Strategisch Vastgoedplan 2022
Defensienota 2022 - Sterker Nederland, Veiliger Europa
Brief regering
Nummer: 2022D51469, datum: 2022-12-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36124-12).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
- Beslisnota bij: Strategisch Vastgoedplan 2022
- Projectenoverzicht uitwerking Strategisch Vastgoedplan najaar 2022
- Initiatieven rijkswerkgelegenheid in Drenthe
Onderdeel van kamerstukdossier 36124 -12 Defensienota 2022 - Sterker Nederland, Veiliger Europa.
Onderdeel van zaak 2022Z23951:
- Indiener: C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2022-12-08 10:45: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2022-12-20 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-01-16 14:00: Strategisch Vastgoedplan 2022 (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Defensie
- 2023-02-23 14:30: Vastgoed Defensie (Commissiedebat), vaste commissie voor Defensie
- 2023-03-16 13:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
36 124 Defensienota 2022 – sterker Nederland, veiliger Europa
Nr. 12 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 december 2022
Defensie maakt zich klaar voor de toekomst in een onzekere tijd waar internationale spanningen nadrukkelijk onze aandacht vragen. In deze kabinetsperiode wordt fors geïnvesteerd in de ontwikkeling van onze krijgsmacht, dit betekent dat onze organisatie de komende jaren zal groeien. Daarbij wordt niet alleen ingezet op het aantrekken van meer personeel en materieel, er wordt ook geïnvesteerd in het vastgoed van Defensie, zowel in Nederland als op het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden.
Ik beschouw het voorbereiden van onze kazernes op de toekomst als randvoorwaardelijk en vormend voor de ontwikkeling van de Defensieorganisatie. Dit Strategisch Vastgoedplan 2022 (SVP) vormt het kader van de aanpak en dient vier doelen. Het strategisch perspectief dat in het SVP wordt gehanteerd is de groei van de krijgsmacht richting de NAVO-norm van 2 procent van het bruto binnenlands product. In de Kamerbrief van mei jl. (Kamerstuk 34 919, nr. 91), waarin de contouren van de aanpak zijn geschetst (de Contourenbrief), heb ik de vierledige doelstelling van deze opgave reeds uiteengezet:
1) Het aanpakken van ons vastgoed is allereerst noodzakelijk om de komende jaren onze taak goed uit te voeren. Het actuele dreigingsbeeld vraagt om meer en andere inzet en voorbereiding van Defensie. Daarom is Defensie vol in transitie richting een moderne krijgsmacht. Dit leidt tot andere vastgoedbehoeften dan ten tijde van de bouw van de meeste kazernes.
2) Daarnaast wil ik ons personeel de werkomstandigheden geven die ze verdienen. Het Defensiepersoneel is het hart van onze organisatie. Door bezuinigingen in het verleden hebben zij soms lange tijd gewerkt en overnacht in gebouwen die sterk aan onderhoud of vervanging toe waren. Nu Defensie de komende jaren gaat groeien wil ik het personeel zoveel mogelijk centraal stellen. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in de arbeidsvoorwaarden van de nieuwe CAO, maar ook in de uitgangspunten van dit SVP. Dat gaat enerzijds over langetermijndenken en inspelen op trends. Maar ook over kleinere projecten en sneller ingrijpen bij onwenselijke situaties die relatief eenvoudig kunnen worden opgelost. Een ander belangrijk uitgangspunt bij het SVP is dat we ons personeel meer de gelegenheid willen geven om langer op dezelfde plek te blijven werken, zodat overplaatsingen en binnenslapen minder voorkomen en meer stabiliteit voor de gezinssituatie wordt gecreëerd.
3) Ook is ons Defensievastgoed nu nog onvoldoende duurzaam. Met het klimaatneutraal en fossielvrij maken van ons vastgoed kan Defensie een belangrijke bijdrage leveren aan het verminderen van de CO2-footprint van het Rijk.
4) De laatste doelstelling is het op orde brengen van de financiën binnen het vastgoeddomein. De huidige financiële disbalans tussen het beschikbare budget en de omvang van het Defensievastgoed is onhoudbaar, zo blijkt ook uit het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar het Defensievastgoed («Toekomstvast-Goedbeheerd» Kamerstuk 34 919, nr. 77). Door de opgelopen achterstanden wordt het onderhoudsbudget vooral ingezet voor correctief onderhoud. Dit resulteert in een situatie dat de rekening hoger wordt, terwijl de onderhoudsachterstanden steeds verder toenemen. Daarnaast past de huidige, verouderde vastgoedportefeuille steeds minder bij de veranderende krijgsmacht. Door ons vastgoed integraal aan te pakken en gericht te investeren, wordt het huishoudboekje weer op orde gebracht.
In de eerdere brieven aan uw Kamer over de staat van ons vastgoed is duidelijk de ernst van de problematiek en de omvang van de opgave geschetst (Kamerstuk 34 919, nr. 77, Kamerstuk 34 919, nr. 79). Deze Kamerbrief is het Strategisch Vastgoedplan 2022, dat naast de kaders voor de aanpak van het vastgoed ook de kabinetsreactie bevat op de aanbevelingen van het zojuist genoemde IBO naar het Defensievastgoed uit april 2021. De aanbevelingen van het IBO zijn een belangrijke aanleiding geweest voor de totstandkoming van het SVP. De bijlage bij deze brief (Projectenoverzicht uitwerking Strategisch Vastgoedplan najaar 2022) wordt jaarlijks geactualiseerd, hier wordt ingegaan op de stand van zaken en de planning van de projecten die voortkomen uit het SVP.
Wat gaan we doen?
Aanpak
De taak om ons vastgoed op een duurzame, toekomstbestendige manier op orde te brengen is groot en uitdagend. Het IBO naar het Defensievastgoed gaf destijds aan dat het nodig is om het gehele vastgoedportfolio grondig te herzien om het Defensievastgoed weer financieel in balans te brengen. Het in een keer vaststellen en uitrollen van een blauwdrukplan waarin voor alle Defensiegebouwen wordt bepaald of ze worden gesloopt, herbestemd of gerevitaliseerd, past wat mij betreft niet bij een integrale aanpak waarbij we plannen in overleg met de omgeving uitwerken en flexibel kunnen inspelen op toekomstige ontwikkelingen (technologisch, binnen de krijgsmacht of in de samenleving). Ik werk daarom volgens een gefaseerde aanpak, waarbij de vier doelen in samenhang met elkaar worden bekeken en per locatie en provincie worden gewogen. De gefaseerde aanpak start bij het strategische niveau, waarna wordt toegewerkt naar meer detail. In deze aanpak worden eerst enkele strategisch belangrijke projecten in gang gezet, die richtinggevend zijn voor de ontwikkeling van onze organisatie en waarmee ruimte wordt gecreëerd voor concentratie, verduurzaming en vernieuwing van andere delen van de vastgoedportefeuille.
In de Contourenbrief zijn de volgende projecten met een «bestuurlijk voornemen» aangekondigd:
– De concentratie van de Luchtmobiele Brigade in (de regio) Schaarsbergen.
– De regio Rucphen/Roosendaal, waar een oplossing wordt gezocht voor de ruimtevraag van het Korps Commandotroepen.
– De concentratie van de eenheden die nu in Assen en Havelte zitten.
– Daarnaast is gemeld dat er onderzoek wordt gedaan naar een nieuwe kazernelocatie in het midden van het land waar meerdere ondersteunende eenheden kunnen worden geclusterd.
Deze lijst wordt aangevuld met twee nieuwe projecten:
– Het concentreren van logistieke en operationele eenheden in de omgeving van Soesterberg.
– Het concentreren van eenheden op de Nieuwe Haven in Den Helder.
Voor deze twee projecten geldt, net als voor de projecten die in de Contourenbrief zijn genoemd, dat ik een bestuurlijk voornemen uitspreek om deze ontwikkeling uit te voeren en nu met de regio in gesprek ga met de intentie om tot een gezamenlijke aanpak te komen. In het projectenoverzicht in de bijlage staat meer informatie over de stand van zaken van deze projecten. Beide projecten zijn, net als de eerder genoemde projecten, grootschalig van aard en vereisen regionale en lokale afstemming en samenwerking.
Met het concreter worden van de plannen die voortkomen uit het SVP, zullen andere locaties permanent of tijdelijk beschikbaar komen voor een andere bestemming. Defensie weegt aan de hand van een afwegingskader dat is gefundeerd op de vierledige doelstelling af, of een locatie tijdelijk of structureel wordt afgestaan. Dit biedt meekoppelkansen voor andere opgaven in het ruimtelijk domein, bijvoorbeeld voor woningbouw, voor de energietransitie, voor landbouw, voor natuur of voor een combinatie van functies. Natuurontwikkeling kan daarbij ook ontlastend werken voor de stikstofproblematiek. Het zal naar verwachting gaan om enkele tientallen kleine en grotere Defensielocaties. Voor deze zogenaamde «perspectieflocaties» zoeken Defensie, het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en andere betrokken ministeries en regionale spelers gezamenlijk naar een nieuwe bestemming. Het is de ambitie om een invulling te vinden die aansluit bij de maatschappelijke opgaven en van toegevoegde waarde is voor de regio. In de paragraaf «In overleg met de regio» wordt dieper ingegaan op dit traject.
Opgave Strategisch Vastgoedplan 2022
In de eerder aangehaalde Contourenbrief zijn de uitgangspunten geformuleerd voor de vier doelstellingen die centraal staan. In deze brief wordt per aspect een slag dieper gegaan door te beschrijven hoe we deze doelen, en de uitgangspunten die daarbij horen, meenemen bij de totstandkoming van de plannen die voortkomen uit het SVP.
1 Goed voorbereid en klaar voor inzet
De kerntaak van Defensie is dat we klaarstaan voor onverwachte situaties, zeker nu internationaal de spanningen oplopen. Het Defensievastgoed heeft als belangrijkste functie dat het de grondwettelijke Defensietaken ondersteunt. De meeste kazernes in ons land zijn gebouwd voor 1970, in een periode dat de krijgsmacht er nog anders uitzag en voorbereid moest zijn op andere dreigingen. Omdat de vastgoedbehoefte een afgeleide is van hoe de Defensieorganisatie zich ontwikkelt, vraagt dit om verandering.
Concentreren op strategische locaties
In de Contourenbrief is al genoemd dat het bij elkaar plaatsen van eenheden die elkaar versterken in hun optreden een van de uitgangspunten van het SVP is. Het concentreren van deze eenheden biedt voordelen vanuit operationeel opzicht, zo raken eenheden van verschillende Defensieonderdelen beter op elkaar ingespeeld. Daarnaast voorkomt het gezamenlijk huisvesten van samenwerkende eenheden onnodige vervoersbewegingen. Een goed voorbeeld van concentratie is het eerder aangehaalde plan om meerdere logistieke en operationele eenheden te concentreren op de locatie Soesterberg. Hiermee wordt Soesterberg een logistiek cluster van waaruit men het hele land bedient. Naast Soesterberg wordt ook onderzoek gedaan naar andere logistieke complexen, en hoe deze keten het beste ingericht kan worden met de blik op de toekomst. Hier speelt de afweging tussen redundantie, doelmatigheid en mobiliteit een belangrijke rol.
In de Contourenbrief is ook aangegeven dat het concentreren van eenheden het beste is te realiseren op de grotere Defensielocaties waar voldoende ontwikkelruimte is. Daarbij vind ik het van belang te benadrukken dat Defensie als organisatie verspreid over het land zit, we concentreren dus met name in de regio’s waar we al zitten.
Spreiding over het land
Defensie wil landelijk zichtbaar aanwezig zijn in de samenleving, niet alleen om personeel aan te trekken en vast te houden, maar ook omdat dit zorgt voor meer begrip en draagvlak voor het werk dat Defensie doet. Ook is landelijke spreiding goed voor de regionale werkgelegenheid, dit past goed bij de doelstelling van het kabinet ten aanzien van een evenwichtige spreiding van de Rijkswerkgelegenheid. Daarnaast is het van belang dat Defensie verspreid over het gehele land zit zodat er een solide basis is om overal waar dat nodig is vanuit de veiligheidsregio’s bijstand te leveren. Dit draagt tevens bij aan het spreiden van risico’s, de beperking van hinder voor de omgeving en het beperken van het woon-werkverkeer voor Defensiemedewerkers.
Multidomein-benadering
Het Defensievastgoed is van oudsher sterk opgezet vanuit de losse Defensieonderdelen. Zo heeft de Koninklijke Marine haar thuisbasis in de haven van Den Helder en opereert de Koninklijke Luchtmacht met name vanuit de vliegbases. Dit is historisch zo gegroeid en dit maakt deze objecten logische locaties om onze aanwezigheid meer te concentreren. Anderzijds zijn de meeste kazernes van Defensie gebouwd in een periode waarin de krijgsmacht in een andere wereld met andere dreigingen moest opereren. De specifieke vastgoedbehoeften van bijvoorbeeld het Defensie Cyber Commando passen daar niet altijd goed in. Met de blik op de toekomst zie ik Defensie als één krijgsmacht waarbij de verschillende onderdelen elkaar versterken in het multidomein-optreden. Dit komt ook naar voren in de verdere uitwerking van het SVP. Een voorbeeld hiervan is het clusteren van verschillende eenheden op een nieuw te realiseren kazerne in het midden van het land.
Strategische reserve voor een wendbare krijgsmacht
De afgelopen periode heeft uitgewezen dat internationale omstandigheden zich snel kunnen ontwikkelen. Soms brengen onverwachte omstandigheden een ruimtevraag met zich mee vanuit Defensie. Hier moeten we in ons vastgoed flexibel op kunnen inspelen. Ook met het oog op toekomstige groei van de organisatie die op termijn gehuisvest moet worden, heeft Defensie enige manoeuvreerruimte nodig. Het SVP houdt namelijk rekening met de groei naar de 2 procent NAVO-norm. Daar staat tegenover dat ik niet wil vasthouden aan locaties die naar verwachting niet nodig zijn, ook vanwege de druk op de ruimte in Nederland. Het benoemen van enkele locaties als «strategische reserve» zie ik als een goede tussenvorm in dit vraagstuk. Door sommige locaties die op dit moment niet meer nodig zijn aan te wijzen als strategische reserve, kan in geval van noodzakelijke opschaling en uitbreiding relatief snel geschakeld worden. Onderdeel van uitwerking van het SVP is daarom het aanwijzen van enkele locaties als strategische reserve op basis van een afwegingskader, waarbij onder meer wordt gekeken naar de geschiktheid van de locatie voor toekomstig Defensiegebruik.
Aangezien de strategische reserve op korte termijn niet nodig is, kunnen deze locaties worden aangewend voor andere, tijdelijke functies. Als tijdelijke invulling voor deze locaties kan gedacht worden aan energieopwekking of recreatie. Het gaat hier om grotendeels lege terreinen: de bestaande bebouwing aan die het eind van hun levensduur zit wordt gesloopt om verkrotting tegen te gaan en kosten te sparen.
Kazerne van de toekomst
Om de oorlog van morgen te winnen, moeten we nog meer inzetten op samenwerking met innovatieve partners en technologieën. Ik zie de functie van de kazerne in de toekomst verbreden als een plek waar meer samengewerkt wordt met andere partijen, volgens een campus-benadering. Nu al is te zien dat Defensie ook een aantrekkende werking heeft op innovatie en andere ontwikkelingen: aan de rand en om kazernes heen verrijzen innovatieve labs en sportinstellingen. Voor de kazerne van de toekomst zal dit nog sterker het geval zijn, waarbij de we ondernemingszin en denkkracht van de regio naar binnen willen halen en versterken. Een goed voorbeeld is MINDbase, een initiatief waar Defensie samenwerkt met partijen als TNO, NLR, MARIN en diverse startups. MINDbase zit nu al in Rotterdam, Eindhoven en Enschede.
2 Personeel centraal
Defensie zet met de Defensienota vol in op het versterken van ons werkgeverschap (Kamerstuk 36 124, nr.1). We investeren daarom in goede arbeidsvoorwaarden, modern personeelsbeleid en in een gezonde bedrijfsvoering en werkomgeving. Met ons personeel staan we dag en nacht klaar voor Nederland. Ik vind het daarom belangrijk dat we ons huidige personeel de komende jaren vasthouden en ervoor zorgen dat zij met een gevoel van trots naar hun werk gaan. Het moderniseren en het wegwerken van achterstanden op onze kazernes is ook een belangrijke factor om nieuw personeel aan te trekken. Onderdeel van het personeel centraal stellen bij het SVP is dat we weten welke behoeften bij ons personeel leven. Het ophalen van kennis en wensen is daarom een doorlopend en iteratief onderdeel van de uitwerking van het SVP. Dit doen we zowel op kwantitatief als kwalitatief vlak, door middel van digitale enquêtes en dialogen met het personeel. Ik wil hiermee borgen dat de behoeften van ons personeel goed landen in de plannen die we maken. Daarnaast is ook de medezeggenschap actief betrokken bij het uitwerken van de plannen.
De verbetering van de werkomstandigheden van het Defensiepersoneel is een belangrijke aanleiding voor dit SVP. In het verleden is het meermaals voorgekomen dat locaties gesloten moesten worden omdat de situatie te slecht of zelfs onveilig was. Vervolgens zijn tal van maatregelen in gang gezet om een inhaalslag te maken in het achterstallig onderhoud, maar zeker met oog op de groei van de organisatie in de toekomst is er meer nodig. In het SVP wordt verder gedacht dan alleen de basis op orde te brengen. Het doel is om de kazernes van Defensie klaar te maken om het werk van de huidige en toekomstige generaties Defensiemedewerkers optimaal te ondersteunen.
Minder overplaatsingen voor een stabiele basis voor gezinnen
In de Contourenbrief is uiteengezet dat Defensie ernaar streeft haar personeel gedurende hun loopbaan minder vaak en minder ver over te plaatsen. Ik wil dat ons personeel hierin wordt gefaciliteerd, zodat een Defensiecarrière goed te combineren is met een vaste woonlocatie en het thuisfront een stabiele basis krijgt. Dit komt terug in de uitwerking van het SVP door werven, opleiden, werken en trainen zoveel mogelijk te integreren op dezelfde locaties. Naast meer stabiliteit voor het personeel heeft dit operationele en didactische voordelen. Kazernes zullen steeds meer een multifunctionele invulling krijgen met een divers aanbod aan faciliteiten. Dit past goed binnen de eerder aangehaalde campus-benadering voor de kazerne van de toekomst. Zo kan worden gedacht aan legering en lesfaciliteiten voor initiële leerlingen op dezelfde locaties als de operationele eenheden waarvoor ze opgeleid worden. Dit maakt het mogelijk voor medewerkers om een diverse loopbaan bij Defensie op te bouwen zonder veel verplaatsingen. Daarnaast beperkt dit de noodzaak tot het overnachten op de kazernes vanwege de kortere woon-werkafstand. Daarnaast speelt de woningcrisis ook bij het Defensiepersoneel. Met het wetsvoorstel aanpassing Huisvestingswet 2014 kunnen gemeenten voorrang geven aan woningzoekenden die een vitaal beroep uitoefenen (MvT Kamerstuk 36 190, nr. 3). Mogelijk kunnen militairen hier in bepaalde gemeenten voor in aanmerking komen. Defensie gaat hierover in gesprek met gemeenten waar deze problematiek speelt.
Regionale benadering
Zoals is uiteengezet in de paragraaf «Goed voorbereid en klaar voor inzet» wil Defensie meer concentreren op strategische plekken verspreid in het land. Vanuit personeelsopzicht is van belang dat we dat doen in de regio’s waar we nu al zitten. Gelet op de urgentie om ook nieuw personeel aan te trekken is het nodig dat Defensie daarnaast voldoende is vertegenwoordigd daar waar potentieel personeel woont. Daarom wordt ook gekeken op welke plekken we minder vertegenwoordigd zijn, maar waar relatief gezien veel arbeidspotentieel aanwezig is. Dit is bijvoorbeeld een van de factoren die wordt meegenomen in de zoektocht naar een geschikte locatie voor de voorgenomen nieuwe kazerne voor de ondersteunende eenheden. Defensie houdt er bij een verplaatsing van organisatieonderdelen nadrukkelijk rekening mee dat de werkgelegenheid zoveel mogelijk behouden blijft in dezelfde provincie.
Eigentijdse normen voor onze gebouwen
Behoeftes van ons personeel veranderen met de tijd. Vernieuwing van ons vastgoed vraagt om eigentijds beleid voor de inrichting van onze faciliteiten. In het kader van het SVP wordt in bijzondere mate gekeken naar de faciliteiten kantoren, legering en lesgebouwen en magazijnen, aangezien deze gebouwtypes ongeveer zestig procent van het totale Defensievastgoed omvatten. Nieuwe, eigentijdse normen voor deze gebouwen hebben een groot effect op de verduurzaming van de vastgoedportefeuille en dragen ook bij aan het welzijn van ons personeel. Voor legering wordt bij nieuwbouw bijvoorbeeld bezien of meer gebruik kan worden gemaakt van eenpersoonskamers. Daarbij is maatwerk belangrijk: bij bijvoorbeeld de initiële opleidingen blijft het wel van belang om in het kader van vorming meerdere personen op een kamer te legeren. Voor lesgebouwen is de ambitie om nog meer samen te werken met externe partners, waarbij leslocaties van Defensie worden opengesteld voor externen en Defensie ook gebruikmaakt van externe faciliteiten. Dit stimuleert de kruisbestuiving in kennis tussen ons personeel en studenten aan andere onderwijsinstellingen. Op het gebied van kantoren heeft Defensie zich gecommitteerd om hybride werken mogelijk te blijven maken voor kantoorwerk, waarbij maatwerk wordt geboden voor specifieke doelgroepen. Dit vergroot de flexibiliteit voor onze medewerkers en draagt daarnaast bij aan verduurzaming door het verminderen van reisbewegingen.
Voor de onderwerpen kantoren, onderwijsinstellingen, de kazerne van de toekomst (inclusief legering) en de logistieke inrichting (inclusief magazijnen), worden studies uitgevoerd naar hoe deze zaken in de toekomst beter kunnen worden ingericht. Hierbij wordt de koppeling gemaakt met het nieuwe HR-model waar Defensie nu aan werkt (Kamerstuk 35 570 X, nr. 91). Bij het verder uitwerken van de kazerne van de toekomst en de campusgedachte, wordt ook gedacht aan het faciliteren van andere behoeften van ons personeel. Het accommoderen van zaken zoals kinderopvang en huisdierenopvang op de kazerne zijn bijvoorbeeld zaken die leven en waarmee we onze mensen en hun gezinnen meer mogelijkheden kunnen bieden om werk en gezinsleven te combineren.
Verbinden met de omgeving
Defensie is een organisatie die sterk is geworteld in de regio’s waar we gevestigd zijn. Dit is een relatie die vaak decennia of zelfs eeuwen teruggaat. Ik besef dat de verbinding van Defensie met de regio’s waar we zitten waardevol is: onze mensen en hun gezinnen voelen zich er thuis en maken actief deel uit van de maatschappij. Daarnaast maken de mensen die er wonen op een directe manier mee wat Defensie doet. Ik voel deze verbondenheid ook in de gesprekken waar het gaat over locaties waar Defensie mogelijk vertrekt en ruimte wil maken voor andere functies. Dit besef sterkt mij in het in de Contourenbrief geformuleerde uitgangspunt dat Defensie breed in het land vertegenwoordigd moet zijn. Niet alleen vanuit het oogpunt van werving en gereedstelling, maar ook vanwege de toegevoegde waarde van deze wederzijdse verbondenheid.
Daarnaast is het belangrijk om onze verbinding met de samenleving waar mogelijk te versterken. Hier wordt gericht naar gekeken bij de uitwerking van het SVP, bijvoorbeeld door te kijken naar koppelingen met externe onderwijsinstellingen en andere maatschappelijke organisaties om zo mensen te interesseren voor een loopbaan bij Defensie. Ik wil nog meer investeren in onze banden met de plekken waar we gevestigd zijn, soms door letterlijk en figuurlijk de hekken open te zetten voor bezoekers en ideeën van buiten. Het gesprek aangaan over hoe we ons nog meer als «goede buur» kunnen opstellen hoort daar ook bij, in het speciaal in situaties waarbij de omgeving hinder ondervindt van de activiteiten van Defensie.
3 Verduurzaming
Het vastgoed van Defensie bestrijkt zestig procent van de totale vastgoedportefeuille van het Rijk en heeft te kampen met achterstallig onderhoud. De transitie naar een klimaatneutrale vastgoedportefeuille is daarmee een grote opgave, maar daarnaast ook een kans: Het totale energieverbruik van Defensie was in 2021 7.098 terajoule. Dit is vergelijkbaar met het totale energieverbruik van de stad Delft. 3.047 terajoule daarvan komt voor rekening van het vastgoed, zowel door gas- als elektriciteitsverbruik. Dit staat gelijk aan een CO2-emissie van 0,279 megaton. Met het klimaatneutraal maken van ons vastgoed kan Defensie dus een significante bijdrage leveren aan de verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed. Deze verduurzaming is al ingezet, maar wordt de komende jaren versneld met de uitwerking van dit SVP, waar verduurzaming een van de vier doelen is.
Doelen en Key Performance Indicators (KPI’s) verduurzaming kazernes
Defensie volgt het Rijksdoel om in 2050 een volledig klimaatneutrale vastgoedportefeuille te realiseren. Als tussendoel is Rijksbreed vastgesteld dat in 2030 de CO2-uitstoot met 55 procent moet zijn afgenomen ten opzichte van het jaar 1990. Daarnaast sluit Defensie aan bij de portefeuille-aanpak van BZK (Kamerstuk 32 847 nr. 976). Het SVP richt zich op het doel om in 2050 al het Defensievastgoed klimaatneutraal te maken en draagt bij aan het Rijksbrede tussendoel voor 2030. De objectgerichte en gefaseerde aanpak van het SVP ondersteunen de gestelde CO2-doelen: Door de objectgerichte aanpak worden op doelmatige wijze hele kazernes klimaatneutraal gemaakt. Hierdoor zal Defensie naar verwachting het Rijksbrede CO2-doel van 2050 voor de kazernes die nu al worden aangepakt eerder halen. De afstoting en sloop van vastgoed helpt om het energieverbruik en de CO2-uitstoot te verminderen. Daarnaast kan door gefaseerd te werk te gaan tijdig worden ingespeeld op innovaties.
De CO2-footprint van Defensie wordt de komende jaren steeds kleiner. Defensie rapporteert al jaarlijks over het energieverbruik en de CO2-uitstoot van de krijgsmacht, maar zal dat specifiek voor vastgoed laten terugkomen in de jaarlijkse kamerbrief waarin ik zal rapporteren over de voortgang van de uitwerking van het SVP. Hierin zal specifiek worden gerapporteerd over de reductie van het fossiele energiegebruik per jaar (gasverbruik) en de reductie van het finale energiegebruik per jaar (CO2-uitstoot) voor vastgoed. Hierbij wordt ook gerapporteerd over de gerealiseerde energieopwekking via wind en zon op onze terreinen, ongeacht door wie de stroom wordt verbruikt.
Verduurzaming monumentaal erfgoed
Het Defensievastgoed is divers van aard en bevat veel waardevol monumentaal erfgoed. Dat betekent dat Defensie creatief moet nadenken over de verduurzaming van deze gebouwen. Vaak zal maatwerk nodig zijn. Bij deze categorie vastgoed moet bij de uitwerking van het SVP ook de balans worden bewaard met de andere drie doelen van de vastgoedopgave: wanneer het vanuit operationeel, financieel- of personeelsoogpunt ondoelmatig is een monumentaal gebouw aan te houden en te verduurzamen, moet ook worden bekeken of Defensie hier ruimte kan maken voor een andere bestemming, die beter is te verenigen met de aard van het gebouw. Geslaagde voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld de Elias Beeckman- en Prins Mauritskazernes in Ede, waar de gemeente nu een woonwijk realiseert met behoud van het monumentale karakter van de kazernes. Als er sprake is van afstoting van monumenten zullen de werkafspraken en het proces zoals beschreven in de Leidraad Afstoot Monumenten worden gevolgd.
Klimaatadaptatie, natuur-inclusief bouwen en circulariteit
Klimaatverandering, schaarste van grondstoffen en effecten op natuur en milieu zullen in de nabije toekomst ook impact hebben op Defensie. Defensie houdt hier rekening mee bij de vervanging en vernieuwing van vastgoed. Dit houdt in dat bijvoorbeeld de gevolgen van hittestress zoveel mogelijk worden beperkt bij realisatie van nieuwbouw en de inrichting van terreinen. Daarnaast houdt Defensie rekening met overstromingsgevaar, in het bijzonder waar dit gaat om onderdelen van de vitale infrastructuur. De Nieuwe Haven in Den Helder vraagt bijvoorbeeld speciale aandacht wat betreft waterveiligheid. Als uitkomst van een studie naar benodigde maatregelen wordt bekeken of hier waterkeringen kunnen worden opgetrokken om goed voorbereid te zijn. Vitale processen worden, indien noodzakelijk, via mitigerende maatregelen veilig gesteld, bijvoorbeeld door realisatie op hoger gelegen locaties.
We versterken de natuur door tijdens het bouwen natuurinclusief te werken. Zo realiseren we meer groen en water op onze terreinen en passen we ecologisch vriendelijk onderhoud toe. Ook wordt de behoefte aan energiezekerheid en zelfvoorzienendheid per object in relatie met de omgeving bezien. Defensie gaat samen met waterschappen en drinkwaterbedrijven mogelijkheden onderzoeken om (drink)wateropslag op eigen terreinen te realiseren, dan wel capaciteit om zelf drinkwater te maken.
4 Financieel in balans
Fors ingrijpen in het huidige vastgoed van Defensie is ook vanuit financieel perspectief hoognodig: de uitgaven aan achterstallig onderhoud vormen op dit moment een kostenpost die blijft oplopen. Defensie loopt achter de feiten aan en houdt onvoldoende middelen over om te investeren in de toekomst van de kazernes. Linksom of rechtsom moet de portefeuille de komende jaren in balans worden gebracht door investeringsmiddelen in te zetten voor de (ver)bouw van (nieuwe) moderne kazernes en het afstoten of slopen van oude kazernes. Op die manier gaan we beschikken over het vastgoed dat we daadwerkelijk nodig hebben en krijgen we grip op de onderhoudskosten. Als dat niet lukt moeten we onnodig kosten blijven maken voor onderhoud van vastgoed dat we niet nodig hebben. Dat is onwenselijk omdat het ten koste gaat van andere investeringen in ons personeel en materieel.
Bij de start van de verkenningen naar deze opgave is gekeken naar welk type en hoeveel vastgoed grofweg nodig is voor de krijgsmacht van de toekomst, ook met oog op de groei van de krijgsmacht naar 2 procent NAVO-norm. Daaruit volgt dat van de ongeveer 6 miljoen vierkante meters aan bruto vloeroppervlakte die Defensie op dit moment in gebruik heeft, Defensie met ongeveer één derde van het aantal vierkante meters minder toe kan, als er strategisch wordt geïnvesteerd in doelmatige nieuwbouw. Door scherp te kijken naar wat onze organisatie in de toekomst wel en niet nodig heeft, kan Defensie dus een aanzienlijk aantal gebouwen aanbieden voor herbestemming of slopen. De middelen die in de oude situatie worden uitgetrokken voor onderhoud, worden in de nieuwe situatie ingezet voor het plegen van gerichte investeringen in de toekomst. Gezien de aard en looptijd van grote bouwprojecten, wordt steeds bij het opstellen van de begroting bezien in hoeverre het ritme van de investeringskosten moet worden aangepast.
Met het geld dat beschikbaar komt door afstoting van overbodig vastgoed en met de beschikbare investeringsmiddelen uit de begroting en de aanvullende middelen van het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) (voor het vastgoed incidenteel € 2,3 miljard en structureel € 165 miljoen), kan Defensie het SVP de komende 15 jaar verder uitwerken en grondig investeren in het vastgoed. De beschikbare middelen zijn leidend voor het SVP. Gedurende de uitwerking van het plan zullen er wijzigingen in de kosten optreden als gevolg van geopolitieke ontwikkelingen, besluiten die nog worden genomen en onderkende risico’s, bijvoorbeeld rondom prijsontwikkelingen in de bouw en veranderende regelgeving. Daarom wil ik als onderdeel van de rapportage over het SVP een realistische, vijfjarige raming van de kosten van het vastgoed opnemen in de jaarlijkse Kamerbrief, zodat tijdig kan worden ingegrepen als bijsturing gedurende de looptijd nodig is.
Het grondig investeren in onze kazernes om een moderne, duurzame en structureel betaalbare vastgoedportefeuille te realiseren is een goed voorbeeld van doelmatigheid. Tegelijkertijd is dit niet een puur cijfermatige exercitie en gaat het over de toekomst van de krijgsmacht. Dat betekent dat dit een proces is waarin voortschrijdend inzicht een grote rol zal spelen en Defensie zich adaptief moet opstellen. Ook door te schakelen tussen langetermijnperspectief en kortetermijnoplossingen. De situatie op sommige locaties is namelijk zo nijpend, dat ook op kortere termijn moet worden ingegrepen, ook al ligt een grootscheepse verbouwing voor die locatie pas later in de planning. Daarbij komt het ook nu al voor dat de belangen van ons personeel (bijvoorbeeld om niet nog vijftien jaar in een achterstallige omgeving te werken en slapen) voorgaan op de doelmatigheid van een investering. Zo is Defensie de afgelopen periode fase 2 van het project Verbetering Legering gestart (Kamerstuk 34 919, nr. 86). Het dilemma tussen het strategische, langetermijnbeleid en uitdagingen die op korte termijn actie behoeven, is inherent onderdeel van de uitwerking van het SVP. Het monitoren van de financiële situatie van de vastgoedportefeuille is onderdeel van de rapportage die u jaarlijks ontvangt over het SVP.
Hoe gaan we te werk?
In overleg met de regio
Bij besluiten die voortvloeien uit het SVP geeft Defensie rekenschap van de impact daarvan in de regio. Het gaat daarbij specifiek over locaties waar Defensie gaat concentreren (en dus haar aanwezigheid uitbreidt), een nieuwe locatie realiseert of over zogenaamde perspectieflocaties (locaties die Defensie verlaat en daarmee beschikbaar komen voor een andere bestemming). Bij elk van deze casussen is samenwerking en overleg met de omgeving een belangrijk onderdeel van de planuitwerking. De insteek is om met de regio gezamenlijk knelpunten en kansen te identificeren en wederzijdse belangen en opgaven zo goed mogelijk te dienen. Ik streef ernaar plannen te realiseren met draagvlak in de omgeving waarbij er winst is voor alle partijen, en waarbij ook aandacht is voor ruimtelijke kwaliteit. Bij de besluitvorming blijft het Defensiebelang wel doorslaggevend. Bij projecten waar dit van toegevoegde waarde is trekken Defensie en het RVB gezamenlijk op met andere ministeries die actief zijn in het ruimtelijk domein.
In de Contourenbrief is uiteengezet dat in fase 2, die volgt op de ambtelijke verkenningsfase, Defensie samen met het RVB in gesprek gaat met vertegenwoordigers van de regio met als insteek om te komen tot een gezamenlijk voornemen en bestuurlijke afspraken over de samenwerking. Bij een concentratielocatie zal dit gesprek worden uitgebreid met deelname van het waterschap.
Bij een perspectieflocatie wordt samen met de regio gekeken naar de impact en afhankelijk daarvan worden er verschillende partijen gevraagd om aan te sluiten, in ieder geval overheden, ondernemers en maatschappelijke organisaties, bijvoorbeeld onderwijsorganisaties. Hierbij wordt toegewerkt naar een perspectiefplan waarin de kansen en knelpunten voor herbestemming worden onderzocht. Door hier als Rijk met medeoverheden samen te werken, kan de verbinding worden gemaakt met andere maatschappelijke en ruimtelijke vraagstukken zoals woningbouw, natuur en de energietransitie. Bij een object dat als strategische reservelocatie wordt aangewezen volgt hetzelfde traject, waarbij Defensie en het RVB meedenken over een nieuwe tijdelijke bestemming.
Voor elk van de projecten die genoemd zijn onder «Aanpak» is het overleg met de omgeving reeds gestart. In de bijlage wordt per project beschreven wat de huidige stand van zaken is, ook voor het participatietraject met de regio.
Fasering projecten met regionale impact
Vervolgproces
De verdere uitwerking van het SVP is een gefaseerd proces waarbij ik uw Kamer actief betrek bij de voortgang en de plannen. Om de samenhang van de opgave te bewaren wordt jaarlijks een voortgangsbrief opgesteld waarin ik inga op de vierledige doelstelling van het programma en de vorderingen daaromtrent. Voor verduurzaming en de financiële component wordt concreet ingegaan op de KPI’s die in de voorgaande paragrafen zijn vastgesteld. Onderdeel van deze brief is het projectenoverzicht, inclusief de stand van zaken.
In aanvulling daarop wordt het Defensie Materieel Proces gevolgd bij individuele projecten waarbij het bestuurlijk voornemen heeft geresulteerd in een voorlopig besluit. Zoals daarbij gebruikelijk is, wordt u met een A-brief geïnformeerd over de start van de uitvoeringsfase van het project. Afhankelijk van de behandeling hiervan volgt bij de aanbesteding van het project een D-brief. Defensie en het RVB werken in de uitwerking van de programma en de individuele projecten nauw samen als strategische partners.
Waar houden we rekening mee in de uitwerking?
Externe ontwikkelingen en risico’s
De krijgsmacht ontwikkelt zich in hoog tempo, dat betekent ook dat Defensie flexibel moet inspelen op externe factoren bij het realiseren van plannen. De omvang van de vastgoedopgave vraagt een hoog ambitieniveau, maar tegelijkertijd ben ik realistisch bij de uitwerking van het SVP. Meerdere externe factoren vormen risico’s die, ondanks risicobeheersing, van impact kunnen zijn op planning, aanpak en de financiën. Een voorbeeld is de verkrijgbaarheid en de betaalbaarheid van bouwmaterialen. Defensie is hierbij net als andere organisaties afhankelijk van de marktontwikkelingen. Ook is het aantrekken en behouden van voldoende capaciteit en specialistische kennis, zowel bij uitvoerders, Defensie als bij het RVB een aandachtspunt.
Op juridisch vlak moet rekening worden gehouden met recente ontwikkelingen omtrent benodigde vergunningen. Voor nieuwe, Rijksbrede wet- en regelgeving geldt dat in het coalitieakkoord is vastgesteld dat bij de implementatie rekening wordt gehouden met de bijzondere positie van Defensie. Uiteraard speelt het stikstofvraagstuk ook een rol bij projecten van Defensie. Defensie moet, net als iedere andere organisatie in Nederland, zich houden aan de wet- en regelgeving bij het realiseren van vastgoedprojecten.
In het gesprek met de omgeving is het een risico dat door de integrale aanpak en de focus op het creëren van meerwaarde voor alle partijen, het Defensiebelang en de doelstellingen van het SVP teveel uit het zicht raken. Dit wil ik voorkomen door de regie duidelijk bij Defensie te houden.
Kabinetsreactie aanbevelingen Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar het Defensievastgoed
Zoals aangegeven is het IBO naar het Defensievastgoed, dat op 16 april 2021 met uw Kamer is gedeeld, een belangrijke aanleiding geweest voor Defensie om integraal naar ons vastgoed te kijken (Kamerstuk 34 919, nr. 77). Dit IBO heeft geleid tot concrete en uitvoerbare aanbevelingen. Bij de uitwerking van het SVP worden deze aanbevelingen betrokken. Op 24 juni 2021 is op uw verzoek al inhoudelijk ingegaan op de aanbevelingen die in het IBO zijn gedaan en op welke manier Defensie hiermee reeds aan de slag is gegaan (Kamerstuk 34 919, nr. 79). Toen is bijvoorbeeld aangegeven dat Defensie halfjaarlijks zal rapporteren over de voortgang van de acties om het vastgoedbeheer te verbeteren. Over de opzet van de halfjaarlijkse rapportage heb ik uw Kamer met de brief van 21 september 2021 geïnformeerd (Kamerstuk 34 919, nr. 83). Met de brief van 18 mei 2022 (Kamerstuk 34 919, nr. 91) en de brief van 20 september 2022 (Kamerstuk 361 24, nr. 4) heeft uw Kamer de eerste twee halfjaarlijkse rapportages ontvangen. Hiermee wordt opvolging gegeven aan de moties van het lid Sneller c.s. (Kamerstuk 35 830, nr. 9) en van het lid Stoffer (Kamerstuk 35 830, nr. 22).
Sinds de totstandkoming van het IBO is de oorlog in Oekraïne uitgebroken. Deze belangrijke ontwikkeling zet ook de vastgoedopgave van Defensie in een ander licht, zoals ik al eerder in deze brief heb uiteengezet. Het ambitieniveau en het beschikbare budget is anders dan ten tijde van de totstandkoming van het IBO. Het SVP houdt hier rekening mee en gaat uit van de vierledige doelstelling zoals aan het begin van deze brief vermeld. In het vervolg van deze paragraaf wordt puntsgewijs ingegaan op de drie hoofdaanbevelingen uit het IBO en op welke manier deze aanbevelingen terugkomen in de uitwerking van het SVP.
Aanbeveling 1. Zorg voor een structurele invulling van de noodzakelijke randvoorwaarden voor het vastgoed, structureer bijvoorbeeld de informatie-huishouding en de governance;
Ik onderschrijf het belang van het structureel op orde brengen van de randvoorwaarden voor het vastgoed. Deze aanbeveling wordt dan ook overgenomen. Als onderdeel van de acties die Defensie in gang heeft gezet naar aanleiding van het Verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer, is Defensie vorig jaar gestart met het halfjaarlijks rapporteren over de stand van zaken van onder meer de doorontwikkeling van het vastgoedmanagement, inclusief de informatievoorziening. Ik wil deze rapportage voortaan combineren met de jaarlijkse voortgangsbrief over de uitwerking van het SVP, zodat u jaarlijks een integrale vastgoedrapportage ontvangt, waarbij ook wordt ingegaan op het vastgoedmanagement en gerelateerde zaken. In de meest recente rapportage (Kamerstuk 36 124, nr. 4) worden de laatste ontwikkelingen op het gebied van deze aanbeveling toegelicht. Zo is het RVB in opdracht van Defensie inmiddels gestart met de implementatie van een nieuw onderhoudsmanagement systeem (OMS), dat wanneer het volledig operationeel is, zal zorgen voor eenvoudiger en meer integraal inzicht in de staat van het onderhoud van het Defensievastgoed. Ook zijn KPI’s toegevoegd in de managementrapportages van het RVB naar Defensie, waardoor Defensie een beter inzicht krijgt in de staat van het vastgoed. Bovendien is een TaskForce Normering Vastgoed (TF NoVa) ingesteld die de effectieve bezetting en gebruik van het Defensievastgoed onderzoekt. De rapporten van TF NoVa leveren actuele en gevalideerde data voor de volgende fasen in de aanpak van de vastgoedportefeuille.
2. Zorg dat de bestaande disbalans tussen het beschikbare budget en de vastgoedportefeuille wordt hersteld door concentratie, verduurzaming en vernieuwing;
Het herstellen van de balans tussen het budget en de vastgoedportefeuille is een van de vier doelen van het SVP. In de paragraaf «financieel in balans» is uitgebreid ingegaan op de benodigde investeringen om de balans te herstellen. Bij het monitoren van het SVP zal in de jaarlijkse Kamerbrief standaard worden gerapporteerd over de financiële component van het programma.
3. Realiseer een toekomstvast en stabiel stelsel door het vastgoed van Defensie onder te brengen in een eigen stelsel bij het Rijksvastgoedbedrijf.
In tegenstelling tot de meeste andere onderdelen van de rijksoverheid, heeft Defensie op dit moment haar vastgoed (gebouwen en terreinen) in eigen bezit. Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) beheert het vastgoed voor Defensie. Defensie heeft, naar aanleiding van deze aanbeveling van het IBO, het principebesluit genomen om over te gaan op een nog nieuw te ontwikkelen stelsel bij het RVB. Hierbij «koopt» of financiert het RVB gefaseerd het vastgoed van Defensie en betaalt Defensie vervolgens jaarlijks een gebruikersvergoeding aan het RVB, bestaande uit rente en afschrijving. Het achterliggende doel is dat het baten/lasten-stelsel waar het RVB mee werkt voor financiële stabiliteit zorgt en toegang geeft tot een leenfaciliteit waarmee investeringen kunnen worden versneld. Het nieuwe stelsel zal in de komende periode door Defensie en het RVB worden uitgewerkt. Belangrijke voorwaarden daarbij zijn:
– Defensie houdt zeggenschap over de beschikbaarheid en het gebruik van het Defensievastgoed.
– De overgang naar het nieuwe stelsel is budgetneutraal.
– De overgang vindt gefaseerd plaats.
Ik hoop dat ik u met deze brief heb kunnen meenemen in mijn visie van de opgave die voor ons ligt, de aanpak die ik wil volgen en de overwegingen die daarbij spelen. Ik ga graag met u in gesprek over de verdere uitwerking hiervan.
Om invulling te geven aan artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet ontvangt u hierbij het CW 3.1 kader (Kamerstuk 31 865, nr. 198).
1. Doel(en) | Het Strategisch Vastgoedplan 2022 (SVP) heeft een vierledige doelstelling: ondersteuning van de operationele gereedstelling, werving en behoud van personeel, verduurzaming en het herstellen van de financiële balans. |
2. Beleids-instrument(en) | Het opzetten van het programma voor het SVP en het onderzoek van de mogelijkheden om een nieuw vastgoedstelsel op te zetten zijn beleidsinstrumenten die worden gebruikt. Met het SVP wordt gewerkt volgens een gefaseerde aanpak, waarbij de vier doelen in samenhang met elkaar worden bekeken en per locatie en provincie worden gewogen. Eerst worden enkele strategische projecten in gang gezet, die richtinggevend zijn voor de ontwikkeling van Defensie en waardoor er ruimte gecreëerd wordt voor de concentratie, verduurzaming en vernieuwing van andere delen van de vastgoedportefeuille. Het slopen, afstoten, herbestemmen of revitaliseren van Defensiegebouwen wordt aan de hand van een afwegingskader afgewogen. Tijdelijk of structureel afstaan van locaties biedt ook meekoppelkansen voor andere opgaven in het ruimtelijk domein. |
3. Financiële gevolgen voor het Rijk | De financiële gevolgen voor het Rijk zijn als volgt: met het geld dat beschikbaar komt door afstoting van overbodig vastgoed en met de beschikbare investeringsmiddelen uit de begroting en de aanvullende middelen van het Coalitieakkoord (voor het vastgoed incidenteel € 2,3 miljard en structureel € 165 miljoen), kan Defensie het SVP de komende 15 jaar verder uitwerken en grondig investeren in het vastgoed. |
4. Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren | D Bij een perspectieflocatie wordt met de regio gekeken naar de impact en afhankelijk daarvan worden verschillende partijen gevraagd om aan te sluiten, in ieder geval overheden, ondernemers en maatschappelijke organisaties, bijvoorbeeld onderwijsorganisaties. Hierbij wordt toegewerkt naar een perspectiefplan waarin de kansen en de knelpunten voor herbestemming worden onderzocht. Door hier als Rijk met medeoverheden samen te werken, kan de verbinding worden gemaakt met andere maatschappelijke en ruimtelijke vraagstukken zoals woningbouw, natuur en de energietransitie. Bij een object dat als strategische reservelocatie wordt aangewezen volgt hetzelfde traject, waarbij Defensie en het RVB meedenken over een nieuwe tijdelijke bestemming. |
5. Nagestreefde doeltreffendheid | WHet hebben van een duurzame, veilige, flexibele en betaalbare vastgoedportefeuille zorgt voor een optimale ondersteuning van de bedrijfsvoering van Defensie en het verhogen van de operationele gereedheid. Tevens draagt het bij aan het zijn van een aantrekkelijke werkgever en daarmee een hoge werktevredenheid. 1. Ondersteuning van de operationele gereedstelling: Het bij elkaar plaatsen van eenheden die elkaar versterken in hun optreden biedt voordelen in operationeel opzicht en beperkt onnodige vervoersbewegingen. Ook wil Defensie landelijk zichtbaar aanwezig zijn, vanwege het aantrekken en behouden van personeel maar ook zorgt dit voor begrip en draagvlak voor Defensie. Daarnaast is dit van belang dat er een solide basis is om (onverwachte) risico’s te spreiden. 2. Bijdragen aan werving en behoud van personeel: Met het SVP wordt het personeel centraal gesteld. Door in te zetten op minder overplaatsen, een regionale benadering en eigentijdse normen voor gebouwen wordt ingezet op het versterken van het werkgeverschap. De medezeggenschap is actief betrokken bij het uitwerken van de plannen. 3. Verduurzaming: verduurzaming van het vastgoed van Defensie is reeds ingezet maar wordt de komende jaren versneld met de uitwerking van het SVP. Zo richt het SVP zich op het doel om in 2050 al het Defensievastgoed klimaatneutraal te maken en draagt het bij aan het Rijksbrede tussendoel voor 2030. Ook ondersteunen de objectgerichte en gefaseerde aanpak van het SVP de gestelde CO2-doelen. De afstoting en sloop van vastgoed helpt om het energieverbruik en de CO2-uitstoot te verminderen en wordt ingespeeld op innovaties. Defensie houdt rekening met klimaatverandering, schaarste van grondstoffen en effecten op natuur en milieu bij de vervanging van vernieuwing van vastgoed. 4. Herstellen van de financiële balans: Door scherp te kijken naar wat onze organisatie in de toekomst wel en niet nodig heeft, kan Defensie dus een aanzienlijk aantal gebouwen aanbieden voor herbestemming of sloop. De middelen die in de oude situatie worden uitgetrokken voor onderhoud, worden in de nieuwe situatie ingezet voor het plegen van gerichte investeringen in de toekomst. Gezien de aard en looptijd van grote bouwprojecten wordt steeds bij het opstellen van de begroting bezien in hoeverre het ritme van de investeringskosten moet worden aangepast. |
6. Nagestreefde doelmatigheid | Fors ingrijpen in het huidige vastgoed van Defensie is ook vanuit financieel perspectief en nagestreefde doelmatigheid hoognodig: de uitgaven aan achterstallig onderhoud vormen op dit moment een kostenpost die blijft oplopen. Defensie loopt achter de feiten aan en houdt onvoldoende middelen over om te investeren in de toekomst van de kazernes. Linksom of rechtsom moet de portefeuille de komende jaren in balans worden gebracht door investeringsmiddelen in te zetten voor de (ver)bouw van (nieuwe) moderne kazernes en het afstoten of slopen van oude kazernes. Op die manier gaan we beschikken over het vastgoed dat we daadwerkelijk nodig hebben en krijgen we grip op de onderhoudskosten. Als dat niet lukt moeten we onnodig kosten blijven maken voor onderhoud van vastgoed dat we niet nodig hebben. Dat is onwenselijk omdat het ten koste gaat van andere investeringen in ons personeel en materieel. |
7. Evaluatieparagraaf | Bij het monitoren van het SVP zal in een jaarlijkse Kamerbrief standaard worden gerapporteerd over de voortgang van de uitwerking van het SVP en de vierledige doelstelling van het programma en de vorderingen daaromtrent. Voor de verduurzaming en de financiële component wordt concreet ingegaan op de KPI’s. Onderdeel van de kamerbrief is het projectenoverzicht, inclusief de stand van zaken. Daarnaast geldt het Defensie Materieel Proces (DMP) voor projecten binnen het SVP waarbij het bestuurlijk voornemen heeft geresulteerd in een voorlopig besluit. |
De Staatssecretaris van Defensie,
C.A. van der Maat