie waren
aanwezig? Mevrouw Leeflang, Matthijs de slavendrijver en Frans Klein.
Wie is Frans Klein? Nou, dat is de Mao van het Media Park, directeur
video van de NPO en lid van de raad van bestuur. Hij geeft per jaar een
half miljard uit van ons belastinggeld. Hij kan carrières maken of
breken, bedrijven redden of veroordelen tot het faillissement. Hij is de
zonnekoning.
Je zou zeggen: mevrouw Leeflang veegt in de kleedkamer Van Nieuwkerk
volledig de mantel uit. Maar nee hoor, de afdeling damagecontrol is al
begonnen. Van Nieuwkerk had een persverklaring doen uitgaan. Daarin zei
hij: jammer maar helaas, we spelen nu eenmaal Champions League. Maar het
moest anders. In de kleedkamer werd gewerkt aan een betere verklaring.
Mevrouw Leeflang, een zeer ervaren Zuidasadvocaat, dacht vooruit. Het
was beter om met een persverklaring te komen waarin Matthijs enige spijt
betuigde. Toen kwam er een persverklaring waarin Matthijs enige spijt
betuigde. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: op grond van welk
artikel in de Mediawet doet mevrouw Leeflang dit? De NPO is er toch
alleen voor de coördinatie? Waarom komt zij niet op voor de werknemers?
Hoe kan ze zo sturend zijn in een onderzoek, terwijl ze zelf zegt een
onafhankelijk onderzoek te willen? Ze is speler en scheidsrechter
tegelijkertijd. Haar doel is duidelijk om iedereen uit de wind te
houden. Matthijs levert de kijkcijfers en dient dus tot elke prijs
beschermd te worden. Zo populistisch is de NPO. Bescherming kwam ook van
Frans Klein, vijftien jaar lang de enabler van Matthijs. Deze Frans
Klein heeft overigens ervaring met integriteitsonderzoeken. Als
omroepdirecteur declareerde hij etentjes in zijn eigen restaurant. Toen
hij directeur werd van de NPO en BNNVARA zijn declaraties openbaar wilde
maken, dreigde hij dat dit gevolgen zou hebben voor de handel met
BNNVARA, oftewel: geen programma's van die omroep meer bij de NPO. Mao
heeft zo zijn methoden.
De dag na de kleedkamerscène, dus de zaterdag dat het nieuws naar buiten
kwam, zit mevrouw Leeflang bij Nieuwsuur. De inkt van de Volkskrant is
nog niet opgedroogd of ze deelt al mee dat er geen koppen gaan rollen in
Hilversum. Ze zegt: wie verantwoordelijk is, is eigenlijk nog de minst
belangrijke vraag. Wat het onderzoek ook brengt, inmiddels is
aangekondigd dat het onderzoek zo breed wordt gemaakt dat het over
iedereen gaat, en dus over niemand. Het gaat nu over de hele NPO, maar
de aanleiding waren misstanden specifiek bij de VARA, de omroep van de
PvdA. Martin van Rijn gaat dat onderzoek leiden. Hij is een voormalig
staatssecretaris van de PvdA en graag geziene gast in Hilversumse
programma's. Hij wordt bijgestaan door Mariëtte Hamer, voormalig
Kamerlid van de PvdA. Ook werkt het Commissariaat voor de Media mee,
geleid door mevrouw Asante, oud-Kamerlid van de PvdA. Opdrachtgever is
het bestuur van de NPO. Tot recent zat Martijn van Dam daarin,
oud-Kamerlid van de PvdA.
We zien staat en omroep steeds meer in elkaar overvloeien. Mediaminister
Sander Dekker ging gewoon op vakantie met NPO-voorzitter Shula Rijxman.
Diezelfde Rijxman werd altijd boos als ik haar aanmerkte als D66'er,
maar vervolgens werd ze wethouder voor D66. Ze was al jaren in beeld,
vertelde D66-wethouder Van Dantzig. De benoeming is overduidelijk een
bedankje voor het uitzenden van de Kaagdocumentaire en het maandenlang
op tv brengen van Kaag vlak voor de verkiezingen: NPO66. Rijxman gaf ook
toe Kaag te hebben geadviseerd, nota bene in verkiezingstijd.
Ze ging met de hoogste media-ambtenaar van dit ministerie gezellig een
weekendje doorbrengen in Hotel de ABDIJ, een leuk intiem weekendje. Het
was blijkbaar gezellig, want vrij snel daarna lobbyde mevrouw Rijxman
bij diezelfde ambtenaar voor extra miljoenen voor het uitzenden van het
Eurovisiesongfestival. Er werd meteen gegireerd. D66-minister Rob Jetten
decreteerde recentelijk een klimaatweek. Zo wilde hij steun organiseren
voor zijn knettergekke klimaatideologie. Wat doet de NPO vervolgens? De
NPO komt ook met een klimaatweek, om dezelfde ideologie te promoten.
Ondertussen roepen ze in Hilversum dat ze zo enorm onafhankelijk
zijn.
Afijn, Van Nieuwkerk zegde meteen zijn medewerking aan BNNVARA op. Hij
had het helemaal gehad met wat hij "zijn werkgever" noemde, maar dat is
totale apekool: zijn werkgever is helemaal niet BNNVARA; het is
MediaLane, het bedrijf van Iris van den Ende, de dochter van Joop. Van
Nieuwkerk is daar door de socialistische VARA ondergebracht, zodat hij
elk jaar naar huis kon gaan met vier of zes ton aan salaris, veel hoger
dan welke balkenendenorm dan ook. Dat is een dubieuze constructie.
D66'ers Shula Rijxman en Frans Klein hadden dat allemaal zo bedacht. Op
de dag van de kleedkamerscène probeerde BNNVARA wanhopig Van Nieuwkerk
te bereiken. Hij nam niet op. Dat is logisch, want die omroepen stellen
helemaal niets meer voor. Wat de Mediawet ook suggereert, zij zijn niet
de baas; dat is Frans Klein. Ze wisten het allemaal en ze zwijgen
allemaal: de Tim Hofmannen, de Claudia de Breijen, de Marc-Marie
Huijbregtsen, de hele policorclub van het Media Park à €2.000 per
optreden, de echte top 2000, die altijd zo graag de grote idealisten
uithangen. Wie ook zwijgt, is D66-minister Dijkgraaf. Dat is opvallend,
want hij laat zich steeds uit over de media: over The Voice of Holland
of over Ongehoord Nederland.
De voorzitter:
Meneer Bosma, ik weet niet in welk seizoen u ondertussen bent
aangekomen, maar u heeft nog twee minuten. Die zijn ook voor uw tweede
termijn. Daar wilde ik u even op attenderen.
De heer Martin Bosma (PVV):
Perfect.
Waarom is hij zo stil? Ik heb wel een vermoeden. Hij kluste zelf
namelijk ook voor MediaLane; kijk maar op hun site. Daarvoor maakte hij
programma's met diezelfde Van Nieuwkerk. Dijkgraaf heeft zijn bekendheid
te danken aan Matthijs. Die kon hij omzetten in een ministerschap: ons
kent ons. Vergelijk het maandenlange hysterische gegil en de
verontwaardiging inzake Ongehoord Nederland eens met de ijzingwekkende
stilte inzake Matthijs van Nieuwkerk. Waar zijn die dappere omroepbobo's
nu die nooit meer iets te maken wilden hebben met Ongehoord Nederland?
Waar zijn de directeuren? Nou, ze zwijgen. Tegen een kleine
buitenstaander zijn ze dapper, maar naar de macht likken ze. Ze vinden
het gebruik van het woord "neger" veel erger dan je vijftien jaar
beestachtig gedragen tegen tientallen redacteuren zonder fatsoenlijk
contract.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan de heer Van Strien namens de VVD.
De heer Van Strien (VVD):
Dank, voorzitter. Ik begin iets anders. Een vitaal medialandschap is van
cruciaal belang voor ons democratische bestel. Het zorgt voor
goedgeïnformeerde burgers, het vormt een tegenmacht op landelijk en
lokaal niveau en kan verbindend werken tussen gemeenschappen. De
overheid heeft mede vanwege de verantwoordelijkheid voor het publieke
omroepbestel een rol te vervullen in dat landschap. Dat schuurt met de
taakopvatting van OCW zelf. "Wat de boer niet kent, dat vreet hij niet",
kan gespiegeld worden naar: wat OCW niet subsidieert, dat kent het niet.
Want terwijl het medialandschap sneller wijzigt dan ooit tevoren, houdt
OCW zich bijkans enkel bezig bij het publieke omroepbestel en vergeet
het dat het een wettelijke verantwoordelijkheid heeft voor het
Nederlandse medialandschap in brede zin. Die taak moet het oppakken,
want er liggen serieuze uitdagingen in het verschiet. De rode draad is
wat de VVD betreft dan ook hoe de overheid welke rol wanneer moet pakken
in dit debat. Ik heb in mijn inbreng drie onderwerpen: transparantie
NPO, lokale en regionale samenwerking, en de toekomstbestendigheid van
de media.
Voorzitter. Ook ik begin vandaag met het publieke omroepbestel. Wat de
VVD betreft is dat een groot goed. Tot op zekere hoogte is het niet
vreemd dat een flink deel van de Mediabegroting, maar liefst 856
miljoen, naar de bekostiging daarvan gaat. Tel dat op bij de 174 miljoen
van de Ster en dan hebben we het over ruim 1 miljard. Maar waar al dat
geld eigenlijk precies blijft, waar het aan besteed wordt en of dat wel
ten goede komt aan de programmering, weten we eigenlijk niet, ondanks
het feit dat de Kamer al vele jaren om duidelijkheid over de uitgaven
van de NPO vraagt. Het geduld raakt dan ook op. De NPO is nu binnen een
halfjaar een aantal malen flink in opspraak geraakt, bijvoorbeeld over
salarissen en financiële constructies waar een klokkenluider kennis van
had en over de wijze waarop met hem of haar is omgegaan. Dit weekend
ging het over het weglekken van geld naar onverklaarbaar hoge
productiekosten. Daar kwam afgelopen week ook nog eens de onveiligheid
bij van medewerkers van De Wereld Draait Door, een programma dat ook al
eerder in opspraak is geweest in verband met de salarisconstructies. En
natuurlijk — daar werd net ook al gloedvol aan gerefereerd — was er het
abjecte wegkijkgedrag van een aantal NPO-bestuurders, zoals Frans
Klein.
Over dit laatste punt heb ik een aantal vragen. Grappig genoeg is dat
volgens mij de eerste vraag in dit WGO, hoewel we toch al een tijdje
bezig zijn. Mijn vraag aan de staatssecretaris is hoe haar contacten met
de NPO nu precies verlopen. Hoe apprecieert zij de stappen die door de
NPO zijn gezet ten aanzien van dit onderzoek? Streeft zij ernaar om de
sociale veiligheid bij alle programma's en omroepen van de NPO te
garanderen? Hoe weten we of de onderste steen nu wel of niet boven
komt?
De voorzitter:
Meneer Van Strien, uw vragen riep een vraag op.
De heer Van Strien (VVD):
Mooi.
De voorzitter:
Namelijk bij mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik vind dit terechte vragen van de heer Van Strien. Mijn vraag aan hem
is of hij ook vindt dat de Kamer hier een rol in heeft, want dit is geen
nieuw onderwerp. De afgelopen jaren zijn er al vaker moties ingediend,
onder meer door de heer Kwint en mijn naam staat daar ook vaak onder, om
bijvoorbeeld constructies via productiemaatschappijen te verbieden, dus
om te voorkomen dat mensen een enorm hoog salaris kunnen verdienen en om
het aantal vaste contracten te garanderen of daar in ieder geval
afspraken over te maken. Dit soort voorstellen hebben het de afgelopen
jaren heel vaak niet gehaald, onder meer omdat de VVD vaak tegenstemde.
Mijn vraag aan de heer Van Strien is of hij dit keer wel met een wat
meer open vizier wil kijken naar dit soort voorstellen. Is hij het met
mij eens dat ook wij ervoor moeten zorgen dat wetten en regels gewoon op
orde zijn?
De heer Van Strien (VVD):
Het lijkt alsof we het hebben afgesproken, mevrouw Westerveld; dat is
precies waar ik zo dadelijk over ga spreken. Voor de kijkers thuis: het
was niet afgesproken. Overigens is het niet zo dat wij altijd onze kont
tegen de kribbe gooiden. Sterker nog, het is misschien een
onwaarschijnlijk duo, maar de heer Aartsen en de heer Kwint hebben daar
ook een keer vragen over gesteld. Dus dat leeft breed.
De voorzitter:
De voorzitter kan bevestigen dat dat een onwaarschijnlijk duo was, maar
het werkte uitstekend. Meneer Van Strien, vervolgt u uw betoog.
De heer Van Strien (VVD):
Na veel van die malversaties van de NPO volgt er harde kritiek vanuit de
samenleving, de Kamer en het Commissariaat voor de Media, dat al jaren
het gebrek aan transparantie over de begroting van de NPO hekelt en
momenteel zo goed en zo kwaad als het kan onderzoek doet naar die
financiële constructies. Er volgt ook kritiek vanuit de Rekenkamer, die
op verzoek van de Kamer ook onderzoek deed. Maar ondanks dit alles, de
moties, de toezeggingen, de schriftelijke vragen en de kritiek, ook van
mijn VVD-voorgangers, blijft het rookgordijn op het Media Park vuistdik
hangen. Het gaat hier om veel belastinggeld. Het gaat hier uiteindelijk
ook om het ondergraven van het draagvlak voor en het vertrouwen in de
publieke omroep. De Nederlandse belastingbetaler verdient een
transparante NPO, die het nieuws maakt en niet het nieuws is.
De NPO, OCW en de staatssecretaris moeten zich dit erg aantrekken.
Daarom heb ik de volgende vragen. Deelt de staatssecretaris de notie dat
de Tweede Kamer moet kunnen controleren waar het belastinggeld naartoe
gaat en of dat geld doelmatig besteed wordt? Zo ja, kan de
staatssecretaris zich dan vinden in het oprichten van een
transparantieregister voor de NPO, waarin de organisatie,
productiekosten en andere uitgaven per zender en per programma te vinden
zijn, inclusief de percentages en bedragen die worden uitgegeven aan
producenten en aan buitenproducenten, en inclusief de eis dat hierin
inzage wordt gegeven in de salarisbetaling van elke presentator? Mocht
die presentator onverhoopt niet op de loonlijst van de omroepen staan,
maar bijvoorbeeld zijn ingehuurd bij een productiehuis — dat is
inmiddels soort van het publieke geheim van het Media Park — kan de
staatssecretaris de NPO dan verplichten om deze productiehuizen inzage
te laten geven in de salarisbetalingen en andere betalingen?
Met transparantie en openbaarheid ontstaat, wat de VVD betreft, de
mogelijkheid om betere keuzes te maken en daar inzicht in te krijgen.
Daar heb ik twee vragen over. Hoe is momenteel de verdeling van de
gelden over de kerntaken van de NPO: informatie, educatie, cultuur en
sport? Hoe vindt de staatssecretaris dat de verdeling zou moeten zijn?
Komt het segment van bijvoorbeeld informatie, in de journalistieke
producties, er goed van af? Dat is een relevante vraag, zeker omdat er
ambities om te investeren in onderzoeksjournalistiek in het
coalitieakkoord zijn opgenomen.
De voorzitter:
Meneer van Strien, u heeft een vraag van de heer Mohandis. U heeft
vanochtend al samen kunnen oefenen op televisie, begrijp ik.
De heer Van Strien (VVD):
Dat hebben we allemaal goed geoefend, ja.
De voorzitter:
Ik ben blij dat u allebei op tijd bent voor het hoofdprogramma.
De heer Mohandis (PvdA):
Als u dat zo zegt, dan durf ik geen vraag meer te stellen,
voorzitter.
De voorzitter:
Dan gaan we door naar de heer Van Strien.
De heer Mohandis (PvdA):
Nee, alle gekkigheid op een stokje, ik heb nog een vraag die ik niet kon
stellen tijdens de televisie-uitzending. Er is in 2015 best wel veel
gediscussieerd over transparantie in de vorige Mediacommissie. De heer
Bosma was daar ook getuige van. Toen heeft Dekker nota bene van de
Kamercommissie een mandaat gekregen om een volgende stap te zetten. Wat
blijkt: alle mogelijkheden om zaken inzichtelijker en transparanter te
maken, zijn eigenlijk niet echt waargemaakt. Je kan bijvoorbeeld
beginnen bij omroepen die geld krijgen van de overheid. Dat is dus het
overheidsdeel en niet het Ster-deel. Dat kun je bijvoorbeeld
inzichtelijk te maken in jaarverslagen. Dus alles wat wél kon, is ook
niet echt uitgevoerd. Ergens is het heel mistig. Ik ben benieuwd waar u
de hoop vandaan haalt dat het nu wel lukt. Waar baseert u die op?
De heer Van Strien (VVD):
Er is natuurlijk een wisseling van de wacht geweest, zowel op het
ministerie als op het Media Park. 2015 is ook wel zeven jaar geleden. Er
is in die tijd ontzettend veel gebeurd in de media. De politiek, maar
ook het Commissariaat voor de Media, de Raad voor Cultuur en de Algemene
Rekenkamer hebben zich met een kluitje in het riet laten sturen. Dat
hebben we een beetje laten gebeuren. Waar ik de hoop vandaan haal, is
dat we nu met z'n allen afspreken: genoeg is genoeg. Het is tijd dat de
politiek inzage krijgt in de zaken waarin zij inzage zou moeten krijgen:
waar gaat het geld naartoe? Het is een wettelijke taak van de NPO. Het
is tijd dat wij op onze strepen gaan staan. Als ik het zo aanvoel —
nogmaals, voorzitter, dit was niet afgesproken — heb ik het idee dat u
het met mij eens bent, dus u mag die motie zo ondertekenen als u
wilt.
De voorzitter:
Meneer Mohandis, uw tweede vraag, die korter gaat zijn dan uw eerste
vraag.
De heer Mohandis (PvdA):
Die motie is al ingediend en getekend in het verleden. Het gaat om wat
we concreet kunnen realiseren. Die lijn steun ik. Ik ben heel benieuwd
hoe het kabinet daarop antwoordt. Wat trouwens wel nieuw is in uw betoog
— dat vind ik goed; dat vind ik een aanmoediging — is om ook
buitenproducenten steviger aan te pakken voor bijvoorbeeld het naleven
van de Wet normering topinkomens. In het verleden vond de VVD het wat
enger om de buitenproducenten steviger onder de transparantieregels te
brengen. Wat dat betreft vind ik het oprecht een mooie beweging, dus ik
ben heel benieuwd waar dit debat eindigt.
De voorzitter:
Dat zijn wij allemaal. Ikzelf heb ook nog een korte vraag aan de heer
Van Strien, die onder het bezielende voorzitterschap van de heer Bosma
gesteld zal worden.
Voorzitter: Martin Bosma
De heer Kwint (SP):
Die vraag gaat ook over de buitenproducenten en de transparantie. Zou
het niet verstandiger zijn om gewoon harde eisen op te stellen? Zo'n
register is leuk en transparantie is prima, maar je kunt ook gewoon
zeggen: we verbieden het en op het moment dat jij alsnog een
buitenproducent gebruikt om een norm te ontwijken, dan korten we
je.
De heer Van Strien (VVD):
Als u zegt "we verbieden het", wat bedoelt u dan?
De heer Kwint (SP):
De voorzitter grijpt niet in, dus ik sta deze interruptie toe. Ik bedoel
dat we het verbieden dat je op het Media Park van belastinggeld meer
geld verdient dan de minister-president.
De heer Van Strien (VVD):
Eens. Volgens mij is dat ook de vraag geweest van u en de heer Aartsen,
een collega van mij: om te kijken of dit kan. U heeft het nu over
verbieden en over nog meer stappen zetten dan ik al probeer te zetten
met dit transparantieregister. Laten we dit nou eens als eerste stap
doen. Ik hoop dat de staatssecretaris dit omarmt en dat het ook wordt
doorgezet naar de NPO. Volgens mij hebben we dan een heel belangrijke
eerste stap gezet. Of we daarna nog meer stappen kunnen zetten, gaan we
dan zien, maar die eerste stap is belangrijk.
Voorzitter: Kwint
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, nu weer onder mijn bezielend voorzitterschap.
Dank.
De heer Van Strien (VVD):
Ik had het over transparantie. Dan de radio. Als we inzage hebben in het
aantal luisteraars per radiozender en ook in de hieraan verbonden
kosten, is er dan wat de staatssecretaris betreft een maximum dat
acceptabel is qua kosten per luisteraar? We zien bijvoorbeeld dat 3FM
een bijkans verwaarloosbaar aantal luisteraars heeft. Hoelang wil ze een
dergelijke zender nog in de lucht houden?
Voorzitter. Dan het tweede onderwerp, de samenwerking in het
medialandschap op lokaal en regionaal niveau. Dat is van belang, want
het zorgt voor binding met de stad en regio, helpt bij het op de hoogte
blijven van de gemeentelijke ontwikkelingen en vormt een tegenmacht ten
opzichte van het lokale bestuur. Het is een goede zaak dat deze media
beter worden gefinancierd. De uitwerking ervan blijft echter
onduidelijk. Hoe staat het met de overheveling van de gelden naar
nationaal? Gaat dat in goed overleg met de omroepen en de overheden?
Waarom beperkt de staatssecretaris haar blik, ook wat betreft de lokale
journalistiek, enkel tot dat wat OCW subsidieert, namelijk de lokale
omroepen? De versterkingsoperatie van de lokale journalistiek is veel te
eenzijdig op hen gericht. Vergeten wordt dat de private nieuwsmedia de
hofleverancier zijn van lokaal en regionaal nieuws. Dit aanbod
vertegenwoordigt een grote publieke waarde.
Ik heb een aantal vragen, juist over de versterking van de brede lokale
journalistiek. Is de staatssecretaris bereid te onderzoeken welke andere
mogelijkheden er zijn om lokale journalistiek in brede zin te
bevorderen? We hebben natuurlijk zelf ook nagedacht en met de sector
gepraat over de mogelijkheden. Een voorbeeld is het creëren van een
lokale opensourcedatabase voor nieuws, waar zowel de commerciëlen als de
gesubsidieerden hun nieuws in kunnen zetten. Je kunt vervolgens
onderling afspraken maken over wie wat doet. Uiteindelijk zou dit het
lokale nieuwsaanbod versterken in plaats van verschralen. Ik noem ook de
herintroductie van de jongejournalistenregeling, gericht op lokale en
regionale media. Dit soort regelingen zorgt ervoor dat het gehele
nieuwsecosysteem op lokaal niveau wordt versterkt. Hoe staat de
staatssecretaris daartegenover? Kijk ook eens naar best practices, zoals
het lokalemediafonds dat in Arnhem is opgezet. Ik weet dat de
staatssecretaris nog met een brief komt, maar kan zij nu al eens
reflecteren op dergelijke initiatieven? Kan zij in ieder geval aangeven
dat ze niet meer zo beperkt kijkt naar alleen maar de gesubsidieerde
omroepen?
Daarachter zit een specifieke zorg, namelijk dat de staatssecretaris in
haar laatste brief aangeeft dat er voor lokale media "online nog een
wereld te winnen valt". In eerdere debatten hierover gaf ze ook aan dat
ze juist dat wilde stimuleren. Kan ze eens aangeven hoe ze de online rol
van de publieke lokale media dan ziet? Gaan ze nieuwswebsites opzetten
die direct concurreren met lokale outlets zoals huis-aan-huisbladen? Hoe
gaat ze voorkomen dat dit gaat leiden tot oneerlijke concurrentie tussen
publieke en private media, waarbij die laatste worden weggedrukt? Dat
gaat leiden tot verschraling in plaats van verrijking. De big question
op dit punt is natuurlijk wanneer de staatssecretaris komt met haar
visie op de regionale media en omroepen. Kan ze al iets zeggen over of
ze voor streekomroepen gaat of niet?
Voorzitter. Ten slotte kijk ik graag vooruit, want het medialandschap
verandert elke dag. Het publieke omroepbestel dient te moderniseren, wil
het relevant blijven. Het opnieuw onder de loep nemen van de toelatings-
en verantwoordingscriteria, het verbrede onderzoek van het adviescollege
toekomstbestendigheid, is een goede stap. Hoe staat het met dit college?
Hoe gaat het met de aanvragen? Komen er mensen bij en, zo ja, wie? Om
het levendige en brede Nederlandse medialandschap zeker te stellen,
gelooft de VVD in samenwerking tussen de verschillende mediaoutlets.
Daarom roepen wij OCW telkenmale op om die samenwerking aan te jagen.
Dat gaat vaak tandenknarsend, maar laatstelijk kregen we de toezegging
van de staatssecretaris dat zij de NPO zou aanmoedigen om samen te
werken. Kan de staatssecretaris een update geven hiervan, bijvoorbeeld
van de samenwerkingstafels, en ook een update van de samenwerking binnen
NLZIET?
Als je het hebt over een toekomstbestendige omroep, hoort daar ook een
goede en integere berichtgeving bij. Kan en wil de staatssecretaris iets
zeggen over hoe het staat met het onderzoek naar Ongehoord Nederland? In
het tweeminutendebat hebben mijn collega Mohandis en ik opgeroepen tot
aanscherping en verduidelijking van het sanctieregime van de NPO. Hoe
staat het daarmee?
Als laatste op dit punt: we zien daarnaast ook een rol voor de
ombudsman, ooit nog ingesteld door een illustere voorganger van mij, de
heer Ton Elias. Die rol wordt groter. Het apparaat komt onder druk te
staan. Hoe ziet de staatssecretaris de toekomst van de ombudsman? Ik
weet zeker dat mijn gewaardeerde collega Mohandis daar ook nog iets over
gaat zeggen.
Tot slot het punt van de rechtsvrijheid en de rechtsveiligheid. Daar is
zeer veel over te zeggen.
De voorzitter:
Laten we dat doen nadat u de vraag van de heer Bosma hebt
beantwoord.
De heer Martin Bosma (PVV):
De VVD, vroeger een liberale partij, pleit opnieuw voor sancties tegen
een omroep. Dat is opnieuw een indicatie van hoe totalitair de VVD is
geworden. De VVD heeft er zelfs aan bijgedragen dat een
veiligheidsdienst, namelijk de NCTV, gaat kijken naar Ongehoord
Nederland. Het zijn verschrikkelijke praktijken. Maar ik wil iets weten
over een andere omroep. Wij waren een paar weken geleden op een
werkbezoek bij de NPO op het Media Park in Hilversum. Dat was heel
gezellig. We hebben de heer Van Strien enorm gemist. Een van de
schokkende dingen die daar naar voren kwamen, was dat omroep ZWART
slechts 32.000 leden heeft. Er zijn huis-aan-huisbladen die een groter
bereik hebben. Met 32.000 leden zijn ze gewoon door elke ondergrens
gezakt. Vindt de VVD dat een omroep die zo klein is, nog een plaats moet
hebben in het bestel?
De heer Van Strien (VVD):
Het is grappig dat de heer Bosma mijn partij dingen in de mond legt die
ik niet helemaal bepleit. Ik bepleit — dat heb ik samen met een aantal
partijen gedaan; sterker nog, de hele Kamer, of in ieder geval grote
delen van de Kamer, ging daarin mee — een verscherping en
verduidelijking van het sanctieregime. Dat is niet gericht op één partij
of op een andere partij. In dezelfde interruptie waarin de heer Bosma
mij verwijt een bepaalde omroep te bashen, doet hij dat zelf, namelijk
richting omroep ZWART. Het is mij onduidelijk waar de interruptie van de
heer Bosma eigenlijk naartoe gaat.
De voorzitter:
Dat gaat de heer Bosma u nu uitleggen.
De heer Martin Bosma (PVV):
Dat is raar. Zo ver zitten we niet uit elkaar. De interruptie is
uitgemond in een vraag, namelijk: vindt de heer Van Strien dat een
omroep die zo veel kleiner aan het worden is, zoals omroep ZWART met een
lousy 32.000 leden, nog steeds een plek moet hebben in het bestel of
zijn zijn pogingen om een omroep te verwijderen uit het publieke bestel
louter gericht op Ongehoord Nederland?
De heer Van Strien (VVD):
Dan is dus duidelijk wat de heer Bosma bedoelt. Hij negeert mijn
antwoord en gaat gewoon verder op zijn eigen hobby horse. Dat mag hij
doen, maar ik ga niet mee. Ik stap niet achterop zijn hobby horse. Waar
wij voor hebben gepleit is een verduidelijking, een versimpeling en een
versteviging van het sanctieregime. Dat zou voor iedereen gelden, dus
als de omroep die u nu noemt, omroep ZWART, daaronder valt, dan zouden
ze inderdaad moeten uittreden. Dat is de dynamiek van de NPO en het
publieke bestel waar wij voor staan.
De voorzitter:
U vervolgt.
De heer Van Strien (VVD):
Persvrijheid en persveiligheid. Er is veel over te zeggen. Gelukkig
hebben we later dit jaar een debat. Maar ik heb nu wel één vraag.
Ondertussen zit Europa niet stil om de toekomst van de vrije pers te
waarborgen. Althans, dat pretenderen ze te doen met de Europese Media
Freedom Act. Collega Werner en ik hadden hierover een hallucinante
technische briefing. Die briefing was wel goed, maar deed ook heel veel
alarmbellen afgaan. Ook als ik de stukken vanuit OCW lees en de
voorstellen over overregulering, beperking, nodeloze inmenging in de
persvrijheid die we hier hebben, dan gaan er alarmbellen af. Ik ben dus
even benieuwd wat de appreciatie en inzet van de staatssecretaris is op
dit voorstel. Is zij ook gealarmeerd en ziet zij bijvoorbeeld ook de
frictie met artikel 7 van dit voornemen van de Europese Unie?
Ik ben klaar en ik kijk uit naar de beantwoording van de
staatssecretaris en naar het debat dat ongetwijfeld nog gaat
volgen.
Voorzitter: Martin Bosma
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de heer Kwint van de fractie van de
SP.
De heer Kwint (SP):
Dank u zeer. Het is best wel een bende op het Media Park. Dat zeg ik
zonder enig plezier. Mijn partij gelooft namelijk in een sterke publieke
omroep. Denk aan Ongehoord Nederland, het negeren van signalen vanuit
het bestuur al voor ze gingen uitzenden, de slechte omgang met een
klokkenluider door zowel het ministerie als de publieke omroep, het
geklooi dat we nog steeds geen beeld hebben van de constructies rondom
topinkomens. Of kijk naar de onthullingen bij De Wereld Draait Door, het
negeren van signalen, het influisteren van een verklaring van Van
Nieuwkerk door de top van de NPO zelf, die er vervolgens op staat zelf
het onderzoek te doen en het daarna uitbesteedt aan een oud-politicus.
Ik noem ook de rol van de netmanager, zoals we dit weekend konden lezen,
en het spekken van buitenlandse multinationals via een verplichte
toename van het aantal buitenproducenten. Dat is dus best wel een bende,
en dat verwijt ik het ministerie. Ja, natuurlijk worden er in Hilversum
fouten gemaakt. Maat het is niet alsof het ministerie hier niks mee te
maken heeft. Laat ik eens wat zaken langslopen.
Ik begon net bij Ongehoord Nederland. De voorganger van deze
staatssecretaris heb ik al gewezen op antisemitische uitlaten van een
van de mensen die later bestuurslid werden. Dit kon je zien aankomen. De
klokkenluider kon je ook zien aankomen, want hoe haal je het in je hoofd
om zelf met een melder in gesprek te gaan als je ook gezellig weekendjes
weggaat met degene die er zelf over gaat? Over ongehoord
gesproken.
Wanneer komt dat rapport van het Commissariaat voor de Media? Ik vraag
al jaren — het ging er daarnet al over — om het aanpakken van de
productiemaatschappijen en de buitenproducenten die ervoor zorgen dat
zogenaamde toppresentatoren de ministersnorm omzeilen qua inkomen. We
kunnen in ieder geval zeggen dat met het vertrek van Matthijs van
Nieuwskerk er weer wat ruimte vrijkomt op de begroting. Maar we hebben
nog geen idee.
Het is niet voor niks dat de redacteuren van De Wereld Draait Door, los
van het wangedrag zelf natuurlijk, wezen op de angstcultuur die mede kon
ontstaan omdat je met een tijdelijk contract meteen de deur uit vliegt.
Als je blaft naar de kip met de gouden eieren, dan kun je je spullen
pakken. Daar wijzen wij ook al jaren op.
En dan de buitenmaatschappijen. We konden dit weekend in Vrij Nederland
lezen over belastinggeld dat via holdings wordt weggesluisd. Ik wil u
wat voorlezen: "verzoekt de regering het verplichte percentage
producties door buitenproducenten niet uit te breiden, en gaat over tot
de orde van de dag." Dat laatste is gelukt. Op 25 september 2019 heb ik
deze motie ingediend. Die haalde het weliswaar niet, want ongeveer de
hele Kamer stemde daartegen. Het zou namelijk goed zijn voor de
innovatie op het Media Park als we het verplichte percentage aan
buitenproducenten zouden verhogen. Nou, het is inderdaad heel erg goed
geweest voor de innovatie op belastinggebied. Er wordt allemaal
belastinggeld weggesluisd naar buitenlandse multinationals. Ik vind dat
onverstandig. Is het kabinet bereid daarmee op te houden?
Er is dus inderdaad geblunderd op het Media Park en Den Haag heeft daar
een kwalijke rol in gespeeld. Dus wat gaat het kabinet doen? Wat gaat
het kabinet doen om orde op zaken te stellen, om een einde te maken aan
de vriendjespolitiek, aan het elkaar de hand boven het hoofd houden? Wat
gaat het kabinet doen om ervoor te zorgen dat het Media Park komend jaar
weer het nieuws brengt in plaats van het nieuws is?
Laat ik wat tips meegeven. Breek met die flexverslaving van het Media
Park. Schrap de uitzondering die de media hebben qua flexibele
contracten. Zorg dat vast de norm is, dat er een hard percentage vast in
dienst is, en dat men anders een korting op de financiering krijgt. Want
met een vaste redactie en de afwezigheid van de angst om meteen
ontslagen te worden als je je mond opendoet, voorkom je natuurlijk niet
alles. Dat is gewoon zo. Een eikel is nog steeds een eikel, ook als je
een vast contract hebt. Maar je maakt de kans dat mensen zich verenigen
en zich durven uit te spreken wel een stuk groter. Bovendien ben ik
ervan overtuigd dat het beter is voor de kwaliteit van je programma
wanneer je een vaste harde kern hebt in je team. Die kan dan expertise
opbouwen in plaats van dat die elke drie maanden wordt geshuffeld naar
een ander programma.
Wanneer krijgen wij volstrekte openheid over de geldstromen rondom de
grote namen, zowel aan de bestuurskant als aan de presentatorenkant?
Wanneer behoren die constructies, waarvan iedereen weet dat ze er zijn,
nou eindelijk tot het verleden? Het is funest voor het draagvlak van de
publieke omroep, die wij juist zo belangrijk vinden. Leg het bloot, meld
het, pak het aan. De heer Van Strien en mevrouw Westerveld hadden het er
al over. Ik geloof dat ik hierover intussen een motie of 80 heb
ingediend, waarvan er een paar ook echt wel zijn aangenomen. We willen
er gewoon vanaf. Dat wil een meerderheid van de Kamer en dat wil volgens
mij ook een meerderheid van het kabinet, want men zegt elke keer het
belangrijk te vinden. Volgens mij wil een meerderheid van het Media Park
het zelf ook, want zij zijn het ook zat dat elke keer hun naam door het
slijk wordt gehaald door een paar grootverdieners, terwijl zij met een
tijdelijk contract moeten sappelen om het einde van de maand te halen.
Dus doe daar dan ook wat aan.
Ik vroeg het net al: waarom wordt het onderzoek naar de misstanden bij
De Wereld Draait Door nou weer gedaan door een oud-politicus? Waarom
wordt er niet gewoon een wetenschapper voor aangewezen, die veel meer
verstand van zaken heeft? Je maakt jezelf onnodig ontzettend kwetsbaar
voor kritiek. Als je dit soort beslissingen neemt, snap ik de kritiek
eerlijk gezegd ook nog wel.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van Strien.
De heer Van Strien (VVD):
Ik ga even een paar zinnen terug, naar die buitenproducenten. Veel van
wat u zegt, herken ik, ook over transparantie et cetera, maar ik heb nog
één vraag. Bent u überhaupt tegen de inzet van buitenproducenten, of
moet het minder, of moeten er duidelijkere regels komen, waar wij met
zo'n transparantieregister ook voor pleiten? Waar staat de SP
precies?
De heer Kwint (SP):
Ik ben tegen het vanuit Den Haag opleggen van een minimumpercentage. Dat
is wat er gebeurd is. Er was al een minimumpercentage en dat
minimumpercentage is in 2019 verhoogd. Ik zou niet weten waarom je
publieke omroepen zou verplichten om programma's in te kopen. Als zij
die programma's willen, dan kunnen ze dat prima zelf bepalen. Ik ben dus
tegen de verplichting om een bepaald percentage in te kopen bij
buitenproducenten.
De heer Van Strien (VVD):
Dus an sich bent u niet tegen de inzet van buitenproducenten? Dat is dan
helder.
De heer Kwint (SP):
Ik vind in principe dat omroepen de expertise in huis zouden moeten
hebben om zelf goede programma's te maken. Maar als zij er zelf voor
kiezen om een buitenproducent in te huren, en ze dat doen voor een
fatsoenlijk tarief en niet om de balkenendenorm te omzeilen, dan is dat
hun eigen keuze en dan mag dat.
De voorzitter:
U continueert.
De heer Kwint (SP):
Ik wil de invloed van buitenproducenten verminderen. Draai die
versoepelingen terug. Schrap gewoon de verplichting — dat zei ik net
tegen de heer Van Strien — om een bepaald percentage in te kopen. Zorg
ook voor vaste contracten bij de bedrijven om de omroepen heen, zoals
bij de toeleveranciers en de geluidsmensen. Het is allemaal flex en het
zijn allemaal mensen met nulurencontracten en wegwerpcontractjes. Doe
iets aan de dominantie van kijkcijfers en de Ster. Ik vraag dit mede
namens de VVD, die diep geschokt was toen ze geconfronteerd werd met de
gevolgen van haar eigen beleid. Het is te grappig om niet te citeren,
dus ik ga dat toch even doen. De VVD dreigde namelijk een campagnespotje
kwijt te raken in de rust van het voetbal en reageerde met: "Wij worden
door de NPO in het gezicht gespuugd, terwijl ze kiezen voor het
grootkapitaal." Tja, dan weet de VVD ook eens hoe de rest van Nederland
zich al jaren voelt! Ik heb verder niet echt een vraag hierover. Ik vond
het gewoon zonde om niet te noemen.
Dan de versoepeling van de toelatingseisen van de publieke omroep. Daar
is het de vorige periode over gegaan. Er komt nu ook een lijst met
criteria. Is dat nou zo'n goed idee? Ik snap het idee wel, maar je ziet
wat voor chaos het oplevert. Dat krijgen we straks nog meer. We gaan
straks ook maatschappelijke eisen meten. Er moet ook een soort manier
komen om te bekijken of je wel draagvlak hebt, ondanks dat je geen leden
hebt, om vervolgens meer nieuw omroepen toe te laten, die, met dank aan
Sander Dekker, na een paar jaar mogen aansluiten bij een bestaande
fusieomroep. Dat is niet logisch. Dat systeem piept, kraakt en rammelt.
Het lijkt mij verstandiger om er eerst over na te denken welke kant we
op willen met het mediawettelijke taak stelsel en dan vervolgens te
kijken hoe we daar nieuwe partijen aan gaan toevoegen. Nu loop je
namelijk het risico dat je chaos aan het stapelen bent.
Nog twee losse punten ter afsluiting. Waarom kiest de staatssecretaris
er nu voor om structurele gelden voor de versterking van de lokale
omroep te laten lopen via een subsidieregeling bij het Stimuleringsfonds
voor de Journalistiek? Wanneer gaat die regeling omgezet worden in een
structurele bekostiging? Zijn omroepen die nu subsidie voor een jaar
hebben ontvangen ook verzekerd van de continuering van deze gelden? Nu
moet er namelijk elke keer opnieuw door de lokale publieke omroepen
projectsubsidie aangevraagd worden voor iets wat in feite een
structurele mediawettelijke taak is, die bovendien voor alle omroepen
gelijk is.
Dan voetbal op Ziggo: "Al het Europees voetbal live te zien via de app."
Ik krijg de stellige indruk dat de Mediawet niet helemaal op de hoogte
was van het bestaan van apps, laat staan van wat je er allemaal mee
kunt. Wat betekent dit nou volgens de staatssecretaris? Hoe moeten wij
dit wegen? Ik ben op zich allang blij dat al het Europees voetbal nog
gratis te zien blijft, zeker nu mijn club daar recentelijk een stuk
beter in is geworden dan in het verleden, maar het gebruik van een app
is voor heel veel mensen helemaal niet zo toegankelijk als dat wij
misschien met z'n allen denken. Bovendien vraag ik me dan af of je een
profiel moet aanmaken. Is het bijvoorbeeld een manier om
persoonsgegevens te verzamelen? Hoe weegt de staatssecretaris de
Mediawet, die zegt dat dit soort wedstrijden op het open net te zien
moeten zijn, in relatie tot dit onderwerp? Ik snap dat er niet over deze
mogelijkheden was nagedacht toen de wet geschreven werd, maar nu we
ermee geconfronteerd worden, moeten we er ineens wel iets van vinden. Ik
ben dus benieuwd wat de staatssecretaris daarvan vindt.
Dat was 'm alweer.
Voorzitter: Kwint
De voorzitter:
Ik herneem het voorzitterschap en geef het woord aan de heer Mohandis,
die zal spreken namens de Partij van de Arbeid.
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. We hebben tijdens het laatste debat hier in de
Kamer best wel uitvoerig gesproken over het verbreden van de taak van
het adviescollege dat kijkt naar de toelatingscriteria. Daar is ook een
motie over aangenomen. We hadden gehoopt dat we daar al een brief over
hadden gekregen, zodat we het er vandaag weer over konden hebben, maar
ik las dat er een separate brief komt. Wij kijken daar erg naar uit
omdat we toen ook al hebben vastgesteld dat het goed is om goed te
kijken naar de intreders en de uittreders van ons bestel. Daar komen we
dan de volgende keer dus maar op terug.
Voorzitter. We hebben in de Volkskrant kunnen lezen in wat voor
verziekte cultuur medewerkers van het programma De Wereld Draait Door
hebben moeten functioneren. Ik kan er eigenlijk ook helemaal niet bij
dat er zo veel meldingen bekend waren bij verantwoordelijken voor het
programma en dat het zo lang heeft kunnen duren voordat er is
ingegrepen, of dat het überhaupt boven tafel kwam. Kwam dat door de
totaal doorgeschoten fixatie op kijkcijfers of door zo veel
flexcontracten dat het adagium gold: voor jou nog tien anderen? We weten
het niet precies. Uiteindelijk moeten de dieperliggende mechanismes aan
het licht gebracht worden met een extern onderzoek, maar ik hoop ook op
verandering, merkbare verandering, als dat brede onderzoek heeft
plaatsgevonden, zodat het ook beter wordt voor iedereen.
Ik vraag aan de staatssecretaris wat zij zelf verwacht. Er is nu gezegd:
we gaan het onderzoek verbreden. Afgelopen weekend kwamen er nog
berichten binnen dat het ook mis zou gaan bij andere omroepen. Ik weet
niet meer dan ik heb kunnen lezen. Ik ben dus niet alleen heel erg
benieuwd naar hoe het onderzoek gaat verlopen, maar ook naar welke hoop
de staatssecretaris heeft ten aanzien van een gezonde en veilige
werkcultuur voor medewerkers. Ik heb daar ook wel ideeën bij,
bijvoorbeeld over het terugdringen van losse contracten.
De heer Martin Bosma (PVV):
De club heet tegenwoordig BNNVARA, maar de hele Bart de
Graaff-bloedgroep bestaat eigenlijk niet meer. Het is gewoon nog steeds
de VARA, en de VARA is traditioneel de omroep van de Partij van de
Arbeid. Generaties mediawoordvoerders hebben hier gezeten om de VARA te
beschermen. Als er een andere wind was gaan waaien en de PvdA wat minder
macht had gehad, dan hadden organisaties als de VARA helemaal niet meer
bestaan. Het is dus te danken aan de PvdA dat de VARA bestaat en bij de
VARA vinden we al die dubieuze zaken. Voelt de heer Mohandis zichzelf
ook nog een beetje aangesproken? Dit soort excessen komt tenslotte voor
in zijn politieke familie.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik ben nooit zo geneigd om een omroep, zoals bijvoorbeeld Ongehoord
Nederland, te verklaren tot de PVV-familie. Dat is niet mijn stijl van
politiek bedrijven; de heer Bosma kent mij al een tijdje. Ik kijk altijd
naar wat er aan de hand is. Als er problemen zijn, als er dingen niet
goed gaan, als er dingen fout zijn, als presentatoren van welke omroep
dan ook de regels van de Wet normering topinkomens aan hun laars lappen,
dan zult u mij ook horen. Ik vind dus ook dat hier niet alleen grondig
onderzoek moet plaatsvinden, maar dat er ook merkbaar wat aan de cultuur
moet veranderen. Als BNNVARA fouten maakt, zijn ze bij mij in ieder
geval net zo de klos als wanneer een andere omroep dat doet. Zo zit ik
in de wedstrijd. Wij zullen dus ook altijd met voorstellen komen als
welke omroep dan ook denkt zich niet aan de regels te hoeven
houden.
De voorzitter:
Meneer Bosma, uw laatste interruptie.
De heer Martin Bosma (PVV):
Dat siert de heer Mohandis. Ik ben heel blij met dat antwoord. Een van
de voorgangers van de heer Mohandis als mediawoordvoerder van de PvdA is
Martijn van Dam. Hij stapte vervolgens over naar het bestuur van de NPO.
Dat onderzoek gaat verricht worden door Martin van Rijn van de PvdA. Hij
wordt bijgestaan door Mariëtte Hamer van de PvdA. Het onderzoek is mede
opgezet door mevrouw Asante van de PvdA. Zij is nu voorzitter van het
Commissariaat voor de Media. Nogmaals, tot niet zo lang geleden zat
Martijn van Dam in het bestuur van de NPO. Hij is ook van de PvdA. Maar
de PvdA is toch juist een soort splinterpartijtje geworden? Ik bekijk
die peilingen weleens. Het is natuurlijk helemaal niets meer. Hoe
verklaart hij die megamacht van de PvdA in de media? Wat doen jullie zo
goed? Hoe weten jullie dit soort posities toch allemaal te verschalken?
Waarom zijn jullie zo veel slimmer dan wij? Wat doen jullie goed?
De voorzitter:
Meneer Mohandis, waarom doet u het zo goed? Kunt u daarop
reageren?
De heer Mohandis (PvdA):
Het is een groot compliment dat ik hier krijg, zou ik bijna willen
zeggen.
De voorzitter:
Tel uw zegeningen, zou ik zeggen.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik wil hier serieus op antwoorden, maar dat wordt wel lastig als je zo
veel complimenten krijgt. Zonder gekheid; wij hebben gewoon heel veel
goede mensen in huis! Nee, nu even heel serieus. Uiteindelijk gaat het
erom of mensen dit werk kunnen. Ik ben niet zo van het politiseren of
van het PvdA-iseren van alles. Dat moet je niet doen. Je moet gewoon
kijken of mensen een bepaalde job aankunnen. Ik heb alle vertrouwen in
de mensen die u noemt. Die zijn integer. Die doen hun werk gewoon. Stel
dat het een andere partijkleur was, bijvoorbeeld van de VVD;
uiteindelijk gaat het erom of je die job aankunt. Ik ben niet zo van de
kwalificaties. De heer Bosma kwalificeert mensen en zet ze vaak in de
hoek door te zeggen: die deugt niet en die deugt niet. Ik zou zeggen:
word eens wat fatsoenlijker. Serieus. Word eens wat fatsoenlijker,
meneer Bosma. Wie weet wat u nog te wachten staat in de toekomst.
Misschien wordt u ooit staatssecretaris voor Mediazaken. Wie zal het
zeggen?
De voorzitter:
U was aan het woord, hè.
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter. Ik kwam op het terugdringen van flex. Ik vond dat de heer
Kwint daar hele wijze woorden over heeft uitgesproken, maar die wijze
woorden worden al best wel lang gebezigd. Ook mijn partij zegt al lang:
we moeten echt een keer terug. Ik heb eens even de jaarverslagen van
verschillende omroepen erop nageslagen. Laat ik mijn favoriete omroep
eens pakken, zoals de heer Bosma dat beleeft. BNNVARA had 60% flex in
2021. Ook andere omroepen komen om en nabij op dat soort percentages.
Het bizarre is dat er Kamermoties over liggen en dat er zelfs uitspraken
over zijn gedaan door de omroepen zelf en de NPO. Ik vind het gewoon
niet uit te leggen in deze tijd. Het zijn percentages die niet kunnen.
Ik ben helemaal klaar met alle vrijblijvendheid daaromheen. Er wordt
gezegd dat we ergens naar streven. Natuurlijk, ik zag ergens in een cao
staan: tot 70% moet vast zijn in 2024. Maar er is geen enkel
sturingsinstrument. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris dat soort
ambities gestand doet op het moment dat het niet vaststaat. Een heel
concreet voorstel zou zijn om het aan het concessiebeleidsplan te
koppelen. De vastevoetfinanciering geeft best wel wat zekerheid voor
vijf jaar. Werk gedurende de concessieperiode toe naar 80% vast. Dat
zijn instrumenten die de staatssecretaris heeft om echt aan die knoppen
te gaan draaien. Ik weet dat wij niet aan tafel zitten bij
cao-onderhandelingen, maar dingen als "het staat in een cao" zijn te
vrijblijvend. Heel veel medewerkers weten na het seizoen niet zeker of
ze na de zomer nog een baan hebben. Dat kan echt niet meer. Het is
belastinggeld. Daar mag meer zekerheid tegenover staan. Ik ben echt
benieuwd hoe we alle mooie woorden die ik nu lees, ook vanuit de NPO en
de omroepen, gaan waarmaken. Ik zal het volgen. Ik ben benieuwd naar de
opvatting van de staatssecretaris.
De voorzitter:
En wij zijn benieuwd naar de vraag die mevrouw Werner nu aan u gaat
stellen.
Mevrouw Werner (CDA):
Ik ben het helemaal met de PvdA en de SP eens, die zeggen: we moeten het
aantal flexwerkers bij de publieke omroep en de omroepverenigingen
terugdringen. Hoe denkt de PVV ...
De heer Mohandis (PvdA):
Nu ga ik echt weg!
Mevrouw Werner (CDA):
Sorry, de PvdA. Hoe denkt de PvdA dat te kunnen doen? Waar zit volgens
de PvdA de kern van dit probleem?
De heer Mohandis (PvdA):
Ik wil daar in deze vergadering niet al te lang over uitweiden. Ik zal
proberen om het bondig te houden, zonder afbreuk te doen aan deze
terechte vraag. Ik denk dat er iets is geslopen in het hele systeem, in
de zin van: het hoort bij televisie maken dat er sprake is van
onzekerheid en dat we elk seizoen gaan bepalen of een programma
doorgaat. Ik zie in Engeland dat er sprake is van meerjarige
programmering. Er wordt vooruit gepland en er wordt veel meer vastigheid
ingebouwd in de concessieperiode. Dat zijn mogelijkheden. Aan welke
knoppen kun je draaien? Uiteindelijk heeft het ook gewoon te maken met
hoe de budgetten worden verdeeld, ook richting de omroepen. Ze moeten
soms elk jaar bedelen of een bepaald programma door mag gaan. Dat hangt
weer samen met het personeel. Er zijn heel veel oorzaken waarom het is
zoals het is, maar ik wil niet dat wij dit alleen maar constateren,
ertoe oproepen en goede voornemens hebben, zonder het concreter te
maken, bijvoorbeeld door te zeggen: we gaan het koppelen aan de
financiering die Hilversum krijgt. Je kunt ook wat meer bepalen met de
verdeelsleutel als je weet welke omroepen gedurende vijf jaar zitting
hebben in het bestel. Iets meer dwang, ook financieel, kan echt geen
kwaad. In de concessieperiode kun je het ook vastleggen met een
streefcijfer van, als het aan ons ligt, 80%. Ik wil het dus concreter
invullen. Oorzaken zijn geen excuus. Er zijn allerlei oorzaken, maar
laten we ook een keer proberen om een stapje vooruit te zetten. Dat is
mijn inzet.
Mevrouw Werner (CDA):
Ik ben het voor een heel groot gedeelte zeker eens met wat de heer
Mohandis zegt, maar hij stipte op een gegeven moment Engeland aan en
toen dacht ik: nu ga ik me ongelofelijk veel zorgen maken. Ik denk dat u
verwijst naar het BBC-model. Dat zal er juist voor zorgen dat heel veel
mensen hun baan verliezen. Ik denk niet dat dat zo'n goed voorbeeld
was.
De heer Mohandis (PvdA):
We moeten de discussie wel zuiver voeren. Ik stipte niet de BBC aan
omdat het een vergelijkbaar model is. Ik had het niet over de verhouding
tussen de NPO en de omroepen, en het BBC-model. Ik refereerde aan wat de
heer Kwint inbracht. Hoe bouw je meer zekerheid in de financiering en
hoe leg je het meerjarig vast, waardoor omroepen niet gedwongen worden
om die enorme flexschil overeind te houden? Daarom maakte ik de
vergelijking met Engeland. Het ging mij om de meerjarigheid. Het is geen
vergelijkbaar bestel. Integendeel. Het is sowieso moeilijk om ons bestel
te vergelijken in Europees verband, omdat we op zichzelf een uniek
bestel hebben.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter. De VVD heeft ook het aanscherpen van het sanctiebeleid
aangestipt. Daar is een motie over aangenomen. Het is even afwachten hoe
de casus van Ongehoord Nederland zich ontwikkelt, maar wat ons betreft
geldt de aanscherping van het sanctiebeleid breder. In onze optiek
moeten we het bestel gezond houden. Hoe ga je om met uittreders en het
voldoen aan de wettelijke taakopdracht? De heer Bosma had het zelfs over
het ledenaantal. Ik vind het goed om die discussie met elkaar te voeren
als die motie is uitgevoerd in een wetsvoorstel, want ik denk echt dat
het nodig is om daar de scherpte in te blijven zoeken. Wij volgen met
heel veel belangstelling de casus Ongehoord Nederland, ook naar
aanleiding van de hoorzitting, die overigens online te bekijken is. Ik
heb het over hoor en wederhoor, en de vraag of er wel of niet een tweede
sanctie komt. We hebben in het vorige debat ook de positie van de
ombudsman aangestipt. Ik kan me nog goed herinneren dat wij het hier
roerend met elkaar eens waren over de NPO Ombudsman. Uit cijfers die
gewoon te herleiden zijn, blijkt dat het aantal klachten ten opzichte
van het NPO-jaarverslag 2021 dit jaar bijna verdubbeld is. Ik ben dus
oprecht benieuwd of de NPO Ombudsman dit aankan; hoe worden zij
ondersteund en geëquipeerd om dit te kunnen doen? Wij zullen straks,
samen met de VVD, een motie indienen om als het ware de positie van die
NPO Ombudsman verder te versterken, nu de druk daar door allerlei andere
gebeurtenissen in Hilversum kan toenemen. Daar kom ik straks dus op
terug.
Voorzitter. Omwille van de tijd het volgende over de lokale media. We
hadden eigenlijk een brief met meer invulling verwacht. Ik had best wel
een uitgebreide inbreng voorbereid met vragen als: waar moet het
naartoe, wat is de positie van streekomroepen, hoe is de wettelijke
verankering? Maar ik wil eigenlijk mijn collega's min of meer vragen — u
hoeft geen ja of nee te zeggen — om eens te proberen daar een apart
commissiedebat over te houden als er zo'n brief ligt. Ik worstel er
namelijk mee dat de lokale media altijd een beetje worden aangestipt,
omdat ze ook nog genoemd moeten worden. Gelet op de enorme
ontwikkelingen die nu gaande zijn — ik was op bezoek bij een
streekomroep — is het echter wel boeiend om een keer naar de meerjarige
financiering te kijken, naar de borging in de wet maar ook naar het
gepingpong tussen gemeenten, die hele magere budgetten krijgen om dit
goed te doen. Laten we daar dus, als die brief er komt — ik begreep:
binnenkort — een keer een uitvoerig debat over voeren. Dan doen we er
ook echt recht aan. We hebben ook moties daarover voorbereid, maar die
houd ik allemaal even aan. Laten we dat dan op een andere manier
organiseren. Wel ben ik benieuwd naar de opvatting van de
staatssecretaris over de streekomroepen. Worden wij verrast in die brief
of niet? Ik ben heel benieuwd hoe het eraan toegaat.
Voorzitter. De heer Kwint had zo'n goede inbreng dat hij een ander punt
ook al voor mijn voeten heeft weggemaaid: Ziggo en de toegankelijkheid
van evenementen. Om het betoog van Kwint nog meer te stutten met feiten,
heb ik er ook nog even de Mediawet op nageslagen. Artikel 19, lid 1 van
het Mediabesluit heeft het over een "open televisieprogrammakanaal". Dat
is toch best wel lastig, want als u mijn kinderen zou vragen hoe zij dat
beleven dan is een app voor hen ook een soort open
televisieprogrammakanaal. Het is maar van welk geboortejaar je uitgaat
om die vraag te checken. Toch is het natuurlijk een serieuze vraag als
het gaat om de toegankelijkheid van dit soort evenementen, die volgens
de wet open en toegankelijk moeten zijn. Volgens mij heeft mijn collega
daar ook al in de media op gereageerd. Ik ben benieuwd of deze
gebeurtenis de staatssecretaris in beweging brengt om wellicht de wet
aan te passen. De discussie over in welke richting het aangepast moet
worden, moeten we zuiver voeren. Daar hou ik het even bij omdat er al
eerder vragen over zijn gesteld.
Over de investeringsverplichtingen komen we nog te spreken als het
wetsvoorstel er ligt. Daar ga ik nu niks over zeggen.
Voorzitter, dat was het voor nu.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Werner namens het
CDA.
Mevrouw Werner (CDA):
Dank, voorzitter. Mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie kan hier
vandaag helaas niet aanwezig zijn, dus ik voer ook het woord namens
haar.
De voorzitter:
Wij zijn in gedachten bij haar.
Mevrouw Werner (CDA):
Voorzitter. Het zal u niet verbazen dat ik van de mediasector houd. Ik
heb er 25 jaar met heel veel plezier gewerkt. Het is een mooie sector
waar gedreven mensen aan verschillende tv-programma's werken, van nieuws
tot amusement. Vindt de staatssecretaris ook niet dat we vandaag mogen
beginnen met een compliment aan alle hardwerkende mensen in de media,
die een aanmoediging verdienen in een tijd waarin er zo veel
verschrikkelijke verhalen naar boven komen over grensoverschrijdend
gedrag, zoals natuurlijk bij De Wereld Draait Door?
Voorzitter. "Het systeem vermorzelt de mensen." "Medewerkers worden
gezien als vervangbare middelen." "De bedrijfscultuur is ziek en
kijkcijfers gaan boven goed personeelsbeleid." Dit is een greep uit de
reacties die ik van ex-collega's heb gekregen na de onthullingen bij De
Wereld Draait Door. Het kan en het moet anders. Als eerste moet
natuurlijk onderzoek gedaan worden naar wat er is gebeurd. Kan na de
laatste ontwikkelingen afgelopen weekend de NPO wel opdrachtgever
blijven volgens de staatssecretaris? Ik denk namelijk van niet. Dat is
als de slager die zijn eigen vlees keurt. Kan de staatssecretaris
uitleggen waarom het Commissariaat voor de Media dit onderzoek niet gaat
doen?
Voorzitter. De misstanden bij De Wereld Draait Door gebeuren omdat er
een cultuur heerst waarin er gejaagd wordt op scores: hoge kijkcijfers
en hoge marktaandelen. Het lijkt wel de commerciële omroep. Waarom doen
we dat bij de NPO? De NPO moet geen bedrijf zijn dat voornamelijk bezig
is met concurrentie en streefgetallen. Wij hebben een pluriform bestel
met omroepverenigingen en een publieke mediaopdracht. Deze opdracht is
om een breed en divers publiek te voorzien van informatie, cultuur,
entertainment en educatie.
De voorzitter:
Ik heb daar zelf een vraag over, die wederom in goede banen zal worden
geleid door de heer Bosma.
Voorzitter: Martin Bosma
De heer Kwint (SP):
We hebben een systeem gecreëerd waarbij een deel van de inkomsten van de
NPO via de Ster loopt. Er is dus een actief belang om hoge kijkcijfers
te halen, zodat die spotjes lekker duur verkocht kunnen worden. Zijn
mevrouw Werner en het CDA het niet met de SP eens dat we daarvanaf
moeten?
Mevrouw Werner (CDA):
Van de Ster, bedoelt u, neem ik aan.
De heer Kwint (SP):
Ja, van reclames op de publieke omroep.
Mevrouw Werner (CDA):
Ik zal u zeggen: we hebben natuurlijk een gigantisch groot probleem. We
moeten inderdaad helemaal niet meer naar de kijkcijfers kijken. Wij
moeten veel meer gaan kijken naar de waarderingscijfers. De publieke
omroep wordt ook gewaardeerd. Ieder jaar weer checkt een panel de
waardering, en de NPO wordt goed gewaardeerd. Ik vind dat die cijfers
veel leidender moeten zijn. Natuurlijk kom je op een gegeven moment
terecht in een discussie over reclamegelden, ja of nee. Maar ik vind dat
de staatssecretaris best weleens kan gaan kijken wat dit dan betekent.
Het mag natuurlijk nooit zo zijn dat kijkcijfers ervoor zorgen dat we
onveilige situaties creëren bij de publieke omroep.
De heer Kwint (SP):
Ik weet niet hoe direct die lijn loopt, maar ik zie het punt dat mevrouw
Werner maakt wel. Laten we die vraag dan inderdaad gezamenlijk bij het
kabinet neerleggen: moeten we niet van de Ster af?
Mevrouw Werner (CDA):
Dat is een vraag die ik ook heel graag beantwoord wil zien door de
staatssecretaris.
Voorzitter: Kwint
Mevrouw Werner (CDA):
Ik kan door, hè? Ja.
Voorzitter. Ik illustreer aan de hand van een voorbeeld wat voor gekke
situaties al die cijfers allemaal kunnen opleveren. Ik noem omroep MAX
en het programma Het Dorp. De achterban van MAX kijkt met plezier. MAX
is blij. De NPO zegt: er zijn te weinig kijkers in de leeftijdsgroep
20-54, dus het programma verdwijnt voorlopig. Waarom moet Omroep MAX de
leeftijdsgroep 20-54 überhaupt bereiken? Dat is helemaal niet hun
achterban; dat zijn namelijk de 60-plussers. Jan Slagter heeft zijn
doelstelling dus gehaald. Zíjn achterban heeft hij bediend. Dit is bij
uitstek pluriformiteit. Hoe kan zo'n programma dan toch verdwijnen? Op
basis waarvan? Kan de staatssecretaris uitleggen waarom we bij de
publieke omroep kijkcijfers en marktaandelen meten, terwijl dit alleen
maar bijdraagt aan een ratrace, in plaats van dat de omroepverenigingen
in staat worden gesteld om duurzame relaties aan te gaan met hun
achterban? Wat zou er gebeuren als we hier nou eens een keertje mee
stoppen? De heer Kwint zei net het eigenlijk hetzelfde.
Ik wil ook graag van de staatssecretaris weten of de uitkomsten van de
opdracht waar het Adviescollege landelijke publieke omroep mee aan de
slag gaat, de mogelijkheid bieden om ook te stoppen met dit soort
nietszeggende streefgetallen ten aanzien van marktaandelen en
kijkcijfers. Dit adviescollege gaat immers kijken wat het
vertegenwoordigen van een stroming inhoudt en hoe individuele omroepen
zich verhouden tot de gezamenlijke publieke mediaopdracht. Dit moet het
dus meenemen. Het zou mooi zijn als de staatssecretaris mede aan de hand
van de opbrengsten van het adviescollege een alternatieve denkwijze
ontwikkelt, zodat kijkcijfers en marktaandelen niet meer nodig zijn.
Zouden we niet veel meer moeten kijken naar de waardering van de
programma's binnen een genre en binnen een doelgroep? Zo kun je namelijk
ook meten.
Voorzitter. De NPO maakt de dienst uit, en dat is niet zoals het moet
zijn. In de wet staat dat omroepverenigingen gaan over de inhoud, maar
in de praktijk bepalen de videodirecteuren en genremanagers van de NPO
de inhoud. Dat is al helemaal gek als je ervan uitgaat dat de
omroepverenigingen aan hun publieke mediaopdracht moeten voldoen. De NPO
gaat hier dwars doorheen. Zij hebben de macht om te beslissen welke
programma's uitgezonden worden en hoelang een programma wordt
uitgezonden, en bemoeien zich ook met titels en zelfs presentatoren van
programma's. De omroepverenigingen moeten hun zeggenschap terugkrijgen,
zowel over hun eigen financiële middelen als over de programma's. Er
moet meer zekerheid komen over titels, lengte en duur. Op basis hiervan
komt er rust bij de omroepen. Dan kunnen ze beter werken aan zowel de
externe binding met hun achterban, de pluriformiteit, als de interne
binding met hun werknemers en presentatoren. Dit zorgt ervoor dat
werknemers veel vaker in vaste dienst komen en er veel minder vaak
kortdurende contracten worden aangeboden. Hoe gaat de staatssecretaris
ervoor zorgen dat de omroepverenigingen weer over hun programma's gaan,
dat ze zelf de inhoud bepalen en niet de NPO, en dat er voor een langere
termijn duidelijkheid over de middelen ontstaat? Hoe wil de
staatssecretaris dat we verdergaan?
De voorzitter:
Dat gaan we zo horen, maar eerst is er een vraag van mevrouw Westerveld
en daarna een vraag van de heer Mohandis.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik hoor heel veel terechte verhalen van mevrouw Werner. Ik hoor
eigenlijk dat ze vindt dat de wet op heel veel punten moet worden
aangepast, maar misschien ook wel dat wij meer regie naar ons toe moeten
trekken, niet wat betreft de inhoud, maar wel wat betreft de
arbeidsvoorwaarden. Ik lees in de brief van de staatssecretaris
bijvoorbeeld weinig over groot onderhoud aan het stelsel. Ik wil mevrouw
Werner vragen of zij het met me eens is dat we moeten uitkijken met het
oplappen van allemaal stukjes. Zou het niet tijd zijn voor meer visie,
voor groot onderhoud en misschien ook voor een aanpassing van de
Mediawet op meerdere punten?
Mevrouw Werner (CDA):
Ik ben het helemaal met mevrouw Westerveld eens dat we echt alles uit de
kast moeten trekken om ervoor te zorgen dat we een veilige NPO hebben,
dat mensen daar veilig kunnen werken en dat omroepverenigingen
kwalitatief goede programma's kunnen neerzetten. Bij alles wat ervoor
nodig is om dat te realiseren, vindt u mij zeker aan uw zijde, ook op
het moment dat we daarvoor een wet moeten openbreken en dergelijke. Daar
gaat het juist om. We moeten zorgen dat we in ieder geval een veilige
werkcultuur kunnen garanderen. Wat daarvoor nodig is, wil ik graag van
de staatssecretaris weten.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik stelde deze vraag omdat ik het terechte vragen en opmerkingen van het
CDA vindt. Ook de VVD hoorde ik heel kritisch zijn. Dan vraag ik me af
of we de staatssecretaris de opdracht zouden moeten geven om maar eens
te kijken naar een eventueel nieuw bestel. Als ik namelijk de brief
lees, dan lees ik een hele goede stand van zaken. Ik lees wat er
allemaal gebeurt. Ik lees hoe onze moties worden uitgevoerd. Maar ik
lees eigenlijk niets over hoe we dat stelsel echt toekomstbestendig
maken. Mijn hele concrete tweede vraag is dan: vindt mevrouw Werner de
ambities die het kabinet heeft, ver genoeg gaan?
Mevrouw Werner (CDA):
Ik denk niet dat we naar een nieuw bestel zouden moeten gaan. Mijn punt
is dat de omroepverenigingen worden overvallen door een hele NPO, die
veel en veel te macht heeft. Op het moment dat je de omroepverenigingen
weer de kracht geeft om te kunnen maken wat ze willen maken, om inhoud
te geven, ook online, en zorgt dat ze weten waar ze aan toe zijn en dat
ze hun eigen middelen kunnen inzetten, kom je al een heel end. Ik ben
dus geen voorstander van het onder de loep nemen van het hele bestel,
omdat de omroepverenigingen uitstekend kunnen functioneren. Alleen, door
bemoeienissen van de NPO kunnen ze dat niet meer. Daar zit wat het CDA
betreft het verbeterpunt.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, ik geef u wel mee dat dit uw laatste interruptie
is.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voordat men hier de conclusie trekt dat ik nu hele wilde voorstellen doe
voor een nieuw bestel, wil ik zeggen dat mijn punt vooral is dat ik me
afvraag of de terechte vragen die het CDA en de VVD neerleggen, opgelost
kunnen worden binnen huidige wetgeving. Daarom vraag ik: moet er niet
veel meer visie komen van het kabinet?
De voorzitter:
Mevrouw Werner, moet er niet veel meer visie komen vanuit het
kabinet?
Mevrouw Werner (CDA):
Ik ben heel benieuwd naar de antwoorden van de staatssecretaris op de
punten die mevrouw Westerveld aangeeft. Het zijn inderdaad ook de vragen
die ik aan haar stel. Ik ben dus benieuwd.
De voorzitter:
Vol verwachting klopt ons hart. Meneer Mohandis, namens de Partij van de
Arbeid.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik ga nog even door op de discussie die mevrouw Westerveld heeft
gestart. Het is wel interessant, want op het moment dat het CDA zegt "de
omroepen moeten meer macht krijgen", kan dat niet alleen maar geroepen
worden zonder dat het wettelijk wordt ingekaderd, of in ieder geval
wordt uitgebreid. Er is natuurlijk best wat gewijzigd in de Mediawet
2015, zeg ik uit mijn hoofd. Daarin is op een gegeven moment gezegd: de
NPO heeft een wat meer sturende rol en omroepen blijven in het bestel
degenen die de programma's maken en uitzenden, soms met
buitenproducenten. Ik snap de oproep van het CDA wel, maar u kunt die
niet gestand doen door het alleen maar te roepen, zonder te zeggen dat
het in wet- en regelgeving moet worden aangepast. Anders is het een
beetje een losse uitspraak — zo ken ik u niet, hoor — dat de omroepen
meer macht moeten krijgen. Ik zie dan niet hoe dat kan en wat er dan
verandert. Daarom hebben we juist de motie ingediend met de vraag aan
het adviescollege om op een objectieve manier te laten zien waar je aan
kan draaien. Ik ben dus wel benieuwd waar u aan denkt als u zegt: meer
macht.
Mevrouw Werner (CDA):
Dank voor deze vraag. Waar het hier allemaal om draait, is dat we te
maken hebben met een bestel waarin de NPO heel erg een kant is
opgeschoven die we niet moeten willen, en die het CDA niet wil. Ik wil
helemaal geen sturing van de NPO. Ik wil een coördinerende rol van de
NPO en geen sturing, want op het moment dat je gaat sturen, dan
vermorzel je die omroepverenigingen. Die omroepverenigingen zijn het
gouden hart van het bestel. Daar zitten de power en de kracht. Die
moeten zich kunnen profileren. Die moeten kunnen gaan. Dat gebeurt nu
dus niet. Wij als CDA willen dat terugduwen. Wij willen die
omroepverenigingen laten floreren. Zij zijn ontzettend goed in staat om
kwalitatief goede programma's te maken. Ze zijn als geen ander geworteld
in de samenleving. Dat is de NPO als organisatie niet. We willen dus
terug naar de kern. De kern is dat de kracht moet liggen bij de
omroepverenigingen.
De voorzitter:
De heer Mohandis plaatst zijn vierde interruptie.
De heer Mohandis (PvdA):
Het punt over het belang van omroepvereniging is mij uit het hart
gegrepen. Ik wijs het CDA er alleen ook op dat je, als je dit wil, echt
de wet moet aanscherpen, want dan moet het echt terug naar het
coördinerende aspect, waarbij de omroepen dus onderling gaan bepalen
hoeveel apps ze in de lucht houden en hoe ze alles doen met on demand,
het terugkijken. Soms wilde je dat juist bij elkaar brengen, tegenover
de grotere internationale aanbieders. Het mag, maar het kunnen niet
alleen maar woorden zijn. Dan verwacht ik echt ook — want u zit in een
coalitierol, mevrouw Werner, ik niet; ik heb minder macht — dat u deze
staatssecretaris vraagt om heel snel een wet te maken, want anders gaat
het niet lukken; anders blijven het mooie woorden.
De voorzitter:
Mevrouw Werner, die daarna haar betoog vervolgt. O nee, er was ook nog
een vraag van de heer Van Strien, maar u mag eerst deze
beantwoorden.
Mevrouw Werner (CDA):
Er is ook nog zoiets als prestatieafspraken. Die hebben we natuurlijk
ook. De heer Mohandis haalt meteen de wet erbij. Als dat nodig is, dan
is het nodig, maar het gaat in eerste instantie ook om
prestatieafspraken. Je kan gewoon weer afspraken met elkaar maken. Zoals
het nu gaat, kan het in ieder geval niet langer. Dat weten we hier
volgens mij allemaal, iedereen die hier vandaag zit.
De heer Van Strien (VVD):
Het zijn kloeke woorden van mevrouw Werner. Een aantal dingen zijn ook
direct uit het hart gegrepen. Wat ik dan niet begrijp, is het volgende.
In het vorige hoofdlijnendebat was er een brede motie over het
adviescollege, dat heel beperkt was; dat keek namelijk alleen naar
toetredings- en uittredingscriteria. Daarvan is gezegd: laten we dan
eens breder kijken naar hoe we dat stelsel toekomstbestendig maken. Er
was alom enthousiasme, maar het CDA stemde tegen, terwijl dat volgens
mij exact hetzelfde is als: laten we niet meteen prestatieafspraken en
wetten et cetera maken, maar laten we dat stap voor stap doen, want zo
krijgen we op het Media Park daadwerkelijk dingen voor elkaar. Ik heb
een hele simpele vraag. Er was een verbreding mogelijk. Het CDA stemde
tegen. Waarom?
Mevrouw Werner (CDA):
Omdat het hier helemaal niet om ging, meneer Van Strien. Kijk, als het
gaat om de worteling: wat betreft die criteria hebben we de worteling
van de publieke omroepen onder de loep nemen als kerntaak meegegeven. Nu
zeg ik: ga dan met waarderingscijfers aan de slag, gekoppeld aan die
worteling. Dat was de kerntaak. De kerntaak van het adviescollege is om
te kijken welke omroepen erin kunnen en welke eruit kunnen aan de hand
van bijvoorbeeld — dat is heel belangrijk; dat is de kerntaak — hoe het
is gesteld met de worteling van omroepverenigingen. Daar koppel ik dan
de waardering aan vast. Het is dus maar een klein dingetje. U zegt: u
wilde dat niet breed. Nou, op dat punt heeft u dan uw zin gekregen, maar
ik wil dat die kracht naar de omroepverenigingen gaat. Als het
adviescollege dan toch aan de bak gaat, neem die worteling dan mee,
zodat we af komen van de streefgetallen, marktaandelen en
kijkcijfers.
De heer Van Strien (VVD):
Ik ben blij in retroperspectief te constateren dat we het erover eens
zijn dat het college ook echt naar de toekomstbestendigheid moet
kijken.
De voorzitter:
Als u allemaal blij bent, dan is uw voorzitter dat ook. Mevrouw Werner,
u vervolgt uw betoog.
Mevrouw Werner (CDA):
Voorzitter. Dan de regio. We zien in het land een steeds grotere kloof
ontstaan tussen de regio en de Randstad. Dat is natuurlijk zorgelijk.
Daarom is de vindbaarheid van de regionale omroepen ook zo belangrijk.
Ik heb al vaker gepleit voor het regioverhaal op een vast kanaal, maar
het antwoord van de staatssecretaris is dat dat te kostbaar is. Kan de
staatssecretaris aangeven wat de kosten eigenlijk zijn? En als het dan
zo lastig is om de vindbaarheid via lineaire televisie te vergroten, is
de staatssecretaris nu dan in ieder geval al wel bereid om de landelijke
en regionale omroepen online te verbeteren? Wat vindt ze van het idee
dat de regionale zenders ook opgenomen worden in de app van de
NPO?
Voorzitter. Ten slotte kom ik op de toegankelijkheid. Als eerste wil ik
het hebben over de regionale omroepen, want daar blijken helemaal geen
afspraken te zijn over ondertiteling. Het gevolg is dat nu maar zo'n 15%
van alle nieuwsuitzendingen wordt ondertiteld. Hier moet natuurlijk wat
aan gebeuren. Ik vraag daarom aan de staatssecretaris of ze dit signaal
herkent en of ze bereid is om in kaart te brengen welke afspraken we met
de regionale omroepen kunnen maken.
Voorzitter. Zo'n 350.000 mensen in Nederland kunnen slecht zien, zijn
blind of hebben een niet-aangeboren hersenletsel waardoor ze
audiodescriptie nodig hebben om programma's te volgen. Bij
audiodescriptie beschrijft een stem tussendoor wat er in beeld te zien
is. Er zijn nu afspraken waardoor de NPO jaarlijkse ten minste acht
titels of nieuwe seizoenen van titels van audiodescriptie voorziet, maar
het aanbod van programma's met audiodescriptie groeit niet. Ter
vergelijking: Europees gezien is het aanbod audiodescriptie ongeveer 12%
en in Nederland is dat rond de 3%. Ik wil hier een substantiële stap in
maken en meer programma's van audiodescriptie laten voorzien. Het is
toch heel normaal dat iedereen toegang tot het publieke bestel heeft?
Daarom dien ik vandaag samen met de ChristenUnie, GroenLinks en de VVD
een amendement in om hier extra middelen voor beschikbaar te maken. Ik
hoop van harte dat de staatssecretaris dit belangrijke doel
onderschrijft en dit amendement kan omarmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Voor de meeschrijvers thuis: dit is het amendement op stuk nr. 126. Ik
verwacht dat duizenden mensen nu hun bingokaart invullen en aangeven dat
het amendement op stuk nr. 126 hét amendement is waar mevrouw Werner het
over heeft.
Overigens, nu we het toch over de administratie hebben: de naam van de
heer Van Strien staat nog niet onder het amendement. Mocht de VVD
inderdaad mede-indiener zijn, dan moet dat deel van de administratie nog
even worden doorgegeven aan Bureau Wetgeving. Hartstikke goed!
Dan gaan we naar mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Onafhankelijke journalistiek is geen luxe, maar
een voorwaarde voor een vrije democratische rechtsstaat. Dan gaat het om
journalisten die mensen informeren, journalisten die zowel de lokale als
de landelijke politiek controleren door verslag te doen en door
kritische vragen te stellen. Maar ook in Nederland is een vrije
democratische rechtsstaat geen vanzelfsprekendheid, geen gegeven; die
moet continu worden bevochten, tegen gevaren van buitenaf, maar ook
tegen gevaren van binnenuit. Die dreigingen zijn er, ook tegen de vrije
pers. Eerder constateerde de Nederlandse Vereniging van Journalisten al
dat de agressie en het geweld tegen journalisten fors zijn toegenomen.
Dat is onacceptabel, onaanvaardbaar, maar het is ook een ongrijpbaar
probleem, want zolang je de oorzaak niet aanpakt, blijft beleid
hiertegen dweilen met de kraan open.
Een van die oorzaken wil ik vandaag expliciet benoemen. Dat is de wijze
waarop enkele medevolksvertegenwoordigers de vrije pers aanspreken. Zij
spreken over media, over journalisten, in de volgende bewoordingen:
rioolratten, propagandisten, mensen die list en bedrog bedrijven,
leugenaars. Zij spreken zelfs over de noodzaak van een tegenaanval tegen
onze controlerende macht, die we heel hard nodig hebben om onze vrije en
democratische rechtsstaat te behouden. Deze agressieve verdachtmakingen
en beschuldigingen zijn niet alleen onwaar, maar zetten ook een
maatschappelijke tendens in gang. Ik wil duidelijk maken aan iedereen
die hiernaar kijkt dat wanneer je politici zo hoort spreken over de
mensen die ons moeten controleren, niet de boodschap, maar de
boodschapper het probleem is.
Maar, voorzitter, de andere kant is natuurlijk een transparante overheid
die het journalisten mogelijk maakt om hun werk te doen. Mijn eerste
vraag aan deze staatssecretaris is of zij daarover in het kabinet
weleens het gesprek voert. Dan heb ik het bijvoorbeeld over
Wob-verzoeken die worden tegengehouden, want ook daardoor kunnen
journalisten niet goed hun werk doen.
Voorzitter. Mijn inleiding wil natuurlijk ook niet zeggen dat het verder
zo goed gaat met ons mediabestel. Ik wil beginnen met de sociale
veiligheid van redacteuren, van journalisten, van creatieve makers bij
De Wereld Draait Door. Meerdere collega's hadden het daar al over. Wat
in de Volkskrant stond, legt bloot dat er een scheve machtsbalans
ontstaat tussen degenen die het werk doen en degenen die uiteindelijk
aan de knoppen draaien. Jarenlang stonden redacteuren onder hoge
spanning, keken de verantwoordelijkheden stelselmatig weg en kregen
redacteuren waardeloze arbeidscontracten. Dat wordt allemaal betaald met
publiek geld. Alles voor de show, was het mantra, maar die show had ook
gemaakt kunnen worden zonder angstcultuur, met medemenselijkheid en met
goede arbeidsvoorwaarden.
Veel redacteuren van De Wereld Draait Door hadden een
jaarurenovereenkomst. Die kwam erop neer dat je, wanneer je tussentijds
stopte met je werk, achteraf geld moest afdragen aan BNNVARA, als een
soort boete. Wat mij betreft stopt de publieke omroep onmiddellijk met
dit soort flutcontracten. Daarom heb ik een aantal vragen aan de
staatssecretaris. Hoeveel omroepen maken gebruik van deze
jaarurenovereenkomsten? Over hoeveel werknemers hebben we het dan? Vindt
de staatssecretaris die contracten acceptabel? Is zij het met mij eens
dat omroepen, maar ook producenten hun medewerkers in principe gewoon in
vaste dienst moeten aannemen? Wat gaat de staatssecretaris doen om
binnen zeer afzienbare tijd de arbeidsmarktpositie van makers te
verbeteren? Is de staatssecretaris het met mij eens dat het borgen van
de sociale veiligheid in artikel 2.3 van de Mediawet zou moeten worden
opgenomen als onderdeel van de gedragscode? Hoe kijkt de
staatssecretaris naar de rol van de eindverantwoordelijken binnen de
publieke omroep? Herkent zij het probleem dat we al jarenlang horen van
makers en redacties — meerdere collega's hadden het daarover — dat de
directie te veel macht heeft? Is zij het met ons eens dat ook het
systeem niet goed is als één persoon of een klein groepje personen
uiteindelijk bepaalt wat er te zien is? Graag een reactie van de
staatssecretaris.
Voorzitter. We willen het ook hebben over iets waar we gezamenlijk
verantwoordelijk voor zijn, namelijk de Mediawet. Wij zijn daar namelijk
verantwoordelijk voor. Die wet stamt alweer uit 2008, maar is gebaseerd
op de Mediawet uit 1987. Die wet is dus niet alleen achterhaald, omdat
ons medialandschap er gewoon heel anders uitziet dan 35 jaar geleden en
omdat ons kijk- een luistergedrag flink is veranderd, maar er ontbreekt
ook eenheid in die wet. Emeritus hoogleraar informatierecht Egbert
Dommering schreef daar in 2014 al over: "Je kunt aan de structuur van de
wet aflezen dat hij te vaak is opgelapt; hij doet denken aan een
gebroken vaas, waarvan de scherven op alle mogelijke manieren weer aan
elkaar zijn geplakt." Ik kan het niet treffender omschrijven; daarom
citeer ik hem ook. Ik wil de staatssecretaris vragen of zij het met mij
eens is dat de Mediawet aan vervanging toe is. Zo ja, is zij dan bereid
om daartoe voorbereidingen te treffen? Maar ook wij als Kamer — ik vind
dat wij de taak hebben om bij te sturen en voorstellen te doen — kunnen
hierin het voortouw nemen. Neem bijvoorbeeld het redactiestatuut, zo'n
beetje het belangrijkste instrument om de onafhankelijkheid van
redacties te waarborgen. Maar in de wet staan nu maar twee
verplichtingen die in dat statuut moeten worden opgenomen. Als wij de
wet op dat punt niet aanpassen, dan is dat redactiestatuut een dode
letter in veel media-instellingen. Het is dan onvoldoende geborgd. Dat
is trouwens geen constatering van alleen mij als Kamerlid; ook het
Commissariaat voor de Media heeft daar onderzoek naar gedaan. Dat zegt
ook dat er op heel veel plekken geen redactiestatuut is of dat er gewoon
heel erg veel ontbreekt in dat statuut. Daarom hebben wij een amendement
ingediend, dat vanochtend is rondgestuurd, om de wettelijke eisen uit te
breiden over wat in een redactiestatuut moet worden opgenomen. Wij gaan
hier niet over het hoe — dat is echt aan journalisten en makers zelf —
maar wel over het wat. En dat willen wij met dit amendement
beogen.
De voorzitter:
Voor de kijkers thuis: dit is het amendement nr. 127. Ik denk dat iemand
bingo heeft thuis.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Wanneer dit amendement wordt aangenomen, regelen wij
minimumeisen om de onafhankelijkheid, de medezeggenschap en de sociale
veiligheid van de redactie te waarborgen in het redactiestatuut. Deelt
de staatssecretaris de conclusie van het Commissariaat voor de Media dat
het redactiestatuut wettelijk onvoldoende is geborgd? Is zij het met mij
eens dat de Mediawet de minimumeisen rondom dat statuut moet
uitbreiden?
Voorzitter. Dan een heel ander punt, namelijk streamers. Al jarenlang
maken wij ons zorgen over de wetteloosheid die voor streamingaanbieders
geldt. Grote buitenlandse kapitaalkrachtige partijen zijn naar Nederland
gekomen, kochten snel een marktaandeel op en hebben Nederland vervolgens
overladen met buitenlandse content. Binnenkort gaan we de wet over
investeringsverplichtingen bespreken. Maar ik wil de staatssecretaris
alvast een waarschuwing geven, want deze wet vinden wij op alle
mogelijke terreinen tekortschieten. Als de wet zo blijft, dan kan ik
voorspellen dat wij daar niet mee akkoord gaan.
Voorzitter. We maken ons niet alleen zorgen over streamingplatforms. We
zien ook dat radiozenders, televisiezenders en kranten vrijwel allemaal
in handen zijn van slechts enkele grote spelers. De grootste kranten van
Nederland zijn in handen van slechts twee bedrijven. De grootste
commerciële radiozenders zijn in de handen van slechts twee bedrijven,
straks mogelijk zelfs eentje. De markt vertoont ongezonde trekjes.
Daarom vraag ik de staatssecretaris of zij die zorgen deelt. Hoe denkt
zij dit tij te keren? Is zij bereid om onderzoek te doen naar in
hoeverre er nog sprake is van een gezonde marktwerking in de media? Vrij
Nederland kwam recent met stukken over dubieuze constructies van
buitenproducenten die producties maken met belastinggeld. Deelt de
staatssecretaris onze zorgen? Heeft zij de bevoegdheden om hier wat aan
te doen en, zo ja, wat gaat zij doen?
Voorzitter. Dan een laatste punt: toegankelijkheid. Juist de publieke
omroep zou toegankelijk moeten zijn voor iedereen in Nederland. Dat zou
niet eens een onderwerp van discussie moeten zijn aangezien Nederland
het VN-verdrag Handicap heeft ondertekend en gewoon heeft gezegd dat we
stappen gaan zetten om de toegankelijkheid van mensen op ieder vlak te
waarborgen. Maar we zitten nog steeds niet op dat niveau. We hebben eens
navraag gedaan bij de regionale publieke omroepen. Wat blijkt? Slechts
15% van de actualiteitenprogramma's bij regionale omroepen wordt
ondertiteld, terwijl ondertiteling cruciaal is voor mensen met een
gehoorbeperking, maar ook voor ouderen of mensen die de Nederlandse taal
onvoldoende machtig zijn. Nu zijn aan de commerciële landelijke omroepen
per AMvB, algemene maatregel van bestuur, wel eisen gesteld.
Respectievelijk 50% van de commerciële en 95% van de programma's moet
goed ondertiteld zijn, maar dat geldt dus niet voor onze regionale
omroepen. Ik vind het een gedeelde verantwoordelijkheid dat de regionale
omroepen voor iedereen toegankelijk zijn. Is de staatssecretaris het met
ons eens dat ook regionale omroepen veel vaker hun programma's zouden
moeten ondertitelen? Is zij dan ook bereid om daar budget voor vrij te
maken? Ik kijk uit naar de beantwoording. Dit is ook de reden waarom wij
onder het amendement van mevrouw Werner staan, over audiodescriptie. Dat
punt hebben wij de afgelopen jaren al heel vaak gemaakt. Ik ben heel
blij dat nu een aantal regeringspartijen, met het CDA voorop, dit een
heel belangrijk punt vinden.
Voorzitter. Ik ga toe naar het einde. Ik ben al een tijdje woordvoerder
op mediabeleid. Ik moet zeggen dat ik mij zorgen maken over de stand van
zaken in de sector en over waar wij naartoe gaan. In het omroepbestel
zit een omroep die stelselmatig weinig op heeft met journalistieke
kwaliteitsnormen. De sector weet maar niet af te rekenen met slechte
arbeidscontracten of gebrekkige sociale veiligheid. De markt is steeds
maar in handen van enkele grote, vaak buitenlandse, spelers. De
toegankelijkheid is niet op orde. Steeds meer mensen, jongeren al
helemaal, kijken niet meer tv via de tv in de huiskamer, maar doen dat
via de app. De app van de publieke omroep kent echter flink wat gebreken
en daardoor haken mensen af. Veel van die zorgen worden niet
geadresseerd in de hoofdlijnenbrief. Daarom wil ik afsluiten met een
vraag. Mijn laatste vraag aan de staatssecretaris is: welke problemen
wil ze aan het einde van haar termijn hebben opgelost? Wat zijn voor
haar die prioriteiten? Is de bereid om door te pakken in plaats van
schermen verder aan elkaar te lijmen?
Ik ben benieuwd naar alle antwoorden.
De voorzitter:
Ik vermoed dat u scherven bedoelde. Schermen aan elkaar lijmen …
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Zei ik wat anders dan?
De voorzitter:
U zei "schermen". Dat lijkt me onpraktisch. Dan is dat in ieder geval
rechtgezet. Mevrouw Werner had nog een vraag aan u.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter, dat bevestigt dat het drukke weken zijn.
Mevrouw Werner (CDA):
Ik heb maar een hele korte vraag aan mevrouw Westerveld. Ze had het net
terecht ook over de streamers, die er natuurlijk voor zorgen dat de
consumenten mooie programma's te zien krijgen, waaronder veel drama's en
andere films. Denkt mevrouw Westerveld dat onze commerciële omroepen,
dus ook RTL en Talpa, genoeg beschermd zijn tegen de grote techgiganten,
die al in ons land zijn en hier ook steeds meer komen? Zijn de omroepen
daar genoeg tegen beschermd?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dat denk ik niet. Ons punt van zorg is breder. Omdat we zien dat een
aantal grote internationale bedrijven steeds grotere — hoe zeg je dat? —
voet aan wal krijgt in Nederland, merk je ook dat mensen soms afhaken en
dat onze eigen makers heel erg onder druk staan. Daarom hebben wij in de
vorige regeerperiode heel vaak gezegd: laten we er nou voor zorgen dat
ook grote internationale bedrijven een stukje meebetalen en dat we dat
geld in een fonds stoppen dat ten goede komt aan Nederlandse makers. Er
is een wet in de maak. Dat lijkt in eerste instantie een goede stap te
zijn, maar als je heel goed kijkt naar de wet en de beslisnota die bij
die wet is geschreven, dan zie je dat die wet op een heel aantal punten
is afgezwakt, ook onder druk van het ministerie van Economische Zaken.
Ik vind daar wat van. Ik vind dat wij hier ook moeten staan voor de
bescherming van Nederlandse makers. Als er een wet ligt en een ander
ministerie zich daarmee gaat bemoeien, dan vind ik dat wij misschien als
Kamer wat gezonde druk terug moeten geven, moeten terugduwen. Dat is ook
waarom wij na het lezen van de wet die naar ons toe is gestuurd, flink
wat kritiek hebben.
De voorzitter:
Dan gaan we als laatste voor de lunch naar de heer Dekker, maar niet
voordat ik de kijkers thuis heb medegedeeld dat wij, als wij het over
"de streamers" hebben, het over de streamingplatforms hebben en niet
over de Nederlandse sterrengelegenheidsformatie. Ten slotte de heer
Dekker namens Forum voor Democratie.
De heer Dekker (FVD):
Dank u wel, voorzitter. Mijn bijdrage voor het mediawetgevingsoverleg
concentreert zich op het belang van vrijheid van meningsuiting en de
ideologische, politieke pluriformiteit van de publieke media.
Ons mediabestel komt voort uit het tijdperk van verzuiling gecombineerd
met het ideaal om het volk te verheffen, of op te voeden misschien wel.
Met name wanneer we kijken naar de publieke omroep, zien we dat beide
elementen van deze gedachtegang teruggevonden kunnen worden. Enerzijds
willen we inhoudelijke kwaliteit brengen, zodat het publiek juist
geïnformeerd wordt over maatschappelijke ontwikkelingen, het nieuws en
achtergronden. Anderzijds erkennen we dat er op verschillende manieren
tegen de wereld en het leven kan worden aangekeken, in het verleden
vertegenwoordigd door verschillende stromingen in de verzuilde
samenleving, en laten we nadrukkelijk ruimte voor deze verschillende
zienswijzen.
Deze opzet was uniek in de wereld en leverde lange tijd een zeer
bijzonder medialandschap op dat zich in veel opzichten, met name qua
pluriformiteit, onderscheidde van nationale omroepen in andere landen,
ten eerste omdat er organisatorisch werd geborgd dat verschillende
zienswijzen ook werkelijk aan de orde kwamen. Er was een stevige
concurrentie gaande tussen de omroepen, die allen hun invalshoek
fanatiek bepleitten. Ten tweede kwam dit doordat er gedwongen
kleinschaligheid, ondernemerschap en ownership ontstonden voor een
bepaalde media- en wereldoriëntatie. Creativiteit was noodzaak, ook waar
het de bedrijfsvoering betrof. Omroepen vormden een eigen wereldje, "een
eigenstandig ecosysteem", zou je tegenwoordig zeggen.
De wereld is veranderd. Schaalvergroting en optimalisatie van
bedrijfsvoering zorgden voor steeds meer samenvoeging van taken en
activiteiten. De verticale verzuiling in de maatschappij werd minder
scherp en de horizontale gelaagdheid deed haar intrede. De rol van de
verschillende omroepen als representatie van stromingen in de
maatschappij is veel minder duidelijk geworden. Het wordt lastiger voor
de publieke media om zich scherp te onderscheiden van commerciële
partijen. Beide dingen naar de gunst van de kijker, want zonder stevige
kijk- en luistercijfers kan ook de publieke omroep niet lang overeind
blijven, al was het maar voor de reclamegelden, die in orde van grootte
zo'n 15% van de inkomsten bepalen. Tegenwoordig is het niet zo
gemakkelijk als vroeger om stromingen in de maatschappij te
onderscheiden en daar de pluriformiteit van de media aan te ijken als
betrouwbare afspiegeling. Een analyse van de politieke verdeling in het
land geeft mijns inziens nog het meeste houvast. In het politieke
spectrum is inmiddels een brede waaier aan partijen ontstaan. Door de
oogharen heen kan hier nog wel een indeling in herkend worden die zich
laat vergelijken met vroegere tijden: de liberalen, de socialisten en de
christendemocraten, in al hun verschijningsvormen, niet een-op-een te
verbinden aan individuele politieke partijen, maar wel in grove schetsen
herkenbaar.
Er is echter een groep bij gekomen die zich hier niet in
vertegenwoordigd weet. Dat is de rechterkant van de Tweede Kamer: de PVV
en ook FVD, BVNL en wellicht delen van de SGP, BBB en JA21. De groep
waarover ik het hier heb, beslaat op dit moment circa 20% van het totale
electoraat en heeft op veel van de grote maatschappelijke thema's een
andere visie dan de overige 80% van het politieke systeem. Het gaat
hierbij dan over cruciale thema's zoals massa-immigratie,
klimaatverandering, energietransitie, stikstof, natuur en landbouw,
lhbtiq+, de hele wokeagenda, slavernijverleden, ontwikkelingshulp,
nationale staten versus supranationale structuren, geopolitiek en
Rusland. Het zijn allemaal onderwerpen waarbij er in Nederland, en ook
in een groot deel van de rest van de westerse wereld, maar één standpunt
als beschaafd en ontwikkeld wordt beschouwd. Afwijkende standpunten zijn
in het heersende opinieklimaat feitelijk niet toegestaan; ze zijn
taboe.
We hebben het hier niet over absurde, vergezochte, totaal niet
onderbouwde contraire meningen van ongeïnformeerde burgers. Nee, bij elk
van de genoemde onderwerpen zijn er serieus onderbouwde visies,
gehuldigd door gekwalificeerde personen, die het tegendeel zeggen van de
geaccepteerde hoofdstroom. Waar in elk van deze onderwerpen het rechte
eind ligt, is hier niet aan de orde. Feit is dat deze normafwijkende
gezichtspunten bestaan. Deze zijn niet meer terug te vinden in de
klassieke zuilenverdeling. Dit is in zekere zin een nieuwe categorie.
Wanneer de gedachte van pluriformiteit en de afspiegeling van de
maatschappij nog steeds van toepassing is — mijns inziens is dat een van
de hoekstenen van de veelbezongen Mediawet — zou het geven van een stem
aan deze groep cruciaal moeten zijn.
Iets soortgelijks geldt voor de onderwerpen misinformatie, desinformatie
en factchecking. In de wereld van vandaag is er een enorme hoeveelheid
informatie, waarvan niet meteen duidelijk is of die volledig op waarheid
berust. De herkomst van deze informatie is lang niet in alle gevallen
een beslissende indicatie voor de betrouwbaarheid. Ook officiële kanalen
kunnen misinformatie verspreiden, per ongeluk onjuistheden in het nieuws
brengen of zelfs desinformatie distribueren: expres misleiden of
onjuiste informatie laten rondgaan. Obscure websites en nieuwsbronnen
kunnen te goeder trouw zijn en ongehoorde scoops produceren. Betrouwbare
en correcte factchecking is al snel manipulatief, want het is vaak
gebaseerd op opinie en dus subjectief. Dit bleek toen Facebook in een
rechtszaak tegen de journalist John Stossel moest toegeven dat zijn
eigen factchecking beschouwd moet worden als opinie.
In dit verband is de start van de omroep Ongehoord Nederland een
uitkomst. Door dit geluid op te nemen in het bestel is een essentieel
ontbrekend element toegevoegd. Duidelijk is dat de komst van Ongehoord
Nederland schuurt in omroepenland. Die zorgt voor irritatie. Gezamenlijk
afgesproken normen en waarden en de daaruit voortvloeiende
kwaliteitseisen en afspraken worden niet meteen door haar omarmd en soms
zelfs afgewezen. De neiging bestaat om het eigen ecosysteem met de
bijbehorende maatschappijvisie, normen, waarden en protocollen als het
enige juiste te zien en elke inbreuk daarop als schandalig. Het
ecosysteem is dan een echosysteem geworden, een echokamer, waarin we het
gezellig houden met elkaar en het over de essentiële zaken eens
zijn.
Voorzitter. Dat is precies wat we moeten zien te vermijden. Het is een
belangrijke taak van pluriforme, publieke media om kritisch te zijn en
alles te bevragen, zeker ook de hoofdstroom, het establishment, de
zittende macht. Er dreigt nu steeds meer een omgekeerde situatie te
ontstaan, waarbij de media zich verbinden met de macht en de politieke
oppositie juist extra kritisch wordt gevolgd, omdat zij zich niet aan de
grotendeels ongeschreven afspraken en fatsoensregels houdt en het
spelletje niet altijd netjes meespeelt. In de structuur van de publieke
media zou moeten worden gewaarborgd dat er als vanzelf tegenspraak
bestaat om kliekvorming te voorkomen.
In dat verband heb ik moeite met de voorgestelde samenstelling van het
adviescollege, dat bepalend moet worden bij het goedkeuren van nieuwe
omroepinitiatieven. Dat is niet zo omdat het geen goede mensen zouden
zijn, maar omdat ik meen dat het contraire geluid hier ontbreekt. De
opname en voortzetting van Ongehoord Nederland is een belangrijke
testcase, een lakmoesproef. De inzet zou niet moeten zijn "hoe zorgen we
ervoor dat Ongehoord Nederland zich gedraagt volgens onze gezamenlijke
afspraken?", maar veeleer "hoe plooien we de samenwerking zodanig dat
Ongehoord Nederland daarin mee kan doen?". Alleen in zo'n omgeving is er
een kans dat de noodzakelijke pluriformiteit en afspiegeling van de
maatschappij kunnen worden waargemaakt en dat de publieke omroep
bestaansrecht heeft en houdt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat roept een vraag op bij de heer Van Strien van de
VVD.
De heer Van Strien (VVD):
Aan het einde van dit betoog, dat volgens mij alleen maar een
vergoelijking is van ON! en verder eigenlijk vrij weinig, heb ik toch
een vraag. Allereerst van harte welkom aan de heer Bekker, omdat hij
hier zit. Het gebeurt niet vaak dat iemand van het Forum aansluit bij
een debat over media. Ze vinden van alles, maar nooit hier; nooit wordt
dat debat hier gevoerd. Dit is dus een mooie gelegenheid. Ik ben dan
toch benieuwd. Ik vraag, via u, voorzitter, aan de heer Bekker …
De voorzitter:
Dekker, met de d van Dirk.
De heer Van Strien (VVD):
Dekker, excuus, Dekker. Ik vraag het aan de heer Dekker. Als hij hier
niet vaak komt, kan dat gebeuren.
De voorzitter:
Dat was een live factcheck.
De heer Van Strien (VVD):
Toch een vraag. Er kijken ook veel journalisten naar zo'n debat, want
het gaat over media. Kan de heer Dekker dan toch eens reflecteren op een
aantal uitspraken van een collega van hem, die het over een
"verschrikkelijke rioollucht" of, sorry, een "ongelofelijke rioollucht"
heeft — anders gaan we weer soebatten over woordjes — als hij door de
gangen van de journalisten loopt? Hij zet journalisten ook weg als
"rioolratten". Dit is een mooie gelegenheid om te vragen wat de heer
Dekker vindt van dat soort uitspraken als het gaat over het Nederlandse
mediastelsel.
De heer Dekker (FVD):
Ja, deze vraag had ik wel verwacht.
De heer Van Strien (VVD):
Mooi, dan krijg ik ook een antwoord.
De heer Dekker (FVD):
U krijgt absoluut een antwoord. Het spel kan soms ruw gespeeld worden.
Ieder kiest zijn woorden. De essentie is dat in de heersende macht de
kritiek op de oppositie vanuit de journalistiek wat mij betreft sterker
wordt aangezet dan de kritiek op de coalitie. Dat vind ik ongelukkig.
Daardoor is het volgens mij helemaal niet zo kwalijk als er eens een
keer in stevige bewoordingen wordt teruggepraat tegen de media, zonder
dat nou te overdrijven. Dus ik vind de reacties daarop allemaal nogal
over the top en nogal overgevoelig.
De voorzitter:
Meneer Van Strien, voor uw laatste interruptie.
De heer Van Strien (VVD):
Begrijp ik goed dat men uit een soort verongelijktheid met een draaiende
camera afstapt op een journalist, die haar werk gewoon doet en een
Kamerlid van uw partij kritisch bevraagt? U vindt dus eigenlijk dat de
balans doorslaat. Ik kan u melden dat als wij een keer een
fractievergadering hebben over een migratiestandpunt, daar allerlei
journalisten staan; 20 stuks. Die bevragen ons tot op het bot. Dus het
beeld alleen al vind ik absurd. Maar omdat u het idee heeft dat u slecht
wordt behandeld, vindt u het rechtvaardig om met een draaiende camera te
roepen dat er een rioollucht hangt bij de mediaburelen en dat een
journalist een rioolrat is? U voelt zich verongelijkt. U staat in de
hoek van het schoolplein wat te stampen en zegt dit soort bizarre
dingen, terwijl u weet dat de consequenties voor zo'n individuele
journalist enorm zijn. Ik vind dat een heel bijzondere uitleg.
De heer Dekker (FVD):
Misschien was mijn uitleg niet helemaal duidelijk. Als journalisten een
oppositiepoliticus in de val proberen te lokken bij een bepaald
vraaggesprek en daarvoor ook gewoon onjuistheden gebruiken, dan vind ik
het niet ernstig dat je de betreffende journalist dan met wat satire —
want het was een duidelijk satirisch filmpje — op haar nummer zet. Ik
kan de gevoeligheid daarover niet goed plaatsen.
De voorzitter:
De heer Mohandis had een punt van orde.
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter, ik heb moeite met hoe collega Dekker hier journalisten
beschuldigt met termen als "rioolrat" en "rioollucht" …
De voorzitter:
Waarvan akte, maar dat is geen punt van orde.
De heer Mohandis (PvdA):
Ja, maar het is geen satire. Het is gewoon nonsens wat hier wordt
verkondigd.
De voorzitter:
Dat mag, meneer Mohandis, maar dat is geen punt van orde. Mevrouw
Westerveld had nog een vraag, haar laatste.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik word een beetje moe van dit gehuil als je zelf een keer wordt
aangepakt door journalisten. Ik wil tegen de heer Dekker zeggen dat we
met WNL, Ongehoord en PowNed nog nooit zo'n rechtse tak hebben gehad
binnen de publieke omroep. Dat gehuil over nooit gehoord worden, is dus
gewoon feitelijk niet waar. Ik zou hem willen vragen of hij het met mij
eens is dat wij in een vrije en democratische samenleving journalisten
nodig hebben die ons bevragen, die de macht bevragen en dat je als
Kamerlid ook verantwoording dient af te leggen aan journalisten. Ik wil
hem vragen of hij het met mij eens is dat we journalisten moeten
beschermen in plaats van hen moeten bedreigen en hun allerlei dingen in
de mond moeten schuiven. Is de heer Dekker dat met mij eens?
De heer Dekker (FVD):
Ik hecht bijzonder aan een journalistiek die kritisch is, ook kritisch
op de macht. Ik vind dat zelfs essentieel voor het functioneren van een
democratie. Ik kan hierin dus volstrekt meegaan met mevrouw Westerveld.
Ik vind dat je voorzichtig moet zijn met journalisten, in zoverre dat je
niet op de man moet spelen en dat je fair met elkaar om moet gaan. Dat
vind ik ook. Maar ik stel wel vast dat de journalistiek en het
establishment, zoals ik net in mijn bijdrage heb aangegeven, heel dicht
bij elkaar zijn komen te zitten. Ik stel het hogelijk op prijs dat er
met de komst van Ongehoord Nederland een journalistieke omgeving is
ontstaan die primair kritisch is op het establishment van vandaag. Dat
juich ik toe. Maar in z'n algemeenheid vind ik inderdaad dat
journalisten een rol te spelen hebben in het kritisch bevragen van de
macht.
De voorzitter:
Waarvan akte. U vervolgt uw betoog.
De heer Dekker (FVD):
Mijn betoog is afgelopen.
De voorzitter:
O, dat schikt. Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn.
We gaan nu schorsen voor zowel de lunch als de voorbereiding door het
kabinet van de beantwoording van alle gestelde vragen. We beginnen weer
om 13.25 uur.
De vergadering wordt van 12.40 uur tot 13.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, u kijkt naar het wetgevingsoverleg Media. We hebben
zojuist behalve de lunch ook de eerste termijn van de Kamer achter de
rug. Dan is nu het woord aan het kabinet om de vragen te beantwoorden.
Daarvoor geef ik het woord aan staatssecretaris Uslu.
Staatssecretaris Uslu:
Dank u wel, voorzitter. Er gebeurt heel veel in de media, en de
berichten zijn helaas vaak niet positief. Dat hebben we allemaal ook
gezien in de afgelopen week, of tien dagen. Net als u heb ook ik de
afgelopen week de berichten rondom De Wereld Draait Door gelezen, gezien
en gehoord. De afschuwelijke praktijken die daar hebben plaatsgevonden,
zijn toxisch en ...
De voorzitter:
Sorry, mijn telefoon gaat af. Zover reikt de macht van de media. Ik geef
het woord nogmaals aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Uslu:
Ik wou echt nog even goed benoemen dat ik wat ik heb gezien de afgelopen
week over de misstanden die hebben plaatsgevonden, toxisch en zó niet
van deze tijd vind. Dat moet echt anders. We zullen het er zo
inhoudelijk over hebben. Tegelijkertijd zien we ook dat de
onafhankelijke onderzoeksjournalistiek deze verhalen voor het voetlicht
brengt. Dat is een goede ontwikkeling. Een stevige, kritische
mediasector die iedereen kan voorzien van objectieve informatie,
achtergronden en duiding bij het nieuws waar ook het werkklimaat veilig
en gezond is, is een basisvoorwaarde. Een basisvoorwaarde voor een
democratische rechtsstaat en een gezonde samenleving. Media zijn meer
dan alleen nieuwsvoorziening. Media zijn ook belangrijke cultuurdragers
in Nederland. Ze bieden een platform voor cultuur en maken het
Nederlandse aanbod voor iedereen toegankelijk. Media hebben zo een
verbindende en een verrijkende rol in onze samenleving.
Voorzitter, ik zal overgaan tot de vragen. Misschien is het handig dat
ik de thema's eerst benoem. Ten eerste de landelijke publieke omroep,
dan grensoverschrijdend gedrag, dan de lokale omroepen, dan
toegankelijkheid en vervolgens de Media Freedom Act. Tot slot de overige
heel belangrijke vragen.
Voorzitter. Ik begin met de publieke omroep. Dagelijks wordt er door
veel mensen hard gewerkt aan mooie programma's. De publieke omroep
verzorgt onafhankelijk nieuws en brengt aanbod tot stand dat niet
vanzelfsprekend in een commerciële omgeving wordt gemaakt. Dat mogen we
best waarderen met elkaar. Maar we staan ook voor de uitdaging om ervoor
te zorgen dat de publieke omroep ook in de toekomst relevant blijft.
Pluriformiteit is een van de grote krachten van de landelijke publieke
omroep. Maar zoals we met elkaar hebben geconstateerd, is de basis van
die pluriformiteit ook aan slijtage onderhevig. Ook de bestuurbaarheid
in het open bestel komt in het gedrang. Met die uitdagingen ga ik de
komende periode aan de slag.
De heer Van Strien vroeg naar het adviescollege. Half september is het
Adviescollege landelijke publieke omroep van start gegaan. Het college
zal in juli 2023 met een advies komen. Zij kijken, zoals verzocht in de
motie-Mohandis, breder naar hoe de maatschappelijke worteling van de
omroepverenigingen en de kwaliteit van de publieke omroep in de toekomst
het beste kan worden vormgegeven. In december komt het adviescollege met
een kadernotitie, waarin zij uiteen zullen zetten op basis van welke
uitgangspunten zij hun opdracht zullen uitvoeren en hoe zij invulling
zullen geven aan de motie-Mohandis. De kadernotitie zal uiteraard met uw
Kamer worden gedeeld. Ik heb bij de voorzitter van het adviescollege
aangegeven dat, indien de verbreding van de taakopdracht daarom vraagt,
een extra lid aan het college kan worden toegevoegd. Daarover heb ik nog
geen uitsluitsel gekregen.
De heer Kwint sprak over de versoepeling van de toelatingseisen. Ik wil
benadrukken dat het adviescollege juist kijkt naar criteria die toe- en
uittreding van publieke omroepen beter kunnen beoordelen. De criteria
die nu in de wet staan, volstaan niet meer. De heer Kwint vroeg ook naar
welke kant we op willen met het mediabestel. Daarvoor wacht ik eerst het
advies af. Na de zomer zal ik hier verder op ingaan en zal ik reageren
op het advies.
Mevrouw Westerveld is er nu niet, maar ik beantwoord haar vragen wel,
met uw goedvinden, voorzitter. Zij vroeg mij of de Mediawet niet aan
vervanging toe is. Ik zie inderdaad dat de Mediawet op punten verouderd
is. Rond de zomer komt het adviescollege met een advies. Ook hebben wij
net de beleidsdoorlichting ontvangen, zoals u weet. Ik verwacht dat dit
alles tot wijziging van de Mediawet kan en waarschijnlijk ook gaat
leiden. Ik zal ook met de blik die mevrouw Westerveld verwoordt naar
deze wijziging kijken.
Mevrouw Werner uitte haar zorgen over kijkcijfers en marktaandelen. Deze
zorgen begrijp ik uiteraard. Ik begrijp ook wat de consequenties kunnen
zijn. Dat hebben we de afgelopen weken nogmaals gezien. Het vorige
kabinet heeft de afbouw van reclame ingezet. Daarnaast kan ik me
voorstellen dat het een en ander onderdeel kan zijn van het advies van
het adviescollege. Ook kan ik tegen mevrouw Werner zeggen dat de NPO al
veel breder kijkt. De NPO kijkt bijvoorbeeld naar specifieke doelgroepen
die kunnen worden bereikt en naar de waardering en de maatschappelijke
impact van programmering.
Mevrouw Werner vraagt naar de verhouding tussen omroepen en de NPO. Ze
vraagt hoe ik ervoor ga zorgen dat omroepverenigingen weer over hun
programma's gaan en zekerheid krijgen over hun budget op langere
termijn. De waarheid is dat ik daar niet over ga. De NPO heeft een
coördinerende taak ten aanzien van het plaatsen van het media-aanbod,
het uitvoeren van de publieke mediaopdracht en het concessiebeleidsplan.
Ik hecht ook aan die coördinerende taak van de NPO. Ik neem aan dat dat
ook voor u geldt, dat we dat allemaal doen. Ook vanuit het perspectief
van de kijker is dat belangrijk. De kijker heeft belang bij een vindbaar
en herkenbaar aanbod en niet bij te veel versnippering of overlap van
aanbod. Dat moet de NPO doen in samenspraak met de omroepen en binnen de
kaders van de Mediawet. Dit heeft mevrouw Werner zelf ook benoemd. Een
van die kaders van de Mediawet is overigens het vooraf voorgestelde of
vastgestelde budget waar omroepen aanspraak op maken.
Zal ik even wachten?
De voorzitter:
Als u dat zelf aanbiedt ... Dat moet u nooit aan Kamerleden aanbieden;
die maken daar altijd naarstig gebruik van.
Staatssecretaris Uslu:
Het ging erom dat er veel gesproken werd, volgens mij over kopjes
koffie. Ik dacht: mevrouw Werner moet dit wel even horen.
De voorzitter:
Mevrouw Werner had nog specifiek een vraag over het punt van de
NPO.
Staatssecretaris Uslu:
Ik ga nog door op de vragen van mevrouw Werner, hoor.
De voorzitter:
Oké, als u die nog aan het beantwoorden bent ...
Staatssecretaris Uslu:
Daarom vroeg ik of ik eventjes moest wachten, omdat mevrouw Werner het
misschien niet zou horen. Ik herneem 'm weer.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Staatssecretaris Uslu:
Wat dit onderwerp betreft, mevrouw Werner: ik roep de omroepen en de NPO
ertoe op om daar gezamenlijk over in gesprek te blijven en juist de
balans te vinden in dezen. Ik zie dat dat bij de uitwerking van het
genremanagement in de praktijk ook gebeurt. Een ander voorbeeld is de
uitwerking van de digitale strategie die de NPO in de komende maanden
uitwerkt. Onderdeel daarvan is de wijze waarop omroepen via hun eigen
portals verbinding leggen met hun publiek. Rond de zomer komt de NPO met
een plan hiervoor. Ik heb vernomen dat het door mevrouw Werner
aangestipte onderwerp van de besteding van eigen middelen door omroepen
daar ook onderdeel van wordt. Overigens is NPO Start, waar mevrouw
Westerveld naar vroeg, ook onderdeel van deze strategie.
Voorzitter. Mevrouw Werner vroeg of we niet af moeten van de Ster. Het
coalitieakkoord stelt hierover dat de afspraken uit de visiebrief van
het vorige kabinet worden voortgezet. 2022 is daarmee het eerste jaar
waarin reclame wordt afgebouwd op de publieke omroep. Voor de komende
concessieperiode bezien we hoe we dit verder zullen vormgeven. Ik wil
hier nu niet vooruitlopen op een besluit daarover. Zoals ik al zei, is
2022 pas het eerste jaar waarin er sprake is van afbouw. Die afbouw gaan
we stapsgewijs doen. Na dit jaar hebben we meer zicht op de gevolgen van
de afbouw en het verbod op online reclame. Deze kennis kunnen we weer
gebruiken om de vervolgstappen te zetten.
De voorzitter:
Dan ga ik nu alsnog mevrouw Werner het woord geven voor haar
vraag.
Mevrouw Werner (CDA):
Dank aan de staatssecretaris voor dit eerste stukje beantwoording.
Eigenlijk zegt de staatssecretaris juist datgene wat mij zo veel zorgen
baart. Als ik het goed begrijp, zegt de staatssecretaris namelijk: de
NPO en de omroepverenigingen moeten gewoon een goede samenwerking weten
te vinden met elkaar. Het probleem is dat dit al jarenlang niet het
geval is. We kunnen het dus niet afdoen met "ze moeten het samen maar
eventjes zien te beklinken". Dit is een probleem. Het is al heel lang
een probleem. Het gaat ook over titels die vandaag en morgen worden
geprogrammeerd, waar ook weer mensen aan werken. Blijkbaar is het dus zo
dat de NPO en de omroepverenigingen er samen níét uit komen.
De voorzitter:
Uw vraag is wat het kabinet daaraan gaat doen, neem ik aan.
Mevrouw Werner (CDA):
Juist.
De voorzitter:
Dat is meestal ook mijn vraag als ik een probleem constateer. Mevrouw
Uslu.
Staatssecretaris Uslu:
Dan wil ik toch even benoemen dat het adviescollege nu kijkt naar de
verhouding tussen de NPO en de omroepen. Vervolgens is er een
beleidsdoorlichting. Daar ga ik een reactie op geven voor de zomer. Laat
ik het zo zeggen dat er genoeg in gang gezet is om de relatie te
stimuleren en tot betere verhoudingen te komen.
De voorzitter:
Mevrouw Werner, ik was net vergeten te zeggen dat een interruptie iets
korter is dan de inleiding die u net gaf. U mag uiteraard nog een vraag
stellen.
Mevrouw Werner (CDA):
Het probleem is de onveiligheid. Daarover praten we hier vandaag.
Onveiligheid heeft te maken met de samenwerking. Ik weet niet of we zo'n
brief nog kunnen afwachten. De NPO moet geen sturende rol hebben, maar
een coördinerende rol. Maar ze pakken de sturende rol. Dat zou niet zo
moeten zijn.
De voorzitter:
En uw vraag is of het kabinet dat met u eens is.
Mevrouw Werner (CDA):
Uiteraard.
Staatssecretaris Uslu:
Ik kom straks terug op de onveiligheid. Wellicht krijgt u ook iets
genuanceerdere antwoorden op uw vragen. Ik heb het thematisch ingericht.
Voorzitter, misschien moeten we even kijken of er later nog op deze
manier of op een andere manier gereageerd kan worden of vragen gesteld
kunnen worden.
De voorzitter:
Mijn ervaring is dat wij in deze zaal altijd een moment vinden om ergens
op terug te komen. Dat komt goed. Vervolgt u uw betoog.
Staatssecretaris Uslu:
Dan ga ik door met de vraag van mevrouw Westerveld over de
redactiestatuten. Het Commissariaat voor de Media heeft inderdaad
aangegeven dat de wet onvoldoende duidelijkheid biedt over waar een
redactiestatuut uit zou moeten bestaan. Ik deel de conclusie en kan me
goed voorstellen dat we minimumeisen opnemen in de Mediawet. Ik geef het
amendement oordeel Kamer.
Voorzitter. Dan Ongehoord Nederland.
De voorzitter:
Ik word er terecht op gewezen dat de mensen thuis natuurlijk wel moeten
kunnen meeschrijven. Amendement op stuk nr. 127 van het lid Westerveld
krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Uslu:
Voorzitter. Dan Ongehoord Nederland. De heer Van Strien en de heer Kwint
vroegen naar het onderzoek van de NPO Ombudsman. De ombudsman hanteert
een termijn van maximaal drie maanden voor het onderzoek. Ik verwacht
dat het onderzoek dus ergens komende maand zal komen. Met betrekking tot
de financiering van de NPO Ombudsman deel ik de analyse van de heer Van
Strien dat de omvang van de taakopdracht is gegroeid. Of dat nog past
bij de huidige financiering, is iets waar ik naar zou moeten kijken. Ik
ben zeker bereid dat ook te doen.
De heer Van Strien en de heer Mohandis vroegen naar het sanctiebeleid.
Zoals ik heb aangegeven tijdens het tweeminutendebat, kom ik daar voor
de zomer op terug.
De heer Van Strien vroeg nog naar de stand van zaken van de
samenwerkingstafels en NLZIET. Op 8 september heb ik gesproken met de
deelnemers van de samenwerkingsagenda. De mediatafels hebben eraan
bijgedragen dat de deelnemers elkaar goed kunnen vinden en dat er steeds
meer wordt samengewerkt. Dit blijkt onder andere uit de recent
gepresenteerde innovatieagenda van de mediasector. Ik heb met de
deelnemers enkele thema's geïdentificeerd die de gehele sector raken en
waarover ik met hen door zal praten. Naar aanleiding van de motie-Van
Strien/Sjoerdsma ben ik in gesprek met de partijen over NLZIET. Zoals de
motie mij vraagt, zal ik uw Kamer begin 2023 per brief hierover
informeren en de uitkomsten van de gesprekken aan u mededelen.
Voorzitter. Er zijn ook vragen gesteld over het artikel dat afgelopen
weekend is verschenen in Vrij Nederland, onder anderen door de heer
Kwint, de heer Van Strien en mevrouw Westerveld. In het artikel werd
gesteld dat de bestedingsverplichting van landelijke publieke omroepen
voor onafhankelijke producties ertoe leidt dat er belastinggeld in de
zakken van buitenlandse aandeelhouders verdwijnt. De leden vragen mij of
ik de zorgen hierover deel en of ik de bevoegdheid heb hier iets aan te
doen. De heer Kwint stelt voor om de bestedingsverplichting volledig te
schrappen. Ik snap dat het artikel zorgen en vragen oproept. Dat is ook
bij mij het geval. Eerder was de Algemene Rekenkamer hier al kritisch
over. Na dit rapport heeft de NPO verbeteringen doorgevoerd in de
sturing op doelmatigheid en de verantwoording daarover bij de landelijke
publieke omroep. Hier heb ik afspraken over gemaakt met de NPO. De
uitvoering daarvan volg ik kritisch, net als het Commissariaat
overigens. Zo wordt ook gekeken naar kosten van een productie in relatie
tot de verwachte bijdrage aan de publieke waarde bij
programmavoorstellen van onafhankelijke producenten. Ook rapporteren
omroepen en de NPO in hun jaarverantwoording over het bedrag dat aan
onafhankelijke producties is besteed. De eisen daaraan zijn dus per 2022
aangescherpt, zodat naast het bedrag ook wordt gerapporteerd over het
aantal producties dat hiermee tot stand is gekomen.
Maar velen van u hebben alsnog hun zorgen geuit over verantwoording en
transparantie. Dat kan ik me voorstellen. De heer Van Strien stelde op
dit punt voor om een transparantieregister in te stellen. Ik ben het
helemaal eens met de heer Van Strien en de heer Kwint als zij zeggen dat
de NPO nieuws moet maken en niet het nieuws moet zijn. Het antwoord op
zijn vraag of de Tweede Kamer moet kunnen controleren waar het
belastinggeld naartoe gaat en of het doelmatig wordt besteed, is een
volmondig ja. Ik vind ook dat er transparantie moet zijn in keuzes die
door de publieke omroep worden gemaakt. Kortom, verantwoording en
transparantie staan hoog op de agenda, ook op die van mij.
Maar het voorstel van de heer Van Strien om hiervoor op het niveau van
individuele programma's en salarissen van individuele presentatoren te
rapporteren, gaat toch een tikkeltje te ver. Dat is niet het niveau
waarop de politiek de NPO moet controleren. Die keuzes zijn echt aan de
autonomie van de NPO en de omroepen. Het gesprek in de politiek moet
gaan over middelen in relatie tot publieke waarde, maatschappelijke
impact, specifieke doelen en het bereiken van doelgroepen. Dat is niet
in een programma, omroep of zender te vangen. De prikkel die uitgaat van
discussies op het niveau van individuele programma's vind ik ook niet
bevorderlijk voor het onafhankelijke creatieve proces van omroepen en
makers. De koppeling die de heer Van Strien zelf maakt tussen het aantal
luisteraars van een radiozender en het bestaansrecht van die zender
illustreert precies de discussie die wat mij betreft niet op die manier
gevoerd moet worden. Ik wil daarom ook geen uitspraken doen over een
minimum aan luisteraars of kijkers om een zender te rechtvaardigen. In
plaats van een nieuw instrument, een transparantieregister, zet ik in op
versterking van het bestaande instrumentarium, zoals ik hiervoor al
benoemd heb.
Ik wil wel dat het gesprek hierover met de NPO, en ook hier in de Tweede
Kamer, gevoerd wordt op basis van die laatste feiten. Het artikel in
Vrij Nederland baseert zich op het rapport van de Algemene Rekenkamer en
dat stamt uit december 2018. De NPO is daarna aan de slag gegaan met die
aanbevelingen. Ik wil daarom de Rekenkamer vragen om een
vervolgonderzoek te doen naar de mate waarin de gedane aanbevelingen
door de NPO zijn opgevolgd. De nieuwe feiten kunnen dan de basis zijn
voor vervolgacties. Laten we dus in ieder geval de Algemene Rekenkamer
vragen om dat onderzoek te doen, zodat we nieuwe informatie, nieuwe
feiten hebben. Dan kunnen we ook meenemen wat de NPO heeft gedaan de
afgelopen jaren.
De heer Kwint vroeg mij …
De voorzitter:
Voordat we overgaan naar mijn vraag, heeft de heer Van Strien nog een
vraag over het transparantieregister.
De heer Van Strien (VVD):
Ik volg de staatssecretaris, maar twee punten snap ik niet helemaal.
Waarom zou inzage in de kosten automatisch leiden tot politieke
inmenging? Dat is volgens mij helemaal niet zo. Als de NPO, het
medialandschap en het Media Park zelf transparantie moeten geven over
waar dat geld naartoe gaat, dan zal dat ook leiden tot een
attitudeverandering. Dan stop je niet zomaar een halve ton, of sterker
nog, zelfs een half miljoen, in de mik van een presentator. Dan ontstaat
er een andere cultuur op het Media Park, en dat is volgens mij waar we
naartoe moeten. U refereert aan een rapport van 2018, maar sindsdien is
er niks gebeurd. Dat is zes jaar geleden. Er is aan wat knopjes
gedraaid, maar we zien nog steeds dezelfde structuur, dezelfde
omzeilingen. Dus waar baseert de staatssecretaris op dat het nu plots na
al die jaren wel goed gaat, zonder dat zij nieuw instrumentarium
heeft?
De voorzitter:
Een mooie factcheck: 2018 is vier jaar geleden.
Staatssecretaris Uslu:
De heer Van Strien zegt dat hij vooruitloopt. Het is mooi dat hij dat
doet. Volgens mij ben ik niet duidelijk genoeg geweest, want ik zeg
eigenlijk dat die transparantie heel belangrijk is. Die moet er zijn,
maar is het de juiste manier om dat nu op basis van de feiten van 2018 —
daar hebben we het over; dat is vier jaar geleden — zo in detail vanuit
de overheid te organiseren? Moeten we niet eerst kijken wat de situatie
nu is? Dat is eigenlijk wat ik nu zeg, want er zijn wel vorderingen
gemaakt, maar die moeten we in kaart brengen. Dan kun je zeggen: deze
punten zijn wel goed gegaan en deze niet, en dit moeten we aanpakken. Nu
gaan we — tenminste, dat stelt meneer Van Strien voor — een
transparantieregister instellen en alles in kaart brengen, waardoor ook
de autonomie wegvalt. Ik stel voor om eerst te kijken naar de nieuwe
feiten.
De heer Van Strien (VVD):
Ik heb twee simpele vragen. Waarom valt de autonomie dan weg? Ik heb nog
steeds ook de vraag op basis waarvan ... We hebben het rapport van de
Algemene Rekenkamer, de kritiek van de Raad voor Cultuur en de kritiek
van het Commissariaat voor de Media gehad. We hebben hier amendementen,
moties en Kamervragen gehad. Uw voorganger heeft zich ertegenaan
bemoeid. Er is niets veranderd. U zegt dat er wat dingetjes veranderd
zijn. Nou, die zijn in ieder geval niet inzichtelijk voor ons. Dan vraag
ik me af: hoe tast het feit dat iets transparant en openbaar is de
autonomie aan, als ik hier duidelijk aangeef dat dat niet het doel is?
Het is mij dus niet bekend waarom u vasthoudt aan die lijn. Het is mij
ook niet bekend wat we nou precies verliezen als we zo'n
transparantieregister introduceren, dat er bijvoorbeeld ook al is in de
zorg.
Staatssecretaris Uslu:
Volgens mij stellen we steeds dezelfde vragen en geven we dezelfde
antwoorden. In ieder geval is transparantie heel belangrijk. Daar wordt
aan gewerkt. Het is belangrijk om in kaart te brengen of er vorderingen
zijn. Vervolgens kunnen we kijken of het echt een middel is of niet. Dat
is wat ik voorstel en wat ik zeg. Dat betekent niet dat die
transparantie er niet moet zijn, maar door op dit moment op deze manier
een transparantieregister vorm te geven, perk je de bewegingsvrijheid of
de bewegingsmogelijkheden enorm in.
De voorzitter:
Ho, ho, ho, meneer Van Strien, we gaan niet buiten de microfoon om
vragen stellen. Sterker nog, dat ga ik vanaf nu ernstig bestraffen,
namelijk met het afstrepen van twee interrupties.
De heer Van Strien (VVD):
Vanaf nu?
De voorzitter:
Ja, vanaf nu. Staatssecretaris, had u het punt over de buitenproducenten
geheel beantwoord of komt u daar nu aan toe?
Staatssecretaris Uslu:
Nee.
De voorzitter:
Oké, top.
Staatssecretaris Uslu:
Voorzitter, ik was bij uw vraag gebleven. De heer Kwint vroeg mij de
bestedingsverplichting bij onafhankelijke producenten te schrappen. Ook
dat is lastig. Daar ben ik niet voor. Die bestedingsverplichting hebben
we niet voor niets. Hiermee zorgen we ervoor dat het bestel openblijft
voor onafhankelijke producten die met hun creativiteit en flexibiliteit
bijdragen aan de kwaliteit van de programmering. De Nederlandse
audiovisuele productiesector is goed voor 120.000 banen en 1 miljard
euro omzet per jaar, en staat hoog aangeschreven om zijn creatieve
kracht. Er was brede steun in uw Kamer om het bestedingspercentage te
verhogen en om hiermee de positie van de producenten en de
toegankelijkheid van het bestel nog steviger te verankeren. Volledig
afschaffen kan ook niet. We zijn gehouden aan minimumeisen vanuit de
Europese regelgeving. Zal ik nog doorgaan?
De voorzitter:
Ik had hier zelf nog een vraag over. Niemand zegt: wij verbieden
buitenproducenten! Als zij goede kwaliteit leveren en als zij mooie
programma's maken, kunnen zij gewoon door de publieke omroep worden
ingehuurd. Dat is geen enkel probleem. Ik snap alleen niet waarom er een
bepaald percentage uitgegeven móét worden aan deze buitenproducenten. En
als er Europese regels zijn, ben ik ook wel benieuwd wat het Europese
minimum zou zijn.
Staatssecretaris Uslu:
Het Europese minimum is 10%. Volgens mij heb ik uw eerste vraag dan niet
zo goed begrepen of niet goed gehoord.
De voorzitter:
Ik stel niet voor om ze te verbieden. Ik stel niet voor dat ze niet meer
ingehuurd mogen worden. Ik zeg alleen dat ik de verplichting eraf wil.
Op het moment dat de buitenproducenten die inderdaad heel mooie dingen
maken, goede ideeën hebben, dan kunnen ze daar gewoon voor worden
ingehuurd door de publieke omroep. Wat mij betreft gaat alleen de
verplichting eraf. Daarmee zetten we toch niet 120.000 banen op de
tocht, als zij goed werk leveren?
Staatssecretaris Uslu:
Wat is de vraag aan mij?
De voorzitter:
Bent u dat met mij eens? Een verplichting valt niet samen met het
schrappen van banen. Dat is eigenlijk mijn precieze punt. Ik vind dat er
te gemakkelijk een lijntje wordt gelegd tussen de importantie van de
sector, die ik onderschrijf, en het noodzakelijke middel daartoe,
namelijk verplichte inhuur. Herkent de staatssecretaris dat?
Staatssecretaris Uslu:
Daar moet ik dus heel lang over nadenken. Wat ik wel herken ... Ik heb
het artikel natuurlijk ook gelezen. Je ziet dat het toch wel
consequenties heeft die je niet wilt zien. Aan de andere kant is het
natuurlijk ook de vraag: wat kunnen we eraan doen dat dat geld dan naar
bedrijven of bedrijvenconstructies gaat? Het zijn wel Nederlandse
bedrijven en daar werken Nederlandse mensen. Ze maken mooie producties.
Het is goed dat die producties worden gemaakt. In die zin zie ik dus
echt wel het belang van onafhankelijke producties en onafhankelijke
producenten. Ik sta eigenlijk dus nog steeds op mijn standpunt en dat
laat ik zo.
De heer Van Strien vroeg ook naar de verdeling van de kosten over
verschillende kerntaken van de NPO. Daarvoor verwijs ik hem graag naar
de terugblik 2021 of naar de begroting van 2023 van de NPO, waarin de
verdeling van de middelen over de verschillende genres te vinden is. Ik
vind deze verdeling een goede afspiegeling van de publieke mediaopdracht
en de uitwerking daarvan in het concessiebeleidsplan. Er zijn overigens
geen afspraken over hoe de verdeling over de kerntaken zou moeten zijn.
Dat is aan de omroepen en aan de NPO. De verdeling kan ook per jaar
verschillen, afhankelijk van bijvoorbeeld de uitzending van grote
sportevenementen.
Mevrouw Westerveld vroeg nog naar de concentratie van mediabedrijven.
Ook dit onderwerp en deze zorgen begrijp ik. De ACM is op dit moment
bezig met het beoordelen van de fusie tussen RTL en Talpa. De ACM heeft
hier een eigen verantwoordelijkheid in. Overigens zijn er naast de
tv-zenders van RTL en Talpa en de zenders van de publieke omroep nog
allerlei andere aanbieders van tv-zenders, zoals Discovery en Disney. Ik
wil het onderzoek van de ACM afwachten. Ik heb met het Commissariaat
gesproken over de opdracht om een monitoringsmodel te ontwikkelen om de
pluriformiteit op de nieuwsmarkt te volgen. Dat hadden we nog
niet.
Tot slot vroegen de heren Kwint en Mohandis naar de plannen van Ziggo om
de Europese voetbalwedstrijden alleen nog via een app van Ziggo uit te
zenden. Ik ben uiteraard bekend met deze plannen, maar het zijn
vooralsnog slechts plannen. Uiteindelijk toetst het Commissariaat of dit
mag volgens de Mediawet. Zoals ik in de mediabegrotingsbrief heb
aangegeven, zal ik in 2023 de zogenoemde evenementenlijst evalueren.
Daarbij neem ik dan ook het punt van de toegankelijkheid mee. Ook kijk
ik dan of de definitie van een opzet net in deze tijd nog passend
is.
De voorzitter:
Dan gaan wij naar mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Meteen even een kleine rectificatie van mijn eigen spreektekst. Ik
meldde per ongeluk ... Ik zei in mijn spreektekst — ik zei het bijna
goed — dat zowel de twee grootste kranten als de radio als commerciële
tv-zenders in handen zijn van twee grote bedrijven en toen had ik moeten
zeggen dat het er bij de tv binnenkort misschien één is, maar ik zei per
abuis "bij de radio".
Het onderzoek waar de staatssecretaris naar verwijst, van de ACM, zou er
in september al zijn. Ik zou de staatssecretaris graag willen vragen of
zij weet waar dat onderzoek nu blijft.
Staatssecretaris Uslu:
Nee, dat weet ik niet, want de ACM is een onafhankelijk orgaan. Ik kan
daar niets over zeggen.
De voorzitter:
Kunt u daar wel naar informeren of kunt u zich laten informeren, zodat
er een indicatie komt?
Staatssecretaris Uslu:
Ik kijk even naar mijn buren. Kunnen wij dat?
De voorzitter:
Voor de kijkers thuis: er wordt geknikt.
Staatssecretaris Uslu:
Ja, we kunnen dat vragen. Dat zullen we ook doen.
De voorzitter:
De heer Mohandis had nog een vraag.
De heer Mohandis (PvdA):
Ja, nog even over de Ziggoapp. De staatssecretaris zegt dat het nog maar
een voornemen is en dat het nog maar de vraag is of ze het gaan doen. Ik
twijfel daarover, omdat het best wel stellig overkwam. Er is een
mailwisseling geweest van Ziggo met ons, om uit te leggen waar ze staan
in dat proces; er worden natuurlijk ook voorinvesteringen gedaan. Het
lijkt er dus op dat ze ervan overtuigd zijn dat dit volgens de Mediawet
kan. Zoals ik eerder heb gezegd, is het volgens ons strijdig met in
ieder geval de geest van de Mediawet, zoals die nu is geformuleerd. Ik
zou wel tijdig een signaal afgeven — dat is mijn advies aan de
staatssecretaris — als blijkt dat het niet overeenkomt met de Mediawet.
Enige haast is dus wel nodig, want in 2024 zal dit allemaal worden
uitgezonden. Dan zijn de rechten verkregen en dan zal dit Europese
toernooi daar te zien zijn voor iedereen. Tenminste, dat is dan de
discussie: is het voor iedereen toegankelijk of niet?
Staatssecretaris Uslu:
Op dit punt wil ik de heer Mohandis geruststellen, want formeel is er
niets besloten. Het Commissariaat houdt toezicht en toetst de wet.
De heer Mohandis (PvdA):
Oké, dan wachten we af hoe dit verder gaat. Wij constateren enige
stelligheid van Ziggo. Ik verzoek de staatssecretaris echt om hier
tijdig duidelijkheid over te verschaffen. We zullen dit nauwlettend
volgen.
De voorzitter:
Ik heb daar zelf nog een vervolgvraag over namens de SP-fractie. Als het
niet Ziggo is, is het natuurlijk wel een volgende partij. Natuurlijk
gaat het Commissariaat een specifiek voorstel toetsen, maar in bredere
zin gaat het ook over de toereikendheid van de Mediawet en de definities
die daarin worden gehanteerd. Kan de staatssecretaris dat in ieder geval
meenemen in haar reactie op dat onderzoek van de commissie van wijzen
dat eraan komt? Het heeft een andere naam, maar ik doel op die
verkenning.
Staatssecretaris Uslu:
Dit gaat echt over de private sector, dus het is eigenlijk lastig om het
mee te nemen.
De voorzitter:
Daar heeft de staatssecretaris een punt. U gaf zelf aan dat een
herziening van de Mediawet zomaar zou kunnen. Dat zei u in reactie op
mevrouw Westerveld. Dat lijkt me dan wel een logisch moment om ook te
kijken of de gehanteerde definities nog van toepassing zijn.
Staatssecretaris Uslu:
Maar die ziet ook op de publieke omroep.
De voorzitter:
Ik ga wel iets bedenken. U vervolgt.
Staatssecretaris Uslu:
Dan de gebeurtenissen rond De Wereld Draait Door. Mevrouw Werner stelde
de vraag of de NPO de juiste organisatie is om het onderzoek in gang te
zetten. De heer Bosma maakte hier ook een aantal opmerkingen over. De
NPO heeft hier een wettelijke taak; laat ik daarmee beginnen. De NPO is
als coördinerend orgaan verantwoordelijk voor de publieke omroep als
geheel. Deze casus heeft daarnaast te maken met arbeidsrecht, zoals de
positie van werknemers met een tijdelijk contract. Het onderzoek moet
los hiervan onafhankelijk plaatsvinden. Daarom vind ik het een
verstandige zet dat de NPO heeft besloten het opdrachtgeverschap te
delegeren aan een onafhankelijke commissie. Voor de duidelijkheid: het
opdrachtgeverschap is dus gedelegeerd aan de onderzoekscommissie en een
extern bureau zal het onderzoek uitvoeren. Vanaf nu moet de
onderzoekscommissie onafhankelijk opereren in de formulering van de
onderzoeksvragen en in de aansturing van het onderzoek.
De heer Kwint vroeg nog naar de voorzitter van de commissie, de heer
Martin van Rijn. De NPO heeft de heer Van Rijn gevraagd. Die keuze hoort
ook daar te liggen. Ik twijfel overigens niet aan de onafhankelijkheid
en de deskundigheid van Martin van Rijn. Het Commissariaat houdt
uiteraard ook toezicht en volgt de opzet en uitvoering van het
onderzoek. Mores en regeringscommissaris Mariëtte Hamer zullen de
commissie bijstaan als onafhankelijke adviseurs. Het is dus een stevig
team.
De voorzitter:
De heer Mohandis heeft een vraag over dat stevige team.
De heer Mohandis (PvdA):
Dat laatste is het zeker, maar mijn vraag gaat daar niet over. Die gaat
over de onderzoeksopzet en het delegeren door de NPO. De
staatssecretaris zei dat de onderzoeksopzet en de hele uitvoering onder
die commissie vallen. Geldt dat dan ook voor de reikwijdte? Ik neem aan
dat zo'n adviescommissie ook gewoon de vrije rol krijgt om goed te
kijken hoe breed het onderzoek moet zijn. Het gedelegeerde
opdrachtgeverschap moet echt gedelegeerd zijn en niet een heel klein
beetje gedelegeerd. Kunt u die duidelijkheid verschaffen?
Staatssecretaris Uslu:
De onderzoekscommissie is volledig onafhankelijk, dus ook in de
formulering van de opdracht en ook in de uitvoering en de breedte. Zij
heeft contouren meegekregen van de NPO, maar ook daarin is de commissie
onafhankelijk om die nog aan te passen of te veranderen.
Mevrouw Werner (CDA):
Ik wil nog graag weten welke data er worden meegenomen in dit
onderzoek.
Staatssecretaris Uslu:
Wat ik heb gelezen, is dat ze allebei voor de zomer komen.
Mevrouw Werner (CDA):
Excuus, ik bedoelde niet de datum, maar de data, dus welke gegevens. Wat
wordt er nou meegenomen in dit onderzoek? Hoe breed is dit
onderzoek?
Staatssecretaris Uslu:
Dat gaat de onderzoekscommissie nu uiteraard vormgeven: de opdracht, de
breedte, de data. Dat wordt allemaal vormgegeven. Er zijn wel contouren
meegegeven, zoals … Nou, ik kan daar wel iets meer details over geven,
maar dat is overal in de pers te lezen. Het gaat dan bijvoorbeeld over
welke signalen … Maar goed, nu ga ik in detail. Als u dat wil, kan ik
een lijstje maken van wat de contouren zijn geweest voor deze
opdracht.
Mevrouw Werner (CDA):
Maar waar het mij voornamelijk om gaat, is dat de staatssecretaris het
dus nog steeds terecht vindt dat de NPO de opdrachtgever is.
Staatssecretaris Uslu:
Nog één keer: de NPO is niet de opdrachtgever. Er is een gedelegeerd
opdrachtgeverschap. De onderzoekscommissie geeft de opdracht, formuleert
de opdracht en ziet toe op de uitvoering van het onderzoek.
De voorzitter:
De heer Bosma heeft hier ook een vraag over.
De heer Martin Bosma (PVV):
Dat onderzoek zit ongetwijfeld op alle zaken die zijn opgeschreven.
Mevrouw Werner had het over data. In dat onderzoek speelt ongetwijfeld
ook de persverklaring een de rol. Meneer Van Nieuwkerk heeft er twee
uitgegeven. Dat is nogal pikant. Mevrouw Leeflang probeert dat onderzoek
te beïnvloeden door een persverklaring te beïnvloeden. Zij is op dat
moment een scheidsrechter die het verloop van de wedstrijd probeert te
beïnvloeden. Ze is dus zowel scheidsrechter als speler tegelijkertijd.
Is dat niet hoogst ongelukkig?
Staatssecretaris Uslu:
Ik wil niet ingaan op insinuaties of op wat daarover in de pers is
geschreven. Er is nu een voorzitter van de onderzoekscommissie. Er wordt
een onderzoek ingesteld. Ik neem aan dat allerlei ontwikkelingen rond
dit thema en deze misstanden daarin meegenomen worden.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik vind het onjuist dat de staatssecretaris die gaat over media een
artikel in de Volkskrant wegzet als insinuaties. In de Volkskrant heeft
gewoon gestaan dat mevrouw Leeflang naar de kleedkamer van de heer Van
Nieuwkerk is gegaan om een tweede, een andere, persverklaring te doen
uitgaan. Zij heeft dat onderzoek dus alvast een beetje proberen te
sturen. Laat ik de vraag anders stellen. De staatssecretaris zegt
terecht: de NPO heeft een coördinerende taak, niets meer dan dat. Maar
op grond van welk artikel uit de Mediawet gaat de voorzitter van het
bestuur van de NPO in hemelsnaam naar de kleedkamer van Matthijs van
Nieuwkerk om zijn persverklaring bij te schaven?
Staatssecretaris Uslu:
Ik heb net gezegd dat er een onderzoekscommissie is die breed zal kijken
naar alle ontwikkelingen. Ik ga hier geen uitspraken over doen. Het is
in het nieuws geweest en er zijn verschillende ideeën over, maar ik ga
hier geen oordeel over vellen. Gelukkig hebben we een onafhankelijke
onderzoekscommissie die hiernaar gaat kijken.
De heer Martin Bosma (PVV):
We hebben ook een Mediawet. Het is onze kerntaak als Tweede Kamerleden
om erop toe te zien dat de wet wordt nageleefd. Als wetten niet meer
worden nageleefd, kunnen we dit gebouw namelijk wel sluiten. Ik heb een
hele simpele vraag. De staatssecretaris heeft helemaal gelijk: de NPO
heeft een coördinerende taak, niets meer dan dat. Sinds wanneer is het
de taak van de voorzitter van het bestuur van de NPO om persverklaringen
bij te schaven als die in de toekomst wellicht, bijvoorbeeld bij
processen, een verkeerde uitwerking kunnen hebben? Ik bedoel dat een
voormalige Zuidasadvocaat gaat meedenken: Matthijs, zet dat er wel in en
dat niet, want dat kan je misschien brokken opleveren. Dat is toch niet
de taak van het bestuur van de NPO?
Staatssecretaris Uslu:
Ik waardeer de interpretaties van de heer Bosma, maar het zijn echt
interpretaties. Ik ga hier geen uitspraken over doen.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik interpreteer niks. Ik ken de Mediawet gewoon goed. Daar staat niet in
dat het bestuur van de NPO zich zo diep moet bemoeien met presentatoren
en de manier waarop zij in de pers komen en wellicht een partij gaan
vormen in processen of met welke repercussies een persverklaring moet
hebben. Het is toch heel vreemd, heel vreemd — dat zal de
staatssecretaris toch met mij eens zijn — dat de voorzitter van de NPO
naar de kleedkamer gaat van Matthijs van Nieuwkerk, samen met Frans
Klein, en daar een "betere" persverklaring gaat samenstellen, zodat hij
er beter uitspringt in de publiciteit? Dat is toch niet de taak van de
top van de NPO?
Staatssecretaris Uslu:
Ik ken de omstandigheden niet, dus ik kan hier niet op ingaan.
De voorzitter:
Ik heb daar zelf nog wel een vraag over. Wordt het wel onderdeel van het
onderzoek? De staatssecretaris kan zeggen: het zijn insinuaties en ik
weet niet of dit gebeurd is. Maar ik vind het wel degelijk relevant om
te weten of dit gebeurd is, ook vanuit de bemoeienis van de top van de
NPO.
Staatssecretaris Uslu:
Daar gaat het onderzoek over. Het gaat ook om de signalen en om welke
systemische oorzaken er zijn. Dat is allemaal onderdeel van het
onderzoek. Nogmaals, ik ben heel blij dat er nu een onderzoekscommissie
is. Ik ga ervan uit dat dit zeker wordt meegenomen.
De voorzitter:
U vervolgt.
Staatssecretaris Uslu:
De arbeidsmarktpositie. Samen met mevrouw Westerveld, de heer Mohandis
en de heer Kwint vind ik ook dat de mensen die bij de publieke omroep
werken, moeten kunnen rekenen op een fatsoenlijk contract en een
eerlijke beloning. Werknemers die het gevoel hebben dat ze inwisselbaar
zijn, voelen zich onveilig. Ik kan me voorstellen dat mensen zich dan
minder snel durven uit te spreken bij misverstanden of dat ze zich
minder snel durven uit te spreken of er iets over durven te zeggen als
er iets gebeurt of als ze iets ervaren.
Het hele kabinet vindt de brede arbeidsvraagstukken die nu spelen, van
groot belang. Zo is het kabinet bij de uitvoering van het regeerakkoord
van plan om de flexibele arbeidscontracten in alle sectoren verder terug
te dringen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is op dit
moment bezig met de uitwerking daarvan. Afspraken over contracten,
waaronder ook flexcontracten, worden gemaakt tijdens
cao-onderhandelingen tussen de sociale partners in de omroepsector. In
de huidige cao omroeppersoneel, die loopt van 1 januari 2022 tot en met
31 december 2023, zijn door beide kanten van de tafel al stappen gezet
om de verhouding tussen de vaste contracten en de flexcontracten aan te
scherpen van 60%-40% tot 70%-30%. Deze aangepaste verdeling moet
uiterlijk op 1 januari 2024 door de omroepen gerealiseerd zijn. Het is
goed dat deze stap rond flexcontracten is gezet, maar het is
belangrijker dat dit ook echt wordt nageleefd. Ik deel uw zorgen wat dat
betreft. De heer Mohandis heeft dit daarnet ook onderstreept.
Ondanks de ambities ben ik er ook niet echt gerust op, als ik heel
eerlijk ben. Ik ga hierover een stevig gesprek aan met de NPO en het
College van Omroepen. Ik wil de vraagstukken rondom vast, flex, het
jaarurensysteem, de redactiestatuten, de naleving van de Fair Practice
Code, waaronder sociale veiligheid, en de buitenproducenten expliciet
bespreken, en bekijken waarin concrete afspraken hierover vastgelegd
kunnen worden.
Voorzitter, staat u mij toe dit ook te zeggen. Dezelfde voortvarendheid
die de NPO heeft getoond in het op gang brengen van het onderzoek,
verwacht ik ook in het bevorderen van meer vaste contracten. Hoe je 't
ook wendt of keert, dit is een heel belangrijk aspect van de
problematiek van sociale onveiligheid, waar we vandaag over spreken.
Laten we daar niet omheen draaien. Dit moet anders. Ik wil die
verandering dus ook echt zien. Ik wil hierin, waar dat gepast is vanuit
een overheid, faciliterend zijn. Ik zal uw Kamer voor de zomer
informeren over de uitkomsten van deze gesprekken, die ik structureel
wil voeren in de komende tijd.
Mevrouw Westerveld vroeg ook of het borgen van sociale veiligheid
onderdeel zou kunnen zijn van de gedragscode van de NPO. Dat vind ik een
interessante gedachte. Ik neem dit ook mee in de gesprekken met de
NPO.
Het is mij niet bekend hoeveel jaarurenovereenkomsten er zijn binnen de
publieke omroep. Daar vroeg mevrouw Westerveld naar. Er zijn vele
contracten en contractvormen. Ook dit jaarurensysteem is in de huidige
cao omroeppersoneel opgenomen.
Even kijken. Volgens mij kan ik nu naar de lokale en regionale omroepen
gaan, als er geen vragen meer zijn.
De voorzitter:
Ik kan u vertellen dat er wel vragen zijn, eerst bij Mohandis en daarna
bij meneer Dekker alsook bij mevrouw Werner.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik dank de staatssecretaris voor de bewoordingen dat het haar ook menens
is ten aanzien van de houding en de beloftes die we tot nu toe een
beetje hebben gehad, namelijk: we gaan minder flexen en meer vasten. De
praktijk laat toch zien dat dat maar niet van de grond komt, tenzij de
staatssecretaris daar nu al zicht op heeft. Wij gaan niet over de cao.
Het is prima dat het daarin wat scherper staat, maar ik zou de
staatssecretaris toch het volgende willen meegeven. Om te voorkomen dat
al die mooie gesprekken die u gaat voeren — daar vertrouw ik u in — er
over twee jaar toe leiden dat er wordt gezegd "we hebben goede
gesprekken gehad, maar het heeft tot niks geleid", zou ik u willen
meegeven om echt te bekijken of het niet wat steviger verankerd kan
worden in een concessiebeleidsplan. Daarmee heeft u zelf als
bewindspersoon een haakje waarop u kunt sturen. Daar ga ik straks in de
tweede termijn op door met een motie. Ik ben ook bereid om na te denken
over percentages en dergelijke. Alleen het gesprek aangaan — met veel
respect voor u, staatssecretaris; ik gun u die gesprekken — werkt gewoon
niet; veel van uw voorgangers hebben dat gedaan. Als u resultaat wilt,
dan moet u dus een tandje bijzetten. Deelt u dat met mij?
Staatssecretaris Uslu:
Ik denk mee. Ik zoek ook. Alleen, dit past niet bij de
prestatieovereenkomst. De prestatieovereenkomst gaat over de
doelstellingen die bereikt moeten worden met het programma-aanbod. Het
gaat dus echt over het programma-aanbod. Het gaat niet over hoe omroepen
hun werkgeversrol invullen.
De voorzitter:
De heer Mohandis had het volgens mij over een
concessiebeleidsplan.
De heer Mohandis (PvdA):
Ja, ik heb het echt over een concessiebeleidsplan. Dat moeten we voor
een langere periode vaststellen. Daarin moeten dingen over programma's
worden afgesproken met de omroepen.
De voorzitter:
Duidelijk. Het gaat over een concessiebeleidsplan. De staatssecretaris
weet wat dat is; daar ben ik van overtuigd.
Staatssecretaris Uslu:
Excuus. Ik begrijp dat uiteraard. Ik hoop dat de heer Mohandis wel
inziet dat de nieuwe concessieperiode pas in 2027 ingaat. Ik hoop toch
echt dat we daarvoor al wat voor elkaar hebben gekregen.
De heer Mohandis (PvdA):
Dat hoop ik ook. Wij werken ruim van tevoren toe naar de
concessieperiode. Ik zou dit echt meenemen in een stevig percentage,
waarmee we dit ook kunnen koppelen aan de financiering. Natuurlijk komt
die periode nog, maar als we het weer laten lopen, dan blijven we deze
discussie voeren. Ik voer die namelijk al sinds 2012. Ik hoor die al
sinds ik in de Kamer zit.
De voorzitter:
Volgens de heer Van Strien is dat zes jaar.
De heer Mohandis (PvdA):
Nee, ik hoor die discussie al sinds 2012, dus dat is al bijna tien
jaar.
De voorzitter:
Het was duidelijk.
Staatssecretaris Uslu:
We nemen het absoluut mee.
De voorzitter:
De heer Dekker heeft ook nog een vraag.
De heer Dekker (FVD):
Ik heb het in mijn bijdrage gehad over de pluriformiteit en de
representativiteit. In dat verband heb ik een lans gebroken voor het
belang van Ongehoord Nederland. Ik heb daar geen directe vraag aan
verbonden. Ik zou echter toch wel heel graag een reflectie van de
staatssecretaris willen op die opvatting.
De voorzitter:
Het gaat dus om een reflectie op het hele betoog van de heer
Dekker.
Staatssecretaris Uslu:
Die reflectie wordt heel kort, kan ik u zeggen. Ik wil het belang van de
externe pluriformiteit hierbij benadrukken. Het is heel belangrijk dat
we onszelf in de programma's op de televisie en de radio herkennen. Het
is belangrijk dat we onze verhalen herkennen. Het is belangrijk dat het
een mooie afspiegeling is van de samenleving. In dat opzicht hebben we
een heel mooie publieke omroep. Uiteraard gaan er ook dingen niet goed.
Dat zei ik net al. Daar werken we met z'n allen aan.
We hebben echter een mooie publieke omroep. Ik heb toevallig gisteren
gekeken naar de kosten van publieke omroepen in Europa, en zelfs breder.
Als ik kijk wat Duitsland, Frankrijk en België betalen aan de publieke
omroepen, dan zie ik dat wij best een zuinige publieke omroep hebben.
Daarmee wil ik afsluiten. Ik kan op dit moment helemaal niets expliciets
of specifieks zeggen over Ongehoord Nederland. Dat hoort namelijk bij de
publieke omroepen. Dat hoort bij de algemene, externe pluriformiteit.
Daar heb ik net uitspraken over gedaan.
De heer Dekker (FVD):
Het ging mij natuurlijk met name om de contraire invalshoek. Ik heb
betoogd dat die nogal eens mist in het hele aansturen van het
omroepveld. In dat verband was ik aangenaam verrast om te horen dat er
wellicht nog een plaats bij komt in het adviescollege. Ik zou u in ieder
geval willen vragen om bij de eventuele invulling van die aanvullende
plek te kijken of er een contraire persoonlijkheid zou kunnen worden
toegevoegd aan het verder voortreffelijke college.
Staatssecretaris Uslu:
Het adviescollege moet zelf beslissen waar de expertise ligt en op welke
manier zij die plek invullen. Daar kan ik geen advies over geven.
De voorzitter:
Mevrouw Werner, het is uw beurt.
Mevrouw Werner (CDA):
We willen allemaal natuurlijk een veilige werkcultuur. We willen
allemaal minder flexwerkers. Het antwoord hierop is: meer zeggenschap
voor de omroepverenigingen. Daarop zegt de staatssecretaris: ze moeten
maar gewoon goed met elkaar in gesprek blijven. Kan de staatssecretaris
één handreiking geven om dit een keer te doorbreken? Ze komen er
gezamenlijk namelijk gewoon niet uit.
Staatssecretaris Uslu:
Mag ik dat in de zomer doen, als we het advies van het adviescollege
hebben, als we de beleidsdoorlichting bespreken en ook de resultaten van
de onderzoekscommissie-Van Rijn hebben? Dan kan ik hierop
terugkomen.
Mevrouw Werner (CDA):
Ik begrijp het antwoord van de staatssecretaris wel, maar morgen,
overmorgen en volgende week starten er ook weer nieuwe programmatitels.
Het werk blijft maar doorgaan als het gaat om de veiligheid van zzp'ers.
Kunnen we dat nou dus niet gewoon een keer op een andere manier
bespoedigen?
De voorzitter:
De staatssecretaris op de vraag of wij het niet kunnen
bespoedigen.
Staatssecretaris Uslu:
Het is een hele grote vraag; het vergt een wetswijziging. Er komt ook
een actieplan door deze gebeurtenissen. Er gaat dus heel veel rollen en
gebeuren. Laten we dat nou afwachten. Het lijkt nog heel lang te duren,
de zomer, maar het is ook zo voorbij. Ondertussen wordt er wel gewoon
gewerkt aan allerlei zaken. Het is dus een grote vraag met een
wetswijzigingsconsequentie. Dat vergt tijd. Dat kan je niet in een paar
weken oplossen, maar het heeft wel prioriteit. Voor mij is het zelfs
topprioriteit. In die zin kan ik dus alleen maar zeggen dat het gaat
komen, maar niet binnen een week. In de zomer kom ik met een reactie
daarop.
De voorzitter:
U vervolgt.
Mevrouw Werner (CDA):
Ja, dan zijn we inderdaad een televisieseizoen …
De voorzitter:
Nee, niet u, de staatssecretaris. Haha!
Mevrouw Werner (CDA):
O.
De voorzitter:
U heeft al zes interrupties gehad.
Mevrouw Werner (CDA):
Echt? Ben ik er al helemaal doorheen?
De voorzitter:
Zeker. U bent trotse koploper in het interruptieklassement.
Mevrouw Werner (CDA):
O, excuses.
De voorzitter:
Volgens mij wilde u alleen zeggen dat u het niet eens wordt, en dat
hebben we allemaal kunnen concluderen.
Mevrouw Werner (CDA):
Ik wilde zeggen dat we dan wel een televisieseizoen verder zijn.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt haar betoog.
Staatssecretaris Uslu:
Voordat ik doorga, wil ik wel even zeggen dat het nu lijkt alsof ik
willens en wetens een televisieseizoen oversla, maar dat heeft gewoon te
maken met de acties die nodig zijn voor de vraag van mevrouw
Werner.
Dan wil ik graag overgaan naar de lokale, regionale, publieke omroepen.
Voordat ik inga op de vragen kan ik toelichten dat ik de afgelopen
maanden heel hard bezig ben geweest om tot een voorstel te komen dat
versterking en professionalisering van de lokaleomroepsector realiseert.
Ik doe dat samen met de belangrijkste sectorpartijen: de lokale
omroepen, NLPO, de gemeenten, VNG, en de mediatoezichthouder, het
Commissariaat voor de Media. We zijn al een flink eind op weg om de
wijziging van de financiering en de extra investering in de sector vorm
te geven. De heer Van Strien en de heer Mohandis vroegen hiernaar. Het
is me helaas niet gelukt om de plannen vóór dit WGO aan u door te
sturen. Ik had dat heel graag willen doen, maar het is een complex
traject. U ontvangt overigens wel spoedig, in ieder geval voor de kerst,
een brief met de voortgang van dit proces en de contouren voor het
versterken van het lokale omroepbestel. De brief geeft dus een update.
Het is mijn voornemen om in het voorjaar een aanvullende brief naar uw
Kamer te sturen met het voorstel tot een wetstraject. De versterking van
de lokaleomroepsector is speerpunt van mijn beleid. Dat is ook zo gezien
de opgave van het coalitieakkoord.
In mijn beleid heb ik ook aandacht voor private journalistiek, zeg ik in
de richting van de heer Van Strien. In de regelingen voor
onderzoeksjournalistiek is er juist ook veel aandacht voor private,
lokale en regionale media. Ook kranten en online initiatieven kunnen
daar gebruik van maken. Daarnaast heeft het Stimuleringsfonds voor de
Journalistiek een speciale regeling geopend, waar alle media gebruik van
kunnen maken. Deze regeling helpt ook lokale media bij vernieuwing,
bijvoorbeeld door nieuwe doelgroepen te bereiken of projectmanagement te
verbeteren. Dat zijn mooie voorbeelden van succesvolle vernieuwing met
de inzet van een klein beetje geld en een innovatiecoach. Ik heb
begrepen dat het animo onder lokale mediaorganisaties groot is, dus
daarmee wordt duidelijk in een behoefte voorzien.
In dit verband benadruk ik in de richting van de heer Van Strien dat
mijn beleid zowel private als publieke lokale media versterkt. Deze
media zijn complementair aan elkaar. Ze vullen elkaar aan. Concurrentie
is daarbij vanzelfsprekend. Lokale publieke omroepen manifesteren zich
daarbij, net als andere media, ook al online. Je moet je berichtgeving
in mijn optiek aanbieden op de plek waar je publiek zich bevindt. Anders
dreig je al gauw irrelevant te worden. Natuurlijk moet de lokale
publieke omroep dus online met een eigen koers zichtbaar zijn. Dat is
hij nu ook al.
De publieke omroep heeft een wettelijke taak. Hij moet alle doelgroepen
bedienen en heeft zich te houden aan bijvoorbeeld reclameregels. Er
blijft daarbij ruimte voor private media. Goede voorbeelden zoals de
heer Van Strien die deelde, neem ik altijd mee, maar hij moet mij
vergeven dat ik daar nu geen pasklaar antwoord op heb. Lokale en
regionale mediafondsen doen goed werk. Ik ken daar een aantal
voorbeelden van in Zuid-Holland, Tilburg en Amstelveen. Ik kan gemeenten
met zulke initiatieven dus alleen maar aanmoedigen.
De heer Van Strien noemde in dit verband ook een
jongejournalistenregeling en een opensourcenieuwsdatabase. Een
interessante gedachte. Ik wil voorstellen dat ik nader bezie of deze
instrumenten onderdeel kunnen zijn van mijn lokalemediabeleid. Daar heb
ik iets meer tijd voor nodig. Daar kan ik in mijn brief over lokale
media in het voorjaar op terugkomen. Zoals gezegd kom ik gauw met een
update over mijn beleid ten aanzien van lokale omroepen. Voor de kerst,
zei ik net. Daarin zal ik ook ingaan op de streekomroepen, in antwoord
op de vraag van de heer Van Strien en ter geruststelling van de heer
Mohandis. Ik bespreek dat nu met de belangrijkste stakeholders: de VNG
als vertegenwoordiger van de gemeenten en de NLPO als belangenbehartiger
van de omroepen. Ze hebben al omlijnde ideeën voor streekomroepvorming,
maar ook alternatieven daarvoor moeten we bekijken. Ik loop daar nu
liever niet op vooruit. Streekomroepvorming is niet het doel, maar ik
wil niet uitsluiten dat het een middel kan zijn om de
lokale-omroepsector te professionaliseren. Dus het is niet een doel. Het
biedt ruimte om streekomroepen te vormen.
Ik wil richting de heer Kwint verduidelijken dat de huidige
projectsubsidies via het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek helpen
om omroepen op te bouwen richting een nieuwe structurele situatie. Het
stimuleringsfonds is er niet voor structurele ondersteuning, maar wel
voor tijdelijke versterking in de breedte van het veld. Garanties na
incidentele projectsubsidies zijn er uiteraard niet. Wanneer zij zich
met deze tijdelijke middelen hebben kunnen versterken, is het
aannemelijk dat zij zich later kwalificeren voor een aanwijzing als
publieke omroep. Ik ben immers van plan om de aanwijzingsprocedure te
verzwaren, zodat alleen professioneel werkende omroepen een aanwijzing
kunnen krijgen. Het gaat er bij deze regeling om dat omroepen geholpen
worden om te professionaliseren.
Mevrouw Werner vroeg naar de kosten om de regionale omroep een vaste
zender te geven. Die kosten zijn eerder onderzocht in het kader van
regionale vensterprogrammering. Toen zijn deze kosten al naar voren
gekomen. De onderzoekers schatten een vaste lage zenderpositie al in op
zo'n 20 tot 35 miljoen voor drie jaar. Dat zegt het onderzoek. Hoewel
het een sympathiek klinkend idee is, zullen de kosten voor een hogere
zenderpositie vermoedelijk nog hoger liggen. Het gaat dan met name om
extra investeringen in het netwerk. Om deze financiële redenen is
ingezet op een verdere samenwerking tussen NPO en RPO in NPO Regio. Er
is dagelijks zendtijd voor de regionale publieke omroepen op NPO2 van de
landelijke publieke omroep. Er is dus voor deze vorm gekozen vanwege de
hoge kosten die hieraan verbonden waren.
Wat betreft regionale zenders in de app van de NPO: ik weet dat de
partijen daarmee al aan de gang zijn gegaan. Voor de oplevering van het
nieuwe videopublicatieplatform eind volgend jaar worden er nieuwe
afspraken gemaakt. Een selectie van het regionale aanbod wordt
aangeboden op NPO Start.
Dat waren de lokale omroepen. Nou, ze zijn er nog steeds, maar dit waren
de vragen over dit onderwerp.
De voorzitter:
Precies. Het blokje is afgerond, maar ze blijven gelukkig nog bestaan.
Dat was in het verleden trouwens ook niet altijd vanzelfsprekend. Maar
voordat ik mij daarover ga uitlaten, heeft de heer Van Strien nog een
vraag over dit blokje.
De heer Van Strien (VVD):
Dat is een hele goede herinnering, meneer Kwint.
Even ter geruststelling. Als ik het goed begrijp, hintte de
staatssecretaris er in eerdere debatten op dat ze vooral de lokale
omroepen wilde verstevigen. Ze gebruikte de twee termen net ook
wisselend, terwijl in het coalitieakkoord duidelijk staat dat het over
de lokale pers gaat en niet over de lokale omroepen. Dat is echt een
verschil. Maar als ik het goed begrijp, zegt de staatssecretaris nu dat
de intensivering van de versterking op lokaal niveau en alle extra
investeringen die daarachter vandaan komen wat haar betreft gaan over de
versterking van de lokale journalistiek en dus niet over de lokale
omroepen. Het is dus breder dan alleen de subsidie, de relatie met
OCW.
Staatssecretaris Uslu:
Ja, ik kijk breder, maar ik wil de heer Van Strien ook niet heel
enthousiast maken, want het coalitieakkoord zegt dat het over de
financiën gaat. Als we het over de financiën hebben, dan gaat het over
de publieke omroepen en de pers.
De heer Van Strien (VVD):
Het gaat over de onafhankelijkheid.
De heer Mohandis (PvdA):
Even een punt van orde: ik constateer onenigheid over het
coalitieakkoord. Ik zeg het maar even.
De voorzitter:
Ik constateer dat als mensen willekeurige punten van orde gaan maken, ze
dat interrupties gaat kosten.
Staatssecretaris Uslu:
Het gaat over de financieringssystematiek. Het enige wat de overheid
financiert, zijn de omroepen. Die worden door de overheid gesubsidieerd.
Misschien wil de heer Van Strien nogmaals naar het coalitieakkoord
kijken. Dat wil ik ook doen, hoor. Maar dit is de interpretatie.
De heer Van Strien (VVD):
Kijk, daar begint het al: "dit is de interpretatie". Wat er letterlijk
staat, is: de pers. Maar de staatssecretaris heeft het vaak over de
omroepen. Ik constateer nu dat het gaat om de pers in brede zin. Het
gaat niet alleen om de financiering tussen OCW en de publieke lokale
omroepen. Die financiering gebeurt breder, via allerlei fondsen,
projecten et cetera. Dus mijn zorg zit er altijd in als de
staatssecretaris zegt dat zij de "lokale publieke omroepen" wil
stimuleren. Ik begrijp nu op basis van dit interruptiedebatje dat zij
zegt: wij gaan in brede zin de lokale media proberen te versterken.
Klopt dat? Dan heb ik nog een paar leuke ideeën en moties over hoe dat
vormgegeven zou kunnen worden, maar dan zijn we het daar in ieder geval
over eens.
De voorzitter:
We gaan het horen of u het met elkaar eens bent. Uw neutrale voorzitter
luistert met bovengemiddeld interesse.
Staatssecretaris Uslu:
We kijken breder. Laten we daar helder over zijn. Sommige regelingen
staan ook open voor private pers, private media. Maar de financiering
gaat uiteraard over de lokale omroepen, de publieke lokale
omroepen.
De voorzitter:
Ik kijk nu even naar de heer Mohandis en mevrouw Werner, die allebei
opzichtig om een extra interruptie smeken. Dat mag, maar dan wel een
vraag zonder inleidingen.
De heer Mohandis (PvdA):
Heel kort, voorzitter. Wat mij betreft gaan we nog uitgebreider spreken
over de lokale omroepen als die brief er ligt. De staatssecretaris zei
net, en dat verwarde mij een beetje: we kijken wel naar de streekomroep
als middel. Wat bedoelt u daarmee? Kunt u daar helderheid over
geven?
Staatssecretaris Uslu:
Wat ik bedoel, is dat er ruimte voor is als lokale omroepen zich willen
bundelen en streekomroepen willen vormen.
De voorzitter:
En mevrouw Werner voor haar verhelderende vraag.
Mevrouw Werner (CDA):
Ontzettend aardig van u, voorzitter, dat ik nog een klein dingetje mag
vragen. Volgens mij heeft de staatssecretaris mij niet goed begrepen.
Die 25, 30 miljoen voor een vast venster voor de regio: dat bedoel ik
helemaal niet. Ik bedoel meer: als je op de 6 van je afstandsbediening
klikt, krijg je SBS6, op 4 krijg je RTL4. 10 is de regio. Dat kost geen
25 of 30 miljoen, oprecht niet.
Staatssecretaris Uslu:
Ik ben bang dat dat wel zo is. Daar hebben wij namelijk ook op deze
manier naar gekeken.
De voorzitter:
Ik heb helemaal geen 10 op mijn afstandsbediening. De staatssecretaris
vervolgt haar betoog.
Staatssecretaris Uslu:
Voorzitter. Misschien helpt het nog als ik zeg dat deze berekening en
deze informatie ook in de Mediabegrotingsbrief staat. Daar staat dat, in
een voetnoot.
De voorzitter:
Het komt via de voorzitter bij mevrouw Werner terecht. Dan gaan we nu
naar het blokje toegankelijkheid, als ik mij niet vergis.
Staatssecretaris Uslu:
Dan inderdaad toegankelijkheid. Ik merk op dat er in de afgelopen twee
jaar de nodige stappen zijn gezet in het toegankelijker maken van het
media-aanbod. Zo wordt zowel het NOS Journaal om 20.00 uur alsook het
Jeugdjournaal dagelijks voorzien van een tolk Nederlandse gebarentaal.
Tijdens de verkiezingen zijn er verkiezingsdebatten op de publieke
omroep én bij RTL uitgezonden met een tolk Nederlandse gebarentaal. Maar
er is zeker ruimte voor verbetering. Hierover ben ik ook in
gesprek.
Voorzitter. Dan over de ondertiteling bij de regionale publieke
omroepen. Mevrouw Westerveld vraagt of ook de regionale omroepen niet
vaker hun aanbod zouden moeten voorzien van ondertiteling en of ik
bereid ben om op termijn daar budget voor vrij te maken. Ook mevrouw
Werner stipt het aandachtspunt rond toegankelijkheid van de RPO aan. Ik
snap hun zorg aangaande het ontbreken van of de beperkte hoeveelheid aan
ondertiteling in de programma's op de regionale omroepen. Ook ben ik met
hen van mening dat het media-aanbod zo veel mogelijk toegankelijk moet
zijn, ook waar het gaat om de regionale omroep. Maar ik wil nu niet
extra geld naar de regionale omroepen sturen zonder dat ik helder heb
waar het probleem zit. Daarvoor heb ik nog onvoldoende beeld van de
situatie bij de dertien regionale omroepen. Dat wil ik graag eerst in
kaart brengen. Daarbij kijk ik dan ook of het maken van afspraken of een
wettelijke basis kan helpen. Daarover zal ik u informeren. Resumerend:
ik wil eerst in kaart brengen hoe het zit. Dat heb ik onvoldoende in
beeld. Ook wil ik kijken of het maken van afspraken of een wettelijke
basis kan helpen om dit te stimuleren.
De voorzitter:
Was dat het blokje toegankelijkheid?
Staatssecretaris Uslu:
Ja, dat was het blokje ...
De voorzitter:
Wanneer gaat u ons daarover informeren? Dan kunnen wij dat meenemen in
ons onvolprezen toezeggingenregister.
Staatssecretaris Uslu:
Dat lukt ook voor de zomer.
De voorzitter:
Ik kijk nu al uit naar voor de zomer. Ik zie geen vragen bij de leden
over ... Ik zie één vraag.
Staatssecretaris Uslu:
Toch wel. Dat dacht ik al.
De voorzitter:
Dit was mijn schuld. Ik heb deze uitgelokt. Mevrouw Westerveld heeft
hier een vraag over. Zij heeft ook een amendement ingediend, samen met
mevrouw Werner, als ik me niet vergis.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
De staatssecretaris zegt dat ze het niet goed in beeld heeft, maar we
hebben het vrij helder in beeld. Slechts 15% van de
actualiteitenprogramma's bij de regionale omroepen is bijvoorbeeld
ondertiteld. We hebben ook in beeld dat er landelijk wel wettelijke
eisen worden gesteld, maar regionaal niet. Wat moeten we dan nog meer in
beeld brengen, wil ik de staatssecretaris vragen.
Staatssecretaris Uslu:
Daar geef ik heel graag antwoord op. We weten niet wat de reden is. Is
geld de reden? Dat weten we niet. De vraag is dus: wat is de reden, en
waar precies? Dat weten we niet. Als een wettelijke basis helpt ... Dat
is eigenlijk waar ik naartoe wil: is het geld, of is het iets wat we
echt anders moeten doen? Dat is iets wat we in kaart moeten brengen. Ik
sta er dus heel positief in, maar ik weet nog te weinig.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Wij hebben voor dit debat natuurlijk ook naar een aantal jaarverslagen
gekeken. Dan lijkt het erop dat de meeste regionale omroepen nou niet
bepaald hun geld aan het oppotten zijn. Het lijkt dus zeker ook wel een
kwestie van geld te zijn. We zien ook dat het beeld heel wisselend is.
Ik snap dat we een probleem eerst goed in kaart moeten brengen voordat
we zeggen dat er extra budget moet komen, maar ik zou het wel heel erg
zonde vinden als er daardoor weer heel lange vertraging met zich ... Ik
zou het zonde vinden als dat weer heel lange vertraging oplevert. Sorry,
ik zit af en toe even te worstelen met woorden. Dit terwijl we wel
allemaal het dilemma zien en allemaal vinden dat het toegankelijker zou
moeten zijn.
Staatssecretaris Uslu:
Dat deel ik. Ik wil het ook snel doen. Ik denk dus dat we kunnen
afspreken dat ik dit ook voor de zomer doe en dat we dan ook kijken naar
een mogelijke aanpassing van het budget als dat echt het probleem
is.
De voorzitter:
Dan gaat u nu naar het blokje Media Freedom Act. Ik had daarover geen
vragen genoteerd, maar u heeft vast beter opgelet dan wij. Kijk, ik zie
dat er inderdaad een vraag was van de heer Van Strien. Hartstikke goed.
Het blokje Media Freedom Act.
Staatssecretaris Uslu:
Voorzitter. In het BNC-fiche bij de Media Freedom Act ... De beoordeling
van het kabinet ... In het BNC-fiche bij de Media Freedom Act heeft u de
beoordeling van het kabinet al kunnen lezen. Excuses, ik moest me
eventjes herpakken. De heer Van Strien vroeg hier inderdaad net naar.
Nederland vindt mediavrijheid een groot goed. De regering is positief
over dit voorstel. Ik heb ook gehoord dat er zorgen zijn. Dat kan ik
begrijpen. Het is taaie materie en ook nog best wel in ontwikkeling. Ik
kijk naar de vragen.
Gaat Brussel hier niet in tegen onze Grondwet, vraagt de heer Van
Strien. Laat ik daar duidelijk over zijn. Het voorstel bevat geen
bepalingen die kunnen leiden tot voorafgaand overheidstoezicht op de
inhoud van de media, oftewel bepalingen die leiden tot censuur. Dat kan
ook nooit de bedoeling zijn. Persvrijheid is een grondrecht en de
overheid moet dat beschermen. Ik hoor de zorgen die geuit zijn, en ik
zal die serieus meenemen in de verdere behandeling van dit voorstel in
Europa, want het is ook nog echt in ontwikkeling. Meer kan ik hier niet
kwijt op dit moment.
De heer Van Strien (VVD):
Zo'n fiche heeft altijd de neiging om wat technisch te zijn. Ook nu zegt
de staatssecretaris eigenlijk: gaat u maar rustig slapen. Dat is een
beetje de boodschap die u ons meegeeft, terwijl we in de briefing en ook
vanuit het veld echt hebben gehoord dat dit veel verder gaat. We snappen
de charme van het voorstel wel voor mensen die in Bulgarije, Malta,
Cyprus of Polen wonen. Maar wat ik hoor uit de sector, en ook wat ik
dacht toen mevrouw Werner en ik na afloop van die technische briefing
even met elkaar praatten, is, om het bijna onparlementair te zeggen:
holy shit, waar gaat dit naartoe? U zegt hier nu: mwah, ik ben er
eigenlijk wel positief over en ik zie de bedreiging niet. Mijn vraag aan
de staatssecretaris, via u, voorzitter, is: kunnen wij misschien een
politieke appreciatie krijgen van dat voorstel vanuit de
verantwoordelijkheid die deze staatssecretaris heeft voor de
mediavrijheid, de persveiligheid en de persvrijheid in Nederland?
De voorzitter:
Er wordt gevraagd naar een politieke appreciatie.
Staatssecretaris Uslu:
Ja. Ik ben nog volop in gesprek. Het is nog een beetje te vroeg om die
politieke appreciatie te geven. Overigens vind ik dat u vooral heel
kritisch moet blijven. U zei er net iets over dat u te kritisch was.
Nee, u moet vooral kritisch blijven. Maar het is voor mij nog te vroeg
om die politieke appreciatie te geven. Het is echt volop in ontwikkeling
en ik ben nog volop in gesprek. Het is in beweging. Ik kan dat dus
misschien op een ander tijdstip doen, maar niet nu.
De heer Van Strien (VVD):
Dat snap ik. Aan de andere kant krijgen wij over het algemeen te horen:
de Brusselse trein is vertrokken en we hebben er geen invloed meer op.
Als we er nu een keer vroeg bij zijn, het nog in beweging is en het
lekker deint, laten we dan alsjeblieft aan boord gaan en zorgen dat het
de goede kant op deint. Als het te vroeg is voor een politieke
appreciatie, is er dan in ieder geval sprake van de inzet dat de
staatssecretaris aangeeft dat ze met de sector heeft gesproken, ze die
zorgen serieus neemt en ze dat kanaliseert naar de inzet van het
Nederlandse kabinet?
Staatssecretaris Uslu:
Ja. O sorry, voorzitter.
De voorzitter:
Dat is een heel kort en duidelijk antwoord. Daar wordt een voorzitter
altijd heel blij van.
Staatssecretaris Uslu:
Ik neem uw zorgen en ook de zorgen van het veld mee in deze fase.
De voorzitter:
Even een procedurele aanvulling. Deze komt op regelmatige basis terug
bij de inbreng voor de OJCS-Raad, inclusief de opstelling van de
Nederlandse regering. Dan gaan we naar de varia.
Staatssecretaris Uslu:
Mevrouw Westerveld maakte een opmerking over het tegenhouden van
Wob-verzoeken door de overheid. Het Adviescollege Openbaarheid en
Informatiehuishouding is ingesteld op basis van de Wet open overheid, de
opvolger van de Wob. Dit adviescollege heeft een bemiddelende functie
tussen de overheid en professionele gebruikers, zoals journalisten. Daar
zou bijvoorbeeld het gesprek over het tegenhouden van de Woo-verzoeken
kunnen worden gevoerd. Ik ga de vraag van mevrouw Westerveld in ieder
geval daar onder de aandacht brengen.
Voorzitter. Dan ben ik door mijn antwoorden heen.
De voorzitter:
Dan kijk ik nog even richting de Kamer. Mevrouw Westerveld had nog een
vraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dat was niet helemaal mijn punt. Mijn punt was dat wij moeten zorgen dat
journalisten beschermd worden. Wij moeten hen verdedigen. Het kabinet er
is er natuurlijk voor verantwoordelijk dat journalisten hun werk kunnen
doen en dat ze de macht kunnen controleren. Ik vind de afgelopen paar
jaar niet bepaald een schoolvoorbeeld van hoe het zou moeten. Een van de
voorbeelden is dat verschillende Wob-verzoeken die journalisten bij
ministeries, bijvoorbeeld bij VWS, hebben liggen, voortdurend worden
tegengehouden. De staatssecretaris is degene die uiteindelijk
verantwoordelijk is voor het mediabestel. Zij spreekt hier ook heel vaak
goede woorden over journalisten en het belang van de journalistiek. Met
die pet op wil ik haar vragen: legt zij deze vraag weleens neer in het
kabinet? Brengt zij dit onder de aandacht bij haar collega's?
Staatssecretaris Uslu:
Uiteraard doe ik dat, zowel bij collega's als bij andere instellingen.
Dat doe ik dus. Dat is ook mijn verantwoordelijkheid.
De voorzitter:
Dan kijk ik of er verder nog vragen onbeantwoord zijn. Dit is geen
manier om er een extra interruptie bij te smokkelen, mevrouw Werner. Ik
zag u al naar voren buigen! Hoho. Het is zeker geen uitnodiging. Dan
gaan we naar de tweede termijn. O, ik zie dat er behoefte is aan een
korte schorsing.
De heer Martin Bosma (PVV):
Niet bij de eerste spreker, hoor.
De voorzitter:
Dan schorsen we tien minuten.
De vergadering wordt van 14.46 uur tot 14.55 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met de tweede termijn van het wetgevingsoverleg Media. We
zullen daarbij dezelfde volgorde hanteren als we in de eerste termijn
gedaan hebben. Iedereen heeft zo ongeveer nog twee minuten over, om het
maar even huiselijk samen te vatten. Daar zullen wij u uiteraard aan
houden. Ik geef als eerste het woord aan de heer Bosma, namens de
PVV.
De heer Martin Bosma (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Het schandaal rondom De Wereld Draait Door
illustreert weer eens dat de Mediawet een dode letter is en dat die
alleen nog maar bedoeld is als façade waarachter Hilversum zijn
miljardensubsidie kan opsouperen. We zien dat de omroepen, dus KRO-NCRV,
BNNVARA et cetera, morsdood zijn. Ze worden gebruikt, onder anderen door
deze staatssecretaris, om te kunnen zeggen: kijk eens, de omroep is een
afspiegeling van de bevolking. Maar achter dat Potemkindorp is het
gewoon één iemand, namelijk de directeur video, die aan de touwtjes
trekt. De NPO-kreet "we bemoeien ons niet met de programmering" is een
leugen, zoals de hele Mediawet inmiddels een leugen is. Dat spijt me
bijzonder, maar het blijkt op heel veel punten. Het blijkt bijvoorbeeld
uit het antwoord op de vraag: wat doet mevrouw Leeflang in hemelsnaam in
de kleedkamer van Matthijs van Nieuwkerk? Wat zou nou haar belang zijn
om een persverklaring bij te schaven? We weten het niet. De
staatssecretaris zegt dat het insinuaties zijn. Een van de kranten heeft
het zwart-op-wit staan. Wat is het belang van de voorzitter van de NPO?
Hoe past het in de Mediawet dat zij daar gaat zitten en blijkbaar een
persverklaring gaat bijschaven? Ik vind het een mysterieuze zaak. Maar
goed, we krijgen er geen antwoord op. Misschien kan de staatssecretaris
dit in tweede termijn nog even markeren.
Mag ik nog één punt maken, voorzitter? Waar ik echt een groot probleem
mee heb, is dat deze staatssecretaris de NCTV, een veiligheidsdienst,
heeft laten rapporteren inzake journalisten, namelijk van Ongehoord
Nederland. Nou wordt er veel gesproken, onder andere in kringen van de
partij van deze staatssecretaris, over Hongarije en Polen en dat het
daar allemaal zo erg is. Maar dat ik nog eens mag meemaken dat een
veiligheidsdienst wordt afgestuurd op journalisten vind ik een algeheel
dieptepunt in de geschiedenis van de naoorlogse media. Mevrouw Uslu
heeft een grens overschreden. Dat toont maar weer eens aan hoezeer het
vrije woord in Nederland bedreigd wordt.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
De heer Van Strien, namens de VVD.
De heer Van Strien (VVD):
Dank, meneer Kwint. Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording.
Ik ben er niet gerust op. Ik ben niet gerust op de serieusheid waarmee
OCW haar rol nu gaat oppakken ten opzichte van het brede medialandschap
en wat betreft het faciliteren van de samenwerking met alle partijen.
Over de samenwerkingstafels refereerde de staatssecretaris aan 8
september, maar dat ligt in het verleden. Wat zijn haar ambities en
plannen voor de toekomst? Hoe gaat zij de samenwerking verder
stimuleren, ter versterking van het mooie Nederlandse medialandschap?
Wat zijn haar ambities? Waar wil ze op uitkomen?
Ook na ons interruptiedebatje ben ik er niet gerust op dat de
staatssecretaris zich hard gaat maken voor het brede medialandschap op
lokaal niveau. Daarom een motie.
de motie-Van Strien over een visie op lokale journalistiek
(36200-VIII, nr. 129)
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vrije media en onafhankelijke journalistiek op lokaal
niveau van groot belang zijn voor de lokale democratie;
constaterende dat in het coalitieakkoord extra middelen zijn vrijgemaakt
voor de versterking van de lokale pers en onderzoeksjournalistiek;
constaterende echter dat de staatssecretaris de lokale pers vooral wil
versterken via lokale omroepen;
overwegende dat creatieve oplossingen nodig zijn om de lokale pers en
journalistiek te versterken;
overwegende dat herintroductie van de jongejournalistenregeling zowel
publieke als private lokale media in staat stellen meer te investeren in
journalistiek;
overwegende dat een door lokale media gezamenlijke gecreëerde open
source nieuwsdatabase het lokale nieuwsaanbod kan versterken;
overwegende dat er best practices in het land te vinden zijn waarop op
lokaal niveau de media zijn versterkt;
verzoekt de regering met een visie op lokale journalistiek te komen en
daarin op bovengenoemde ideeën te reageren en best practices te
inventariseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Strien.
Zij krijgt nr. 129 (36200-VIII).
De heer Van Strien (VVD):
Tot slot: transparantie bij de NPO. Volgt u het nog?
De voorzitter:
Voor geen meter. Nee. Ik heb werkelijk waar geen idee wat u zojuist
gezegd hebt. Ik wil u er even op wijzen dat er een artikel in het
Reglement van Orde staat dat zegt dat moties kort en duidelijk
geformuleerd moeten zijn. Ik leg dat hier even neer.
De heer Van Strien (VVD):
Dat zijn ze ook hoor. Dank u wel voor deze aanmoediging. Het dictum was:
"verzoekt de regering met een visie op lokale journalistiek te komen en
daarin op bovengenoemde ideeën" — die ik dus daarvoor had gearticuleerd
en graag wil herhalen — "te reageren en best practices te
inventariseren." Dit gaat ook niet af van mijn spreektijd, hoop ik, want
dit is een antwoord op een interruptie.
Dan het tweede: transparantie bij de NPO. De VVD gelooft niet dat meer
transparantie leidt tot politieke aansturing en is er ook niet gerust op
dat zelfreflectie leidt tot verbetering en meer transparantie bij de
NPO. Wij vragen waar dat miljard naartoe gaat. De Kamer heeft er recht
op dat te weten. Dus daarom de volgende motie.
de motie-Van Strien over een transparantieregister waarin omroepen
de kosten van elk tv- en radioprogramma vermelden (36200-VIII, nr.
130)
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het niet inzichtelijk is wat de kosten per
tv-programma bij de publieke omroep zijn;
constaterende dat regels voor topsalarissen van presentatoren omzeild
worden door presentatoren via bv's in te huren;
overwegende dat het omzeilen van salarisregels kan blijven voortbestaan
doordat kosten van programma's niet inzichtelijk zijn voor journalistiek
en politiek;
van mening dat bij de besteding van belastinggeld altijd zo veel
mogelijk transparantie en verantwoording betracht moet worden;
van mening dat een gebrek aan transparantie en verantwoording het
draagvlak voor het publieke bestel aantast;
overwegende dat de NPO ondanks zijn wettelijke taak niet vanuit zichzelf
verdere transparantie zal of kan betrachten, ondanks meerdere verzoeken
daartoe vanuit de Kamer, de Rekenkamer en het Commissariaat voor de
Media et cetera;
verzoekt de regering een transparantieregister in te stellen waarin
omroepen de kosten van elk tv- en radioprogramma vermelden, uitgesplitst
naar kostensoort;
verzoekt de regering inzicht te krijgen in uitgaven van externe
producenten voor zover het besteding van publieke middelen betreft en
dit op te nemen in het transparantieregister, zodat salarisconstructies
maximaal inzichtelijk worden;
verzoekt de regering voor het voorjaarsreces van 2023 met een plan voor
invoering van het transparantieregister te komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Strien.
Zij krijgt nr. 130 (36200-VIII).
De heer Van Strien (VVD):
Veel dank, voorzitter.
De voorzitter:
Het huiswerk is artikel 8.20, lid 2. Maar uw motie roept een vraag op
bij mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb een vraag over de laatste motie, want wij zijn er natuurlijk voor
verantwoordelijk dat geld op de goede plek terechtkomt. Daar hebben we
onder meer dit debat over. Maar ik vraag me wel af of het instellen van
een register niet het paard achter de wagen spannen is. Zijn wij niet
ook verantwoordelijk voor het zorgen voor goede randvoorwaarden voor
bijvoorbeeld afspraken over het aantal vaste en tijdelijke contracten
bij de publieke omroep en voor andere zaken? Zouden we er niet eerst
voor moeten zorgen dat wij wet- en regelgeving, afspraken, goed op orde
hebben? Daarna kun je natuurlijk ook best wel transparantie verwachten
over die zaken.
De heer Van Strien (VVD):
Volgens mij zijn dat twee gescheiden trajecten. Ja, wetgeving en
regelgeving moeten allemaal op orde zijn, maar hier hebben we het erover
dat de NPO niet transparant is, terwijl hij wel die plicht heeft. Dat
staat dus helemaal los van de politieke ambities die mevrouw Westerveld
of haar partij heeft. Hier gaat het erom of de NPO rapporteert op een
wijze waarop het voor ons inzichtelijk is. Dat doen ze niet. Hebben ze
die wettelijke taak? Ja, die hebben ze. Hebben wij budgetrecht? Ja. Er
ontbreekt hier dus fundamentele kennis, waardoor wij als Kamer onze
controlerende taak niet goed kunnen uitvoeren. Dat u daarnaast nog
allerlei andere zaken binnen de NPO wil veranderen, staat daar volgens
mij volstrekt los van.
De voorzitter:
Afsluitend en korter, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik vind het vooral dubbel dat we het hele ... We hebben ook het
onderwijsdebat gehad. Daar heb ik met collega's van de heer Van Strien
ook een discussie gehad over de randvoorwaarden; waar gaan we allemaal
wel en niet over? Ik heb gewoon de indruk dat de VVD hier nogal met
dubbele maten meet. Ja, ik ben een heel groot voorstander van
transparantie. Ik ben er een heel groot voorstander van dat wij ervoor
zorgen dat geld op de goede plek terechtkomt, maar ik vind het heel
verrassend dat we de VVD nooit aan onze zijde vinden als we vragen om
duidelijkere afspraken over zorg, onderwijs en dat soort sectoren, en
dat de VVD elke keer wel allerlei extra eisen wil vaststellen als het
gaat over de publieke omroep. Dat vind ik gewoon zo dubbel. Laten we dan
één lijn trekken voor de hele publieke sector en daar met elkaar
dezelfde afspraken over maken.
De heer Van Strien (VVD):
Het is in ieder geval goed om te horen dat mevrouw Westerveld ook achter
de ambitie omtrent transparantie staat. Ik ben geen zorg- en
onderwijswoordvoerder. Laat deze motie nou voor mevrouw Westerveld een
ambitie zijn om ook op al die andere dossiers met mijn collega's aan het
werk te gaan. Volgens mij gaat mevrouw Westerveld haar naam onder mijn
motie zetten. Klopt dat?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dat klopt sowieso niet.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld gaat volgens mij wel met uw motie aan de wandel, maar
of haar naam eronder verschijnt, gaan we later horen. Ik vraag de heer
Bosma even het voorzitterschap van mij over te nemen, zodat ik zelf ook
mijn tweede termijn kan doen.
Voorzitter: Martin Bosma
De voorzitter:
Het woord is aan Kwint.
De heer Kwint (SP):
Een deel komt voor de zomer en een deel komt erna. Dat is eigenlijk het
belangrijkste wat voor mij uit dit begrotingsdebat komt en dat vind ik
wel vervelend. Ik snap het. Ik heb begrip voor alle stappen die gezet
worden. Ik heb er begrip voor dat belangrijke stappen tijd, onderzoek en
reflectie op dat onderzoek vragen. Maar in een tijd waarin het zo
onrustig is op het Media Park en bij de publieke omroep, vind ik het wel
vervelend dat een hele hoop belangrijke besluiten in de tijd naar voren
worden geschoven. Het is mede aan deze staatssecretaris en vooral aan de
publieke omroep zelf om een bijdrage te leveren aan het weer oppoetsen
van het blazoen van de publieke omroep. Ik wens de staatssecretaris daar
heel veel sterkte bij. Ik denk zelf overigens nog steeds dat het
verstandig zou zijn om door het Commissariaat voor de Media een
onderzoek naar de publieke omroep te laten doen in plaats van door de
publieke omroep zelf. Maar goed, ik geloof dat de staatssecretaris en ik
het daar niet over eens gaan worden.
Ik heb drie voorstellen. Het eerste gaat over de salarissen. Dat is een
onderwerp waar ik geloof ik al honderd jaar mee bezig ben en het lukt
elke keer niet. Ik ben daar een beetje nukkig over. Nee, ik ben daar
ontzettend nukkig over. Vandaar de volgende motie.
de motie-Kwint over ervoor zorgen dat geen enkel kopstuk van de
publieke omroep meer verdient dan een minister (36200-VIII, nr.
131)
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de discussies over kopstukken van de publieke omroep die
bijverdienen via onder meer buitenproducenten een gebed zonder einde
lijkt;
van mening dat geen enkel kopstuk van de publieke omroep een
verantwoordelijker taak heeft dan onze ministers;
verzoekt de regering er nu eindelijk zorg voor te dragen dat geen enkel
kopstuk van de publieke omroep meer verdient dan een minister en hierin
expliciet externe verdiensten, zoals inkomsten of eigenaarschap van
productiemaatschappijen mee te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint.
Zij krijgt nr. 131 (36200-VIII).
De heer Kwint (SP):
Het zal de staatssecretaris niet verrassen dat de tweede motie gaat over
de buitenproducenten. Ik heb vandaag wel iets geleerd. Ik wist niet dat
er een Europese norm was die een bepaald minimum voorstelde. Gelukkig
heb ik dat nog in mijn motie kunnen verwerken, waardoor die als volgt
luidt.
de motie-Kwint over de verplichte inhuur van buitenproducenten
verlagen naar het Europees minimum (36200-VIII, nr. 132)
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de publieke omroep prima in staat is om zelf
programma's te bedenken;
overwegende dat op dit moment Nederlands belastinggeld verdwijnt naar
belastingontwijkende multinationals;
verzoekt de regering de verplichte inhuur van buitenproducenten te
verlagen naar het Europees minimum,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint.
Zij krijgt nr. 132 (36200-VIII).
De heer Kwint (SP):
Ten slotte. Het zal ...
De voorzitter:
Wat is dat minimum ook alweer?
De heer Kwint (SP):
10%, zeg ik uit mijn hoofd. Mocht blijken dat dat niet zo is, dan horen
we dat straks.
Ten slotte, de inhuur van flexkrachten. Wij geloven echt dat de norm op
het Media Park ongezond is en tot onveilige situaties leidt. Wij geloven
ook dat dat leidt tot frustratie bij mensen en tot mindere kwaliteit.
Vandaar de volgende motie.
de motie-Kwint c.s. over met de publieke omroep bewerkstelligen dat
een vast contract na een jaar de norm wordt (36200-VIII, nr.
133)
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat de flexverslaving op het Media Park slecht is voor
werknemers, freelancers, een veilig werkklimaat en de kwaliteit van
producties;
verzoekt de regering samen met de publieke omroep te bewerkstelligen dat
een vast contract na een jaar de norm wordt, inclusief harde percentages
voor zowel de omroepen als de productiehuizen die aan de omroepen
leveren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Westerveld en
Mohandis.
Zij krijgt nr. 133 (36200-VIII).
Voorzitter: Kwint
De voorzitter:
Dan neem ik het voorzitterschap meteen weer over. Het woord is aan de
heer Mohandis.
De heer Mohandis (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de
beantwoording en de toezeggingen. Er komt nogal wat aan in het nieuwe
jaar, maar ik hoop dat we dan niet weer een jaar moeten wachten op de
volgende toezeggingen. Zo komen we deze kabinetsperiode wel door. We
zullen dat dus kritisch volgen.
Voorzitter. Ik heb ook twee moties. De eerste gaat over de vaste
contracten. Daar hebben we uitgebreid over gediscussieerd. Die motie is
gericht op het concessiebeleidsplan en de concessieperiode, die redelijk
vaststaat.
de motie-Mohandis c.s. over een nieuwe norm voor percentages
programmamakers in vaste dienst (36200-VIII, nr. 134)
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het omroepbestel een onevenredig groot deel van de
programmamakers tijdelijke contracten heeft als gevolg van de scherpe
concurrentie in de sector, die vooral wordt vertaald in
arbeidsvoorwaarden;
constaterende dat het omroepbestel te maken heeft met een
concessieperiode van vijf jaar, waardoor er gedurende die tijd
duidelijkheid is omtrent de bekostiging;
constaterende dat in de huidige cao, die loopt tot 2024, is afgesproken
te streven naar 70% medewerkers in vaste dienst;
van mening dat het wenselijk is om programmamakers in vaste dienst te
nemen met het oog op hun arbeidspositie en bestaanszekerheid;
verzoekt de regering in samenspraak met de NPO en de omroepen te komen
tot een nieuwe norm voor percentages programmamakers in vaste dienst van
de publieke omroep of van het bedrijf waaraan werk wordt aan- of
uitbesteed, bijvoorbeeld 80%, en de Kamer te informeren over hoe dat
percentage gedurende de concessieperiode behaald kan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis, Kwint en
Westerveld.
Zij krijgt nr. 134 (36200-VIII).
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter. De heer Van Strien en ik hebben het gehad over de positie
van de NPO Ombudsman. Het is vrij objectief vast te stellen dat dit
breed gesteunde instituut het nu drukker heeft. Wij zijn benieuwd of de
huidige formatie en financiering volstaan. Vandaar de volgende
motie.
de motie-Mohandis/Van Strien over onderzoeken of de huidige
financiering van de NPO-ombudsman volstaat (36200-VIII, nr.
135)
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het medialandschap sterk veranderd is sinds het
aanstellen van de NPO-ombudsman naar aanleiding van de motie-Elias in
2015;
constaterende dat het aantal klachten dat de NPO-ombudsman behandelt, in
rap tempo toeneemt;
van oordeel dat de NPO-ombudsman zodanig moet worden ondersteund dat zij
haar taken naar behoren kan vervullen;
verzoekt de regering te onderzoeken of de huidige financiering van de
NPO-ombudsman volstaat, te komen tot een voorstel indien dit niet het
geval is, en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis en Van Strien.
Zij krijgt nr. 135 (36200-VIII).
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter. Ik kijk uit naar de toezegging over Ziggo. Als de brief over
de lokale omroepen er ligt — daar had ik nog veel meer over willen
zeggen en nog veel meer voorstellen voor willen doen — zullen wij via de
procedurevergadering een apart commissiedebat aanvragen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u. Dan is nu het woord aan mevrouw Werner.
Mevrouw Werner (CDA):
Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording van alle
vragen. Leuk ook dat de staatssecretaris positief is over mijn
allereerste amendement, dat ik vandaag indien, samen met Van der Graaf,
Westerveld, De Kort, Mohandis en Van der Plas. Dat is echt ontzettend
belangrijk, want zo kunnen nog meer mensen gaan genieten van alle
programma's die de omroepverenigingen te bieden hebben.
Ik heb nog twee moties. De eerste luidt als volgt.
de motie-Werner over het succes van NPO-programma's niet afmeten aan
kijkcijfers en marktaandelen (36200-VIII, nr. 136)
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat op papier de NPO programma's blijkbaar selecteert aan de
hand van publieke waarden, veelkleurigheid en kwaliteit;
overwegende dat in de werkelijkheid kijkcijfers en marktaandelen een
grote rol spelen bij de vraag welke programma's mogen starten of moeten
stoppen;
van mening dat door grote waarde te hechten aan kijkcijfers en
marktaandelen, medewerkers hier de dupe van kunnen worden en
omroepverenigingen niet goed kunnen werken aan hun publieke
mediaopdracht;
verzoekt de regering te komen met een werkwijze die op papier en in de
praktijk hetzelfde is, waarbij succes op een andere manier gemeten wordt
dan via kijkcijfers en marktaandelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Werner.
Zij krijgt nr. 136 (36200-VIII).
Mevrouw Werner (CDA):
Dan de tweede motie.
de motie-Werner over in kaart brengen of regionale zenders opgenomen
kunnen worden in de app van NPO (36200-VIII, nr. 137)
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de vindbaarheid van de regionale omroepen belangrijk is,
onder andere om de kloof tussen regio en Randstad te verkleinen;
overwegende dat met het regioblok op NPO 2 een aanzet gemaakt is om deze
twee werelden met elkaar te verbinden;
van mening dat er meer stappen ondernomen moeten worden;
verzoekt de regering in kaart te brengen of regionale zenders opgenomen
kunnen worden in de app van NPO, en de Kamer hierover te
informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Werner.
Zij krijgt nr. 137 (36200-VIII).
Mevrouw Werner (CDA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u. Als u de moties aan de bode overhandigt, zorgt die ervoor dat ze
worden verspreid. Het amendement is al aangeleverd, dus dat hoeft
niet.
Dan is nu het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks. Zij heeft ook
nog twee minuten.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de staatssecretaris voor het positieve
oordeel over ons amendement om meer eisen te stellen aan
redactiestatuten, want zoals ik in mijn inbreng al zei, is het
redactiestatuut misschien wel het belangrijkste instrument voor
redacties om onafhankelijk en goed hun werk te doen. Ik ben blij dat de
staatssecretaris positief is over ons voorstel om daar betere wettelijke
eisen aan te stellen. Ik kijk uit naar de stemming.
Voorzitter. We hebben een heel aantal punten gemaakt in dit debat. Een
belangrijk punt voor ons is de toegankelijkheid. Als wij een publieke
omroep hebben, of dat nu de lokale, de regionale of de landelijke
publieke omroep is, moeten wij er gewoon zorgen dat daar goede
voorwaarden voor zijn. Ik vind het heel fijn dat de staatssecretaris
aangeeft dat ze dit ook als een probleem ziet. Ik heb daarover samen met
mevrouw Werner een motie, die dit onderwerp nog iets aanscherpt. De
motie luidt als volgt.
de motie-Westerveld/Werner over in kaart brengen welk percentage
ondertiteling moet gelden voor de RPO (36200-VIII, nr. 138)
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat sinds 2011 per AMvB is geregeld dat de Nederlandse
Publieke Omroep (NPO) 95% van de Nederlandstalige programma's moet
ondertitelen en voor de commerciële omroepen een wettelijke plicht geldt
van 50%;
constaterende dat slechts 15% van de actualiteitenprogramma's van de
dertien regionale publieke omroepen (RPO) Nederlandstalig wordt
ondertiteld en dat een ondertitelingsplicht niet voor hen geldt;
overwegende dat ondertiteling cruciaal is voor mensen met een
audiovisuele beperking en ouderen om Nederlandstalige programma's voor
hen toegankelijk te maken;
van mening dat ook de regionale programmering toegankelijker moet worden
en tegelijkertijd niet duidelijk is of alle regionale publieke omroepen
dit vanuit hun reguliere bekostiging kunnen bewerkstelligen;
verzoekt de regering om in kaart te brengen welke percentage
ondertiteling voor de RPO moet gaan gelden en wat hier mogelijk
(financieel) voor nodig is, en verzoekt de regering de resultaten
hiervan voor de Voorjaarsnota met de Kamer te delen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Werner.
Zij krijgt nr. 138 (36200-VIII).
Dank u wel. Ten slotte is het woord aan de heer Dekker.
De heer Dekker (FVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb geen moties. Als het goed is, is de
publieke omroep van alle Nederlanders, want hij wordt gefinancierd uit
belastinggeld. Ik stel vast dat toch zeker 20% van de Nederlandse
bevolking zich niet volledig herkent in de uitgangspunten waarmee de
publieke omroep zijn dagelijkse werk doet. Het is niet dat ze er geen
onderdelen van waarderen, maar de vooroordelen waarmee wordt gewerkt,
wordt door dat percentage van de bevolking niet herkend. Ik zal dus
blijven hameren op representativiteit, ook in de volgende bijeenkomst
die we hierover houden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de tweede termijn
van de Kamer. Wij schorsen tien minuten, zodat de moties aan het kabinet
kunnen worden overhandigd en het kabinet er een goede en doortimmerde
mening over kan vormen. Wij zien elkaar om 15.25 uur weer.
De vergadering wordt van 15.14 uur tot 15.25 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, ik verzoek iedereen zijn plek weer in te nemen. We zijn
halverwege de tweede termijn van de begrotingsbehandeling Media. De
Kamer heeft een tweede termijn gehad en heeft moties kunnen indienen.
Het kabinet zal die moties en het amendement-Werner c.s. nu voorzien van
een preadvies. Aan dat amendement zijn ondertussen ondertekenaars
toegevoegd en dat is het amendement op stuk nr. 128 geworden.
Staatssecretaris Uslu:
Voorzitter, dank u wel. Het amendement op stuk nr. 128 krijgt oordeel
Kamer.
Dan heb ik nog twee vragen, of eigenlijk een opmerking en een vraag,
waar ik eerst op in zal gaan. Daarna kom ik bij de moties.
Meneer Bosma had het over de NCTV en het dreigingsbeeld. Ik wil toch
even iets corrigeren, want NCTV heeft in het algemene dreigingsbeeld
gekeken naar de dreiging van omvolkingstheorieën. Dat gaat veel breder
dan enkel Ongehoord Nederland. Ik heb geen opdracht gegeven aan de NCTV.
Daar gaat de minister van Justitie en Veiligheid over. Dat heb ik niet
gedaan. Ik wil dat toch wel even hier bevestigd hebben.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik heb vanochtend nog even gekeken naar de Kamervragen die daartoe
aanleiding gaven. In antwoord op die Kamervragen — ik weet de exacte
bewoording even niet — zegt de staatssecretaris: ik ga het doen. Dat
vind ik toch heel schokkend.
Staatssecretaris Uslu:
De antwoorden op de Kamervragen waren mede namens de minister van
Justitie en Veiligheid. De heer Bosma moet dus echt bij haar zijn voor
vragen over dit onderwerp.
De voorzitter:
Afsluitend, meneer Bosma.
De heer Martin Bosma (PVV):
Maar dat waren dus ook antwoorden namens deze staatssecretaris. Ik vind
het nogal wat dat een staatssecretaris die gaat over media en zou moeten
opkomen voor de integriteit van de media, op welke manier dan ook een
veiligheidsdienst in verband brengt met journalisten. Dat is een pad dat
we niet moeten inslaan. Deze staatssecretaris doet dat wel en ik vind
dat diep schokkend.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt.
Staatssecretaris Uslu:
Nogmaals, ik heb geen opdracht gegeven aan de NCTV. Daar ben ik ook
helemaal niet toe bevoegd en dat wil ik ook helemaal niet doen. De
minister van Justitie en Veiligheid gaat daarover.
Daarmee wil ik, met uw goedvinden, naar de volgende vraag gaan. Een
vraag gaat over de mediatafels. De heer Van Strien vroeg daarnaar. Met
betrekking tot die mediatafels blijf ik in gesprek met de sector op
basis van verschillende thema's. Ik houd uw Kamer op de hoogte van de
voortgang. In het najaar heb ik een goed gesprek gehad met de
mediapartijen en dat gesprek gaan wij vervolgen op een aantal
subthema's, dus dat zullen verdiepende gesprekken worden.
De heer Van Strien (VVD):
Aan het einde van het debat is het toch altijd de truc om wat
toezeggingen binnen te hengelen. Kan de staatssecretaris voor het einde
van het jaar een update geven? U zegt: ik informeer de Kamer. Maar het
zit meestal ergens in een mediabrief weggemoffeld. Dat is wat
oneerbiedig gezegd, maar daar komt het eigenlijk wel op neer. Kan de
staatssecretaris ons voor het einde van het jaar gewoon vertellen wat
haar ambities zijn, hoe de planning is en wat ze eruit wil halen? Ik
vraag daarnaar, zodat we iets meer inkleuring krijgen over hoe OCW en de
staatssecretaris de eigen rol voor dat brede, vibrante Nederlandse
medialandschap zien.
De voorzitter:
Staatsecretaris, lukt dat binnen drie weken?
Staatssecretaris Uslu:
Nee. We hebben ook te maken met kerst. Laat ik zeggen dat ik het in
februari doe.
De voorzitter:
Ik begreep van de heer Van Strien dat februari vol carnaval zit. Ik was
daarvan niet op de hoogte.
Staatssecretaris Uslu:
Voorzitter. De heer Kwint, u, had een vraag of opmerking over het
Commissariaat voor de Media en het onderzoek. Het Commissariaat voor de
Media houdt toezicht; dat wil ik onderstrepen. Daarnaast wil ik graag
met u delen dat het Commissariaat voor de Media onafhankelijk en
eigenstandig is en zelf kan beslissen om een onderzoek te starten. In
dat opzicht is nog niets uitgesloten.
Dan wil ik naar de moties gaan. Ik begin met de motie op stuk nr. 129
van de heer Van Strien. Ik ben bezig met een grote operatie om de lokale
media te versterken. In het voorjaar zal ik een kaderbrief over de
verschillende onderwerpen daarbinnen als geheel aan u voorleggen. De
ideeën uit uw motie vragen om een nadere verkenning. Ik wil u toezeggen
dat ik hierop terugkom in de brief over het vervolgtraject die ik in het
voorjaar zal sturen. Ik wil de motie daarom oordeel Kamer geven.
Dan de motie op stuk nr. 130 van de heer Van Strien, over een
transparantieregister buitenproducenten NPO. Ik ontraad deze motie. Ik
deel de mening van de heer Van Strien dat er bij de besteding van
belastinggeld transparantie en verantwoording betracht moet worden.
Daarom ben ik van plan de Rekenkamer te vragen om te onderzoeken in
welke mate de eerdere aanbevelingen van de Rekenkamer zijn opgevolgd.
Een transparantieregister op programmaniveau is daarvoor niet het juiste
instrument, zoals ik ook in mijn beantwoording op de vragen van de heer
Van Strien heb toegelicht. Toch noem ik even kort de risico's. Denk aan
het risico op politieke inmenging op programmaniveau, een beperking van
de autonomie van omroepen als op programmaniveau wordt gecontroleerd en
een ongewenste prikkel van het creatieve proces bij omroepen en makers.
Dat zijn risico's die bij mij naar boven komen.
Vervolgens wil ik …
De voorzitter:
De heer Van Strien heeft daarover nog een vraag. Stelt u wel echt een
aanvullende vraag op wat er al gewisseld is.
De heer Van Strien (VVD):
We gaan er niet uit komen, dus we gaan de discussie niet overdoen. Op
welke termijn gaat de secretaris reageren op dat rapport van de
Rekenkamer?
Staatssecretaris Uslu:
Ik weet nog niet wanneer dat er ligt. Zodra dat er ligt, kan ik meteen
met een reactie komen.
De voorzitter:
Is het een idee dat wij voor de stemmingen een indicatie krijgen van
wanneer dat er ligt? Dat helpt de heer Van Strien misschien in zijn
afweging of hij de motie in stemming wil laten brengen en de andere
fracties in hun afweging wat ze gaan stemmen.
Staatssecretaris Uslu:
Ik wil ja zeggen, maar de Rekenkamer moet hierop ook antwoord willen
geven. Ik ben hier dus van afhankelijk.
De voorzitter:
Als we afspreken dat er geïnformeerd wordt en dat we er ook van op de
hoogte worden gesteld wanneer de Rekenkamer dat niet kan zeggen, dan kan
elke fractie haar eigen afweging maken. We gaan door.
Staatssecretaris Uslu:
De motie op stuk nr. 131 van de heer Kwint moet ik ontraden. Zoals ik
aangaf, onderken ik het probleem dat de heer Kwint schetst en ga ik
hierover met de NPO en de omroepen in gesprek. Maar het is niet de
juiste stap om dit vast te leggen in de prestatieovereenkomst. Dit past
niet bij de wettelijke kaders van de prestatieovereenkomst. Bovendien is
in de lopende cao de norm voor de verhouding tussen vast en flex bij de
publieke omroepen al aangescherpt van 60%-40% naar 70%-30%.
De voorzitter:
Voor de verduidelijking: het gaat om de motie op stuk nr. 133. Ik zie
iedereen heel verward kijken. Die motie heeft bij ons stuk nr. 133
gekregen. Ik wil daar zelf een vraag over stellen. In die motie is vrij
duidelijk zichtbaar dat juist het stuk "in de prestatieovereenkomst"
geschrapt is. Daar staat namelijk een dikke streep doorheen. Het verzoek
aan de regering is nu om het samen met de publieke omroep te
bewerkstelligen, dus het verzoek is niet om het in de
prestatieovereenkomst vast te leggen.
Staatssecretaris Uslu:
Voorzitter, wij hebben echt een andere nummering gekregen, dus ik ben
hiervan een beetje in de war.
De voorzitter:
Het betreft de motie met de titel Flexverslaving. Ik vond de titel zelf
heel poëtisch gekozen.
Staatssecretaris Uslu:
Mogen we hier heel even naar kijken, voorzitter?
De voorzitter:
Zeker.
Staatssecretaris Uslu:
O, bij mij is de volgorde anders.
De voorzitter:
We gaan het gewoon even helemaal opnieuw doen. Ik ga ervan uit dat er
een ander preadvies wordt gegeven, haha.
Staatssecretaris Uslu:
We gaan opnieuw beginnen, voorzitter. Dank voor uw geduld en tijd.
De motie op stuk nr. 131 van Kwint verzoekt alle salarissen binnen de
publieke omroep onder ministerniveau te brengen. Ook deze motie moet ik
ontraden. Omroepen moeten zich hiervoor volgens het BPPO al inspannen
als ze een presentator bij een onafhankelijke producent inhuren. Volgens
de omroepen gebeurt dit ook. Presentatoren die via een onafhankelijke
producent worden ingehuurd, ontvangen niet meer dan de geldende
BPPO-norm. Bovendien doet het Commissariaat voor de Media nu onderzoek
naar de financiële omzeilingsconstructies in het kader van de WNT en het
BPPO bij de publieke omroep. Dat zou ik eerst willen afwachten.
De voorzitter:
Daarmee houdt de motie op stuk nr. 131 het preadvies ontraden. Er was
even wat verwarring over de nummering. Ik heb wel een vraag hierover.
Als het al gebeurt, dan zou mijn motie overbodig moeten zijn, maar ik
krijg de stellige indruk dat er op het Media Park nog steeds mensen zijn
die via die inhuurconstructies uiteindelijk meer verdienen dan de
ministersnorm.
Staatssecretaris Uslu:
Wij zijn hierover in beraad, omdat het ook echt een technische en
juridische kant heeft. Wij gaan hier uiteindelijk niet over. Ik kan dus
niet anders dan deze motie ontraden. Het aanzwengelen, een onderzoek
doen of laten doen … Nee, niet eens laten doen. Het Commissariaat voor
de Media doet al onderzoek. Dat moet ik afwachten. Ik kan hier voor de
rest dus niet iets heel sturends op doen.
De voorzitter:
De heer Mohandis heeft een vraag. Daarna gaan we door naar de motie op
stuk nr. 132. U mag een vraag stellen, meneer Mohandis.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik heb toch een vraag, want uiteindelijk gaat het om het omgekeerde.
Uiteindelijk kan de staatssecretaris ook niet hard zeggen: er is geen
kopstuk dat boven de ministersnorm zit. Dat maakt het zo ongemakkelijk
als we elke keer zeggen: we gaan er niet over. U kunt gewoon het
politieke uitgangspunt van de heer Kwint en anderen in deze Kamer delen
door te zeggen: ik wil dat ook en daar ga ik me voor inspannen. Dan is
dat ook helder. We kunnen ook niet uitsluiten dat het wel gebeurt. We
moeten gewoon van die schijnconstructies af.
Staatssecretaris Uslu:
Ik deel uw uitgangspunt zeker. Daar ga ik me ook heel erg voor …
De heer Mohandis (PvdA):
Schijnconstructies, hè? Ik check het even.
Staatssecretaris Uslu:
Neenee!
De voorzitter:
Wij herkennen allemaal de gevoelens die we bij deze constructies hebben,
geloof ik.
Laten we doorgaan naar de motie op stuk nr. 132.
Staatssecretaris Uslu:
De motie op stuk nr. 132 van de heer Kwint gaat over het afschaffen van
de verplichte besteding van een bepaald percentage aan onafhankelijke
producenten.
De voorzitter:
Sorry, ook die motie is aangepast. Er staat: verlagen.
Staatssecretaris Uslu:
Oké, maar ook die motie moet ik ontraden. Onafhankelijke producenten
dragen met hun creativiteit en flexibiliteit bij aan de kwaliteit van
hoogstaande programmering van de publieke omroep en aan de Nederlandse
creatieve industrie. Alle middelen van de landelijke publieke omroep
moeten doelmatig worden besteed aan de uitvoering van publieke
mediaopdrachten, ongeacht de partij die verantwoordelijk is voor de
productie. Maar ik sla de zorgen die zijn geuit over de verantwoording
niet in de wind. Ik ga de Algemene Rekenkamer vragen om een
vervolgonderzoek te doen naar de mate waarin de aanbevelingen uit 2019
van de Rekenkamer die hierop toezien door de NPO zijn opgevolgd.
De motie op stuk nr. 133 moet ik helaas ook ontraden. Zoals ik aangaf,
onderken ik het probleem dat de heer Kwint schetst en ga ik hierover met
de NPO en de omroepen een stevig gesprek voeren. Maar er staat:
bewerkstelligen. Dat is te stellig. Wij zitten niet aan die tafel. Dat
is het probleem. Daarom moet ik de motie ontraden.
De voorzitter:
Ik heb zelf even een vraag hierover. Als ik met meneer Van Strien samen
iets afspreek, hoef ik geen formele bevoegdheid te hebben. Maar op het
moment dat ik met hem een afspraak maak, heb ik toch de stellige
overtuiging dat hij zich daaraan gaat houden. Ik moet eerlijk zeggen dat
dat tot nu toe in onze samenwerking ook het geval is geweest. Maar
wanneer dat punt zo breed gedeeld wordt, door de Kamer, door de
vakbonden en ook door de omroepen zelf, die aangeven dat dit bijdraagt
aan die onveiligheid, dan kan de staatssecretaris toch zeggen: ik ga met
die omroepen aan tafel met als doelstelling dit te
bewerkstelligen?
Staatssecretaris Uslu:
Als ik de motie zo mag interpreteren, meneer Kwint, dan ga ik stevig het
gesprek voeren om dit te bewerkstelligen.
De voorzitter:
Kijk! Dan krijgt de motie op stuk nr. 133 oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 132 — dat had ik nog niet gezegd — wordt
ontraden.
Staatssecretaris Uslu:
Maar hebben we het dan wel helder?
De voorzitter:
Ik heb het zo geïnterpreteerd dat u met de omroepen in gesprek gaat om
te pogen dat te bewerkstelligen.
Staatssecretaris Uslu:
Ik ga stevig in gesprek.
De voorzitter:
Stevig in gesprek, zelfs. Kijk! Mijn motie wordt hier nog
aangescherpt.
Mevrouw Westerveld, om chaos te voorkomen, wil ik er geen gewoonte van
maken dat we vragen over andermans moties gaan stellen. Maar ik heb het
net ook toegestaan, dus u mag nu ook even.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik sta onder deze motie.
De voorzitter:
O ja! Nou, de chaos is compleet! Mevrouw Westerveld, een vraag over uw
motie.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Nee, ik heb een advies aan de staatssecretaris. We hebben een
soortgelijke motie over onderwijs aangenomen. Daarin vragen we om daar
bij de volgende begroting op terug te komen. Dat kan ook, want dat sluit
prima aan bij de begrotingssystematiek. Je kunt dan namelijk ook
afspraken maken. Dit is dezelfde begroting, dus misschien kan dit dan
ook op die manier worden meegenomen.
De heer Van Strien (VVD):
Ik heb nog even een korte vraag over deze motie. Fijn dat dat mag.
Betekent dat dan ook dat de staatssecretaris de doelstelling van 80%
onderschrijft?
De heer Mohandis (PvdA):
Dat is niet deze motie. Dat gaat over mijn motie, die op stuk nr.
134.
Mevrouw Werner (CDA):
Dat is een andere motie.
De heer Van Strien (VVD):
Sorry, dan heb ik niets gezegd.
De voorzitter:
Ik stel voor dat we onszelf even herpakken. Het wordt nu namelijk een
chaos. We hebben een collectieve verplichting om niet iedereen in totale
verwarring achter te laten. Volgens mij kunnen wij er allemaal een
stapje bij doen. Ik stel voor dat wij dat nu gaan doen.
De motie op stuk nr. 133 krijgt oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 132
wordt ontraden.
De staatssecretaris vervolgt. We gaan naar de motie op stuk nr. 134.
Daarin staat inderdaad een percentage van 80%.
Staatssecretaris Uslu:
We gaan naar de motie op stuk nr. 134. Ook deze motie moet ik ontraden.
Zoals ik gezegd heb, loopt de huidige cao nog tot 2023. Ik ben geen
partij bij de cao-onderhandelingen. Maar zoals ik aangaf, onderken ik
het probleem dat de heer Mohandis schetst. Ik ga hierover met de NPO en
de omroepen in gesprek.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Mohandis.
Staatssecretaris Uslu:
Ik ben nog niet klaar.
De voorzitter:
Oké. Rondt u even af.
Staatssecretaris Uslu:
Ik hou de ontwikkelingen op dit onderwerp goed in de gaten. Ik kijk uit
naar hoe dit onderwerp door de NPO en de omroepen gezamenlijk zal worden
opgepakt in het actieplan naar aanleiding van de misstanden bij DWDD. Er
komt dus een onderzoek en een actieplan. Ik verwacht daarbij veel
ambitie en voortvarendheid van alle betrokkenen. Ik kan alleen geen
harde toezeggingen doen, omdat ik geen partij ben bij de afspraken in de
cao.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik vraag niet naar het openbreken van een cao. Ik weet heel goed wat de
rol is van het kabinet bij een cao. Daarvoor loop ik lang genoeg mee in
de politiek. Ik vraag hier in het dictum om bij de beleidsinstrumenten
die u wél heeft — het gaat dan over de afspraken die vanuit de
kabinetszijde in het concessiebeleidsplan landen — aandacht te hebben
voor de vaste contracten. Ik noem in de motie 80%, maar wat mij betreft
kunnen we dat ook verlagen naar 70%. Het gaat mij erom dat u nu geen
haakje heeft. Het gaat mij niet om het openbreken van een cao-afspraak.
Dat vraag ik helemaal niet. Ik vraag u om uw instrument slimmer in te
zetten. Ik vraag u om via het concessiebeleidsplan meer af te dwingen,
zodat vaste contracten de norm worden. Dat is wat ik vraag.
Staatssecretaris Uslu:
Als ik niet hoef vast te houden aan percentages, kan ik de motie wél
oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de indiener. Als u het daarmee eens bent, dan stel ik
voor dat u ook daadwerkelijk een gewijzigde motie indient. In deze motie
wordt namelijk heel expliciet over percentages gesproken.
De heer Mohandis (PvdA):
Nee, zeker. Ik snap heel goed wat de staatssecretaris nu zegt. Ons doel
is echt om het concessiebeleidsplan als instrument te hanteren. Ik zal
dus even kijken hoe ik de motie zo kan wijzigen dat die recht doet aan
wat er nu is gezegd. Het gaat mij echt niet om het openbreken van een
cao. Dat zeg ik helemaal niet. Het gaat mij erom dat we nu geen haakje
hebben.
De voorzitter:
Duidelijk. U dient dus een gewijzigde motie in. Als de gewijzigde motie
geen percentage omvat, dan heeft die zojuist oordeel Kamer
gekregen.
Staatssecretaris Uslu:
Ik moet me herpakken, voorzitter. Het concessieplan wordt door de NPO
gemaakt, niet door mij. Dat kan ik dus niet zo beïnvloeden. Dit wordt
een heel lastige motie. Ik moet die dus helaas ontraden.
De heer Mohandis (PvdA):
Dat is ook niet helemaal waar. Natuurlijk heeft de NPO een
voortrekkersrol, maar u heeft ook een positie. U bent namelijk
financierder. U kunt het gesprek over dit principe dus gewoon aangaan.
Maar goed, het is verder aan u. We hebben heel veel ambities op dit
vlak, dus ik zou zeggen: doe wat wel kan. Anders vraag ik me af wat
überhaupt uw rol is. U moet uw rol ook niet te klein maken. Dat is mijn
advies.
De voorzitter:
Dan vervolgen wij. De motie op stuk nr. 134 is dus ontraden.
Staatssecretaris Uslu:
Ik kan er niets anders van maken.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 135 over de ombudsman.
Staatssecretaris Uslu:
De motie op stuk nr. 135 geef ik heel snel oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 136.
Staatssecretaris Uslu:
De motie op stuk nr. 136 is van mevrouw Werner. Ik wil graag aan haar
vragen of zij die even kan aanhouden. De motie van mevrouw Werner gaat
over kijkcijfers en het marktaandeel. In haar motie vraagt zij om een
werkwijze die op papier en in de praktijk hetzelfde moet zijn. Voordat
ik tot zoiets over kan gaan of zou gaan, wil ik eerst met de NPO in
gesprek over de vraag of papier en praktijk inderdaad niet hetzelfde
zijn. Mijn vraag aan mevrouw Werner is of zij haar motie nog even wil
aanhouden, zodat ik hierover eerst het gesprek kan voeren met de NPO. Ik
kan haar daar vrij snel, in Q1 al, over informeren.
De voorzitter:
Houdt u de motie dan aan?
Mevrouw Werner (CDA):
Ik houd de motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Werner stel ik voor haar motie (36200-VIII, nr.
136) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 137.
Staatssecretaris Uslu:
Dan de motie op stuk nr. 137 van mevrouw Werner over het in kaart
brengen of regionale zenders opgenomen kunnen worden in de app van NPO.
Die geef ik oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 138 van mevrouw Westerveld. Deze zorgen over
het ontbreken van de ondertiteling op regionale omroepen deel ik. Ik heb
onvoldoende beeld van de situatie bij die dertien regionale omroepen.
Dat ga ik eerst in kaart brengen. Op basis daarvan zal ik de vraag
meenemen of financiële ondersteuning of een wettelijke basis kan helpen.
Ik geef de motie oordeel Kamer.
Volgens mij zijn we er dan doorheen. Ja, dan zijn we klaar.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de preadviezen. De
toezeggingen zullen worden nagezonden en zullen aan het definitieve
verslag worden toegevoegd. De stemmingen over de moties zijn op 6
december. Later die week zijn de stemmingen over de begroting. De heer
Van Strien heeft een vraag.
De heer Van Strien (VVD):
Een kort punt van orde. Waarom worden de toezeggingen niet gewoon nu
opgenoemd? Hiermee heb je namelijk het voordeel dat je ze even kan
aanscherpen, zo ze niet goed op papier zouden staan. We hebben de tijd
nog namelijk.
De voorzitter:
Als u wil dat ik ze voorlees, kan ik ze voorlezen, maar ze kunnen ook
per e-mail nog worden aangescherpt. Het is niet zo dat ze dan
vastliggen. Maar de meer praktische reden is dat ze nu ook nog niet
klaarliggen. Dus wij werken ze uit, dan komen ze naar u toe, u heeft dan
twee werkdagen om te reageren en dan worden ze definitief vastgesteld.
Ook de rest van de wereld kan dan kennisnemen van de toezeggingen.
Mevrouw Werner (CDA):
En mijn amendement?
De voorzitter:
Uw amendement heeft al een advies gekregen, oordeel Kamer zelfs. Dat is
dus hartstikke goed, mevrouw Werner.
Dan ga ik daarmee toch echt een einde breien aan dit wetgevingsoverleg.
Ik dank het kabinet, de Kamer, de aanwezigen op de tribune en uiteraard
de ondersteuning. We hebben het voor elkaar gekregen om ruim een uur
eerder klaar te zijn. Dat is ook weleens knap. Ik wens u allen nog een
fijne dag.
Sluiting 15.48 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 26 (2022-2023) van 28 november 2022 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |