[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Amendement van het lid Michon-Derkzen over het verlagen van de grens voor strafbaarheid van doxing

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafvordering BES in verband met de strafbaarstelling van het zich verschaffen, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen van persoonsgegevens voor intimiderende doeleinden (strafbaarstelling gebruik persoonsgegevens voor intimiderende doeleinden)

Amendement

Nummer: 2023D03696, datum: 2023-02-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36171-7).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36171 -7 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafvordering BES in verband met de strafbaarstelling van het zich verschaffen, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen van persoonsgegevens voor intimiderende doeleinden (strafbaarstelling gebruik persoonsgegevens voor intimiderende doeleinden).

Onderdeel van zaak 2023Z01595:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

36 171 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafvordering BES in verband met de strafbaarstelling van het zich verschaffen, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen van persoonsgegevens voor intimiderende doeleinden (strafbaarstelling gebruik persoonsgegevens voor intimiderende doeleinden)

Nr. 7 AMENDEMENT VAN HET LID MICHON-DERKZEN

Ontvangen 1 februari 2023

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I vervalt in het voorgestelde artikel 285d «ernstige» en tevens vervalt telkens «ernstig».

II

In artikel II vervalt in het voorgestelde artikel 298b «ernstige» en tevens vervalt telkens «ernstig».

Toelichting

De toevoeging «ernstig» in de voorgestelde artikelen 285d Sr en 298b Sr BES leidt ertoe dat er slachtoffers van doxing zullen zijn die daar ook overlast en/of hinder ondervinden, bijvoorbeeld in de uitoefening van hun ambt of beroep, zonder dat er sprake is van strafwaardige doxing in de zin van het voorgestelde artikel 285d. Dat is wat de indiener betreft een onwenselijke situatie. Het is voor slachtoffers van doxing al erg genoeg dat ze maken hebben gekregen met een kwaadwillend persoon die hun persoonsgegevens verzamelt of openbaar maakt met het oogmerk om hinder en overlast te veroorzaken. De regering schrijft in de nota naar aanleiding van het verslag hierover dat er een grens is getrokken tussen gedragingen die naar maatstaven van fatsoen als onbehoorlijk moeten worden beschouwd en gedragingen die vallen onder strafbare doxing, en dat deze grens pas wordt overschreden wanneer uit het oogmerk van een dader blijkt van een gerichte wil om anderen te beschadigen in hun persoonlijk leven. Daarvan hoeft volgens de regering nog geen sprake te zijn in gevallen van «gewone» hinder en overlast.1

De indiener is van mening dat er ook in deze gevallen sprake is van strafwaardige doxing en niet alleen van gedragingen die naar maatstaven van fatsoen als onbehoorlijk moeten worden beschouwd.

De omvang van de ondervonden overlast of hinder zou wel een rol kunnen en moeten spelen bij het bepalen van de strafmaat door de rechter. Bij zeer ernstige overlast of hinder ligt het voor de hand een zwaardere straf op te leggen dan bij lichte overlast of hinder. Ook blijft het mogelijk dat in minder ernstige gevallen van strafbare doxing, door het OM wordt besloten tot het opleggen van een strafbeschikking op grond van artikel 257a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, waardoor in dergelijke gevallen een strafbeschikking volstaat om de dader aan te spreken op zijn gedrag.


Michon-Derkzen


  1. Kamerstukken 36 171, nr. 6, p. 5–6↩︎