inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsreactie evaluatierapport fiscale beleggingsinstelling (fbi) en vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) (Kamerstuk 32545-184)
Wet- en regelgeving financiële markten
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2023D05681, datum: 2023-02-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D05681).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: W.A. Lips, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2022Z24778:
- Indiener: M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2022-12-14 14:00: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-12-22 09:30: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2023-01-25 13:00: Internationale fiscaliteit (Commissiedebat), vaste commissie voor Financiën
- 2023-02-09 16:00: Kabinetsreactie evaluatierapport fiscale beleggingsinstelling (fbi) en vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2023-03-09 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-04-20 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
2023D05681 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 13 februari 2023 enkele vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst voorgelegd over zijn op 19 december 2022 toegezonden brief inzake de kabinetsreactie evaluatierapport fiscale beleggingsinstelling (fbi) en vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) (Kamerstuk 32 545, nr. 184).
De voorzitter van de commissie,
Tielen
Adjunct-griffier van de commissie,
Lips
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie op het evaluatierapport fiscale beleggingsinstelling (fbi) en vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) en hebben enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie delen ten aanzien van de fiscale beleggingsinstelling (fbi) de opvatting van het kabinet dat de grotendeels positieve uitkomst van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de effecten-fbi tot tevredenheid stemt. Uit de kabinetsreactie op het SEO-rapport volgt dat de doeltreffendheid van het fbi-regime wat betreft de internationale concurrentie beperkt is tot het voorkomen van een verdere uitstroom van Nederlandse beleggingsinstellingen voor Nederlandse beleggers naar andere landen, terwijl een van de hoofddoelen van het fbi-regime is om de concurrentiepositie van Nederlandse beleggingsinstellingen te verbeteren. Deze leden vragen of het kabinet hierop kan reflecteren? Welke aanpassingen zou Nederland in het financieel toezichtrecht, het effectenrecht en het civiele recht eventueel kunnen maken om meer tegemoet te komen aan dit doel van het fbi-regime?
Verder vragen deze leden of het kabinet kan uiteenzetten welke beleidsopties ten aanzien van de vastgoed-fbi zijn overwogen, waaronder bijvoorbeeld de invoering van een omgekeerde vastgoed-fbi? Zo ja, wat was de uitkomst van de verkenning van deze beleidsoptie? Zo nee, kan het kabinet ingaan of het wenselijk zou kunnen zijn om een dergelijk reverse REIT-regime (Real Estate Investment Trust) te introduceren? Kan daarbij worden geëxpliciteerd welke eventuele Europeesrechtelijke risico’s daaraan kleven?
Tot slot vragen deze leden op dit punt of er signalen zijn dat het zinvol is om te kijken of het effecten-fbi regime op onderdelen zou kunnen worden aangepast om discussies over verdragstoegang of discussies over de teruggave van Nederlandse dividendbelasting door niet-Nederlandse beleggingsfondsen die claimen verglijkbaar te zijn met een effecten-fbi, voor te zijn. Is het kabinet hiermee bekend en welke opvolging wordt hieraan gegeven?
De leden van de VVD-fractie constateren ten aanzien van vastgoed fbi dat het vastgoed fbi-regime primair tot doel heeft om collectief beleggen in vastgoed te faciliteren, door de beleggers in een fbi in dezelfde fiscale positie te brengen als wanneer zij rechtstreeks in het vastgoed zouden hebben geïnvesteerd. Klopt het dat de meeste beleggers in vastgoed-fbi’s particulieren en pensioenfondsen zijn?
Deze leden begrijpen dat de voorgestelde maatregelen van de regering zijn gericht op het voorkomen van een heffingslek van dividendbelasting ten aanzien van bepaalde buitenlandse beleggers. Als gevolg van de voorgenomen beleidsmaatregelen dienen vastgoedfondsen te reorganiseren. Kan gereflecteerd worden op de mogelijkheden hiertoe voor beursgenoteerde fondsen? Klopt het dat er alternatieve oplossingen aangedragen zijn, die tegemoetkomen aan het doel van het voorkomen van heffingslekken ten aanzien van buitenlandse beleggers en daarmee budgetneutraal zouden zijn, bijvoorbeeld door middel van het stellen van nadere aandeelhouderseisen?
Deze leden vragen of het kabinet bekend is met deze alternatieve oplossingen en zo ja, is het kabinet bereid om hierop te reflecteren?
Verder vragen deze leden wat de impact is van de voorgestelde vastgoedmaatregel op het vestigings- en investeringsklimaat in Nederland? Wat is de impact van de voorgestelde maatregelen op de grote woningbouw- en vastgoedsverduurzamingsopgave in Nederland?
De leden van de VVD-fractie constateren ten aanzien van de vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) dat volgens het SEO-rapport de vbi slechts één hoofddoel kent: het verbeteren van de concurrentiepositie van Nederlandse beleggingsinstellingen. Hangt de mate waarin de vbi deze doelstelling realiseert samen met niet-fiscale aspecten zoals het Nederlandse financieel toezichtrecht, het effectenrecht en het civiele recht?
Uit de kabinetsreactie op het SEO-rapport blijkt dat het kabinet van plan is om het vbi-regime te versoberen door bijvoorbeeld de regeling alleen open te stellen voor beleggingsinstellingen die een vergunning hebben en onder toezicht staan van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandsche Bank (DNB). Kan het kabinet aangeven wat de impact hiervan is op de Nederlandse concurrentiepositie?
Kan het kabinet uiteenzetten hoe de Luxemburgse en Ierse fondsregimes in elkaar steken? Kan het kabinet reflecteren op hoe de Nederlandse fondsregimes deze fondsregimes kunnen spiegelen om zo de concurrentiepositie van Nederland te versterken? Klopt het dat de fiscale regels die van toepassing zijn op deze fondsregimes beleggingen toelaten in andere vermogensbestanddelen dan effecten (in de zin van de Wft) en ook geen risicospreiding vereisen?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat breed wordt onderschreven dat een aanpassing van het vbi-regime wenselijk is om niet-beoogd gebruik tegen te gaan. Deze leden menen dat het wenselijk is wanneer daarbij nauwkeurig gedefinieerd wordt wanneer sprake is van kwalificerend toezicht. Wordt deze inschatting gedeeld en kan bijvoorbeeld worden ingegaan op een definitie waarbij alleen het vbi-regime toegepast kan worden indien het betreffende fonds een alternative investment fund (AIF) of instelling voor collectieve belegging in effecten (ICBE) is met een onder toezicht staande alternative investment fund manager (AIFM) of UCITS(instelling voor collectieve beleggingen in effecten)-beheerder en zonder dat een vrijstelling of beperkt toezichtregime van toepassing is?
Kan ten aanzien van een fonds voor gemene rekening (FGR) uiteengezet worden wat de voornemens zijn ten aanzien van de aanpassing van de definitie van het fonds voor gemene rekening? Zijn relevante stakeholders geconsulteerd over de wijze van vormgeving van het besloten c.q. het gesloten fonds voor gemene rekening?
Hoe taxeert het kabinet daarbij de mogelijkheid om bijvoorbeeld de (non-)transparantie van een FGR een keuzemogelijkheid te laten zijn van belastingplichtigen? Klopt het dat bij een keuzevariant eventuele (hybride) mismatches die veroorzaakt worden door de keuze van belastingplichtigen geneutraliseerd zouden worden door de regels die zijn geïmplementeerd naar aanleiding van de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de SEO-evaluatie van het fbi-regime en vbi-regime, evenals van de bijbehorende kabinetsreactie. De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat dergelijke regelingen goed geëvalueerd worden en vinden het belangrijk dat deze regelingen doeltreffend en doelmatig zijn. Ook vinden de leden dat oneigenlijk gebruik van dergelijke regelingen zoveel mogelijk uitgesloten moet worden. Wel vragen de leden of de voorgestelde wijzigingen in de regimes nu het maximale doen om de doelmatigheid te verbeteren en oneigenlijk gebruik terug te dringen. Daarom staan deze leden in principe positief tegenover de voorgenomen beleidswijzigingen, maar hebben de leden van de D66-fractie nog wel enkele vervolgvragen.
De leden van de D66 fractie zijn blij dat het fbi-regime doelmatig en doeltreffend blijkt te zijn. Tegelijkertijd constateren de leden dat SEO een aantal aanbevelingen doet om deze doelmatigheid en doeltreffendheid verder te verbeteren. Vanuit het perspectief dat alles minder dan maximale doeltreffendheid en doelmatigheid gezien kan worden als een verspilling van middelen, vragen deze leden waarom het kabinet deze aanbevelingen niet overneemt. Waarom ziet de Staatssecretaris onvoldoende aanleiding om deze aanbevelingen over te nemen? De leden van de D66-fractie zien liever een negen dan een zes wanneer het gaat om het functioneren van regelingen.
De leden van de D66-fractie zijn tevens blij met de voorgenomen vastgoedmaatregel. Wel vragen deze leden of het uitstel van deze maatregel naar 2025 echt noodzakelijk was. Welke nieuwe informatie is boven tafel gekomen die eerder niet was voorzien? En, aangezien het kabinet de vastgoedmaatregel onder meer heeft genomen ter dekking van het koopkrachtpakket dat volgt uit de augustusbesluitvorming, vragen deze leden hoe dit uitstel is gedekt. Ook zijn deze leden benieuwd of er inmiddels al meer bekend is over de opbrengsten van deze maatregel.
De leden van de D66-fractie constateren tevens dat indirect beleggen via een vennootschap die op haar beurt vastgoed houdt nog wel mogelijk is. Een fbi kan dus in vastgoed (blijven) beleggen door middel van het houden van aandelen in een regulier belaste dochtervennootschap (vastgoedbeleggingsdochters). De leden van de D66-fractie vragen of hier geen ongewenste effecten of optreden. Zou de Staatssecretaris willen toelichten waarom het geen probleem is dat beleggen in vastgoed via die route wel mogelijk blijft? Ook zouden deze leden het fijn vinden als de Staatssecretaris wat meer toelichting kan geven bij de inhoud van het genoemde flankerend beleid. Daarnaast vragen deze leden waarom de invoering van het flankerend beleid niet uitgesteld lijkt te zijn tot 2025, terwijl de vastgoedmaatregel dat zelf wel is. Dit lijkt er in de visie van deze leden namelijk toe te leiden dat fbi’s in 2024 al wel kunnen profiteren van dit flankerend beleid, maar pas in 2025 extra belasting hoeven te gaan betalen. Is dit een beoogd effect? Zo ja, waarom vindt de Staatssecretaris dit wenselijk?
Daarnaast constateren deze leden dat, met de aangekondigde vastgoedmaatregel, het fbi-regime praktisch gezien wordt opgesplitst in vastgoed-fbi en effecten-fbi. Daarnaast constateren deze leden dat de ons omringende landen, zoals bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, het Verenigd Koninkrijk, voor een effecten-fbi niet naar het belastingrecht maar naar het effectenrecht verwijzen. In de Nederlandse context zou dat het onder toezicht stellen van de AFM of DNB betekenen. Deze leden zijn benieuwd of een dergelijke overheveling van het belastingrecht naar het effectenrecht is overwogen en onderzocht.
Wat betreft het vbi-regime zijn de leden van de D66-fractie blij met de aangekondigde maatregel waardoor oneigenlijk gebruik van de regeling door vermogende personen en families wordt teruggedrongen. Wel vinden deze leden het opvallend dat het regime vanuit uitvoeringsperspectief doelmatig is door lage uitvoeringskosten en administratieve lasten, maar dat dit komt door de afwezigheid van een aangifteplicht. Deze aangifteplicht lijkt niet te worden ingevoerd en de leden van de D66-fractie vragen waarom dit niet zo is. Zou dit niet wenselijk zijn vanuit het perspectief van handhaafbaarheid?
Tot slot constateren de leden van de D66-fractie dat het open fonds voor gemene rekening (fgr) veelal gebruikt als anonimiseringsstructuur voor vermogende particulieren, omdat een fgr niet wordt ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en ook geen plicht heeft om jaarcijfers te publiceren. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat dit niet past bij de oorspronkelijke doelstelling van fgr’s. Deelt de Staatssecretaris deze mening? Is het overwogen om het registreren in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en het publiceren van jaarcijfers voor een fgr verplicht te maken? Wat zijn volgens de Staatssecretaris de voor- en nadelen hiervan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Kabinetsreactie evaluatierapport fiscale beleggingsinstelling (fbi) en vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) en hebben hierover nog enkele vragen.
Het kabinet is voornemens om op Prinsjesdag 2023 het wetsvoorstel in te dienen en bij de uitwerking van het wetsvoorstel zal in kaart worden gebracht hoe het huidige (fbi/vbi/fgr) landschap er precies uit ziet.
De leden van de PVV-fractie verzoeken de staatsecretaris om aan te geven of de Staatssecretaris voornemens is om het wetsvoorstel separaat te behandelen, dan wel of het een integraal onderdeel zal uitmaken van het Belastingplan.
Kan de Staatssecretaris bij het in kaart brengen van het (fbi/vbi/fgr-) landschap aandacht besteden aan de gevolgen voor pensioenfondsen en pensioenopbouw van deelnemers?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het SEO-rapport en de kabinetsreactie daarop. Deze leden hebben nog enkele vragen.
Deze leden zijn wat verrast door het genoemde beleidsdoel voor het vbi-regime. Deze leden vragen de Staatssecretaris daarom of het klopt het dat het enige doel van deze regeling is om belastingconcurrentie aan te gaan met andere landen. In zijn reactie staat immers een ander doel genoemd, namelijk «obstakels voor collectief beleggen voor particuliere beleggers wegnemen». Betekent dit dat het SEO-rapport volgens de Staatssecretaris op dit punt niet klopt?
Is de Staatssecretaris het eens met de leden van de GroenLinks-fractie dat het wel erg makkelijk is om een regeling als «doeltreffend» te beoordelen als «lage belastingen» het enige doel is? Kan de Staatssecretaris toelichten wat hij van dit doel vindt? Is hij het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat deze doelstelling niet meer van deze tijd is? Dit gelet op het feit dat de regeling ook nog eens als niet doelmatig én niet doeltreffend is beoordeeld, gezien de fiscaliteit «voor de buitenlandse markt niet noodzakelijk doorslaggevend voor de internationale concurrentiepositie is», lijkt het vbi-regime voor deze leden een vrij zinloos onderdeel van ons belastingstelsel te zijn. Is de Staatssecretaris het daarmee eens? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Staatssecretaris daarnaast te reflecteren op de bijdrage van beleggingsinstellingen en fiscale regelingen daarvoor aan de welvaart in Nederland. Wordt Nederland, en dus niet alleen de beleggingsinstellingen waar het om gaat, nou echt beter van belastingvrijstellingen voor beleggingsinstellingen? De Staatssecretaris geeft aan dat hij blij is met de conclusie van de evaluatie van de effecten- en vastgoed-fbi’s. De beoordeling als «doeltreffend» en «doelmatig» zijn echter gebaseerd op de genoemde beleidsdoelen, waarover SEO geen oordeel heeft geveld. Kan de Staatssecretaris daarom zelf een oordeel vellen over deze beleidsdoelen? Wat vindt hij van de genoemde beleidsdoelen? Kan hij uiteenzetten hoe deze bijdragen aan de Nederlandse welvaart?
Kan de Staatssecretaris tot slot uiteenzetten wat er mis gaat als alle fiscale faciliteiten voor beleggingsinstellingen worden afgeschaft?