Reactie op het verzoek van het lid Piri, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 6 december 2022, over het bericht ‘Hoe ambassades in Nederland de rechter negeren en ex-werknemers daar de dupe van zijn’
Arbeidsomstandigheden
Brief regering
Nummer: 2022D57031, datum: 2022-12-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-25883-453).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 25883 -453 Arbeidsomstandigheden.
Onderdeel van zaak 2022Z26396:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- : Dertigledendebat over het bericht dat ambassades in Nederland de rechter negeren en ex-werknemers daar de dupe van zijn (Plenair debat (dertigledendebat)), TK
- 2023-01-17 15:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-01-19 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2023-03-23 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2023-03-30 13:05: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-09-05 16:30: Extra procedurevergadering commissie SZW (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
25 883 Arbeidsomstandigheden
Nr. 453 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 december 2022
Hierbij ontvangt u de reactie op het verzoek van de PVV tijdens de regeling van werkzaamheden van 6 december jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 31, Regelingen van Werkzaamheden) om in een brief te reageren op het bericht «Hoe ambassades in Nederland de rechter negeren en ex-werknemers daar de dupe van zijn» (Nrc.nl, 30 november 2022).
Op een paar uitzonderingen na1, is een Nederlandse rechter gemachtigd om uitspraken te doen volgens het Nederlandse arbeidsrecht over zaken die lokaal personeel van buitenlandse ambassades in Nederland aangaan. In verreweg de meeste gevallen wordt het Nederlandse arbeidsrecht door de vreemde staat gerespecteerd. Er zijn helaas uitzonderingen waarbij vreemde staten deze rechterlijke uitspraken niet opvolgen. Alle in Nederland gevestigde buitenlandse diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen dienen de Nederlandse wet- en regelgeving, inclusief de dwingende bepalingen van het Nederlandse arbeidsrecht, te respecteren. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken wijst geregeld op deze plicht, zoals in artikel 41 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer («Wenen diplomatiek») is vastgelegd.
Bewustwording Nederlands arbeidsrecht
Er zijn diverse acties die het ministerie onderneemt ten aanzien van de bevordering van kennis van het Nederlandse arbeidsrecht. Het ministerie geeft actieve voorlichting aan ambassades in Nederland over het Nederlandse arbeidsrecht. Dit doet het ministerie door het verstrekken van inhoudelijke informatie in de Protocol Guide voor diplomatieke missies in Nederland. Daarnaast organiseert het ministerie voorlichtingsbijeenkomsten over een breed scala aan arbeidsrechtelijk gerelateerde onderwerpen. Ook beantwoordt het ministerie regelmatig vragen van buitenlandse ambassades op dit terrein en brengt het ambassades in contact met overheidsinstanties, zoals het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen («UWV») en de Sociale Verzekeringsbank («SVB»).
Arbeidsgeschillen en naleving
Indien er een arbeidsgeschil ontstaat tussen een vreemde staat als werkgever en een lokale werknemer, maar deze nog niet wordt voorgelegd aan een Nederlandse rechter, dan bestaat de mogelijkheid voor beide partijen om het ministerie te verzoeken om te bemiddelen. Voorwaarde hiervoor is instemming van beide partijen en uitgangspunt is het principe van hoor en wederhoor. Bij bemiddeling door het ministerie kunnen arbeidsgeschillen soms in onderling overleg worden opgelost. Indien het geschil niet via bemiddeling kan worden opgelost, kunnen betrokken partijen dergelijke situaties aan de Nederlandse rechter voorleggen. De Nederlandse staat is zelf geen partij bij arbeidsgeschillen tussen lokale werknemers en ambassades. Dat neemt niet weg dat het ministerie het belangrijk vindt dat uitspraken van de Nederlandse rechter worden nageleefd. Het ministerie neemt de ontvangen klachten over arbeidsgeschillen en niet-naleving van uitspraken dan ook heel serieus.
Wanneer de Nederlandse rechter uitspraak doet in het voordeel van de lokale medewerker en het vonnis niet wordt nageleefd, dan kunnen gedupeerden zich wenden tot het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In deze gevallen neemt het ministerie altijd contact op met de betrokken ambassade waarbij verzocht wordt het vonnis van de rechter te respecteren en na te leven. Hoewel een zendstaat als werkgever van lokaal personeel in rechte kan worden betrokken (en in die situatie geen immuniteit van jurisdictie toekomt), kan een zendstaat, en dus de vreemde staat, bij de tenuitvoerlegging van een vonnis veelal wel een beroep doen op immuniteit van executie. Dat betekent dat ten aanzien van zijn eigendommen niet zonder meer executiemaatregelen kunnen worden getroffen. Dat neemt niet weg dat door gedupeerden kan worden overwogen om waar mogelijk beslag te laten leggen op vermogensbestanddelen van de zendstaat met een commerciële bestemming om zo te komen tot tenuitvoerlegging van de nationale uitspraak.
Ter bevordering van de naleving van nationale vonnissen, voert het ministerie herhaaldelijk gesprekken met ambassadeurs en andere vertegenwoordigers van de zendstaat. Ook bestaat de mogelijkheid om zendstaten formeel aan te schrijven. Indien opportuun, spreekt Nederland ook het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het desbetreffende land formeel aan.
Opvolging
Door de gesprekken die het ministerie voert met advocaten en gedupeerden ben ik mij terdege bewust van de gevolgen die juridische belemmeringen bij de afwikkeling hebben op betrokkenen, bijvoorbeeld op financieel en persoonlijk vlak. Daarom zal mijn ministerie zich bij arbeidsgeschillen tussen lokaal personeel en ambassades actief blijven inzetten om via diplomatieke weg naar oplossingen te zoeken.
Na het bericht in de NRC heeft het ministerie de betreffende ambassadeurs in de aangegeven zaken opnieuw uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens deze gesprekken is de ernst van de zaken duidelijk gemaakt en is nogmaals gewezen op het belang van het naleven van de Nederlandse wet en rechterlijke uitspraken. Het ministerie heeft aangedrongen op een oplossing. Ook is door een Nederlandse ambassadeur bij de autoriteiten van de betreffende zendstaat aandacht gevraagd voor een van de zaken. Informatie over specifieke zaken wordt niet door het ministerie gedeeld vanwege de privacy van betrokkenen.
Het ministerie heeft daarnaast alle ambassades in Nederland een diplomatieke nota gestuurd om hen opnieuw te wijzen op het belang van het respecteren van de Nederlandse wet- en regelgeving en de naleving van vonnissen van de nationale rechter. Ook heeft het ministerie alle ambassades uitgenodigd voor een informatiebijeenkomst volgend voorjaar samen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het UWV en de SVB.
Op de diplomatieke escalatieladder zijn zeer vergaande stappen mogelijk zoals het tot persona non grata verklaren van een ambassadeur of ander lid van de diplomatieke missie (artikel 9 Wenen diplomatiek). Internationaalrechtelijk bestaat de mogelijkheid tot aansprakelijkstelling van een land vanwege een schending van Wenen diplomatiek. Of een dergelijke aansprakelijkstelling kan worden geëffectueerd met behulp van de inschakeling van een internationale rechter (zoals het Internationaal Gerechtshof) is afhankelijk van de acceptatie van de bevoegdheid van die rechter door de betrokken staten.
Het inzetten van deze zeer vergaande diplomatieke stappen wordt alleen genomen in zeer uitzonderlijke gevallen. Voor arbeidsgeschillen waarbij de Nederlandse staat geen partij is, acht ik deze stappen niet opportuun. Zoals aangegeven kunnen de nationale rechtsmiddelen door gedupeerden nog verder worden uitgeput door waar mogelijk beslag te laten leggen op vermogensbestanddelen van de zendstaat met een commerciële bestemming om zo te komen tot tenuitvoerlegging van de nationale uitspraak.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Zie artikel 11, tweede lid, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen (Trb. 2010, nr. 272).↩︎