[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 6 december 2022

Brief regering

Nummer: 2022D52459, datum: 2022-12-07, bijgewerkt: 2024-05-15 09:56, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2022Z24332:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter,

Hierbij ontvangt de Kamer de antwoorden op een deel van de vragen die leden van de Kamer hebben gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2023.

De resterende vragen worden beantwoordt tijdens de eerste termijn van het kabinet.

Piet Adema

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Christianne van der Wal-Zeggelink

Minister voor Natuur en Stikstof


Hieronder treft uw Kamer de beantwoording van een selectie van de gestelde vragen per woordvoerder. De gestelde vragen zijn schuin weergegeven en de reactie staat eronder. De overige gestelde vragen worden mondeling beantwoord.

Inbreng begrotingsrapporteurs (leden de Groot en Grinwis) 

Kan het kabinet in aanloop naar de parlementaire behandeling van de instellingswet een volwaardige dummy-begroting naar de Kamer sturen?

Wij hechten er zeer aan om tot een door uw Kamer gedragen inrichting van de fondsbegroting te komen. Daarom zullen wij trachten in het voorjaar - ruim voor Prinsjesdag - een volwaardige dummy begroting met u afstemmen. We streven er naar om deze in aanloop naar de behandeling van de instellingswet met u te delen. Zoals beschreven in de kamerbrief over de dummy-begroting, vraagt de dummy-begroting nog nadere uitwerking, onder meer als het gaat om de governance van het fonds en de indicatieve toedeling van middelen aan provincies en de generieke verdeling. 

Welke ervaringen en lessen trekken de ministers uit eerdere begrotingsfondsen?

Bij de vormgeving van de Instellingswet wordt goed gekeken naar de ervaringen en geleerde lessen met eerdere begrotingsfondsen, zoals het Fonds Economische Structuurversterking (FES) en Nationaal Groeifonds (NGF).

Een van de lessen is dat het fonds voldoende focus moet hebben. In de Instellingswet Transitiefonds landelijk gebied en natuur zijn (mede daarom) zeer concrete doelen opgenomen en er worden toetsingscriteria in de wet opgenomen. Een tweede les is dat de rollen van verantwoordelijke departementen helder zijn. Dit is in het wetsvoorstel verduidelijkt. Een derde les is dat een voorspelbare voeding van het fonds belangrijk is. Het transitiefonds krijgt een eenduidige en voorspelbare voeding, namelijk de gereserveerde € 24,3 miljard. Tot slot is een belangrijke les van het FES dat het oprichten van een instituut vaak (onbedoeld) leidt tot structurele uitgaven. Om dit te voorkomen, wordt bij de beoordeling van de voorstellen getoetst of deze incidenteel of structureel van aard zijn. Dat kan betekenen dat maatregelen een horizonbepaling krijgen, waardoor op voorhand expliciet duidelijk wordt tot wanneer middelen uit het fonds voor deze maatregelen kunnen worden ingezet.

Kan MLNV met de Kamer delen hoe hij aankijkt tegen de toekomstige ontwikkeling van de LNV-begroting? Welke mogelijkheden ziet hij om de ambities op de lange en middellange termijn te bereiken?

Voor de komende jaren is er sprake van een afname in het budget. Dit komt onder andere door maatregelen die slechts tijdelijk om extra geld vragen, zoals sanerings- en beëindigingsregelingen. Voor een belangrijke ambitie in de komende jaren – de transitie van het landelijk gebied – heeft het kabinet een groot bedrag gereserveerd. Daar waar ambities niet kunnen worden gedekt vanuit bestaand budget of de extra middelen vanuit het regeerakkoord, zal in de toekomst integraal moeten worden gewogen of en hoe hiervoor ruimte wordt gemaakt op de begroting.

PVV

Verzoek om reactie op de aangenomen moties en toezeggingen van Graus/Wassenberg.

Als minister van LNV heb ik de aangenomen moties en toezeggingen uit het Commissiedebat over transitieproefdiervrij innovatie (TPI) en dierproeven in beeld. Ik ben zeker ook al bezig met de uitvoering van deze moties, zoals de motie van het lid Wassenberg waarin het kabinet gevraagd is om met een plan van aanpak te komen om de transitie naar proefdiervrije innovaties te versnellen (Kamerstuk 32336, nr. 141). Dit plan van aanpak is inmiddels gereed en heb ik samen met de TPI-partners opgesteld. Ik stuur het plan van aanpak nog voor het kerstreces met een brief over TPI en dierproeven aan de Kamer. In die brief zal ik uitgebreid en in samenhang op deze en andere moties en toezeggingen ingaan. 

Kan de minister bemiddelen bij de invoering van het farmer friendly keurmerk?

De achterliggende gedachte van dit voorgenomen keurmerk om een goede prijs voor de boer te realiseren vindt de minister sympathiek. Echter, keurmerken zijn private initiatieven en de overheid heeft hierin geen bemiddelende rol. Er bestaat daarnaast al een groot aantal keurmerken. Uit onderzoek van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) blijkt dat de veelheid aan keurmerken niet helpt bij het maken van de duurzame keuze door de consument.

In de verdere uitwerking van het voedselbeleid zal de minister onderzoeken welke impact bestaande keurmerken hebben, zowel ten aanzien van verduurzaming, als ten aanzien van de prijs die de boer krijgt voor zijn of haar inspanningen. 

De PVV wil een versnelling van het onderzoek naar niet chemische gewasbescherming bij weerbare teeltsystemen. Kan MLNV hiervoor zorgen?

In het Uitvoeringsprogramma van de toekomstvisie gewasbescherming 2030 wordt er nu al gewerkt aan onderzoek en implementatie van weerbare teeltsystemen, bijvoorbeeld in het Praktijkprogramma plantgezondheid ‘Weerbaarheid in de praktijk’. In dit programma wordt door telers concrete nieuwe maatregelen ontwikkeld, getoetst en gedeeld met de sector. Het ministerie gaat dit soort activiteiten intensiveren te beginnen in kwartaal 2 in 2023, dat is in overeenstemming met het regeerakkoord. Het ministerie doet dit samen met de partijen in het Uitvoeringsprogramma.

Is de minister het met de PVV eens dat we niet alleen moeten inzetten op bosbouw maar ook op multifunctionele landbouw?

De minister van LNV is het eens met het lid Graus, dat we ook moeten inzetten op multifunctionele landbouw. Om de ontwikkeling van multifunctionele landbouw verder te stimuleren, heeft de voorganger van minister LNV in 2019 het Platform Multifunctionele Landbouw ingesteld. Hierin werkt de minister van LNV samen met partijen (sector, medeoverheden, banken, kennisinstellingen) aan het inventariseren en het wegnemen van knelpunten voor de multifunctionele landbouw in wet- en regelgeving en via uitwisseling van ervaringen en kennis. Tussen 2018 en 2020 is de omzet van deze activiteiten met maar liefst 15% gestegen naar ruim € 1 miljard. Multifunctionele landbouw is daarmee steeds belangrijker voor het verdienmodel van de agrariër. De minister van LNV is in gesprek over het position paper over Multifunctionele landbouw dat LTO recent heeft uitgebracht, over de belangrijkste uitdagingen voor de ontwikkeling van MFL-activiteiten. In overleg met de partijen in het Platform MFL ga ik de komende tijd kijken hoe multifunctionele landbouw verder gestimuleerd kan worden, en welke middelen daarvoor nodig zijn.

Kan de minister zorgen voor een erkenning van land- en tuinbouw en sierteelt als nationaal cultureel erfgoed?

De minister van LNV heeft als uitgangspunt dat er een toekomst is voor een duurzame land- en tuinbouw in Nederland en erkent belang sector. Het is echter niet mogelijk deze te erkennen als cultureel erfgoed. Er zijn namelijk vier mogelijke vormen van bescherming: een beschermd monument, een beschermd cultuurhistorisch landschap, een beschermd stads- en of dorpsgezicht en een beschermde archeologische site. Deze vormen zijn niet van toepassing op de land- en tuinbouw en sierteelt.

De PVV wil dat er een paspoort voor elk varken met een QR-code. Graag reactie minister.

Varkens worden in Nederland, zoals voorgeschreven in Europese regelgeving, in het kader van de identificatie en registratie verplichtingen niet individueel geïdentificeerd. Varkens krijgen een identificatiemiddel met daarop het registratienummer van het bedrijf van geboorte. Ook is het laatste bedrijf voor het slachthuis te herleiden. Deze identificatie en registratie is in het kader van diergezondheid en biedt voldoende mogelijkheden voor de tracering van dieren door de keten.

Hoe kijkt de minister naar het idee van de PVV om rechten van dieren in de Grondwet te verankeren?

Als minister van LNV stel ik voorop dat ook nu al de wetgeving goede waarborgen kent. Zo is de erkenning van de intrinsieke waarde van dieren in de Wet dieren opgenomen. Het bevorderen van dierenwelzijn kan worden bereikt via de bestaande wetgeving en voorgenomen aanpassingen daarvan. Ik ben bijvoorbeeld bezig met een ontwikkeling naar een dierwaardige veehouderij en wil die ook in wetgeving verankeren. Ook wil ik de vrijheden van Brambell in de wet vervangen door het vijf domeinen model van Mellor. Dat gaat uit van kwaliteit van leven en positief welzijn voor het dier. Tegen die achtergrond heeft opname van dierenrechten in de Grondwet geen toegevoegde waarde.

Wat dierenwelzijn betreft heeft het lid Graus aandacht gevraagd voor een aantal zaken. Zo informeerde hij (1) naar een verbod op dieronvriendelijke trainingsmiddelen, (2) een verbod op medisch noodzakelijke ingrepen en (3) controlecapaciteit bij de NVWA.

Op 1 april 2022 is op dit onderwerp een onderzoek gestart, de resultaten worden in juni 2023 verwacht. Op basis van deze resultaten kan ik bepalen of er hulp- en trainingsmiddelen worden gebruikt die, net als de e-collar (stroomhalsband) en pinnenhalsband, een onaanvaardbaar dierenwelzijnsrisico met zich meebrengen en daarom uitgefaseerd moeten worden. Daarnaast heeft het lid Graus aangegeven dat hij een verbod wil op medisch noodzakelijke ingrepen bij dieren als welzijn wordt geschaad, en betere controle door NVWA. Verbetering van dierenwelzijn is één van de speerpunten van het kabinet. Het kabinet richt zich daarbij op de ontwikkeling naar een dierwaardige veehouderij. Een veehouderij waar geen ingrepen plaatsvinden, tenzij deze medisch-veterinair noodzakelijk zijn, en die uitgaat van de gedragsbehoeftes van het dier. Samen met betrokken partijen wil ik afspraken hierover vastleggen in een convenant dierwaardige veehouderij. Dat moet voor de zomer van 2023 ondertekend zijn. Daarnaast investeert dit Kabinet, zoals benoemd in het Coalitieakkoord, substantieel in versterking van de NVWA-capaciteit. Medisch noodzakelijke ingrepen ga ik niet verbieden, dat zijn handelingen die door een dierenarts worden beoordeeld dat ze noodzakelijk zijn.

PVV wil graag een DNA databank om dieren op te sporen. Hoe kijkt de minister hiernaar?

De heer Graus vraagt om een DNA-databank ter ondersteuning van de dierenpolitie, de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij de aanpak van bijtincidenten, opsporing van dierenbeulen, illegale handelaren en broodfokkers van dieren die drager zijn van (middels DNA vast te stellen) erfelijke, lichamelijke en/of mentale afwijkingen. Zoals staat omschreven in de twee rapporten die eerder naar de Tweede kamer zijn gestuurd (Kamerstuk 28286, nr. 1255), kan een DNA-databank hier mogelijk helpen. Het is een interessante optie, maar daarbij is het van groot belang op zorgvuldige wijze te analyseren of dit het beste instrument is en wat de voor- en nadelen hiervan zijn. Het invoeren van een DNA-databank is een grote stap. Het is omvangrijk, vergaand en kostbaar voor overheid en houder. Waar het opsporing betreft, zal ook het ministerie van J&V betrokken moeten worden. Volgend jaar wordt een verkenning uitgevoerd naar de mogelijke inzet van een DNA databank waarbij wordt gekeken naar onder andere proportionaliteit, uitvoerbaarheid, ethische vraagstukken en de kosten.

 

Iedere dierenbeul zou een beroepsverbod moeten krijgen. Is de minister het met de PVV eens?

Dierenmishandeling en –verwaarlozing zijn een grove miskenning van de intrinsieke waarde van dieren. Vanwege de ernst van deze strafbare feiten en het belang van de bescherming van dierenwelzijn zijn deze in de Wet dieren als misdrijf strafbaar gesteld. De minister van LNV vindt het belangrijk dat personen die zich aan deze ernstige strafbare feiten schuldig maken, hier niet mee wegkomen maar worden vervolgd en berecht. Dierenmishandeling en –verwaarlozing kan op dit moment worden gestraft met een gevangenisstraf van maximaal drie jaar of een geldboete van de vierde categorie (€ 22.500, artikelen 2.1, eerste lid, 2.2, achtste lid en 8.12, eerste lid, van de Wet dieren). Indien deze misdrijven in de uitoefening van beroep of bedrijf zijn gepleegd, kan een geldboete van de vijfde categorie worden opgelegd (€ 90.000, artikel 8.12, zesde lid, van de Wet dieren). Dit zijn stevige strafmaxima die het mogelijk maken dat in gevallen van dierenmishandeling en –verwaarlozing een passende sanctie kan worden opgelegd. Daarnaast kan de rechter bij een (deels) voorwaardelijke veroordeling een houdverbod als bijzondere voorwaarde opleggen.

Op dit moment is bij uw Kamer het wetsvoorstel aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing aanhangig. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk dat een verbod op het houden van dieren door de strafrechter als zelfstandige maatregel kan worden opgelegd. De maximale duur van deze maatregel bedraagt tien jaar. Indien sprake is van recidive, kan het zelfstandige dierenhoudverbod voor maximaal twintig jaar worden opgelegd. De wijzigingen in dat wetsvoorstel leveren daarmee een belangrijke bijdrage aan het beschermen van dierenwelzijn en aan het voorkomen van nieuw dierenleed. Vrijheidsbeperkende maatregelen zoals een dierenhoudverbod dienen altijd proportioneel te zijn ten opzichte van de doelen die met die maatregel worden gediend.

Hoe staat het met de aanpak stalbranden? Hoe staat het met de schuilstallen en vergunningverlening?

De aanpak van stalbranden is van groot belang. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 8 oktober 2021 (Kamerstuk 35925 XIV, nr. 7) wordt gewerkt aan een verstevigde aanpak van stalbranden. Het gaat hierbij om onder andere de verplichting om schadebeperkende maatregelen te nemen zoals brandcompartimentering van de technische ruimte, een verplichte jaarlijkse visuele brandveiligheidskeuring met educatief karakter en een verplichte grote elektrakeuring iedere drie of 5 jaar afhankelijk van omvang van het bedrijf. In de brief van 6 juli 2022 is de voortgang hiervan terug te lezen (Kamerstuk 28286, nr. 1261).

Het klopt dat de aanwezigheid van knaagdieren bij veestallen kan leiden tot knaagschade aan bijvoorbeeld elektriciteitskabels. Echter ontbreekt het aan concrete bewijzen dat knaagschade aan elektriciteitskabels daadwerkelijk tot stalbranden heeft geleid. Dit stelt ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid in diens rapport over stalbranden uit maart 2021. Het is voor veehouders, mede ter voorkoming van genoemde mogelijke effecten, van belang in te zetten op de preventie van knaagdieren in stallen. Preventie is een centraal onderwerp in de geïntegreerde knaagdierbeheersing waar de overheid aan werkt. Hierbij staat het voorkómen van knaagdieroverlast voorop. Als er na toepassing van preventieve maatregelen toch overlast ontstaat, dan is de volgende stap de inzet van niet-chemische bestrijdingsmethoden zoals klapvallen. Pas als deze onvoldoende werken, kan als laatste stap een chemisch bestrijdingsmiddel worden ingezet.

Ten aanzien van de schuilstallen het volgende. Volgens het besluit houders van dieren moeten dieren in weilanden beschermd worden tegen slechte weersomstandigheden. Dierhouders ervaren echter problemen bij het krijgen van vergunningen voor het plaatsen van beschutting in weilanden. Het ministerie van LNV faciliteert daarom de afstemming tussen provincies, gemeenten en dierhouders over dit knelpunt. Dit najaar heeft in dit kader een eerste bijeenkomst met gemeentes en provincies plaatsgevonden. De deelnemers aan het overleg benadrukten onder andere het belang van de integraliteit met andere uitdagingen in het landelijk gebied. Dat is een terecht punt waar oog voor is in het vervolgtraject.

Kan de minister een reactie geven op het rapport van het Landelijk Expertisecentrum Honden?

LNV heeft de Hondencampus als expertisecentrum gevraagd een huisvestings- en behandelprotocol op te stellen voor 10-15 honden die na een bijtincident in beslag zijn genomen. Hiervoor is een pilot gestart die nog tot augustus 2023 loopt. Pas na afloop van de pilot kan geëvalueerd worden of en, zo ja, hoe een vervolg gegeven kan worden aan deze pilot. Desondanks is het goed om te zien dat de Hondencampus al over de toekomst nadenkt en hier ook andere belanghebbende partijen in betrekt, zoals de Dierenbescherming.

Is de minister met de PVV van mening dat er twee FTE naar het Veterinair Forensisch Team toe moet?

De minister van LNV heeft gesproken met mijn collega van het Ministerie van Justitie & Veiligheid over het veterinair forensisch team van Stichting Forensisch Dieronderzoek (FDOZ). Meerdere organisaties in Nederland, de Universiteit Utrecht, Wageningen University & Research, de Gezondheidsdienst voor Dieren en FDOZ, leveren vanuit hun eigen expertisegebied diensten op het gebied van (forensische) obducties op dieren. De FDOZ is gespecialiseerd in forensische obducties gericht op geweldsletsel en levert daarmee een belangrijke dienst aan de politie. De politie neemt regelmatig en naar tevredenheid diensten af van de FDOZ. Mijn collega en ik onderstrepen het belang van de FDOZ, maar omdat de FDOZ een private stichting is die binnen een markt diensten levert, is het in principe niet aan het departement of de politie om zich te mengen in diens bedrijfsvoering en personeelsbeleid. 

VVD

De VVD is enthousiast over de experimenten op het gebied van kringlooplandbouw in de vijf experimenteerregio’s. Kan de minister aangeven hoe hij mijn motie hierover (begrotingsbehandeling vorig jaar) voor het komende, maar ook de daaropvolgende jaren gaat uitvoeren?

Juist vorige week heb ik met alle vijf de experimenteergebieden aan tafel gezeten, waarbij we een indringend gesprek met elkaar hebben gevoerd. In dat gesprek heb ik het belang van innovaties en oplossingen vanuit gebieden benadrukt. Daar gebeurt het, daar komt alles samen. LNV stopt niet met aandacht en steun voor de experimenteergebieden, integendeel. Essentieel is daarbij wel aan te sluiten bij de ontwikkeling van gebiedsprogramma’s onder regie van de provincies en de budgetten die hiervoor opengesteld gaan worden. In het gesprek spraken experimenteergebieden zorg uit over hun financiering; Ik heb gezegd hier graag nader het gesprek over te willen aangaan en ben voornemens om me in te zetten voor de voortzetting van de experimenteerregio's. Ik streef ernaar dat het belangrijke innovatieve werk dat in deze gebieden in samenwerking met LNV is opgebouwd, door kan gaan. Ik zal over de voortgang de Kamer in het eerste kwartaal informeren.

Kan de minister aangeven wanneer de natuurdoelanalyses van de ecologische autoriteit klaar zijn en zullen worden gedeeld met de Tweede Kamer?

De natuurdoelanalyses worden opgesteld door voortouwnemers van desbetreffende Natura 2000-gebieden (de provincies en de ministeries van Defensie en van Infrastructuur en Waterstaat). De eerste natuurdoelanalyses worden op dit moment aangeboden aan de Ecologische Autoriteit voor een toetsingsadvies. Alle natuurdoelanalyses voor de 132 stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden dienen op 1 april 2023 gereed te zijn. Alle natuurdoelanalyses worden getoetst door de Ecologische Autoriteit en worden tezamen met het toetsingsadvies openbaar gepubliceerd door de Ecologische Autoriteit op haar website.

Verwacht de minister voor aanvang van het mestseizoen groen licht uit Brussel voor het inzetten van kunstmestvervangers?

De minister van LNV verwijst voor dit antwoord naar de brief van 2 december jl. over diverse onderwerpen in mestbeleid aan Uw Kamer.

In deze brief wordt aangegeven dat de Europese Commissie heeft aangekondigd begin 2023 met een Actieplan Nutriëntenbeheer te komen om een efficiënter gebruik van nutriënten te bevorderen. Mestverwerking wordt benoemd als een veelbelovende technologie, maar een beslissing over RENURE is verwezen naar dit Actieplan Nutriëntenbeheer. Of dit voor het mestseizoen in februari zal zijn, is niet te zeggen.

De minister van LNV heeft de Kamer toegezegd te komen met een Plan van Aanpak RENURE, waarin wordt aangeven hoe toegewerkt wordt naar het mogelijk maken dat de hoogwaardige meststoffen ook boven de gebruiksnorm voor stikstof uit dierlijke mest kunnen worden ingezet. Dit Plan van Aanpak wordt z.s.m. met de Kamer gedeeld.

Wat gaat de minister doen om het Agro-onderwijs – over de hele breedte – zo uit te rusten dat zij bondgenoot is van de landbouwtransitie die het kabinet wil inzetten? Jonge mensen enthousiast voor toekomst in de landbouw.

Ik vindt dit een terecht aandachtspunt. In het kader van het Groenpact wordt al nadrukkelijk gesprek gevoerd met de onderwijsinstellingen, het bedrijfsleven (werkgevers- en werknemersorganisaties) en maatschappelijke organisaties over de grote veranderingen in het groene domein. Centrale vraag in die gesprekken is hoe we het onderwijs, op alle niveaus, zo kunnen ondersteunen dat de studenten die we opleiden klaar zijn voor de transitie. Of eigenlijk: die transitie mee kunnen vormgeven.

Veel goeds gebeurt er al overigens. Via onder meer de Green Deal Natuurinclusieve Landbouw in het Onderwijs, via het Centre of Expertise Groen in het hbo, het Centrum voor Innovatief Vakmanschap Groen in het mbo en WUR wordt er flink geïnvesteerd in vernieuwing van het groen onderwijs, de aantrekkelijkheid van het onderwijs en innovatie van de beroepspraktijk. Voor de huidige boeren en adviseurs is een scholingsprogramma ontwikkeld rond stikstof, natuurinclusieve landbouw en precisielandbouw.

Vanaf 2023 zet Groenpact extra in op versterking van het groen ondernemerschapsonderwijs én de aansluiting van het onderwijs bij de transitie van het landelijk gebied en de steeds groener wordende arbeidsmarkt. Het Groenpact, inclusief de jongeren, wordt actief betrokken bij de gesprekken over het landbouwakkoord.

Kan met terugwerkende kracht de reeds afgeroomde stikstofruimte geregistreerd worden? Dit is immers een krimp van de uitstoot sinds de PAS-uitspraak door de Raad van State in 2019. Is de minister hiertoe bereid?

Het met terugwerkende kracht registreren van de reeds afgeroomde ruimte is niet mogelijk, omdat hiervoor onvoldoende informatie beschikbaar is. Het merendeel van projecten waarbij stikstofruimte is afgeroomd is niet via de al beschikbare stikstofbanken vergund en daarom niet centraal geregistreerd. Afroming is bedoeld om feitelijke depositiestijging bij extern salderen te voorkomen. De afroming is gebaseerd op de gemiddelde latente ruimte in vergunningen.

Het kabinet zet wel in op het registreren van alle vrijkomende ruimte en vrijvallende ruimte. De komende tijd zal het register voor stikstofbanken hierop worden doorontwikkeld.

Hoe staat het met het in onze motie gevraagde publieksvriendelijke digitaal dashboard? Voor draagvlak in de samenleving voor de stikstofaanpak, inzicht voor iedereen in de noodzaak, effecten en resultaten van maatregelen voor natuurherstel.

Vandaag heeft de Kamer een brief ontvangen over de stand van zaken met betrekking tot onder andere deze motie. Het beoogde dashboard zal worden ontworpen als onderdeel van de doorontwikkeling van de natuurmonitoring in het kader van Programma Natuur. Het dasboard komt naar verwachting, gefaseerd, vanaf eind 2023 online.

Overigens zijn er ook nu al veel gegevens beschikbaar over de stand van de natuur, zeker op landelijk niveau. Denk hierbij aan het Compendium voor de Leefomgeving (www.clo.nl), de onlangs gepresenteerde website ‘‘staat van de landbouw, natuur en voedsel’’ (https://www.staatvanlandbouwnatuurenvoedsel.nl/) en aan de jaarlijkse Voortgangsrapportage Natuur (Kamerstuk 33576, nr. 326), waarin een hoofdstuk over natuurkwaliteit is opgenomen, op basis van door de Tweede Kamer voorgestelde indicatoren.

Wanneer worden voor de vissers de liquiditeitsregeling en de stilligregeling opengesteld?

De inzet is erop gericht dat de liquiditeitsregeling en de stilligregeling in kader van het Brexit Adjustment Fund in het eerste kwartaal van 2023 worden opengesteld. Beide regelingen liggen nu ter behandeling in kader van de staatssteunprocedure bij de Europese Commissie. 

Verfriste opstelling NL bij GLB. Dit vraagt ruimte in knellende wet- en regelgeving. Niet om onder verplichtingen uit te komen, maar om Europees koploper te zijn. We horen graag hoe de minister van landbouw dit ziet en of hij het met de VVD eens is dat er daar echt wel een tandje bij kan.

De minister van LNV is voorstander van het wegnemen van knellende wet- en regelgeving, ook met de start van het nieuwe GLB vanaf 2023. Het nieuwe GLB betreft het op EU-vlak overeen gekomen wettelijk kader voor alle EU-lidstaten maar biedt tegelijk ook ruimte aan lidstaten om boeren te belonen voor hun bijdragen aan de eigen, nationaal relevant geachte maatschappelijke doelen. Daarmee ook prestaties die uitgaan boven de EU-wettelijke verplichtingen. De minister van LNV zal zich blijven inzetten om knellende wet- en regelgeving weg te nemen zodat er in de komende jaren ook in het nieuwe GLB meer ruimte ontstaat voor doelgerichte GLB betalingen. 

Ook begrijp de VVD dat hier – net als bij de stoppersregelingen in de veehouderij – sprake is van forse belasting gevolgen op de stakingswinst. Is de minister bereid om – in lijn met aangenomen Kamermoties gericht op de veehouderij – te kijken hoe kan worden voorkomen dat deelnemende vissers blijven zitten met forse belastingschulden?

Het kabinet heeft geen signalen dat de fiscale behandeling van stakingswinst bij gebruik van een stoppersregeling zorgt voor een knelpunt. De fiscale afhandeling verloopt voor vissers net als bij iedere andere ondernemer/onderneming die stopt. Wij zien vooralsnog geen aanleiding om de fiscale afhandeling van de stakingswinst specifiek voor vissers of agrariërs aan te passen.

SP

Wat gaat er gebeuren in de sector met de vogelgriep? Kunnen we het ons wel veroorloven om hier zo roekeloos mee om te gaan? Is MLNV het met mij eens dat we goede ondersteuning van de wilde vogelcentra en voorkomen/oplossen vogelgriep/zoönosen vandaag of morgen moeten regelen?

Zoals aangegeven worden we geconfronteerd met een ongekende en zeer ernstige situatie met vogelgriep. Deze situatie is niet houdbaar. In de Kamerbrief van 11 oktober jl. (Kamerstuk 28807, nr. 269) is daarom een intensivering van de aanpak rond vogelgriep aangekondigd. Op 30 november jl. (kenmerk 2022Z23621) werd de leidraad omgang met wilde vogels met vogelgriep aan de Tweede Kamer gestuurd. Deze leidraad gaat over dode wilde vogels en over omgang met zieke wilde vogels. In de leidraad is ook een ‘handreiking vogelasielen’ opgenomen. Daarnaast wordt een landelijke werkgroep ‘vogelgriep in wilde vogels’ opgericht.

Zoals onlangs aangegeven in de beantwoording van vragen van het lid Wassenberg (kenmerk 2022Z19984) en in de appreciatie van de zienswijze van de Raad voor de Dieraangelegenheden (Kamerstuk 33576, nr. 325) is het niet de taak van de Rijksoverheid om de wildopvang structureel te financieren. Het ministerie gaat in gesprek met de wildopvangorganisaties en decentrale overheden om te kijken of het mogelijk is om te komen tot een betere geharmoniseerde aanpak.

Op 6 juli jl. is het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid 2022-2026 aan de Tweede Kamer verstuurd, waarin acties zijn opgenomen om risico’s op het ontstaan en de verspreiding van zoönosen in de toekomst verder te verkleinen en voorbereid te zijn op een eventuele uitbraak. Hierin hebben acties rondom wilde vogels ook nadrukkelijk de aandacht. De uitvoering van de acties is in volle gang. Over de voortgang wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd.

Is het mogelijk om geld vrij te maken om minima en dierenhulporganisaties te ondersteunen bij betalen van de rekening?

Het is bekend dat veel dierenhulporganisaties behoefte hebben aan financiële ondersteuning voor hun bestaanszekerheid en om zorg aan hulpbehoevende dieren te kunnen blijven bieden. De inzet van dierenhulporganisaties wordt enorm gewaardeerd. Het is alleen niet mogelijk om financiële hulp vanuit het ministerie toe te zeggen, vanwege de vele en grote uitdagingen waar het ministerie voor staat.

Ook ten aanzien van de minima erken ik dat het voor mensen met een klein inkomen lastig kan zijn om de kosten voor hun huisdier te betalen. Hoe vervelend ik het ook vind in sommige individuele gevallen, financiële ondersteuning hiervoor is geen primaire verantwoordelijkheid van de Rijksoverheid. Je bent als baasje ook verantwoordelijk voor de kosten van een huisdier. Ik vind het dan ook belangrijk dat mensen voor de aanschaf van een huisdier geïnformeerd zijn over wat er allemaal bij komt kijken qua zorg en kosten.

Overigens wil ik er nog wel op wijzen dat er bepaalde mogelijkheden zijn. Zo bestaan huisdierenverzekeringen, en bieden bepaalde stichtingen en gemeenten wel financiële ondersteuning bieden aan minima. Deze ondersteuningsmogelijkheden voor minima zijn uitgewerkt op de website van het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG).

D66

D66 vindt het goed dat de landbouw gaat betalen voor de uitstoot van methaan en stikstof. Gelet op de dominante rol van de verwerkende industrie en hun veelal gebrekkige verdienmodel, ziet D66 het meer voor de hand liggen om deze heffing bij de verwerkende industrie te innen en niet bij de boer. Hoe ziet de minister van NenS dit? Hoe kijkt de minister aan tegen een forfaitaire stikstofheffing, te heffen bij de verwerkende industrie?

Het kabinet gaat inzetten op beprijzen en normeren om zo gericht te sturen op verdere realisatie van de doelstellingen in alle sectoren. De komende periode zal dit nader worden uitgewerkt en daarbij zal breed gekeken worden naar mogelijk opties. Ook de mogelijkheid van een stikstofheffing die bij de verwerkende industrie geïnd kan worden kan hier deel van uit maken. Ook de te hanteren grondslag van instrumentarium (forfaitaire waardes, of op termijn gemeten waarden) wordt betrokken in de verdere uitwerking. Over de verdere uitwerking zal uw Kamer in het voorjaar van 2023 worden geïnformeerd.

Hoe voorkomt de minister dat er nieuwe rechten worden geïntroduceerd, waardoor jonge boeren (en de overheid) uiteindelijk op kosten worden gejaagd?

Het kabinet zet sterker in op normeren en beprijzen in alle sectoren in alle sectoren. Een rechtenstelsel is een vorm van beprijzen en kan een manier zijn om bedrijven via een prijsprikkel te stimuleren om te verduurzamen.

De komende periode worden verschillende opties voor normerend en beprijzend instrumentarium breed verder uitgewerkt, waarbij op voorbaat geen opties worden uitgesloten. In deze nadere uitwerking zullen de publieke en private kosten van verschillende opties in beeld worden gebracht en wordt rekening gehouden worden met onwenselijke neveneffecten van maatregelen. 

Wanneer verwacht de minister het eerste recht op koop en voorrang voor de overheid bij emissieruimte toe te kunnen passen?

De komende maanden wordt samen met provincies en betrokken departementen gewerkt om te komen tot nieuwe en aangescherpte beleidsregels om, zolang dit nodig is in het kader van gebiedsprogramma’s, met voorrang te sturen op de gebruiksmogelijkheden van emissieruimte. Met als doel om de beleidsregels in het eerste kwartaal van 2023 hierop aan te passen

Daarnaast worden door het kabinet de wettelijke mogelijkheden verkend om een voorkeursrecht te kunnen leggen op grond met een agrarische functie. Het kabinet onderzoekt of en op welke wijze de Omgevingswet (hoofdstuk grondeigendom) hiervoor zal worden aangepast, daarbij wordt gestreefd naar inwerkingtreding op 1 april 2024.

De huidige Wet Agrarisch Grondverkeer maakt het mogelijk om landbouw- en natuurgronden bij voorkeur te verwerven, maar deze wet verdwijnt. Hoe ziet de minister dit?

De mogelijkheid in de Wet agrarisch grondverkeer tot het vestigen van een voorkeursrecht is niet geactiveerd; de regeling is ook verouderd. De Wet agrarisch grondverkeer zal opgaan in de Omgevingswet. De Omgevingswet biedt allerlei instrumenten voor grondbeleid. Een van die instrumenten is de mogelijkheid tot het vestigen van het voorkeursrecht voor de overheid bij het verwerven van gronden. Dit geldt al voor natuurgronden. Het kabinet verkent de wettelijke mogelijkheden om een voorkeursrecht te kunnen leggen op grond met een agrarische functie.

In hoeverre gaat de minister de WILG inzetten, waarbij de provincie het vrijwillig ruilen van grond tussen eigenaren faciliteert?

De WILG gaat op in de Omgevingswet. De bevoegdheid voor inzet van het landinrichtingsinstrumentarium in de WILG en de Omgevingswet is belegd bij de provincies. De minister van LNV dan wel de minister voor Natuur en Stikstof heeft hierin geen eigenstandige bevoegdheid. Wel kunnen wij, als daar behoefte toe bestaat, kennis en ervaring delen en zorgen dat best practices als voorbeeld ingebracht kunnen worden.

Hoe voorkomt de minister dat boeren overstappen op sectoren zonder dierrechten?

De ruimte om over te stappen wordt begrensd vanuit milieu- en natuurwetgeving en vanuit ruimtelijke ordening. Als een ondernemer een andere diersoort wil gaan houden, dient hij vanzelfsprekend te beschikken over de benodigde vergunningen (onder andere milieu- en natuurvergunning) en moet het bestemmingsplan hiervoor de ruimte bieden. 

Als de koning dan niet het vruchtgebruik over het Koondomein heeft, wat heeft hij dan wel?

De rechten en plichten die de Koning heeft met betrekking tot het Kroondomein zijn in de Wet op het Kroondomein in samenhang met de schenkingsakte vastgelegd. Die rechten en verplichtingen vertonen gelijkenis met de rechten en verplichtingen die een vruchtgebruiker heeft op grond van het Burgerlijk Wetboek, maar gaan op onderdelen ook verder. In de memorie van toelichting op de Wet op het Kroondomein (Kamerstuk 10686, nr. 3) is het volgende gesteld:

‘Derhalve is het in 1959 aan de staat geschonkene weliswaar formeel eigendom van de staat, economisch is het echter te beschouwen als een aan de persoon van de Kroondrager gebonden en tot diens particuliere sfeer behorend vermogen, dat ter waarborging van de bestemming ervan onder de hoede van de staat is geplaatst. De Hoge Schenkster beoogde blijkens de overwegingen van de schenkingsakte te waarborgen dat Haar na te vermelden bezit één geheel blijve en het genot daarvan voorbehouden blijve aan diegene van Haar afstammelingen die Drager is van de Kroon [...].’

Dit betekent dat het eigenlijke Kroondomein wordt geëxploiteerd door de kroondrager, waarbij alle baten en lasten voor zijn rekening komen. Eerder is, om de verhouding van de Kroondrager tot het Kroondomein op eenvoudiger wijze te duiden, de term vruchtgebruik gebruikt. Dat heeft helaas tot onduidelijkheid geleid. In het vervolg zal daarom het begrip ‘de rechten en plichten van de Kroondrager met betrekking tot het Kroondomein’ gebruikt worden.

Wat is nu de status van basiskwaliteit natuur?

Basiskwaliteit natuur (BKN) is het (minimale) niveau van omgevingscondities dat nodig is, zodat algemene soorten algemeen kunnen blijven of worden. BKN dient voornamelijk biodiversiteitsherstel in gebieden waar natuur niet de hoofdfunctie is. Dit zijn onder andere de steden en dorpen, industrieterreinen, infrastructuur, agrarische en cultuurlandschappen. Door betere omgevingscondities voor algemene soorten levert BKN ook een bijdrage aan de soorten en habitattypen die beschermd worden door de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR).

In het kennisspoor wordt samen met soorten- en kennisorganisaties een vertaalslag gemaakt om van soortenlijsten naar omgevingscondities, en uiteindelijk uitvoerbare maatregelen te komen. Om gebieden toch al snel aan de slag te kunnen laten gaan wordt een lijst met ‘no-regret-maatregelen’ gemaakt. Denk aan maatregelen als de aanplant van houtwallen of ecologisch slootbeheer.

In het experimentele spoor wordt op dit moment aan diverse pilots gewerkt om basiskwaliteit natuur verder te ontwikkelen. Bijvoorbeeld in een veenweide- en zandgebied. In de pilots leren we hoe gebiedspartijen hun keuzes maken om maatregelen te nemen voor verbetering van de omgevingscondities.

Uiteindelijk is het doel om basiskwaliteit natuur toepasbaar te maken in heel Nederland. Dit vraagt uitwerking in alle domeinen van de natuurinclusieve samenleving.

Er zijn soortenscans per gebiedstype opgesteld, maar is de minister bereid om op basis daarvan doelen te formuleren voor landschapsgronden, steden en het agrarisch gebied?

Op dit moment wordt gewerkt aan de verdere definiëring en concretisering van basiskwaliteit natuur, waar ook de soortenscans aan bijdragen. Het gaat om kennis over de soorten als ook over de condities en maatregelen om soorten algemeen te houden of laten worden. Die kennis kan vervolgens landen in gebiedsprocessen. Op basis van deze kennis en maatschappelijke energie en initiatieven die er leven, zal samen met partners bekeken worden of het nuttig en ondersteunend kan zijn dat er (vanuit het Rijk) doelen worden gesteld op basiskwaliteit natuur. 

En is de minister bereid om de monitoring in het agrarisch gebied en de steden te intensiveren zodat ook de ontwikkeling van algemene soorten goed gevolgd kan worden?

Het monitoren van algemene soorten is belangrijk om inzicht te krijgen in de omvang van basiskwaliteit natuur en om succesvolle maatregelen te kunnen identificeren die bij kunnen dragen aan deze basiskwaliteit natuur.

Voor het monitoren van soorten in het agrarisch gebied loopt er reeds een verkenning naar hoe de monitoring van - en daarmee de kennis over - natuur in het agrarisch gebied kan worden versterkt. Ik kan op dit moment niet vooruitlopen op de uitkomsten van de verkenning.

Bij de monitoring in steden wordt gebruik gemaakt van de landelijke monitoringsmeetnetten, zoals het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM). De monitoring van het NEM is gericht op de inwinning van natuurgegevens, zoals Vogel- en habitatrichtlijnsoorten, zodat de ontwikkeling van deze soorten gevolgd kan worden. In dit verband worden ook bepaalde algemene soorten gemonitord en kan hun ontwikkeling gevolgd worden. 

Hoe gaat de minister tussendoelen inbouwen op weg naar 2040?

In het Landbouwakkoord worden met partijen afspraken gemaakt over de positie van de Nederlandse landbouw in 2040 en over de uitwerking van kringlooplandbouw op het gebied van voer, mest, bodem, pacht en dierenwelzijn. Na het afsluiten van het Landbouwakkoord moet tussentijds bewaakt worden of de afspraken van het Landbouwakkoord worden gerealiseerd of dat bijsturing nodig is. Over de monitoring en de voortgang van de afspraken worden in het Landbouwakkoord afspraken gemaakt. Niet alleen de afspraken voor 2040, maar ook de tussen- en einddoelen voor stikstof en de waterdoelen nopen daartoe.

Hoe staat het met de benchmark gewasbescherming (motie Tjeerd de Groot Boswijk)?

De minister van LNV heeft de Kamer tijdens het commissiedebat gewasbeschermingsmiddelen op 20 oktober jl. gemeld dat het ministerie van LNV bezig is met een traject om te komen tot het digitaal inwinnen van gegevens over geïntegreerde gewasbescherming. In dit traject zal het verzoek om een benchmark te ontwikkelen voor individuele agrarische ondernemers een plek krijgen (Kamerstuk 35925-XI, nr. 135). Het streven is het inwinnen van deze gegevens plus die benchmark 1 januari 2024 klaar te hebben.

Hoe gaat de ministers cateraars en horeca een rol geven bij de niet-vrijblijvende transitie naar kringlooplandbouw?

De minister van LNV wil in het landbouwakkoord afspraken maken met ketenpartijen over verduurzaming van het voedselsysteem. De cateraars en horeca hebben hier namelijk een belangrijke rol in.

Hoe staat het met duurzaam inkopen door het Rijk?

De Rijksoverheid werkt aan een klimaatneutrale bedrijfsvoering in 2030. Hiervoor is het van belang om duurzaam in te kopen. Het is inmiddels veelal een eis geworden bij inkoop en in de beoordeling wordt er nog strenger op gelet.

In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2021 wordt ingegaan over hoe wij binnen het Rijk werken aan de ambities binnen de bedrijfsvoering, en hoe duurzaamheid daarin een belangrijke rol speelt. Deze jaarreportage is op 18 mei jl. aan uw Kamer aangeboden door de minister en staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, als coördinerend departement voor de Rijksbedrijfsvoering.

Onlangs hebben de verschillende departementen bovendien, samen met andere Partijen, het Manifest Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen (MVOI) getekend. Het doel van MVI is om via inkoop maatschappelijke effecten te bereiken, waaronder op het gebied van klimaat, milieu en biodiversiteit en circulariteit.

Binnen de catering ondersteunen we de verduurzaming van de landbouw en ons voedselsysteem. Om de consumptie van duurzamer geproduceerd voedsel te verhogen zet het Rijk onder andere in op een verschuiving van dierlijke eiwitten naar meer plantaardige eiwitten en zodoende bij te dragen aan de eiwittransitie. In het categorieplan consumptieve dienstverlening is uiteengezet hoe wordt ingezet op een duurzame inkoop van eten en drinken en hoe voedselverspilling wordt tegengegaan.

Is de minister al bezig met het uitwerken of stimuleren van een duurzaamheidscertificaat, ook Europees?

Keurmerken of duurzaamheidscertificaten op voedsel zijn private initiatieven. In Europees verband wordt gewerkt aan het ontwikkelen van een Product Environmental Framework waarin duurzaamheidsindicatoren zijn opgenomen. Nederland draagt hier actief aan bij. Op nationaal niveau, en dit hangt uiteraard samen met de Europese inzet, wordt in de verdere uitwerking van het voedselbeleid onderzocht hoe we greenwashing door keurmerken kunnen voorkomen en welke impact bestaande keurmerken hebben, zowel ten aanzien van verduurzaming als ten aanzien van de prijs die de boer krijgt voor zijn of haar inspanningen.

Is de minister bereid om tot een omvattend etiket te komen voor kringlooplandbouw?

Keurmerken zijn private initiatieven en er bestaan al een groot aantal keurmerken. In de verdere uitwerking van het voedselbeleid zal ik onderzoeken welke impact bestaande keurmerken hebben, zowel ten aanzien van verduurzaming als ten aanzien van de prijs die de boer krijgt voor zijn of haar inspanningen. 

Is de minister bereid om bedrijfsadviseurs en coaches te certificeren en met een bijscholingsverplichting voor hen te komen?

Er is al een goed werkend certificeringssysteem voor bedrijfsadviseurs. Dit is gekoppeld aan het BAS-register als onderdeel van het GLB. Een onafhankelijke commissie toetst de kwaliteit en de onafhankelijkheid van de adviseurs, die zich willen registeren in het BAS-register; hun kennis en kunde op de aandachtsgebieden voor kringlooplandbouw en duurzaam ondernemerschap, waarop zij actief willen zijn, is daarmee geborgd. Een eis voor behoud van de registratie in het BAS-register is permanente educatie. De adviseur moet zich dus blijven scholen. 

Hoe staat het met de uitvoering van de motie om een generieke methode te ontwikkelen voor koolstofcertificaten voor isolatie- en bouwmaterialen?

Aan de invulling van deze motie (Kamerstuk 33576, nr. 291) wordt door de ministeries van LNV en BZK gezamenlijk gewerkt in het kader van de uitwerking van de maatregel “Versnelling van biobased en circulair bouwen en verbouwen”. Dit is een van de maatregelen ter compensatie van de intrekking van de productiebeperking bij kolencentrales, die de minister voor Klimaat en Energie heeft aangekondigd in zijn brief van 20 september jl. (Kamerstuk 32813, nr. 1091). De maatregel wordt meegenomen als onderdeel van de integrale besluitvorming over aanvullend klimaatbeleid in de reguliere begrotingscyclus in het voorjaar van 2023. Aan het deel van de motie dat verzoekt om de ontwikkeling van een generieke methode voor koolstofcertificaten wordt invulling gegeven. De methode zal naar verwachting in 2023 gereed zijn.

Hoe staat het met de motie die de regering oproept een norm op te stellen voor het bepalen van kringloopefficiëntie op bedrijfsniveau?

Om kringlooplandbouw concreet te maken voor de boer, heb ik een eerste uitwerking laten maken naar 14 KPI’s voor kringlooplandbouw, zie brief over perspectief voor agrarische ondernemers (Kamerstuk 30252, nr. 28).

Voor elke afzonderlijke KPI kunnen drempel- en streefwaarden worden vastgesteld. Dit kan generiek, of met maatwerk per sector/gebied. Deze set aan KPI's stuurt integraal op alle duurzaamheidsdoelen voor de landbouw, waaronder circulariteit, klimaat, biodiversiteit, dierenwelzijn en bodem- en waterkwaliteit.

In plaats van 1 samenvattende kringloopscore of kringloopefficiëntie, geven de KPI's voor kringlooplandbouw boeren inzicht in hun scores van alle afzonderlijke duurzaamheidsonderdelen, zodat zij daar gericht op kunnen bijsturen in hun bedrijfsvoering.

Is de minister bereid om het topsectorenbeleid aan te passen op kringlooplandbouw?

 Het topsectorenbeleid is in 2019 omgezet naar het Missiegedreven Topsector- en Innovatiebeleid. Van de zes missies die centraal staan in het thema Landbouw-Water-Voedsel (LWV) is er één in zijn geheel gericht op kringlooplandbouw. Ook de veredeling van weerbare gewassen is een aandachtsgebied. Andere missies bevatten daarnaast onderwerpen die aanpalend zijn aan kringlooplandbouw (zoals klimaatneutrale landbouw en voedselproductie, klimaatbestendig landelijk en stedelijk gebied, gewaardeerd, gezond en veilig voedsel). Er wordt binnen dit beleid dus al zeer fors ingezet op innovatie ten bate van kringlooplandbouw. De kennis- en innovatieagenda wordt in 2023 herzien. Vanaf 2024 wordt vervolgens gewerkt met nieuwe missies en een nieuwe agenda, waar uiteraard afspraken uit het landbouw akkoord bij worden meegenomen. Mogelijk zal dit leiden tot een aanscherping van het kader voor kringlooplandbouw.

Is de minister bereid om een duidelijk kader te schetsen waaraan innovaties moeten voldoen, namelijk dat deze bijdragen aan de transitie naar kringlooplandbouw?

Een duidelijk kader voor innovaties kan zeker bijdragen aan de transitie naar kringlooplandbouw Op dit moment worden innovaties getoetst aan de kaders en thema’s uit de Kennis en Innovatie Agenda Landbouw, Water en Voedsel (KIA-LWV). De KIA-LWV wordt in 2023 herzien. Mogelijk zal dit leiden ook tot een aanpassing van het kader voor kringlooplandbouw. Vanaf 2024 wordt vervolgens gewerkt met nieuwe missies en een nieuwe KIA, waarbij eventuele afspraken uit het landbouwakkoord worden meegenomen.

PvdA

Stikstofruimte: hoe zit dat rond de A27, hoeveel bedrijven zijn er opgekocht?

Rijkswaterstaat maakt onder andere gebruik van extern salderen ten behoeve van de verbreding van de A27. Daarbij handelt Rijkswaterstaat volgens de geldende beleidsafspraken en -regels. Voor de mitigatie van mogelijke stikstofeffecten zijn acht saldogevers gevonden. Met hen is gehele of gedeeltelijke bedrijfsbeëindiging overeen gekomen. Van één van deze bedrijven is een deel van de depositieruimte eerder reeds ingezet voor het Tracébesluit ViA15.

Wat vindt de minister acceptabel qua stijging voedselprijzen? is SZW (en andere departementen) hierop aangehaakt? Wat betekent dit voor de consument die nu al niet rondkomt?

Het uitgangspunt van dit kabinet is en blijft dat alle Nederlanders toegang moeten blijven hebben op gezond en duurzaam voedsel dat betaalbaar is, maar tegelijkertijd de boer een goede prijs geeft voor zijn of haar product. Dit is in tijden van inflatie een ingewikkelde balans.

Het kabinet zet in op de brede armoede- en schuldenaanpak, zoals ook verwoord in het coalitieakkoord. Om consumenten handelingsperspectief te bieden geeft het Voedingscentrum voorlichting aan consumenten over betaalbare keuzes die duurzame en gezond zijn en hoe actief voedselverspilling tegen te gaan. Daarnaast steunen de ministers van LNV en SZW Voedselbanken Nederland in haar streven om voor de lange termijn voedselzekerheid voor de voedselbanken te borgen. 

Langetermijnklimaatdoelen: klimaatneutraal in 2050? Wat is dan het doel in 2030, en in 2040?

Dit kabinet zet in op een klimaatneutraal Nederland in 2050 en op een 80% reductie van de uitstoot van broeikasgassen in 2040 ten opzichte van 1990. Op welke wijze de landbouw kan bijdragen aan deze nationale doelen wordt op dit moment in kaart gebracht in het kader van een brede ambtelijke verkenning waarin wordt gekeken wat de kaders kunnen zijn van een klimaatneutraal Nederland in 2050.

Het indicatieve Klimaatdoel voor 2030 voor de landbouw is een restuitstoot van 18,9 Mton CO2-equivalenten. In het kader van de voorjaarsbesluitvorming zal besloten worden over aanvullende maatregelen om het gestelde doel in 2030 te halen.

Wat is de opdracht die wordt gegeven aan gebiedsgerichte processen op het gebied van water? Het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn en het addendum zijn niet voldoende om de doelen te halen.

Om eind 2027 aan de doelen voor de Kaderrichtlijn Water te voldoen, moeten de afgesproken maatregelen uit de Stroomgebiedbeheerplannen 2022-2027, het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, inclusief addendum, en de vereisten uit de derogatiebeschikking worden uitgevoerd. Ook andere maatregelen in het kader van het NPLG, zoals het verbeteren van de hydrologische condities in N2000-gebieden kunnen bijdragen aan verbetering van de waterkwaliteit.

Wat zijn de meekoppeldoelen precies? Wat zijn de precieze doelen, hoe wordt hierop gestuurd, worden alle doelen gehaald?

Bij het schrijven van de gebiedsprogramma’s kunnen provincies andere doelen en opgaven mee laten liften bij het realiseren van de NPLG-doelen voor water, klimaat en natuur. Denk bijvoorbeeld aan de brandveiligheid van stallen, geur, recreatie, leefbaarheid en groen om de stad.

Provincies zijn vrij om hier keuzes in te maken en kunnen daarvoor voorstellen aandragen die mee beoordeeld worden in de gebiedsprogramma’s. In de handreiking voor de gebiedsprogramma’s zijn hiervoor voorbeelden opgenomen. Voor bijvoorbeeld gezondheid en geur zijn ook aanvullende adviezen opgenomen.

CDA

Waarom wordt er ondanks eerdere toezeggingen van het Rijk en ondanks een Kamerbrede steun van de motie van collega Van Campen er nauwelijks of niet geleverd? Kunnen we deze experimenteerregio’s op korte termijn op structurele steun rekenen voordat deze dood bloeden?

Vorige week hebben het lid Boswijk en ik een mooie bijeenkomst meegemaakt bij wat tot voor kort Mineral Valley Twente heette, en nu De Land Bouwers. In dat gesprek heb ik het belang van innovaties en oplossingen vanuit gebieden benadrukt. Daar gebeurt het, daar komt alles samen.

In eerdere gesprekken in het afgelopen jaar is verkend wat de mogelijkheden voor experimenteergebieden zijn om van toegevoegde waarde te zijn bij de transitie van het landelijk gebied en daarin samen te werken met de betrokken provincies. 

LNV stopt niet met aandacht en steun voor de experimenteergebieden, integendeel. Essentieel is daarbij wel aan te sluiten bij de ontwikkeling van gebiedsprogramma’s onder regie van de provincies en de budgetten van de gebiedsprogramma’s die hiervoor opengesteld gaan worden.

In het gesprek spraken experimenteergebieden zorg uit over hun financiering; ik heb gezegd hier graag nader het gesprek over te willen aangaan en ben voornemens om me in te zetten voor de voortzetting van de experimenteerregio's. Ik zal over de voortgang de Kamer in het eerste kwartaal informeren.

Ik streef ernaar dat het belangrijke innovatieve werk dat in deze gebieden in samenwerking met LNV is opgebouwd, door kan gaan.

Wat gaat MLNV doen voor de garnalenvissers die ivm stikstofmaatregelen zitten met een deadline van 1 januari?

De problematiek van de stikstof bij de garnalenvissers maakt onderdeel uit van de vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming die de garnalenvissers hebben aangevraagd. De oude vergunning verloopt per 31 december 2022.

Onder andere omdat de stikstofberekeningen op basis van de nieuwe release van de AERIUS-calculator moeten worden opgesteld, lukt het niet de nieuwe vergunning in te laten gaan op 1 januari 2023. Aangezien de sector een aanzienlijke verduurzamingsslag moet maken die enige tijd kost, zal de minister voor Natuur en Stikstof een gedoogbeschikking, op basis van de huidige vergunning, laten opstellen die geldig is tot 1 oktober 2023. Hiermee krijgen de garnalenvissers de gelegenheid deze verduurzamingsslag uit te voeren en toch hun beroep te blijven uitoefenen.

Wanneer is nu eindelijk duidelijk welke innovaties er toegestaan zijn en is de RAV lijst opgeschoond?

Ik zie hier geen harde datum voor terugkomen in de brief terwijl er wel een harde deadline is van 1 juli 2023 voor de gebiedsprocessen. En in Brabant waar boeren al met een harde deadline van 1 januari 2024 worden geconfronteerd. Hoe zien de bewindspersonen deze time squeeze?

De Raad van State heeft recentelijk geoordeeld dat enkele natuurvergunningen niet zonder meer verleend hadden mogen worden, omdat alleen op basis van de Rav-factoren niet is uitgesloten dat de natuur erop achteruit gaat. De minister voor Natuur en Stikstof heeft in de brief van 25 november jl. aangegeven dat in het vervolg natuurvergunningen altijd nodig zijn bij toepassing van emissiearme stalsystemen. Die vergunningen worden alleen nog onder striktere voorwaarden verleend. Als bepaalde emissiearme stalsystemen eerder met voldoende zekerheid ammoniak reduceren, dan zal het makkelijker zijn om natuurvergunningen te verlenen. In overleg met provincies, en vanzelfsprekend met de agrarische sector, wordt een handreiking geschreven waaruit blijkt wat er op dit moment mogelijk is bij het verlenen van een natuurvergunning voor een emissiearm stalsysteem; het streven is om deze medio 2023 gereed te hebben. Enkel de berekening in de AERIUS-calculator, op basis van de Rav-factoren, is niet meer voldoende.

Daarnaast werken we verder aan het verbeteren van de effectiviteit van emissiearme stalsystemen in de praktijk via twee sporen: zowel door opvolging van de aanbevelingen die de WUR heeft gedaan in het rapport (Kamerstuk 29383, nr. 384) als door het opnemen van aanvullende voorwaarden in de natuurvergunning. Voor de langere termijn werken we aan een nieuwe reguleringssystematiek voor emissies op basis van doelvoorschriften in combinatie met realtime gemeten emissies zoals beschreven in mijn brief van 25 november jl. (kenmerk 2022Z23250).

Bij het ontwerp van de gebiedsprocessen zal rekening gehouden moeten worden met de mogelijkheid dat emissiearme stalsystemen minder opleveren dan verwacht. 

M.b.t. langjarige natuurcontracten wordt gekeken naar het mogelijk oprekken naar 12 jaar. Waarom kan dit niet langer? In Nijmegen hebben ze contracten voor 30 jaar. Kent de minister dit initiatief en wat weerhoudt ons om dit in heel Nederland te doen?

Ik ken het initiatief in de Ooijpolder en ben daar voor de zomer ook op bezoek geweest. Deze boeren krijgen daar contracten voor 30 jaar om landschapselementen te beheren. Dit wordt ook benoemd in het aanvalsplan landschap. 

Samen met provincies ben ik in gesprek over de juridische en financiële randvoorwaarden om langjarige contracten ANLb (subsidie Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer) mogelijk te maken. Dit zijn contracten die provincies afsluiten met de agrarische collectieven en hebben de looptijd van het GLB. 

Juridisch biedt het Nationaal Strategisch Plan voor het nieuwe GLB ruimte voor verlenging van langjarige contracten naar 12 jaar.

Provincies worden verzocht om de financiering voor langjarige contracten op te nemen in de gebiedsplannen in het kader van het Transitiefonds waarna dit beoordeeld zal worden.

Hoe verloopt de uitvoering van mijn motie Boswijk C.S. over onderzoeken hoe hoogwaardige landbouwgronden in Nederland beschermd kunnen worden? Ook omdat we een extensievere landbouw willen en we eerder meer dan minder grond nodig hebben. Hoe kijken de ministers naar het feit dat als wij als NL de silicon valley van de wereld willen zijn op agrarisch gebied, wij ook een agrarische sector van een bepaalde omvang nodig hebben?

In lijn met het advies van de heer Remkes mag de agrarische sector niet het sluitstuk zijn in de discussie over ruimte. Beschermen van bruikbare landbouwgrond moet in de gebiedsprocessen nadrukkelijk aandacht krijgen, om vruchtbare landbouwgrond in te zetten voor de landbouw en grond beschikbaar te kunnen stellen voor de extensiveringsopgave en agrarisch natuur en landschapsbeheer. We stellen hiervoor uitgangspunten op. Deze uitgangspunten zullen in samenhang en parallel met de gebiedsprogrammma’s en de provinciale uitwerking in het Programma NOVEX worden opgesteld, binnen de kaders van het NPLG en Kamerbrief Water en Bodem Sturend en door BZK, IenW en LNV gezamenlijk. Hiermee wordt ook uitvoering gegeven aan motie Boswijk c.s.

NL scoort slecht op de SDG spillover vanwege o.a. ons belastingklimaat maar ook vanwege de import van soja. Ik heb recent een motie ingediend over meer eiwitten uit Europa. Welke acties onderneemt het kabinet precies (Kamerstuk 21501-32, nr. 1301)?

De minister van LNV heeft een tweetal onderzoeksvragen uitgezet. Wageningen Economic Research is gevraagd om te onderzoeken hoe Nederlandse veevoederbedrijven gestimuleerd kunnen worden meer eiwithoudende grondstoffen van Europese (EU- en niet EU) oorsprong te benutten, zonder dat dit leidt tot ontbossing in Europa. Dit rapport wordt begin 2023 verwacht. Daarnaast heeft de minister van LNV Wageningen Livestock Research gevraagd een Monitor herkomst diervoedergrondstoffen om inzage te geven in de herkomst van de grondstoffen die gebruikt worden in diervoeders. Ook dit rapport, met de resultaten van 2019 en 2020 wordt begin 2023 opgeleverd. Zodra deze rapporten definitief zijn, zal de minister van LNV de Kamer hierover informeren.

Daarnaast is de minister van LNV in gesprek met de diervoedersector om te komen tot doelstellingen voor de verduurzaming van diervoeder. Onderdeel van deze gesprekken is ook de herkomst van diervoedergrondstoffen. In het Landbouwakkoord wil de minister van LNV afspraken maken de ketenpartijen over onder andere de herkomst van diervoedergrondstoffen, naar voorbeeld van de afspraken die zijn gemaakt binnen de Coalitie Vitale Varkenshouderij (CoViVa). 

Hoe wordt de begroting van LNV afgestemd met de begroting van BHOS? Ons landbouwsysteem hangt nauw samen met de mondiale voedselvoorziening, en heeft zowel positieve als negatieve effecten. Graag een reactie.

LNV en BHOS werken binnen hun eigen verantwoordelijkheid nauw samen aan mondiale opgaven op terreinen als klimaat, biodiversiteit en voedselzekerheid. Dit uit zich in afstemming van en gezamenlijke uitvoering van programma’s en projecten.

Aan de verduurzaming van het mondiale voedselsysteem kan de Nederlandse landbouwsector met kennis en kunde een belangrijke bijdrage leveren. Klimaat slim produceren binnen de gegeven context is en blijft uitgangspunt van de programma’s en activiteiten van het Landbouwraden netwerk en ambassades. Om wereldwijde voedselzekerheid op de langere termijn veilig te stellen zullen productie en consumptie van voedsel binnen de draagkracht van de aarde moeten worden gebracht. Ten aanzien van mondiale voedselzekerheid en de stappen die het kabinet daartoe zet, ontvangt uw Kamer voor het reces een brief van de ministers van BHOS en LNV.

Het lid Boswijk noemt als voorbeeld van een fiscale drempel dat dat als je als boer je bedrijf wilt extensiveren en je fosfaatrechten verkoopt je moet afrekenen bij de belastingdienst. Is het niet een idee om bijvoorbeeld te zeggen dat de inkomsten van de verkoop van fosfaatrechten mag investeren in het extensiveren van je bedrijf of de aanleg van zonnepanelen. Ik wil de minister vragen om samen met de sectorpartijen een inventarisatie van praktische knelpunten te maken en deze op te lossen.

Het uitgangspunt van het kabinet is dat alle ondernemers, ook boeren, belasting betalen over de stakingswinst als ze besluiten om hun bedrijf deels of geheel te beëindigen. Op dit moment ziet het kabinet ook geen fiscale knelpunten bij bedrijfsbeëindiging- of aanpassing in de landbouw. De zorgen van het CDA begrijp ik. Mede naar aanleiding van een motie, die tijdens de behandeling van het Belastingplan 2023 door uw Kamer is aangenomen, gaat het kabinet de komende periode daarom nog een keer in gesprek met het veld over de zorgen van het CDA. 

ChristenUnie

Waren de ambtenaren (verwijzing naar 7e AP en lijst wintergewassen) eigenlijk op praktijkstage geweest bij een akkerbouwer op zandgrond, in lijn met mijn pleidooi van vorig jaar, samen met het lid Van der Plas?

De ambtenaren van het ministerie van LNV gaan regelmatig op bezoek bij agrarische bedrijven, zoals akkerbouwers op zandgrond. Bij het opstellen van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn is regelmatig overleg gevoerd met de sector en zijn bedrijven bezocht. Ook bij de implementatie worden sectorpartijen betrokken en bedrijven bezocht om de uitwerking van maatregelen in de praktijk te bespreken. 

Kunnen we het zijn van voorloper niet beter belonen in de eco-regelingen?

De eco-regeling heeft als doel om het peloton aan boeren te ondersteunen bij hun inzet voor klimaat en leefomgeving. Juist, om voorlopers op bedrijfsniveau te ondersteunen worden verschillende vergoedingen betaald: brons, zilver en goud. De eco-regeling is een regeling in ontwikkeling, waarbij een balans wordt gezocht tussen het steunen van het peloton en het steunen van voorlopers. Voorbeelden van dit laatste zijn het opnemen van strokenteelt en natte teelten. Bij het doorontwikkelen van de eco-regeling zal de minister van LNV extra aandacht besteden aan voorlopers, zonder afbreuk te doen aan het mogelijk maken voor het gros van boeren om een stap te zetten richting klimaat en leefomgeving. 

Is de minister bereid innovatieve vormen van landbouw, zoals de verbouw van biogrondstoffen voor biobased bouwen en voedselbossen, waar collega Boswijk voor pleitte, ook beter te verankeren in de eco-regelingen? Zie actieplan bouwen voor toekomst.

Het doel van de eco-regeling is het mogelijk maken voor boeren om een grotere bijdrage te leveren aan klimaat en leefomgeving. Het doorontwikkelen van eco-activiteiten is een continu proces waarmee in het nieuwe jaar wordt gestart. Voedselbossen maken onderdeel uit van de doorontwikkeling van de eco-regeling. Biobouwstoffen als hennep en vlas, te gebruiken voor de bouw, worden daarin nu al ondersteund. Er is daarnaast gestart met een inventarisatie van wenselijke activiteiten, naast de activiteiten die eerder al door Uw kamer zijn genoemd maar nu, in 2023, nog niet mogelijk waren. De minister van LNV is graag bereid om in samenhang met de doelen en andere activiteiten voedselbossen en het verbouwen van biogrondstoffen in deze afweging mee te nemen, zonder afbreuk te doen aan de uitvoerbaarheid van de eco-regeling. 

Wat kan en wil de minister voor onze spruitentelers betekenen, in Den Haag en in Brussel?

Met het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming wordt met sectorpartijen gewerkt aan de ontwikkeling van weerbare planten en teeltsystemen. Daarmee wordt de sector minder afhankelijk van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Indien zich tussentijds knelpunten ontstaan, bestaat de mogelijkheid om dit te bespreken en te zoeken naar alternatieven. Het ministerie heeft ambtelijk hierover onlangs gesproken met vertegenwoordigers van de spruitjestelers, conform toezegging aan de Kamer (Kamerstuk 27858, nr. 573). Tegelijkertijd zet de minister van LNV zich in Brussel in om de toelating van laagrisicomiddelen te vereenvoudigen. Bedacht moet worden dat bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen voorop staat dat een veilig gebruik voor mens, dier en milieu mogelijk moet zijn en dat het producenten van gewasbeschermingsmiddelen is om al dan niet een aanvraag voor toelating in te dienen.

Context
“Veel ondernemers vragen een beetje tijd. Voorbeeld is vollegrondsgroente (spruit). Movento dreigt te verdwijnen in 2025 en er is nog geen vervangend middel. Het is een race tegen de klok die de vollegrondsgroentetelers dreigen te verliezen. Wil de minister deze sector de tijd geven / wat kan de minister voor deze sector betekenen?”

Is het niet gek dat juist dit jaar het Fonds Kleine Toepassingen eindigt, waarbij de overheid samenwerkt met de sector op zoek naar duurzame gewasbescherming en veredeling voor en van kleine teelten?

Het is gebruikelijk dat er voor een periode van vier tot vijf jaar door het ministerie van LNV een subsidiebeschikking wordt afgegeven voor het fonds kleine toepassingen. Het fonds biedt financiële ondersteuning voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biologische bestrijders voor kleine toepassingen.

 Het is in het kader van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 de inzet om te komen tot een vervolg van het in 2020 aflopende fonds kleine toepassingen. Deze inzet heeft ertoe geleid dat er de afgelopen twee jaar sprake is geweest van een overbruggingsperiode. Deze overbruggingsperiode is gebruikt om het fonds kleine toepassingen enkele keren open te stellen en voor het uitvoeren van twee projecten om de beschikbaarheid van laag-risicomiddelen en basisstoffen te vergroten.

Er wordt op dit moment een advies opgesteld door een extern bureau welke financiële instrumenten een bijdrage zouden kunnen leveren aan het financieel stimuleren van het verkrijgen van een toelating van gewasbeschermingsmiddelen (bijvoorbeeld kleine toepassingen, laag-risicomiddelen) en een goedkeuring van basisstoffen. Het ministerie verwacht dit advies begin volgend jaar. De minister van LNV zal dit advies gebruiken om samen met de betrokken partijen bij het Uitvoeringsprogramma keuzen te maken. De minister zal bij het maken van deze keuzen vast houden aan de afspraak met het bedrijfsleven dat het ministerie van LNV maximaal 50% bijdraagt. De minister van LNV zal de Kamer daarover vervolgens informeren. 

Is de minister bereid om het opkopen van stikstofrechten door partijen als Rijkswaterstaat en Schiphol on hold te zetten?

Extern salderen is op dit moment een van de mogelijkheden die partijen hebben om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Daarbij treffen initiatiefnemers maatregelen om de stikstofeffecten op stikstofgevoelige Natura2000-gebieden te mitigeren. Daartoe worden bedrijven opgekocht, bedrijfsactiviteiten die stikstofdepositie veroorzaken beëindigd, en kan deze stikstofdepositie elders worden ingezet. Er worden geen stikstofrechten opgekocht.

In de Kamerbrief van 25 november jl. heeft het kabinet stappen aangekondigd ten behoeve van regie op extern salderen. Zo zet het kabinet in op het registreren van alle vrijkomende en vrijvallende ruimte en het aanscherpen van de interbestuurlijke afspraken over extern salderen. In het kader van de gebiedsprogramma’s wil het kabinet het mogelijk maken om met voorrang te sturen op de gebruiksmogelijkheden van emissieruimte en de wettelijke mogelijkheden verkennen om een voorkeursrecht te kunnen leggen op grond met een agrarische functie. 

PvdD, Vestering

We weten al lang dat veetransporten gepaard gaan met enorm leed. Duitsland heeft vervoer naar landen buiten EU niet toegestaan. Waar wacht MLNV nog op? We kunnen deze stappen in navolging van onze buurlanden toch ook wel zetten? 

Zoals de Kamer bekend, zet ik stevig in op een Europees geldend verbod op lange afstand transporten van levend vee, via weg- en zeevervoer. Dit moet gerealiseerd worden via de aanstaande herziening van de Europese transportverordening en trek de minister van LNV met gelijkgestemde lidstaten op, zoals Duitsland, om dit te bereiken.

Het Duitse ministerie van Landbouw heeft vanwege dierenwelzijnsoverwegingen besloten om per 1 juli 2023 alle afspraken, die over exportcertificaten zijn gemaakt voor de export van levende herkauwers naar niet EU-landen, op te schorten. Het gaat hier over het gebruik van standaardcertificaten voor bepaalde diersoort-landen combinaties, die door middel van bilaterale afspraken tussen de federale overheid van Duitsland en een niet-EU land tot stand zijn gekomen. Nederland heeft dit soort afspraken en exportcertificaten ook, net als andere EU-lidstaten overigens. De minister van LNV wil benadrukken dat dit besluit van Duitsland niet betekent dat er vanaf 1 juli 2023 geen levend vee vanuit Duitsland geëxporteerd kan worden naar landen buiten de EU. Het is feitelijk geen verbod om te exporteren, daar geven EU kaders en WTO-afspraken geen ruimte voor. Het beëindigen van de bilaterale afspraken maakt het wel lastiger om dieren te exporteren. Namelijk, zonder de standaardcertificaten ontstaat mogelijk een situatie waarbij voor iedere export van levende dieren, dus voor iedere zending, een apart certificaat moet worden afgestemd met, en opgesteld door de autoriteiten van de Duitse deelstaten. Dat is een arbeidsintensief proces.

De minister van LNV heeft deze ontwikkeling natuurlijk met grote interesse gevolgd. Het is niet zomaar wat, om langlopende afspraken die als overheid met het bedrijfsleven en andere overheden worden gemaakt, eenzijdig op te schorten. Toch wil het kabinet hier ook stappen in zetten. Handelsafspraken die gemaakt worden met andere landen, moeten passen bij de inzet van de minister van LNV en zijn ambtsvoorgangers ter verbetering van het dierenwelzijn. De minister van LNV onderzoekt daarom momenteel wat mogelijk en wenselijk is voor de Nederlandse situatie. Daarover wordt de Kamer in het eerste kwartaal van 2023 geïnformeerd.

Duitsland heeft vanaf dit jaar een verbod op het vergassen van hanenkuikens. In NL staat de sector klaar om dit vergassen voor Duitsland over te nemen. MLNV doet onderzoek en rekt tijd. Telt het gelijke speelveld voor deze minister alleen als de vee-industrie hier geld aan verdient?

Nee. Op dit moment werken een aantal Europese landen aan een oplossing voor het vraagstuk van de eendagshaantjes. Ten aanzien van het doden van eendagshaantjes is de Kamer op 8 november jl. geïnformeerd over de wijze waarop het aantal gedode eendagshaantjes verminderd moet worden (Kamerstuk 28286, nr. 1267). Afgelopen jaar heeft de Stuurgroep Eendagshaantjes bestaande uit vertegenwoordigers van de sector en de Dierenbescherming, met LNV als voorzitter, zich gebogen over dit vraagstuk. Met als doel tot invulling te komen van de motie Beckerman en Boswijk (Kamerstuk 28286, nr. 1196 ), die vraagt te onderzoeken hoe en wanneer er een verbod kan komen op het doden van eendagshaantjes. Daarbij overwegende dat een dergelijke verbod goed zou zijn voor dier, boer en consument. De stuurgroep heeft, zoals aangegeven in de dierenwelzijnsbrief van 6 juli jl., twee rapporten laten opstellen. Mede op basis van deze rapporten is de stuurgroep met een advies gekomen. Kort gezegd adviseert de stuurgroep op dit moment nog geen verbod in te stellen, maar eerst in te zetten op andere methodes met als doel een vermindering van het aantal te doden eendagshaantjes én de genoemde belemmeringen die in het rapport worden benoemd, weg te nemen.

Een verbod is een middel op het aantal gedode eendagshaantjes te verminderen, maar niet een doel op zich. Zoals ook aangegeven in de brief wordt dit advies overgenomen. De minister van LNV gaat, in overleg met de stuurgroepleden, een ambitieus en haalbaar doel stellen. De sectorpartijen gaan zich komend half jaar inzetten voor de vormgeving van het Plan van Aanpak, dat acties bevat hoe dit doel behaald kan worden en hoe de belemmeringen weggenomen kunnen worden. Hierbij zullen de sectorpartijen ook hulp nodig hebben van andere partijen in de keten en van mijn ministerie. Gelijktijdig gaat de minister van LNV, zoals tevens in het advies staat, starten met het voorbereiden van conceptregelgeving. Hierbij wordt onderstreept dat het van belang is dat er een oplossing komt voor het doden van eendagshaantjes.

Is de minister het eens dat we af moeten van het strijden voor een paar meter extra leefruimte erbij, een paar dagen leven erbij, of wat meer drinkwater per dag? Wat moet er nog meer bekend worden aan dierenleed voor MLNV overgaat tot actie?

De minister van LNV is voorstander van een veehouderij die voldoet aan de 6 leidende principes uit de zienswijze van de Raad voor Dieraangelegenheden over een dierwaardige veehouderij. De zienswijze vormt de basis voor mijn inzet om een omslag te realiseren naar diergericht ontworpen houderijsystemen. In de brief van 4 november 2022 (Kamerstuk 28286, nr. 1265) is de Kamer over deze inzet geïnformeerd.

Heeft MLNV het Koninklijk besluit en de wetswijziging met betrekking tot stalbranden in de Wet Dieren ondertekend?

De wet van 26 mei 2021 tot wijziging van de Wet dieren in verband met de uitvoering van de herziene Europese diergezondheidswetgeving (Stb. 256) zal op korte termijn in werking treden, met uitzondering van artikel I, onderdeel 0A dat artikel 2.1 van de Wet dieren wijzigt en op 1 januari 2024 in werking treedt. De wetswijzigingen volgend uit de door het parlement aangenomen amendementen van het lid Vestering (PvdD) inzake de mogelijkheid van een fokverbod voor uitzonderlijke situaties en inzake een grondslag voor het stellen van brandveiligheidsregels, treden daarmee dus ook op korte termijn in werking. Publicatie in het Staatsblad wordt in december verwacht. 

Hoe gaat de minister het welzijn van dieren borgen met 1 miljoen euro voor 600 miljoen dieren? Dat is 0,0016 euro per dier.

Het dierenwelzijn is niet afhankelijk van dit bedrag op de LNV-begroting. Houders van dieren zorgen voor het welzijn van de dieren die zij al dan niet professioneel houden en zijn hier financieel ook verantwoordelijk voor. Om het dierenwelzijn van gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren te bevorderen wordt er € 4,4 miljoen ingezet. Onder dit bedrag valt onder andere de inzet van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (€ 2,9 miljoen) en het bevorderen van gezonde en sociale hond (€ 0,4 miljoen). In het kader van de bevordering van het welzijn van landbouwhuisdieren (€ 1 miljoen) worden bijdragen geleverd voor het vertrouwensloket welzijn landbouwhuisdieren en het bevorderen van de brandveiligheid van stallen.

Waarom zet dit kabinet geen stop op uitbreiding en nieuwe vestiging van veehouderijen? Hoe gaan de ministers voorkomen dat veehouders hun stallen nog snel even volzetten? 

Wanneer latente ruimte in gebruik wordt genomen, en dus niet meer latent is, leidt dat tot extra stikstofuitstoot en -depositie. Dat kan een risico zijn voor stikstofgevoelige Natura2000-gebieden. Dat is niet alleen een probleem voor de natuur, maar ook voor de juridische houdbaarheid van natuurvergunningen. Initiatiefnemers zijn hier dus zelf niet bij gebaat. Het leidt tot meer onzekerheid.

Om die reden zijn voor extern salderen al beperkingen gesteld om feitelijke depositiestijging zo veel mogelijk te voorkomen. Er mag alleen extern gesaldeerd worden met feitelijk gerealiseerde capaciteit. Daarvan wordt 30% afgeroomd. Dit percentage is gebaseerd op de gemiddelde latente ruimte in natuurvergunningen. Het kabinet wil dit percentage verhogen naar 40%. Daarmee wordt extern salderen robuuster.

Om bij intern salderen depositiestijging zo veel mogelijk te voorkomen, wordt gewerkt aan een vergunningplicht voor intern salderen en beleidsregels.

Tot slot gelden beperkingen voor de ingebruikname van latente ruimte binnen de bestaande activiteit. Vaak hebben initiatiefnemers te maken met beperkingen vanuit andere regelgeving, zoals dierrechten, fosfaatrechten, mestverwerking en milieuregelgeving, en vanuit economische en financiële omstandigheden. Soms ontstaat ten onrechte het beeld dat latente ruimte zomaar in gebruik kan worden genomen; dat is dus niet het geval.

In aanvulling op beperkingen aan de ingebruikname van latente ruimte, werkt het kabinet samen met provincies aan het beperken van latente ruimte in natuurvergunningen. Wanneer initiatiefnemers een aanpassing aan hun bedrijf doorvoeren, wordt hun natuurvergunning geactualiseerd, zodat deze aansluit bij wat er op een bedrijf gebeurt en deze automatisch geen latente ruimte bevat. Ook geldt er een realisatietermijn voor nieuwe ontwikkelingen. Wanneer de ruimte in een natuurvergunning lange tijd zonder aanwijsbare reden ongebruikt blijft, kan de natuurvergunning worden geactualiseerd.

In een tijd van schaarse stikstofruimte is het begrijpelijk dat de neiging ontstaat om bestaande ruimte zo veel mogelijk te behouden en gebruiken, maar alle sectoren zullen een forse stikstofreductie moeten realiseren en krijgen te maken met normeren en beprijzen. Voor zover latente ruimte nog in gebruik genomen kan worden zal dit de opgave niet dichterbij brengen.

Er geldt geen verbod op het bouwen van stallen maar er moet altijd getoetst worden aan de geldende wettelijke kaders. Voor de nieuwbouw, renovatie en de grootte van stallen zijn deze kaders het ruimtelijk ordenings-, milieu- en natuurbeschermingsbeleid. Daarnaast is in de brief die aan de Kamer is verstuurd op 25 november jl. over de gevolgen van de Porthosuitspraak, aangegeven dat er vanaf heden een vergunning moet worden aangevraagd en een passende beoordeling moet worden uitgevoerd als er sprake is van een emissiearme stal. Deze aanscherping zijn bedoeld om schade aan gevoelige natura2000 gebieden te voorkomen en zodoende meer zekerheid te kunnen geven een veehouders. Hiervoor zijn de decentrale overheden het bevoegd gezag. Zij nemen daar ook hun verantwoordelijkheden in.

Waarom worden beloftes aan omwonenden (m.b.t. stankoverlast en verkoop van gif) niet nagekomen?

De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft de Kamer recent geïnformeerd over geurhinder en veehouderij (Kamerstuk 29383, nr. 383). In deze brief heeft de staatssecretaris uiteengezet hoe zij een vervolgaanpak van de geurproblematiek vorm wil geven. In het voorjaar wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de in deze brief toegezegde acties.

De zorgen van in de samenleving over de gezondheidsrisico’s van de blootstelling aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen begrijpt het kabinet heel goed. Gewasbeschermingsmiddelen mogen alleen gebruikt worden als dat veilig kan voor mens dier en milieu. Dat neemt niet weg dat het ministerie inzet om de stand van de wetenschap te verbeteren met wetenschappelijk onderzoek. De Kamer is onlangs over de inzet van het ministerie geïnformeerd voor onder meer het verbeteren van de datavereisten voor de risicobeoordeling en het lange termijn onderzoek gezondheid omwonenden (kenmerk 2022Z23991).

Wanneer kan de Kamer stemmen over de Wet gewasbescherming en biociden?

De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat is de indiener van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (grondslag voor maatregelen inzake het (particulier) gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw (Kamerstuk 35756). Wij zullen deze vraag dan ook doorgeleiden naar de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

Hoe gaat MLNV ervoor zorgen dat het aantrekkelijk wordt voor boeren om over te stappen van veehouderij of teelt van veevoer naar telen van eiwitten voor menselijke consumptie?

Per 1 januari 2023 biedt de ecoregeling van het GLB stimulans om eiwitrijke gewassen te verbouwen. Daarnaast heeft LNV de Nationale Eiwitstrategie opgesteld. De Nationale Eiwitstrategie heeft als doel om de komende 5 tot 10 jaar de zelfvoorzieningsgraad van nieuwe en plantaardige eiwitten te vergroten, op een duurzame manier die bijdraagt aan de gezondheid van mens, dier en natuurlijke omgeving. De minister van LNV heeft de producentenorganisatie Eiwitboeren van Nederland recent officieel erkend als producentenorganisatie. Voorts is de Bean Deal – als onderdeel van de NES – in de zomer van 2022 is ondertekend door 56 deelnemende partijen. Het doel van deze Green Deal is opschaling van de Nederlandse teelt en verwerking van eiwitrijke gewassen, primair bestemd voor humane consumptie, met een focus op stikstofbindende vlinderbloemigen. 56 Partijen uit de gehele keten zijn aangesloten: van boer tot en met verwerkers en detailhandel.

MNenS wijst maatregelen af die onze natuur kunnen ondersteunen, zoals bij de Europese natuurherstelwet. Kan MNenS aangeven of zij de urgentie van de natuurcrisis en biodiversiteitscrisis erkent? 

Het kabinet onderschrijft dat het herstel van de biodiversiteit te langzaam gaat. Een prominente plaats in dat Nederlandse beleid heeft het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) dat wordt uitgevoerd met behulp van een transitiefonds van € 24,3 miljard. Dit NPLG brengt urgente opgaven op het gebied van natuurherstel, water, klimaat, bodem en biodiversiteit samen en zorgt voor een gecombineerde aanpak voor een vitaal landelijk gebied. Nederland neemt met deze gebiedsgerichte aanpak ambitieuze maatregelen om natuur, de bodem- en waterkwaliteit en het klimaat te verbeteren en de stikstofbelasting te reduceren. Het kabinet onderschrijft dan ook de doelen die de Commissie met de ontwerpverordening beoogt te bereiken. Op een aantal onderdelen gaat de ontwerpverordening echter verder dan het kabinet op dit moment wenselijk, uitvoerbaar en realistisch vindt.

Wordt het niet eens tijd dat we inzien dat NL geen uitzondering heeft op het gebied van natuurbescherming?

De Nederlandse positie met betrekking tot de Europese natuurherstelverordening is een pleidooi om lidstaten de ruimte te geven om maatwerk te kunnen toepassen bij het behalen van de doelen van de verordening Natuurherstel. Die doelen onderschrijven wij. Op een aantal onderdelen gaat de ontwerpverordening echter verder dan het kabinet op dit moment wenselijk, uitvoerbaar en realistisch vindt. Nederland vraagt dus niet om een uitzondering. Ik heb de redenen waarom een dergelijke ruimte voor maatwerk nodig en noodzakelijk is, uiteengezet in mijn begeleidende brief bij het BNC-fiche hierover (Kamerstuk 22112, nr. 3530). 

Waarom mogen deze vijf soorten (hazen, konijnen, fazanten, houtduiven, wilde eenden) plezierjacht toch worden geschoten? Met welk doel mogen zij toch worden geschoten? Ik roep de minister op dit te verbieden in alle 12 provincies. 

De staat van instandhouding van de vijf soorten op de wildlijst en daaraan gerelateerd het openen van de jacht op deze soorten is onderwerp van uitgebreid onderzoek, zoals ook aan uw Kamer is gemeld (zie Kamerstuk 33576, nr. 267 en Kamerstuk 33576, nr. 325 ).

De minister voor Natuur en Stikstof vindt het belangrijk om de mogelijke gevolgen van het niet openen van de jacht op de vijf wildlijstsoorten in beeld te krijgen. De minister en de provincies maken zich zorgen over deze mogelijke gevolgen. Daarom wordt een impactanalyse uitgevoerd. De minister voor Natuur en Stikstof wil wachten met verdere besluitvorming over de wildlijst totdat deze impactanalyse is afgerond. Dit zal in het tweede of derde kwartaal 2023 zijn.

Ondertussen bespreekt het ministerie samen met provincies hoe de gebiedsgericht aanpak van de jacht en het faunabeheer vorm kan krijgen en wat daarvoor nodig is. De minister voor Natuur en Stikstof wil dit samen met de provincies op een zorgvuldige en goed onderbouwde manier doen.

PvdD, Wassenberg

Wet op de dierproeven 1977 artikel 1b zegt dat dierproeven verboden zijn als er een alternatief bestaat. Voor het einde van het jaar moet de Kamer over de motie worden geïnformeerd. Graag nu al reactie op de motie.

Tijdens het Commissiedebat van 21 april jl. heeft de Kamer inderdaad eensgezind de wens uitgesproken om tot een afname van het aantal dierproeven te komen. Het beleid is daarop gericht, maar tot een snelle afname in de cijfers leidt dit nog niet. Dit komt omdat dit geen eenvoudige opgave is. Een intensivering van het beleid is daarom, mede ter uitvoering van de aangenomen moties, nodig. De Europese richtlijn laat geen striktere nationale regelgeving toe. Nederland mag en kan daarom geen nieuwe aanvullende wet of regelgeving maken die bijvoorbeeld bepaalde dierproeven zou verbieden. Dit neemt echter niet weg dat er zal worden ingezet op beleid gericht op het uitfaseren van dierproeven.

Dierproeven mogen inderdaad niet worden uitgevoerd als er een alternatief beschikbaar is. Het ‘nee tenzij’- principe moet dat waarborgen, zoals opgenomen in de Wet op de Dierproeven. Tegelijkertijd is het zoeken naar alternatieven een tijdrovende zaak en zijn er niet in alle gevallen gevalideerde alternatieven beschikbaar. Validatie van proefdiervrije innovaties is complex en vaak ook een internationale aangelegenheid, omdat de veiligheid van mens, dier en milieu wel gewaarborgd moet worden. Validatie van alternatieven is dan ook een speerpunt in mijn EU strategie waarvoor onder andere gesprekken met diverse lidstaten worden gevoerd om dit knelpunt gezamenlijk aan te pakken. Ook is er een oproep vanuit de nationale wetenschapsagenda (NWA) geweest op basis waarvan drie belangrijke onderzoeken met als onderwerp validatie van alternatieven zijn gegund.

Om het zoeken naar alternatieve methoden te vergemakkelijken en zo onnodige dierproeven te voorkomen, wordt als uitvoering van de motie van het lid Wassenberg, een veelbelovende pilot uitgevoerd. In deze pilot wordt gebruik gemaakt van kunstmatige intelligentie om sneller proefdiervrije innovaties te vinden, waarmee de kans op toepassing wordt vergroot. Deze pilot zal via ZonMw worden gefinancierd. Voor het kerstreces zal de Kamer middels een brief geïnformeerd worden over deze en de andere moties en toezeggingen. 

De motie om de import van doorgefokte huisdieren te verbieden is aangenomen. MLNV zou de Kamer informeren na het zomerreces 2022. Hoe staat het hiermee? 

De Tweede Kamer heeft gevraagd om een handels- en importverbod voor ‘doorgefokte’ gezelschapsdieren als aanvulling op het verbod op het fokken van gezelschapsdieren met schadelijke kenmerken. De problemen met “doorgefokte” gezelschapsdieren zijn zorgelijk en noodzakelijk om aan te pakken. Het is belangrijk dat honden en katten niet lijden onder bepaalde uiterlijke kenmerken of ernstige ziekten, omdat mensen een dier met een bepaald uiterlijk willen hebben.

De analyse naar de mogelijkheden voor het instellen van een handels- en importverbod bevindt zich in een afrondende fase. Daarbij is er ook gesproken met de partijen die de position paper hebben ingediend (Soeverein advocaten). Het vereist zorgvuldig kijken naar proportionaliteit en een aantal uitvoeringsaspecten, zoals handhaving of hoe je aan een individueel dier vaststelt of dit een “doorgefokt” dier is. Vóór het geplande commissiedebat dierenwelzijn van 26 januari 2023 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de analyse en de vervolgstappen.

Hoe is het mogelijk dat de NVWA al een jaar op de hoogte was van de misstanden van de horrorfokker in Eersel? Heeft de minister er zicht op hoeveel horrorfokkers bekend zijn bij de NVWA en bij welke nog meer niet wordt ingegrepen?

De fokker is negen keer bezocht door de NVWA sinds 2018. Tijdens deze inspecties zijn diverse overtredingen vastgesteld van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. Gelet op de geconstateerde overtredingen zijn er passende handhavingsacties uitgevoerd, zoals opgelegde lasten onder dwangsommen, die zijn verbeurd en ingevorderd. Handhavend optreden van de NVWA leidde veelal tot het benodigde herstel, maar daarna werden vervolgens nieuwe overtredingen geconstateerd. Hier is sprake van een situatie met elkaar opvolgende overtredingen, die vanwege de aard van de overtreding of het daarna uitgevoerde herstel onvoldoende aanleiding gaven voor een harder optreden met inbewaringneming van honden. Aan het weghalen van honden en aan het sluiten van bedrijven zijn stringente voorwaarden verbonden. Op verzoek van de Inspecteur-Generaal gaat de minister van LNV samen met de NVWA onderzoeken of en hoe aan het bestaande handhavingsinstrumentarium bij dierenwelzijnsovertredingen door fokkers ook zwaardere interventies als schorsen en stilleggen van bedrijfsvoering kunnen worden toegevoegd. Daarbij betrek ik de mogelijkheden die het bij de Kamer aanhangige wetsvoorstel aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing van de minister van Justitie en Veiligheid en van de minister van LNV zelf biedt. Zodat er een breed instrumentarium voor het toezicht beschikbaar is om bij misstanden bij een fokkerij sneller een eind te kunnen maken aan een onveilige omgeving.

De NVWA houdt risico gebaseerd en kennisgedreven toezicht op hondenhandelaren en hondenfokkers. Daar waar overtredingen worden vastgesteld, kan handhavend worden opgetreden zoals hierboven beschreven. Zo nodig worden bedrijven gedurende een langere periode vaker gecontroleerd.

De schriftelijke vragen die het lid Wassenberg op 3 november 2022 heeft gesteld (kenmerk 2022Z20908), worden op korte termijn beantwoord. 

Er zou een gesprek plaatsvinden met de dierenpolitie in het kader van het Amendement om dierenbeulen aan te pakken. Heeft dit reeds plaatsgevonden en wat is de uitkomst?

Tijdens het plenair debat over de wijziging Wet dieren in verband met de herziene Europese diergezondheidswetgeving diende het lid Wassenberg een amendement in. Door dit amendement zou het verbod op het doden van gezelschapsdieren worden uitgebreid tot alle gehouden gezelschapsdieren. Het lid Wassenberg heeft het amendement ingetrokken naar aanleiding van het verzoek van minister Schouten om de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van het amendement te toetsen bij de uitvoeringsorganisaties. Voor de analyse op het gebied van handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid is gesproken met verschillende uitvoeringsdiensten die mogelijk de regels over het doden van dieren handhaven. Ik heb hierover niet alleen met de politie gesproken, maar ook met de NVWA, Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Ook zijn andere betrokkenen zoals het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (de UvW) en de Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) bevraagd op de eventuele effecten van het ingetrokken amendement. Ik leg momenteel de laatste hand aan deze analyse en verwacht uw Kamer hierover binnenkort te informeren.

Reptielenbeurs zorgt voor risico zoönose, hoe staat het met het onderzoek naar dierenwelzijn en zoönosen? Resultaat zou er na de zomer zijn.

De minister van LNV vindt de situatie rondom reptielenbeurzen zorgwekkend. Daarom wordt er middels het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid uitvoering gegeven aan de motie Beckerman en Wassenberg (Kamerstuk 35925 XIV, nr. 39) door het laten uitvoeren van een onderzoek naar reptielenbeurzen. Hierbij worden mogelijke gezondheidsrisico’s (zoönosen) en dierenwelzijn in kaart gebracht. Een belangrijk onderdeel van dit onderzoek zijn een aantal bezoeken aan verschillende reptielenbeurzen om de situatie ter plekke te onderzoeken. Deze beurzen zijn gedurende het afgelopen jaar bezocht. De verwachting is dat de uitkomsten van dit onderzoek in januari met de Tweede Kamer gedeeld worden. Op basis van dit onderzoek worden indien nodig vervolgstappen genomen.

Er is een zorgplicht, maar wilde opvangcentra staan op omvallen. Is de minister bereid in te grijpen met structurele financiering?

De Wet Dieren verplicht in artikel 2.1 lid 6 een ieder de nodige zorg te verlenen aan een hulpbehoevend dier, de zogenaamde zorgplicht. Wildopvangorganisaties nemen zelf het initiatief om hier invulling aan te geven. Dat is iets wat gewaardeerd wordt. Het is en blijft evenwel een eigen initiatief. De minister ziet hier geen rol voor de Rijksoverheid om sluiting te voorkomen.

De zorgplicht begint aan de voorkant, namelijk dat burgers goed weten hoe ze moeten omgaan met hulpbehoevende wilde dieren. Mensen zouden eerst deskundige hulp moeten zoeken voordat ze actie ondernemen en een dier uit de natuur weghalen, dit is immers niet altijd in het belang van het dier en de natuur. Er moet zorgvuldig gekeken worden naar de vraag of en wanneer een wild dier naar een opvang gebracht moet worden. Het ministerie is daarom voornemens meer aandacht te besteden aan de communicatie richting de burgers over de omgang met hulpbehoevende wilde dieren. Dit is ook een aanbeveling van de Raad voor de Dieraangelegenheden (RDA) in de zienswijze “Dilemma’s in de wildopvang”.

Het ministerie gaat daarnaast ook in gesprek met de wildopvangorganisaties en decentrale overheden om te kijken of het mogelijk is om te komen tot een betere geharmoniseerde aanpak. Ook wordt in het gesprek gekeken of en op welke manier hun opgaves geadresseerd kunnen worden en op welke manier het ministerie kan bijdragen aan deze opgaves.

Hoe kan het dat het Kroondomein gesloten wordt? En hoe vaak jagen de overige leden van de koninklijke familie in het kroondomein?

Het beheer van het Kroondomein is volgens de wet op het Kroondomein aan de Koning. Dit alles uiteraard binnen de kaders van de Wet natuurbescherming en de voorwaarden van de beheersubsidie. Voor terreinen waar geen subsidie voor is aangevraagd, gelden de subsidievoorwaarden uiteraard niet. Volgens de Wet op het Kroondomein wordt het beheer gevoerd door de rentmeester, die dat voor de Koning doet. Onderdeel van het beheer van het Kroondomein is de keuze in welke mate de terreinen worden opengesteld voor het publiek. Voor die delen van het Kroondomein waarvoor subsidie is verleend, worden in de subsidievoorwaarden eisen gesteld met betrekking tot de openstelling. Ook voor de andere terreinbeheerders in Gelderland is openstelling, voor zover dat niet vereist is, een beheerkeuze.

Is niet bekend of en, indien dat het geval is, hoe vaak, de overige leden van de Koninklijke Familie in het Kroondomein jagen. Faunabeheer wordt uitgevoerd door het Departement Faunabeheer van het Kroondomein, of onder hun toezicht door houders van een jachtakte. Dit beheer wordt uitgevoerd op basis van het Faunabeheerplan dat iedere vijf jaar wordt geactualiseerd.

Kan de minister het verkoop van dolfijnen en walrussen verbieden en zich aan de Nederlandse wet houden?

Met betrekking tot de beoogde verhuizing staat het dierenwelzijn bij mij voorop. Daarom is in artikel 4.11 van het Besluit houders van dieren vastgelegd dat een dierentuin zich moet verzekeren dat de ontvangende partij de dieren houdt, huisvest en verzorgt conform de normen voor dierenwelzijn die ook voor Nederlandse dierentuinen gelden. Artikel 4.11 richt zich hierbij op artikelen 4.7 en 4.8 die gaan over houden en verzorgen van dieren. Ik ben van mening dat een aantal onnatuurlijke showelementen niet in strijd is met artikel 4.7, lid 1a, zolang het niet leidt tot aantoonbare welzijnsrisico’s en over het geheel van het houden blijft gelden dat het soorteigen gedrag zoveel mogelijk in stand wordt gehouden. De betreffende showelementen zijn in Nederland dan ook niet verboden op grond van artikel 4.7, maar op grond van artikel 4.10, het educatieve programma. Het educatieve programma is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse dierentuinvergunninghouder. Echter dit artikel valt buiten artikel 4.11, omdat dieren vanuit dierentuinen ook kunnen verhuizen naar parken en opvangcentra binnen en buiten Nederland zonder Nederlandse dierentuinvergunning, hetgeen hier het geval is. 

Hoe gaat de minister de paling van de ondergang redden? Is de minister het eens dat het uitbreiden van het vangstverbod naar 6 maanden een positieve impact heeft op de palingstand? En zo ja, waarom dan niet op z’n minst verlenging van het vangstverbod tijdelijk instellen? 

De minister van LNV is het met de PvdD-fractie eens dat de toestand zorgelijk is. In de brief van 29 november jl. met de Geannoteerde Agenda voor de Landbouw- en Visserijraad is de Kamer geïnformeerd over de inzet van Nederland voor deze Raad waar gesproken gaat worden over het voorstel van de Europese Commissie voor het uitbreiden van het vangstverbod. Nederland zet zich in Europees verband hard in voor een verdere versterking van de aalaanpak binnen de context van de Aalverordening. Dit is van belang omdat het uitblijven van herstel van de aalstand wordt beïnvloed door veel verschillende factoren. Naast visserij spelen ook factoren als migratiebelemmeringen, waterkrachtcentrales, verminderde beschikbaarheid van opgroeigebied en vervuiling een belangrijke rol. Een samenhangende aanpak waarin alle sterfte-factoren een rol spelen is daarom noodzakelijk. Daarnaast is het voor de aal, met een verspreiding over bijna alle aan zee liggende lidstaten van de EU, noodzakelijk dat maatregelen in EU-verband in alle lidstaten worden getroffen.

Graag een toezegging van de minister dat de nieuwe maalpomp van zeesluis IJmuiden geen migratiebarrière vormt, voor bijvoorbeeld paling.

Het is kabinetsbeleid om de barrière-werking van stuwen, sluizen en gemalen voor vismigratie zoveel mogelijk te beperken. De minister van LNV is niet op de hoogte van de precieze omstandigheden ten aanzien van de nieuwe maalpomp bij de zeesluis van IJmuiden. De vraag over deze specifieke casus zal worden doorgeleid naar de verantwoordelijke bewindspersoon van I&W met de vraag de Kamer hierover te informeren.

JA21

Gaan de ministers invulling geven aan de uitspraak om niet dogmatisch te zijn over het streefjaar 2030?

Zoals aangeven in de brief die het kabinet op 14 oktober jl. aan de Tweede Kamer heeft gestuurd houdt het kabinet – conform het advies van de heer Remkes – vast aan de stikstofdoelstelling voor 2030. Daarbij zullen twee ijkmomenten in 2025 en 2028 worden uitgewerkt. Tijdens de ijkmomenten kan worden bezien of er dwingende inhoudelijke redenen zijn om iets meer tijd te nemen voor het halen van de doelstelling. In zijn rapport geeft Remkes als voorbeeld de situatie waarbij natuurherstel voldoende op koers ligt en het resterende probleem met iets meer tijd via natuurlijk verloop kan worden opgelost. Het kabinet vindt het belangrijk dat deze flexibiliteit ingebouwd wordt. Uitgangspunt blijft dat verslechtering van de Natura 2000-gebieden voorkomen moet worden én natuurherstel onontkoombaar moet zijn ingezet. Het kabinet zal dit verder uitwerken en opnemen in de aanpassing van de wet.

SGP

Wat betekent derogatie voor het mestbeleid en behoud van de bodemvruchtbaarheid? Wil de minister de nieuwe onderzoeksresultaten die aantonen dat drijfmestgebruik minder uitspoeling geeft dan aangrijpen om richting Brussel elke ruimte die er is voor versoepeling te benutten? 

De minister van LNV heeft de Kamer met meerdere brieven geïnformeerd over de gevolgen van de derogatiebeschikking (Kamerstuk 33037, nrs. 450, 480 en 481). De derogatiebeschikking 2022-2025 is vastgesteld en de inhoud ervan kan niet meer worden gewijzigd. Nederland is gehouden uitvoering te geven aan de beschikking. De minister van LNV heeft de Kamer eerder laten weten bekend te zijn met de tussentijdse resultaten van het aangehaalde onderzoek (kenmerk 2022Z15643). De recent gepubliceerde resultaten zijn inderdaad opvallend. Het bevestigt de waarde van kringlooplandbouw. Nederland heeft zich altijd hard gemaakt voor een mogelijkheid om op graslandbedrijven meer stikstof uit dierlijke mest te mogen toepassen en zal dat blijven doen. 

Praktijkonderzoek is nodig voor overstap naar groene gewasbeschermingsmiddelen. SGP verzoekt MLNV om te kijken naar extra meerjarige financiering uit het transitiefonds.

Met de beschikbaar gestelde 10 miljoen in resp. 2023 en 2024 kan een start worden gemaakt met ambities uit het coalitieakkoord en een aantal opgaven uit het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030. De inzet van de minister van LNV is verder om in het Landbouwakkoord met partijen afspraken te maken over wat er verder nodig is aan ondersteuning en instrumenten.

Komt er een model passende beoordeling voor bepaalde typen geborgde brongerichte-/emissiereducerende systemen?

Op 25 november jl. (kenmerk 2022Z23249) is de Kamer geïnformeerd hoe omgegaan kan worden met de onzekerheid over de werking van emissiearme stalsystemen in de praktijk in relatie tot de Wet natuurbescherming. Het is op dit moment voor alle ondernemers die van plan zijn een emissiearm stalsysteem te bouwen of van plan zijn om wijzigingen door te voeren bij een emissiearm stalsysteem, noodzakelijk om een natuurvergunning aan te vragen en om een passende beoordeling uit te laten. Momenteel wordt hiervoor een handreiking uitgewerkt. 

Waarom krijgt stikstofcoöperatie Nieuwkoopse Plassen steeds nee te horen, ondanks aangenomen motie over steunen initiatieven? Is het achterliggende probleem dat MLNV gaat over de maatregelen op het boerenerf en MNenS over de opkoop etc.? Misschien vallen innovatieve maatregelen hierdoor tussen wal en schip. Graag een reflectie.

Het kabinet vindt het belangrijk om ruimte te geven aan initiatieven vanuit de agrarische sector om emissies te reduceren, deze initiatieven kunnen bijdragen aan de toekomst van de landbouw.

Voor het initiatief van de boeren in de Nieuwkoopse Plassen is vorig jaar een subsidie verstrekt. De minister voor Natuur en Stikstof zal in gesprek gaan met de stikstofcoöperatie om maximaal mee te denken hoe het initiatief van de grond kan komen, binnen de mogelijkheden die zij heeft.

Of een initiatief past bij de NPLG-doelen moet daarnaast ook blijken uit het gebiedsproces en het gebiedsprogramma waarop de provincie Zuid-Holland de regie voert.

Volt

Kan de minister meer duidelijkheid geven over hoe de industrie betrokken wordt bij de uitkoopregeling? 

De aanpak van piekbelasters richt zich zowel op bedrijven in de agrarische sector als bedrijven in andere sectoren. Daarbij zijn er verschillen in benadering, aansluitend op onder meer de specifieke mogelijkheden tot reductie en het beschikbare instrumentarium, met als gemene deler dat doelbereik van de aanpak zeker zal worden gesteld. De aanpak industrie richt zich op aanscherping van vergunningen en realiseren van bovenwettelijke reductie van NOx-uitstoot (in samenhang met maatwerkaanpak CO2) en bovenwettelijke reductie van ammoniakuitstoot.

Komt er een verbod op Europees niveau zodat een bedrijf dat stopt, niet in het buitenland opnieuw kan beginnen?

Er is geen verbod op Europees niveau dat erop toeziet dat een bedrijf dat stopt niet in het buitenland opnieuw kan beginnen.

In zijn algemeenheid geldt dat als een veehouder zijn productie wil verplaatsen binnen Europa dat hij daar vrij in is binnen de wettelijke kaders die in andere Europese landen van toepassing zijn. 

Hoe kijkt de minister naar het voorstel van VOLT voor de implementatie van een stikstofladder? (eerst PAS-melders en dan duurzame projecten).

In de brief “voortgang integrale aanpak landelijk gebied en opvolging uitspraak Raad van State over Porthos” van 25 november jl. is opgenomen dat het kabinet een forse stap wil maken voor de natuur en om waar mogelijk ook met prioriteit ruimte ten gunste te laten komen aan PAS-meldingen en daarna voor andere urgente maatschappelijke en economische ontwikkelingen. De nadere invulling daarvan zal het kabinet ter hand nemen en daarbij het voorstel van VOLT betrekken.

Kan de minister reageren op het voorstel van VOLT om meer geld uit te trekken voor het versterken ecosystemen door agrarisch natuurbeheer met 20 miljoen per jaar?

Wij hebben sympathie voor het voorstel om meer geld uit te trekken voor agrarisch natuurbeheer. Het amendement zoals voorgesteld door de VOLT-fractie stelt voor om de extra middelen te besteden aan extra onderzoek. Daartoe zien wij onvoldoende noodzaak. Voor de dekking vanuit het Transitiefonds kunnen provincies in de op te stellen gebiedsplannen de benodigde extra middelen voor ANLb onderbouwen. Het kabinet wil echter niet vooruitlopen op de besluitvorming over de provinciale gebiedsprogramma’s en moet dit amendement daarom ontraden. 

Acht de minister het wenselijk om bij het landbouwakkoord hogere doelstellingen op tafel te leggen voor het biologisch areaal wat in lijn is met de Europese doelstellingen? Hoe kijkt de minister naar het realiseren van extra middelen voor de realisatie en wat wordt hier momenteel aan gedaan?

Een belangrijk ontwikkelpad voor boeren binnen de transitie van de landbouw is omschakelen naar biologische landbouw. Momenteel wordt gewerkt aan een Nederlands actieplan 2022-2030. Het plan gaat in op het areaaldoel voor 2030, naast het vergroten van de marktvraag, het stimuleren van de productie en het versterken van kennis en innovatie. De minister van LNV zal het actieplan voor het kerstreces naar de Tweede Kamer sturen.

Met de brief over de toekomst van de landbouw van 25 november is in 2023 € 13 miljoen en in 2024 ook € 13 miljoen uit het transitiefonds gereserveerd. Deze middelen zijn reeds bij Nota van Wijziging aan de LNV Ontwerpbegroting toegevoegd. In 2023 wordt aan de hand van het Landbouwakkoord en de ingediende gebiedsplannen bekeken of aanvullende middelen nodig zijn om de ambities van het plan te realiseren. 

Wat vindt de minister van het voorstel om 15% van de budgetten van de missiegedreven topsectoren- en onderzoeksbudgetten tot ten minste 2030 in een groenboerenonderzoeksfonds te stoppen ter bevordering van de biologische en natuurinclusieve landbouw en de duurzame voedselvoorziening.

Het voorstel om onderzoek te financieren dat aansluit bij de transitie van het landelijk gebied en bijdraagt aan het bevorderen van biologische, agro-ecologische en natuurinclusieve landbouw ondersteunen wij van harte. Er loopt er al veel waardevol onderzoek op dit gebied, onder andere in het missiegedreven topsectorenonderzoek.

De minister van LNV is met de initiatiefnemers van het groenboerenplan in gesprek hoe hun vragen op het gebied van kennisontwikkeling en kennisverspreiding kunnen worden beantwoord. De inhoud van het onderzoek is hierbij leidend en niet een percentage van de middelen. De kennis en innovatieopgaven voor deze vormen van duurzame voedselvoorziening kunnen de ondernemers uit de sector in het traject van het Landbouwakkoord inbrengen. De opgaven kunnen vervolgens bij herijking van de Kennis en Innovatie Agenda Landbouw Water Voedsel worden meegenomen.

Bij de herijking van de Kennis en Innovatie Agenda Landbouw Water Voedsel wordt bekeken hoe de voorwaarden van het instrumentarium, zoals de mate van cofinanciering beter kunnen aansluiten bij het karakter van de kennisbehoefte van deze groep ondernemers.

Bij de gebiedsgerichte aanpak zou de focus moeten liggen bij het bekijken van het creëren van bufferzones deze passen in een Europees natuurnetwerk. Hoe kijkt de minister ernaar dat het natuurnetwerk Nederland samen met de andere landen een Europees netwerk gaat vormen?

Aan bufferzones (overgangsgebieden) wordt volop gewerkt, onder andere in het kader van het stimuleren van natuurinclusieve landbouw, Programma Natuur en het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Het is aan provincies om hier invulling aan te geven in hun gebiedsprogramma’s. Het Natuurnetwerk Nederland versterkt en verbindt deze gebieden. Overgangsgebieden vervullen een nuttige functie aan de randen van Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is opgezet als Europees netwerk van natuurgebieden. 

BBB

Gaat de minister realtime op stallen meten met sensoren breed toepassen?

Zoals aangegeven in de brief ‘Toekomst bevorderen innovatie van emissiearme stalsystemen’ van 25 november jl. (kenmerk 2022Z23250) wordt gewerkt aan een nationaal programma voor bedrijfsspecifiek meten. Met als eerste focus het bedrijfsspecifiek meten van ammoniak- en methaanemissies uit stallen. Hierbij wordt ingezet op samenwerking met decentrale overheden, sector en ketenpartijen. Deze ontwikkeling gaan we ondersteunen in fieldlabs, waarbij het de voorkeur heeft om bestaande fieldlabs te gebruiken en door te ontwikkelen.

Voorwaarde is deze nieuwe systematiek juridisch houdbaar is en toegepast kan worden in de praktijk.

Hoe moeten boeren in januari al aan de slag met het NSP terwijl de simulatietool nog niet af is?

Deelname aan het GLB kan vanaf 1 maart 2023 worden opgegeven. In voorbereiding hierop heeft RVO op 23 november 2022 een geactualiseerde versie van de simulatietool gepubliceerd. In deze versie zijn alle eco-activiteiten 2023 opgenomen. Ook de percelen zijn beschikbaar. Er is echter nog geen volledige koppeling met de eigen bedrijfssituatie beschikbaar (o.a. bufferstroken en landschapselementen ontbreken). Door RVO wordt hard gewerkt om de simulatietool zo snel als mogelijk maar in ieder geval vanaf februari 2023 in de definitieve versie beschikbaar te hebben. Verder staat op de website van RVO de actuele informatie over het NSP en de regelingen, waar mogelijk ondersteund met visuele middelen. 

Heeft de minister geld uitgetrokken om extra schade aan natuur, landbouw en infrastructuur te vergoeden die wordt veroorzaakt wanneer jagers geen zwijnen etc. meer mogen schieten? Heeft minister budget gereserveerd om jagers gemotiveerd te houden om dan wel hun werk voor honderden miljoenen door betaalde krachten te laten uitvoeren?

De minister voor Natuur en Stikstof vindt het belangrijk om de mogelijke gevolgen van het niet openen van de jacht op de vijf wildlijstsoorten in beeld te krijgen Daarom wordt een impactanalyse uitgevoerd om zicht te krijgen op de gevolgen van het niet openen van de jacht op de wijze van faunabeheer, op de populaties van de wildlijstsoorten en op schade. Hieruit zal ook een beeld komen van de financiele consequenties. We zullen de Kamer informeren over de uitkomsten van de impactanalyse.

Is MNenS bereid wildbeheereenheidtellingen op te nemen als officiële tellingen en samenvoegen met tellingen van SOVON?

In de Verzamelbrief Natuur van 14 oktober jl. (Kamerstuk 33576, nr. 325 ) heeft de minister voor Natuur en Stikstof de Kamer laten weten dat het streven is om samen met belanghebbenden te komen tot een gevalideerd en gedragen telprotocol van wild. Dit heeft als voornaamste doel om in de toekomst ook de tellingen van de wildsoorten door wildbeheereenheden mee te kunnen nemen in de populatieberekeningen.

Het ministerie van LNV heeft hiervoor, in samenwerking met NWO, een call opgesteld. Deze call is op 15 november jl. gepubliceerd in de Staatscourant (Staatscourant 2022, 30479). De minister voor Natuur en Stikstof vindt het belangrijk dat een onafhankelijke partij dit onderzoek gaat uitvoeren en daarbij alle relevante maatschappelijke organisaties en kennisinstituten betrekt.

Daarnaast is het belangrijk dat het telprotocol uitvoerbaar is, data oplevert die complementair zijn aan de data uit het Netwerk Ecologische Monitoring én door het CBS gevalideerd kunnen worden.

Groep Van Haga

Het voorbeeld van de start-up MEZT, waarbij ammoniak wordt afgevangen om er kunstmest van te maken: waarom is dit geen oplossing?

De start-up Mezt is een zeer interessante innovatieve techniek om stikstof af te vangen, maar ook om kunstmest en elektriciteit te maken van in het proces vrijkomende ammoniak. Het concept is ontwikkeld via een publiek-privaat gefinancierd onderzoek, vanuit de topsector Agri- en Food.

Dit concept wordt momenteel nog via praktijkproeven getoetst. In 2025 wordt een praktijkrijpe techniek verwacht, die door boeren kan worden aangeschaft. Dit soort innovatieve technieken zijn behulpzaam bij het zoeken van oplossingen en ondersteunend bij de inzet van de minister van LNV om kunstmestvervangers te kunnen benutten uit dierlijke mest.

Heeft de minister al met professor Makkee gesproken? Hij verlaagt de uitstoot van stikstofverbindingen met 70% door het toevoegen van drie chemicaliën aan mest.

De minister voor Natuur en Stikstof heeft niet met professor Makkee gesproken en ben niet bekend met deze toevoegingen en de mogelijke effecten daarvan. De minister voor Natuur en Stikstof is geïnteresseerd in alle oplossingen die kunnen bijdragen aan de reductie van stikstofemissie en zal daartoe in gesprek gaan met professor Makkee. 

Gündoğan

Zijn de ministers bekend met de wetenschappelijke benadering van ‘land sparing’?

Ja. De discussie tussen voorstanders van ‘land sparing’ (het zoveel mogelijk scheiden van de functies landbouw en natuur) en aanhangers van ‘land sharing’ (het zoveel mogelijk verweven van landbouw met natuur) is ons bekend. Dat is een debat dat al geruime tijd wordt gevoerd door wetenschappers en andere deskundigen.

Het kabinet is van mening dat een gemengde benadering het beste aansluit bij de complexe opgaven in ons land. In sommige gebieden is een strikte functiescheiding nodig is om kwetsbare natuur te beschermen. Voor veel andere gebieden geldt dat juist een combinatie van (extensieve) landbouw en natuur de aangewezen weg is om enerzijds ecologische (en landschappelijke) doelen te verwezenlijken en anderzijds perspectief voor de landbouw te behouden of te realiseren. Denk hierbij aan natuurinclusieve vormen van landbouw en overgangsgebieden rondom Natura 2000-gebieden.

Is MLNV bekend met de risico’s van de veehouderij op antibioticaresistentie? Is de minister bekend met de bestaande technologieën en innovaties die op het punt staan om op de markt te komen? Is de minister bekend met de risico’s van antibioticaresistentie?

Nederland heeft een leidende positie in de wereld bij de aanpak van antibioticaresistentie en het antibioticabeleid. Sinds 2009 heeft Nederland een actieve inzet op dit onderwerp zowel nationaal als internationaal. In het antibioticabeleid wordt samengewerkt met VWS vanwege het risico van antibioticaresistentie voor de gezondheid van mens, dier en omgeving.

Het Ministerie van LNV zet onverminderd in op verdere antibioticumreductie en verfijning van het antibioticumgebruik als middel om antibioticaresistentie te verminderen. De afgelopen 10 jaar heeft de Nederlandse veehouderij een reductie in antibioticumgebruik bereikt van 70%. Het Ministerie van LNV heeft met betrekking tot de toelating van nieuwe diergeneesmiddelen contact met Bureau Diergeneesmiddelen. De beoordeling en toelating van diergeneesmiddelen van nieuwe technologieën wordt uitgevoerd door de European Medicine Agency (EMA). Deze beoordeling ziet toe op de werkzaamheid, veiligheid en kwaliteit van diergeneesmiddelen.