Fout in uitbetaling kindgebonden budget - opvolging brief 13 juli inzake herstelactie
Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren
Brief regering
Nummer: 2022D56665, datum: 2022-12-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35010-28).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. de Vries, staatssecretaris van Financiën (VVD)
Onderdeel van kamerstukdossier 35010 -28 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren.
Onderdeel van zaak 2022Z26305:
- Indiener: A. de Vries, staatssecretaris van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2023-01-19 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-01-26 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2023-02-07 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2023-09-05 16:30: Extra procedurevergadering commissie SZW (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-05-29 14:00: Kinderbijslag en kindgebonden budget (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-10-24 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
35 010 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren
Nr. 28 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 december 2022
Vanaf medio 2019 vond de herstelactie kindgebonden budget plaats. Dit herstel was nodig omdat een aantal ouders over de periode 2013–2019 onterecht geen kindgebonden budget ontving.1 Eind 2021 is de herstelactie afgerond, op een beperkte groep ouders na die nog niet konden worden hersteld.2 Op 13 juli jl. is uw Kamer over de afhandeling van deze beperkte groep geïnformeerd in een gezamenlijke brief met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bij het herstel van deze beperkte groep is door Toeslagen aan ongeveer 500 (veelal in het buitenland) woonachtige ouders ten onrechte kindgebonden budget toegekend en is bij ruim 300 ouders ook daadwerkelijk € 1,7 mln (incl. rente) uitbetaald.
Deze ouders hebben veelal te maken met een samenloop van gezinsbijslag in Nederland (bestaande uit kinderbijslag, kindgebonden budget en/of kinderopvangtoeslag) en een soortgelijke uitkering in het buitenland. Om binnen de Europese Unie uitvoering te geven aan de afgesproken regels heeft Nederland afspraken met andere landen over de samenloop en hoogte van de gezinsbijslag. Een juiste uitwisseling van gegevens van Toeslagen met de SVB en soortgelijke buitenlandse uitvoeringsorganisaties is daarbij van groot belang. Het herstel van bovengenoemde fout in de systemen van Toeslagen op basis van de Wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) en het kunnen uitwisselen van de juiste gegevens vanuit Toeslagen met de SVB is daardoor complex gebleken en geeft spanning in de samenloop tussen de nationale wet en internationale verplichtingen en het bieden van voldoende rechtsbescherming aan de ouder.
Hieronder wordt toegelicht hoe de gemaakte fout voor de ouders zo goed mogelijk zal worden hersteld, langs de lijnen van de brief van 13 juli jl. (Kamerstuk 35 010, nr. 27) en de aangenomen motie van uw Kamer om ouders bij wie de toeslaggerechtigde of diens toeslagpartner (deels) in het buitenland woont of woonde niet eerder tot betalingen over te gaan, dan wanneer alle relevante gegevens bekend zijn en daarop nauwgezet de nabetaling te doen.3 Om uitvoering te geven aan deze motie zijn de relevante gegevens (in het buitenland) opgevraagd en op basis van daadwerkelijk verstrekte informatie is tot betaling overgegaan.4 Uiteindelijk is er een kleine groep van 500 ouders overgebleven die niet op een verzoek (en rappel) om informatie heeft gereageerd en waarvan geen gegevens bekend zijn. Voor deze groep is een zorgvuldige nabetaling conform de motie niet mogelijk, met als gevolg dat geen recht op kindgebonden budget is vastgesteld en niet tot betaling kon worden overgegaan. Deze ouders hebben om die reden een beschikking zonder toegekend kindgebonden budget ontvangen (een zogenaamde nihilbeschikking).
Afhandeling brief 13 juli jl.
In de brief van 13 juli jl. is aan uw Kamer melding gemaakt van het feit dat nadat deze ouders initieel per brief zijn geïnformeerd over het feit dat zij een nihilbeschikking zouden ontvangen, zij per abuis een positieve beschikking hebben ontvangen waarin staat dat zij wel recht hebben op kindgebonden budget. Op een dergelijke positieve beschikking volgt normaal gesproken automatisch een uitbetaling van het bedrag dat in de beschikking is vastgesteld. Door snel te handelen heeft de SVB het overige deel van de uitbetalingen (circa 190) kunnen tegenhouden. Ook Toeslagen heeft enkele betalingen kunnen tegenhouden. Dit heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat aan ruim 300 van de 500 ouders in totaal € 1,7 mln (incl. rente) is uitbetaald. Deze groep bestaat uit drie subgroepen.
(1) Een eerste groep ouders waarbij onterecht kindgebonden budget is toegekend en eventueel is uitbetaald over de periode 2017–2019 en waarbij herstel heeft plaatsgevonden door de ten onrechte verstuurde positieve beschikkingen aan deze groep ouders te herzien op basis van de Awir. Voor deze groep kon de fout worden hersteld door de ouders een herziene beschikking over de jaren 2017 tot en met 2019 toe te sturen en eventueel de uitgekeerde bedragen terug te vorderen of de niet uitgekeerde bedragen te verrekenen. Deze ouders hebben inmiddels een brief van Toeslagen ontvangen waarin is uitgelegd dat sprake is van een fout die heeft geleid tot een onterechte beschikking en in sommige gevallen tot betaling. In deze brief zijn ook excuses aangeboden. Een deel van de burgers is tevens gebeld. Bij de invordering worden vervolgens alle gebruikelijke waarborgen gehanteerd, waaronder de mogelijkheid van een betalingsregeling op maat waarbij rekening wordt gehouden met de betalingscapaciteit van de betrokkene. Tegen de herzieningsbeschikking staat bezwaar en beroep open. Ook zijn de ouders bij de excuusbrief nogmaals in de gelegenheid gesteld de benodigde informatie aan te leveren, zodat de toeslag alsnog met het juiste bedrag kan worden vastgesteld.
(2) Een tweede groep ouders waarbij onterecht kindgebonden budget is toegekend en uitbetaald over de periode 2013 tot en met 2016. Deze groep ouders valt niet binnen de wettelijke herzieningsmogelijkheid van de Awir. De Awir kan met andere woorden niet worden gebruikt voor het herstel van deze fout. In de brief van 13 juli jl. is om die reden ook aangegeven dat voor het herstel van de fout er afhankelijkheid is van de bereidwilligheid tot terugbetaling van de ouders die bedragen uitgekeerd hebben gekregen. Deze ouders hebben een brief ontvangen van Toeslagen, waarin ook excuses worden gemaakt en worden nogmaals in de gelegenheid gesteld om de benodigde informatie aan te leveren. Tevens wordt een moreel appèl gedaan op vrijwillige terugbetaling.
Bij vrijwillige terugbetaling kan de samenloop tussen twee landen in een andere verhouding komen te staan. Dit kan financiële consequenties voor de ouders hebben. Dat betekent dat ten aanzien van ouders die vrijwillig terugbetalen belangrijk is voor Toeslagen om ook de juiste gegevens (daadwerkelijk ontvangen bedragen) te verstrekken aan de SVB. In geval van vrijwillige terugbetaling is het van belang om zowel in de systemen en administratie van Toeslagen als in de systemen en administratie van de SVB en haar buitenlandse partners deze betaling correct te verwerken. Het aanleveren van de juiste gegevens is in beginsel in het belang van de ouders om te voorkomen dat bij meerdere organisaties de systemen voor langere tijd niet overeenkomen. Om het belang van de ouders voorop te stellen worden deze ouders per brief actief gewezen op de gehanteerde werkwijze van deze gegevensuitwisseling en worden ouders actief gewezen op de mogelijkheid om in bezwaar en beroep te gaan tegen de administratieve aanpassing en de uitwisseling van de gegevens.
(3) Een derde groep ouders die onterecht kindgebonden budget toegekend heeft gekregen over de jaren 2013 tot en met 2016, maar waarvan de betaling is tegengehouden. Bij deze groep is de complexiteit het grootst, omdat deze groep niet valt binnen de wettelijke herzieningsmogelijkheid van de Awir. De Awir kan met andere woorden niet worden gebruikt voor het herstel van deze fout. De wettelijke bepaling uit de Awir schrijft immers voor om binnen vier weken tot uitbetaling over te gaan. In plaats daarvan is aan de ouders een extra mogelijkheid geboden om bewijs aan te leveren en zijn de ouders actief gewezen op de mogelijkheid in bezwaar en beroep te gaan tegen de vastlegging van de niet-uitbetaling door administratieve aanpassing en de uitwisseling van de gegevens.
In lijn met de brief van 13 juli jl. hebben deze ouders een brief ontvangen van Toeslagen waarin wordt uitgelegd dat sprake is van een fout die heeft geleid tot een onterechte positieve beschikking, waarna de betaling toch nog kon worden tegengehouden. Daarbij zijn excuses gemaakt en zijn de ouders nogmaals in de gelegenheid gesteld om de benodigde informatie aan te leveren zodat de toeslag alsnog met het juiste bedrag kan worden vastgesteld en betaalbaar kan worden gesteld. In de systemen en administratie van Toeslagen als in de systemen en administratie van de SVB en haar buitenlandse partners is het uitgangspunt de niet betaalde bedragen. Het aanleveren van de juiste gegevens is in beginsel in het belang van de ouders om te voorkomen dat bij meerdere organisaties de systemen voor langere tijd niet overeenkomen.
Het alsnog overgaan tot uitbetaling – voor deze relatief kleine doelgroep – is niet wenselijk geacht, omdat deze ouders op basis van de beschikbare gegevens bij Toeslagen geen recht op het bedrag hebben. Bij uitbetalen zouden deze ouders conform de in de brief van 13 juli jl. genoemde uitgangspunten, vervolgens moeten worden aangeschreven om de betalingen conform de verkeerd afgegeven beschikking vrijwillig terug te betalen. Dit is onwenselijk.
Ook hier geldt dat het voor een juiste toepassing van de regels over de (samenloop bij internationale kindregelingen het voor de ouder van belang is dat de tegengehouden bedragen – conform de brief van 13 juli jl. – door Toeslagen op een juiste wijze aangeleverd worden bij de SVB. Door de discrepantie tussen de positieve beschikking en de tegengehouden betaling bestaat anders immers de mogelijkheid dat de gezinsbijslag in de samenloop tussen Nederland en een ander land tot een andere verhouding komt te staan met mogelijke financiële consequenties voor de ouder. Deze gegevens kunnen alleen doelmatig worden aangeleverd bij de SVB als in de systemen het proces van het juridisch herzien van de beschikkingen wordt doorlopen. Hiertoe bestaat echter geen wettelijke bevoegdheid op grond van de Awir buiten de vijfjaarstermijn. Er wordt om die reden geen beschikking aan de ouders verzonden: het proces wordt fictief doorlopen. Om ouders hierover te informeren worden ze net als de ouders in groep 2 actief gewezen op de gegevenslevering en de mogelijkheid van bezwaar- en beroep hiertegen. Wel is aan de ouders een extra mogelijkheid geboden om bewijs aan te leveren.
Deze keuze is een afweging tussen enerzijds het aanleveren van de juiste gegevens om te voorkomen dat bij meerdere organisaties de systemen voor langere tijd niet overeenkomen en anderzijds dat er een verschil ontstaat tussen de feitelijke en administratieve realiteit met mogelijk onwenselijke financiële gevolgen voor de ouder.
Tenslotte
Om de bovenstaande problematiek zorgvuldig af te handelen wordt bij een populatie van 48 ouders meer tijd genomen. Omdat deze dossiers dermate complex zijn kan het herstel niet op korte termijn worden doorgevoerd. Het betreft ouders die binnen één of meerdere jaren deels woonachtig in Nederland en deels woonachtig in het buitenland zijn geweest, waarbij gedurende een periode wel en gedurende een periode niet sprake is geweest van partnerschap en waarbij de uitbetaling van de foutief afgegeven beschikking (deels) door ofwel de SVB ofwel Toeslagen is tegengehouden. Hier geldt dat de kennis en kunde die voor het herstel van deze populatie nodig is zeer schaars aanwezig is binnen Toeslagen en de Belastingdienst. Om de continuïteit van het massaal automatisch continueren van de toeslagen voor het jaar 2023 en de koopkrachtmaatregelen te borgen is het streven deze populatie ouders in de loop van 2023 alsnog conform de eerder beschreven uitgangspunten te behandelen.
De Staatssecretaris van Financiën,
A. de Vries