Verslag van een schriftelijk overleg over voortgang internationaal cultuurbeleid (ICB) (Kamerstuk 31482-117)
Cultuursubsidies
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2023D06848, datum: 2023-02-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31482-119).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.J. (Rudmer) Heerema, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: T.H.F. Koerhuis, adjunct-griffier
- Beslisnota bij verslag van een schriftelijk overleg over voortgang internationaal cultuurbeleid (ICB) (Kamerstuk 31482-117)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 31482 -119 Cultuursubsidies.
Onderdeel van zaak 2023Z02966:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2023-03-07 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-03-09 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2023-03-23 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2023-03-30 13:05: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
31 482 Cultuursubsidies
Nr. 119 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 28 februari 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 24 november 2022 over voortgang internationaal cultuurbeleid (ICB) (Kamerstuk 31 482, nr. 117).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 december 2022 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 17 februari 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Rudmer ema
De adjunct-griffier van de commissie,
Koerhuis
I. | Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie | 2 |
II. | Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie | 5 |
III. | Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie | 7 |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
I. Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voortgang van het internationaal cultuurbeleid 2021. Zij waarderen de inzet op dit terrein en hebben hierover een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat het cultuurbeleid tot aan 2020 zich concentreerde op andere doelstellingen, namelijk: een sterke cultuursector, een toekomstbestendige wereld en de inzet van culturele diplomatie. Deze zijn sterk veranderd voor het beleid van 2021–2024. De leden van de VVD-fractie erkennen dat deze nieuwe doelstellingen belangrijk zijn, maar gezien de huidige geopolitieke situatie vragen deze leden of de huidige doelstellingen wel zo passend zijn. Vorig jaar gaven deze leden aan dat het belangrijk is om een groter deel van het internationaal cultuurbudget aan voormalig doelstelling 2 en 3 te besteden, gezien rechtvaardigheid en veiligheid steeds verder onder druk staan en er steeds meer tegenstrijdige grootmachten op het toneel spelen.
Deze problemen zijn niet weg, en zijn zelfs groter geworden. Hoe ziet het kabinet dit? Hoe reageert ons internationaal cultuurbeleid hier nog op, gezien de doelstellingen sterk veranderd zijn? Overweegt het kabinet om de doelstellingen en focus van het cultuurbeleid tussentijds te wijzigen, gegeven de geopolitieke aardverschuiving die heeft plaatsgevonden?
Antwoord van het kabinet:
In december 2019 is het beleidskader ICB voor de periode 2021–2024 naar de Kamer gestuurd.1 De drie doelstellingen zijn:
– een sterke positie van de Nederlandse culturele sector in het buitenland;
– het met Nederlandse cultuuruitingen ondersteunen van de bilaterale relaties met andere landen; en
– het benutten van de kracht van de culturele sector en creatieve industrie voor de Sustainable Development Goals (SDG’s).
Deze doelstellingen komen overeen met de doelstellingen van de periode 2017–2020 en verschillen slechts op accenten. Zo valt de bijdrage van cultuur aan een veilige, rechtvaardige en toekomstbestendige wereld (oude doelstelling 2) onder de huidige doelstellingen 2 en 3. Een belangrijkste verandering ten opzichte van het vorige beleidskader is dat de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDGs) in een van de doelstellingen zijn opgenomen. Een andere verandering is dat de ambassades niet langer een vastgesteld budget per doelstelling hebben, maar dat zij hun budget naar eigen inzicht voor de drie beleidsdoelen kunnen inzetten. Dit geeft de ambassades in de 24 focuslanden een grotere flexibiliteit, ook bij veranderende omstandigheden. Ook hebben nog eens 35 ambassades de mogelijkheid om voor het realiseren van hun beleidsdoelstellingen culturele diplomatie in te zetten middels een bescheiden internationaal cultuurbudget.
Het internationaal cultuurbeleid (ICB) kent periodes van vier jaar waarvoor een beleidskader wordt opgesteld. De doelstellingen staan daarmee voor vier jaar vast, maar deze bieden voldoende flexibiliteit, ook bij veranderende omstandigheden zoals geopolitieke verschuivingen. Hoewel in principe ook eens per vier jaar wordt vastgesteld welke landen als focuslanden voor het ICB worden aangemerkt, kan, als daar aanleiding toe is, een land worden toegevoegd. Zo hebben wij uw Kamer met de brief van 24 november 2022 in kennis gesteld van ons besluit om Oekraïne toe te voegen aan de bestaande lijst van 23 focuslanden binnen het ICB.2 Op deze manier kan het ICB worden ingezet om Oekraïne en de Oekraïense cultuursector te ondersteunen.
Ook de meerjarenplannen, door de posten zelf opgesteld voor de periode van het beleidskader (2021–2024), bieden genoeg ruimte om in te spelen op veranderende omstandigheden. Deze worden door de posten met enige regelmaat geëvalueerd en zo nodig aangepast voor de resterende looptijd van het plan.
De leden van de VVD-fractie hebben de laatste maanden veel gehoord over de Nederlandse inzet voor de Oekraïense cultuursector. Dit kan belangrijk zijn om de moraal in Oekraïne hoog te houden tijdens de oorlog. Op welke manier wordt het internationaal cultuurbeleid concreet ingezet om de Oekraïense cultuursector te ondersteunen?
Antwoord van het kabinet:
In 2022 hebben het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gezamenlijk € 1 miljoen uit het ICB-budget beschikbaar gesteld om een steunfonds te creëren om culturele makers die uit Oekraïne naar Nederland zijn gevlucht, tijdelijk te ondersteunen in de uitoefening van hun werkpraktijk. Ook is in 2022 noodhulp op gang gekomen voor het stabiliseren van beschadigde musea en museale collecties inclusief winterization. De Nederlandse organisatie CER (Cultural Emergency Response) zal deze steun dit jaar in samenwerking met Oekraïense partners voortzetten.
Oekraïne is inmiddels opgenomen in de lijst van focuslanden van het ICB. Dat betekent dat Rijkscultuurfondsen, culturele instellingen en internationale culturele programma’s projectvoorstellen van Nederlandse en Oekraïense partners voor financiering van culturele uitwisseling en samenwerking in behandeling kunnen nemen. Plannen voor 2023 zijn daarvoor ook al in de maak. De Ambassade in Kyiv krijgt beschikking over een programmabudget en versterking van capaciteit voor de uitvoering.
De Nederlandse inzet is dus niet alleen belangrijk om het moreel in Oekraïne tijdens de oorlog hoog te houden, maar ook om de opzettelijke en systematische vernietiging door Rusland van de Oekraïense cultuur tegen te gaan.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er drie nieuwe focuslanden binnen ons beleid zijn bijgekomen. Dit zijn Spanje, Hongarije en Polen. Waarom zijn deze drie landen gekozen als nieuwe focuslanden? Op basis van welke criteria wordt dit gedaan?
Antwoord van het kabinet:
De keuze voor de focuslanden in het huidige beleidskader 2021–2024 is tot stand gekomen in afstemming met de belangrijkste samenwerkingspartners, waaronder de cultuurfondsen en de regio-afdelingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Op p. 12 van het beleidskader 2021–2024 is toegelicht dat we het beleid concentreren op landen waar gezamenlijke inzet de meeste meerwaarde oplevert en dat de afweging voor de landenkeuze een combinatie is van vraag uit het buitenland, artistieke en economische mogelijkheden voor de Nederlandse culturele sector, artistieke kwaliteit, maatschappelijke relevantie, historische relatie en het buitenlandpolitieke belang. Dit resulteert in de huidige strategische inzet op 24 landen.
Spanje, Polen en Hongarije zijn toegevoegd als nieuwe prioriteitslanden omdat er in het beleidskader ICB 2021–2024 meer aandacht is voor Europa als belangrijke regio binnen het ICB, maar ook vanwege de in deze landen aanwezige culturele infrastructuur, economische kracht en vraag naar culturele uitwisseling met Nederland en de buitenlandpolitieke behoefte aan een bredere dialoog met deze landen.
Is het kabinet ook van mening dat verschuivende diplomatieke prioriteiten en focus aanleiding zijn om dit budget anders te verdelen? Bijvoorbeeld meer richting landen waar Nederland het grootste belang heeft t.a.v. veiligheid en welvaart, en waarmee de diplomatieke betrekkingen onder druk staan? Op welke manier verwacht het kabinet dat de veiligheidssituatie van 2022 effect kan hebben op de keuze van focuslanden en desbetreffende budgettaire verdeling?
Antwoord van het kabinet:
Het huidige budget biedt vooralsnog voldoende ruimte om rekening te houden met veranderende (geopolitieke) omstandigheden en dat gebeurt ook. Een voorbeeld van een manier waarop de veiligheidssituatie van 2022 effect heeft op de keuze van focuslanden en desbetreffende budgettaire verdeling is de eerder genoemde toevoeging van Oekraïne als focusland en de beschikbaarstelling van daarvoor benodigd cultuurbudget.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe het kabinet bepaalt in hoeverre de middelen effectief worden besteed. In hoeverre zijn met het ingezette budget de drie doelstellingen bereikt? Welke subdoelen of prestatie-indicatoren worden daarvoor gebruikt? En welke criteria worden gehanteerd om budget aan een project toe te kennen? Hoe regelmatig worden deze beslissingen herzien? Wat als er een fundamentele verandering van context is die de originele beslissing heeft beïnvloed?
Antwoord van het kabinet:
De middelen voor het ICB worden besteed via de lijnen van het beleidskader ICB 2021–2024. In dat beleidskader staan de doelen van het ICB. De middelen worden via de ambassades en uitvoeringspartners, zoals de rijkscultuurfondsen, besteed. Jaarlijks leggen zij financiële en inhoudelijke verantwoording af aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In de evaluatie van het beleidskader na afloop van de beleidsperiode wordt de effectiviteit van het beleid beoordeeld.
Om het budget aan een project toe te kennen moet dit bijdragen aan een van de drie doelstellingen van het ICB. Daarnaast kijken ambassades en uitvoeringspartners bijvoorbeeld naar de doelgroep van een project, welke ervaring, kwaliteit en capaciteit de betrokken cultuurmakers of organisaties hebben, of er sprake is van een evenwichtige samenwerking tussen de Nederlandse en de lokale partner, en of het project inclusief en (sociaal, artistiek, cultureel en/of ecologisch) duurzaam is.
In het geval van belangrijke wijzigingen in de omstandigheden kunnen de middelen op andere wijze worden besteed. Ook hierover wordt verantwoording afgelegd aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De leden van de VVD-fractie constateren dat in verschillenden landen belangrijke culturele factoren onder druk komen te staan. In Iran wordt bijvoorbeeld de onderdrukking op zowel vrouwen als de vrijheid van meningsuiting steeds groter. Op welke manier wordt het Nederlandse cultuurbeleid op deze momenten sterker ingezet? Indien dit niet wordt gedaan, waarom niet?
Antwoord van het kabinet:
Een van de doelstellingen van het ICB is culturele diplomatie: cultuur biedt mogelijkheden om wederzijds begrip en vertrouwen te bevorderen – ook in landen waarmee Nederland een complexe relatie heeft of waar vrijheden waar Nederland zich sterk voor maakt onder druk staan. Culturele diplomatie heeft dus grote waarde voor het buitenlands beleid. In praktische zin betekent dit dat posten cultuur en cultuuruitingen kunnen inzetten om hun werk aan hun prioritaire HGIS-beleidsdoelen (Kamerstuk 35 926, nr. 1), zoals mensenrechten, te versterken. Daarbij is het tegelijkertijd van belang dat er ook voldoende mogelijkheden zijn om in de landen die het betreft op onafhankelijke wijze te kunnen samenwerken met de lokale culturele sector en culturele makers.
II. Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgangsrapportage internationaal cultuurbeleid. Zij zien een aantal mooie voorbeelden van hoe de kracht van creativiteit ook in het buitenland ingezet is. Zij hebben nog wel een aantal specifieke vragen.
Ten eerste hebben de leden van de D66-fractie enkele vragen over de gestelde beleidsdoelen. Deze leden lezen in de voortgangsrapportage een groot aantal voorbeelden over projecten die gerealiseerd zijn door middel van het internationaal cultuurbeleid. Die voorbeelden zijn zeer sprekend, en illustreren goed het werk dat Nederland doet in kader van het internationaal cultuurbeleid. Deze leden hebben echter nog wel enkele vragen over de in de voortgangsrapportage gestelde doelen. Kan de Minister toelichten hoe de drie doelen in het cultuurbeleid ontwikkeld zijn? Hoe zijn deze tot stand gekomen, en hoe worden deze geëvalueerd? Zijn er subdoelen geformuleerd? Hoe zijn deze concreet meetbaar gemaakt?
Antwoord van het kabinet:
De doelen van het ICB zijn geformuleerd in het beleidskader ICB 2021–2024. Bij de vorming van het huidige beleidskader is gekeken naar de resultaten en ervaringen uit de voorafgaande beleidsperiode. Het ICB bouwt voort op afspraken die Nederland internationaal gemaakt heeft voor standaarden, waarden en samenwerking in Europees en UNESCO-verband. Er is voor het nieuwe kader gebruik gemaakt van het advies van de Raad voor Cultuur over het cultuurbestel vanaf 2021, het rapport van de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en ervaringen met het huidige beleidskader. Ook is aan de hand van vragenlijsten uitgebreid gesproken met ambassades en uitvoeringspartners, zoals de rijkscultuurfondsen. De doelstellingen uit de voorafgaande periode werden besproken en er werd geconcludeerd dat er geen noodzaak tot drastische wijzigingen was. Wel werd ontschotting tussen de budgetten voor de verschillende doelstellingen bepleit. Een destijds geldend onderscheid tussen focus- en maatwerklanden werd als kunstmatig ervaren en afgeschaft. Vervolgens werd de lijst focuslanden op basis van wensen en ervaringen uitgebreid met enige landen, vanuit de behoefte om binnen het ICB de relatie met Europese partners/landen te versterken. Deze focus werd van belang geacht voor een sterker Europa in een veranderende geopolitieke context.
De evaluatie van het beleidskader vindt steeds na afloop van een vierjarige beleidsperiode plaats.
De laatste evaluatie dateert van 24 maart 2022 en is o.a. tot stand gekomen aan de hand van enquêtes en evaluatiegesprekken met samenwerkingspartners binnen het ICB.3 In het beleidskader worden geen subdoelen geformuleerd. Er is blijvende aandacht voor het concreet meetbaar maken van de doelen, waarbij dient te worden opgemerkt dat de uitkomsten van de internationale culturele samenwerking beter kwalitatief dan kwantitatief geëvalueerd kunnen worden.
Ook zijn de leden van de D66-fractie benieuwd op welke wijzen en met welke projecten wordt bijgedragen aan versterking van de Nederlandse culturele en creatieve industrie. Hoe wordt hierbij rekening gehouden met de positie van de makers in het buitenland, de filmindustrie en de podiumkunsten? Wordt in het internationaal cultuurbeleid ook rekening gehouden met fair pay, zoals de Staatssecretaris dat nu ook beoogt te gaan doen voor de Nederlandse makers?
Antwoord van het kabinet:
Middels de jaarlijkse voortgangsrapportage die aan uw Kamer wordt gestuurd, wordt een idee gegeven van de wijze waarop het ICB vorm krijgt. Zo is in de Voortgangsrapportage 2021 een voorbeeld te vinden van wederzijdse versterking van de creatieve sectoren in Nederland en Zuid-Korea. Het programma «Living and Working from Home» bood een platform aan Nederlandse en Koreaanse ontwerpers. De resultaten zijn tentoongesteld in beide landen (in Nederland tijdens de Dutch Design Week). Een ander voorbeeld is de totstandkoming en ondertekening (in 2022) van een Memorandum of Understanding tussen Nederland en Indonesië op het gebied van de Creatieve Industrie en Film. Beide landen bevestigen daarmee het voornemen om te komen tot een vruchtbare samenwerking op die culturele gebieden.
De uitvoeringspartners geven daarnaast op transparante wijze vorm aan de uitvoering van het ICB-beleid, bijvoorbeeld via publicaties op hun website en in hun jaarverslagen. In dit verband is ook de DutchCulture Database relevant om te noemen.4 De uitvoeringspartners houden bij de uitvoering van het beleid rekening met de positie van de makers in het buitenland. Zij zijn daarvoor het beste toegerust, omdat zij bij uitstek op de hoogte zijn van de situatie in het land waar de activiteiten worden georganiseerd.
Verder hebben de leden van de D66-fractie specifieke interesse in de relatie met de Caribische eilanden en Latijns-Amerika, en hoe die vanuit het internationaal cultuurbeleid onderhouden worden. Welke activiteiten vinden plaats in het kader van de bilaterale relatie met de Latijns-Amerikaanse landen? Wordt er bij deze culturele uitwisseling nadruk gelegd op onderwerpen zoals democratie en rechtsstaat? Zien de Minister en de Staatssecretaris hier een rol voor de culturele en creatieve sector, het bevorderen van rechtsstaat en democratie in Latijns-Amerikaanse landen?
Antwoord van het kabinet:
In de regio Latijns-Amerika en het Caribisch gebied behoren Brazilië en Suriname tot de focuslanden. Er vinden in het kader van de bilaterale relatie met deze landen verschillende culturele activiteiten plaats. Zo wordt, als gevolg van een motie van uw Kamer, bijvoorbeeld gewerkt aan intensivering van de culturele samenwerking met Suriname.5 Hiernaast ontvangen de Nederlandse ambassades in Cuba, Venezuela, Mexico en Colombia middelen voor culturele diplomatie. De culturele activiteiten in de laatstgenoemde landen zijn gekoppeld aan de HGIS-doelen (Kamerstuk 35 926, nr. 1) die Nederland formuleerde voor internationale samenwerking. Deze doelen zijn vastgelegd in het jaarplan van de ambassades en gaan o.a. over het versterken van de internationale rechtsorde, mensenrechten en sociale vooruitgang. Voor de invulling van culturele activiteiten wordt samengewerkt met organisaties binnen de culturele en creatieve sector, zowel uit Nederland als de Caribische delen van het Koninkrijk. Een voorbeeld hiervan is de versterking van de banden tussen het Koninkrijk en Colombia door de geschiedenis en cultuur van Aruba en Curaçao te vieren. In 2023 zal een tentoonstelling van 20 cultuurhistorische objecten van deze landen binnen het Koninkrijk worden gepresenteerd in vier Colombiaanse steden. Het doel hiervan is om de dialoog te bevorderen over het gedeelde verleden en heden, natievorming en het belang van het betrekken van sociale leiders en gemeenschappen in dit proces.
De leden van de D66-fractie vragen zich verder af hoe de eilanden in het Caribische deel van het Koninkrijk betrokken zijn bij het internationaal cultuurbeleid. Is er oog voor artiesten en makers uit dat deel van het Koninkrijk in het beleid? Hoe zou het Koninkrijk beter betrokken kunnen worden? Wordt de culturele en creatieve sector nadrukkelijk betrokken bij de economische uitdagingen op de eilanden, ook via het internationaal cultuurbeleid?
Antwoord van het kabinet:
Het ICB strekt zich uit over het gehele Koninkrijk, inclusief het Caribisch deel. Het grootste deel van de ICB-middelen uit het OCW-budget wordt via de rijkscultuurfondsen besteed. Deze fondsen werken via een pilot aan hun zichtbaarheid en toegankelijkheid in het Caribisch gebied. Deze pilot wordt momenteel geëvalueerd. De uitkomsten worden begin 2023 verwacht.
III. Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsrapportage internationaal cultuurbeleid 2021 en de begeleidende kabinetsbrief.
De leden van de CDA-fractie ondersteunen het besluit om Oekraïne toe te voegen aan de bestaande lijst van 23 focuslanden in het vierjarig beleidskader 2021–2024 van het internationaal cultuurbeleid. Deze leden zijn benieuwd of, en zo ja welke, de oorlog in Oekraïne, verder nog gevolgen heeft voor het internationaal cultuurbeleid.
Antwoord van het kabinet:
Naast nieuw beleid voor Oekraïne (zie bovenstaand antwoord op de tweede vraag van de VVD) vraagt de oorlog in Oekraïne om herijking van het ICB met Rusland. De Kamer zal op een later moment per brief worden geïnformeerd over deze herijking in de context van de veranderingen in het bredere Ruslandbeleid.
De leden van de CDA-fractie lezen in de voortgangsrapportage dat de «beleidsvisie collecties uit een koloniale context» inmiddels wordt geïmplementeerd en dat daarbij de kennis en ervaring die in het kader van het ICB zijn opgedaan daarbij zullen worden benut. Deze leden zijn benieuwd hoe deze implementatie vorm wordt gegeven mede in het licht van de recente onthullingen over racisme binnen het ministerie.
Antwoord van het kabinet:
In het kader van internationale erfgoedsamenwerking is veel ervaring opgedaan met museale samenwerking en uitwisseling op het gebied van onder meer beheer, behoud en presentatie van cultuurgoederen. Daarnaast is binnen het ICB en in het kader van andere programma’s voor internationale samenwerking de nodige ervaring opgedaan met academische uitwisseling en samenwerking. Er zijn extra middelen vrijgemaakt voor gezamenlijk herkomstonderzoek en museale samenwerking. Implementatie van de internationale culturele samenwerking in het kader van de «beleidsvisie collecties uit een koloniale context» zal gebeuren in nauwe samenspraak en dialoog met herkomstlanden, waarbij gelijkwaardigheid, wederkerigheid en aansluiten bij lokale wensen voorop staan.