Brief van het lid Leijten over de stand van zaken van de initiatief zoals die is aangekondigd in de memorie van toelichting bij het Voorstel van wet van het lid Leijten houdende een verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum
Voorstel van wet van het lid Leijten houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum
Brief lid / fractie
Nummer: 2023D04634, datum: 2023-02-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36160-8).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.M. Leijten, Tweede Kamerlid (Ooit SP kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36160 -8 Voorstel van wet van het lid Leijten houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum.
Onderdeel van zaak 2023Z01963:
- Indiener: R.M. Leijten, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-02-08 13:15: Voorstel van wet van het lid Leijten houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum (36160) (Plenair debat (initiatiefwetgeving)), TK
- 2023-02-16 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-04-06 14:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
36 160 Voorstel van wet van het lid Leijten houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum
Nr. 8 BRIEF VAN HET LID LEIJTEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 februari 2023
Graag informeer ik u over de stand van zaken van de initiatief zoals die is aangekondigd in de memorie van toelichting bij het voorstel van wet van het lid Leijten houdende een verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum.1
De uitvoeringswet zal de uitwerking bevatten van het grondwetsvoorstel, namelijk de procedurele voorwaarden om het houden van een referendum te kunnen afdwingen alsmede de voorwaarden waaronder een bindende referendumuitkomst tot stand komt. Conform artikel 89g van het grondwetsvoorstel moet dit namelijk bij wet worden geregeld. Het gaat hier onder andere om de drempels voor de inleidende verzoeken, definitieve verzoeken, de uitkomstdrempel en het vaststellen van termijnen. Daarbij wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het advies van de Staatscommissie parlementair stelsel (de Staatscommissie-Remkes).2 Voor de invulling van het wetsvoorstel is gesproken met onder andere de Kiesraad. Daarnaast wordt er ambtelijke ondersteuning geboden vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze uitvoeringswet zal echter pas aanhangig worden gemaakt na aanneming van het voorliggende voorstel door beide Kamers in eerste lezing. In die fase kan ook pas officieel advies, door bijvoorbeeld de Kiesraad, worden uitgebracht over de uitvoeringswet. Met deze brief informeer ik u over de voorgenomen hoofdlijnen van het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel.
Inhoud
Inleidend verzoek
De Staatscommissie heeft geadviseerd om het aantal verzoeken om te komen tot een geldig inleidend verzoek op 5.000 te stellen. Iedere kiesgerechtigde kan binnen een termijn van vier weken na publicatie van het besluit in de Staatscourant over de referendabiliteit van een wet een verzoek doen tot het houden van een referendum. Deze verzoeken dienen in persoon te worden afgelegd in het gemeentehuis van de gemeente waar de verzoeker is ingeschreven in de Basisregistratie persoonsgegevens. De criteria voor kiesgerechtigdheid voor het referendum zijn dezelfde als voor deelname aan de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer. De Kiesraad besluit binnen twee weken na afloop van de termijn over de geldigheid van het inleidend verzoek.
Definitief verzoek
De Staatscommissie heeft geadviseerd om het aantal ondersteuningsverklaringen op 400.000 te stellen om het definitieve verzoek geldig te verklaren. Deze ondersteuningen kunnen digitaal worden ingediend maar ook per brief worden verzonden aan de Kiesraad, die als centraal stembureau fungeert. Dit voorkomt een omslachtige procedure waarbij digitale ondersteuningsverklaringen geprint dienen te worden om vervolgens door de Kiesraad weer gedigitaliseerd te worden, zoals dit de praktijk was bij onder de Wet raadgevend referendum. Daarbij wordt hiermee een te hoge drempel voorkomen voor mensen die een ondersteuningsverklaring niet digitaal willen of kunnen afleggen. Een randvoorwaarde voor het digitaal indienen is dat de gegevens die verwerkt worden enkel verwerkt worden met als doel te controleren of de ondersteuningsverklaring geldig is. De verklaringen van ondersteuning dienen binnen een termijn van zes weken ontvangen te zijn door de voorzitter van de Kiesraad. De Kiesraad besluit daarna binnen twee weken over de geldigheid van het definitief verzoek en daarmee over de vraag of er een bindend correctief referendum zal plaatsvinden.
Uitkomstdrempel
De Staatscommissie heeft geadviseerd een uitkomstdrempel te hanteren die bestaat uit één derde van het aantal kiesgerechtigden voor de Tweede Kamerverkiezing. Dat houdt in dat een wetsvoorstel bij referendum wordt verworpen, indien een meerderheid van het aantal opgekomen kiezers tegen het voorstel stemt én deze meerderheid ten minste één derde (33,1/3%) omvat van hen die gerechtigd waren om aan de stemming deel te nemen. Een uitkomstdrempel van een derde (33 1/3%) van de kiesgerechtigde bevolking kan worden beschouwd als een weliswaar haalbaar maar zeker niet eenvoudig te nemen horde.
Beroepsmogelijkheid
Tegen de besluiten van de Kiesraad staat een beroepsmogelijkheid open bij de Raad van State. Voor de termijnen voor het instellen van beroep en de beslissing op beroep zal worden aangesloten bij de termijnen zoals die golden onder de Wet raadgevend referendum. Ook staat er beroep open tegen het besluit of een wet aan een referendum kan worden onderworpen. Tegen een besluit over de vraag of een wet aan een referendum kan worden ontworpen, het besluit over de toelating van het inleidend verzoek en het besluit over de toelating van het definitieve verzoek kon binnen 6 dagen beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze doet binnen 6 dagen nadat het beroep is ingediend uitspraak.
Subsidies
Er zullen geen subsidies verleend worden voor campagnes rondom referenda. De uitvoeringspraktijk bij eerdere referenda heeft laten zien dat het verstrekken van subsidies veel negatieve consequenties heeft. Ook nemen de uitvoeringslasten er navenant door toe. Het niet aanbieden van de mogelijkheid tot subsidieverstrekking heeft tot gevolg dat een referendumcommissie, zoals deze onder de Wet raadgevend referendum bestond, overbodig is. Deze commissie boog zich, naast het verstrekken van subsidie, over de formulering van de referendumvraag en het vaststellen van de datum van stemming. De datum van stemming kan worden vastgesteld door de Kiesraad. De formulering van de referendumvraag kan automatisch volgen uit de «bent u voor of tegen» waarop de naam van de referendabele wet kan volgen.
Termijnen
Voorkomen moet worden dat de datum van een te houden referendum onderwerp wordt van discussie. Daarom zal de uitvoeringswet handvatten bieden voor het vaststellen van de datum voor het referendum. Deze handvatten zullen dezelfde zijn als die eerder in de Wet raadgevend referendum waren opgenomen. De Kiesraad zal de datum van de stemming vaststellen. Ten tijde van de Wet raadgevend referendum was het zo dat als het besluit dát er een referendum zou plaatsvinden onherroepelijk was geworden – dus als de Kiesraad had besloten dat het definitief verzoek geldig was en dat besluit niet meer bij de bestuursrechter kon worden aangevochten –, de referendumcommissie nog een week had om de datum vast te stellen waarop het referendum zou plaatsvinden. De artikelen 55, tweede en derde lid, en 56 van de Wet raadgevend referendum gaven de referendumcommissie een richtsnoer bij het aanwijzen van de stemmingsdag.
1) Altijd een woensdag.
2) Niet binnen 85 dagen, maar ook niet na 6 maanden.
3) De periode 1 juli t/m 31 augustus werd niet meegerekend bij het berekenen van de genoemde termijn van 6 maanden.
4) Zo mogelijk combineren met een al geplande verkiezing/gepland referendum dat binnen deze periode wordt gehouden.
Onderdelen van wetgeving
De Staatscommissie achtte het denkbaar dat over onderdelen van wetten referenda kunnen worden gehouden. Een voornemen daartoe is echter nog niet opgenomen in deze hoofdlijnenbrief. Hoewel deze overweging zeker voorstelbaar is, vereist dit ook een nadere analyse over welke onderdelen dit zou kunnen betreffen. Deze discussie kan indien nodig plaatsvinden bij de behandeling van de uitvoeringswet.
Leijten