Inbreng verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 2 maart 2023 (Kamerstuk 21501-30-573)
Raad voor Concurrentievermogen
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2023D07780, datum: 2023-02-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 6
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D07780).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: D.D. van Dijke, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2023Z02671:
- Indiener: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- 2023-02-21 15:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-02-21 17:00: Procedurevergadering commissie EZK (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-02-22 12:00: Raad voor Concurrentievermogen / Interne Markt & Industrie (formeel) op 2 maart 2023 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
Preview document (🔗 origineel)
2023D07780 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 2 maart 2023 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 573) en het fiche Wijziging Gemeenschapsmodellenverordening en Herschikking Modellenrichtlijn van 27 januari 2023.
De voorzitter van de commissie,
Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie,
Van Dijke
Inhoudsopgave | ||
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
II | Antwoord / Reactie van de Minister | 8 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarbij nog de volgende vragen.
De leden van de VVD-fractie brengen in herinnering dat de Minister in het verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen van 6 tot 8 februari 2023 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 572) stelt dat het kabinet uitgaat van een offensieve benadering van de interne markt als groeimotor voor de Europese economie en dat zij zich richt op het wegnemen van belemmeringen voor ondernemers. Een gelijk speelveld op de interne markt geeft bedrijven in de Europese lidstaten namelijk de kans om op gelijke voet te concurreren met bedrijven in andere lidstaten. Deze leden constateren dat nationale koppen een dergelijk speelveld zeer kunnen belemmeren en Nederlandse ondernemers een concurrentienadeel oplevert ten opzichte van buitenlandse concurrenten. Op welk wijze is de Minister momenteel bezig om deze nationale koppen, daar waar zij ondernemers belemmeren, weg te nemen? Hoe heeft de Minister deze koppen scherp in de gaten?
De leden van de VVD-fractie nemen er verder kennis van dat de Minister stelt dat het Important Project of Common European Interest (IPCEI) Solar tot op heden niet van de grond gekomen is en dat, zoals in eerdere beantwoordingen is vermeld, hier niet veel voortgang op lijkt plaats te vinden. Gezien het belang dat verschillende fracties in de Kamer hechten aan de ontwikkeling van deze IPCEI’s en de uitspraken in de moties die de Kamer hierover heeft gedaan in het kader van het toekomstig verdienvermogen van Nederland, is de vraag op welk moment de Minister bereid is zelf initiatieven te ontwikkelen op dit vlak in plaats van af te wachten tot andere het initiatief nemen. Wat is daarvoor nodig? Zeker nu ook nog niet bekend is of de door de Minister aangehaalde initiatieven van de Commissie als alternatief voor de IPCEI’s Solar kunnen dienen. Indien zij daar niet toe bereid is, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister in de geannoteerde agenda ten aanzien van het lange-termijn concurrentievermogen en productiviteit en de aankomende mededeling van de Commissie over 30 jaar interne markt aangeeft in te zetten op een jaarlijkse beleidscyclus waarbij aan het begin van het jaar gekeken wordt hoe de interne markt erbij staat. Daarbij moeten behoeften van ondernemers, burgers en werknemers centraal staan en moet het jaarlijkse interne-marktrapport en -scorebord beter dan nu aangeven waar ondernemers en burgers in de praktijk tegenaan lopen. Deze leden hebben hierover enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister, juist vanwege het belang van het level playing field, eerlijke concurrentie en het Nederlandse bedrijfsleven en innovatievermogen, ruimte ziet om hierin ook de nationale koppen die Nederland op de Europese wetgeving zet te beoordelen en aan te geven waar en hoe deze belemmeren en op welke wijze deze weggenomen kunnen worden?
De leden van de VVD-fractie betrekken bij dit onderwerp, juist vanuit het door de Minister gesignaleerde belang om inzichtelijk te krijgen waar burgers en ondernemers in de praktijk tegenaan lopen, graag enkele publicaties die de afgelopen tijd verschenen zijn over zogenoemde territoriale leveringsbeperkingen. Is de Minister bekend met de artikelen «Europa snakt naar goedkope boodschappen maar stuit op inkoopmuren»,1 «Nederlander in super duurder uit dan in buurlanden: «A-merken steken geld in eigen zak»»2 en «Wij betalen 4,16 euro voor pot Nutella, Belgen maar 2,75 euro: dit kosten boodschappen in Europa»?3 Uit deze artikelen blijkt dat een fles Coca-Cola in Duitsland 41% en in Frankrijk 30% goedkoper is dan in Nederland, Magnum Classic in Duitsland 36% en in Frankrijk 38% goedkoper is dan in Nederland en Dove Deodorant in Duitsland 61% en in Frankrijk 40% goedkoper is dan in Nederland. Hoe verklaart de Minister deze grote prijsverschillen voor identiek vergelijkbare producten binnen de Europese interne markt die dit jaar dertig jaar bestaat? In hoeverre is de Minister bekend met de marktverdelingspraktijken waardoor supermarkten en andere afnemers van A-merken, door de leveranciers gedwongen worden om in eigen land de producten van dit merk in te kopen? Is de Minister bekend met het in opdracht van de Europese Commissie uitgevoerde feitenonderzoek naar deze marktverdelingspraktijken van grote A-merk fabrikanten,4 en met de studie van de Benelux Unie,5 waaruit blijkt dat Territoriale Leveringsbeperkingen wijdverbreid voorkomen in de Europese Unie en dat deze praktijken de consument in de Europese Unie (EU) jaarlijks minstens 14 miljard euro aan koopkrachtverlies kosten? De leden van de VVD-fractie kunnen zich voorstellen dat dit onderwerp typisch een onderwerp is waardoor de gewone burger zich afvraagt of die interne markt wel werkt. Deze leden vragen dan ook of de Minister bereid is om deze informatie en uitkomsten als casus in te brengen tijdens de aankomende Raad voor Concurrentievermogen? Is dit een gewenste uitkomst van 30 jaar interne markt? Zo niet, is de Minister voornemens om zich op EU-niveau in te zetten voor een gezonde en eerlijke interne markt, het effectief verbieden van Territoriale Leveringsbeperkingen en het handhaven door de Autoriteit Consument & Markt (ACM) van het verbod op territoriale leveringsbeperkingen? Biedt de komende Raad daartoe een goede gelegenheid? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Nederlandse positie ten opzichte van het Green Deal Industrial Plan. Zij snappen dat het kabinet zich terughoudend opstelt bij verregaande versoepeling van de steunkaders. Er moet worden voorkomen dat het functioneren van de interne markt verder onder druk komt te staan. Het kabinet geeft aan dat Europese middelen gecombineerd met de beschikbare middelen op nationaal niveau in verhouding kunnen staan tot de bedragen in Inflation Reduction Act (IRA), maar dat dit nu nog erg versnipperd en daardoor minder effectief is. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het de verduurzaming van de industrie ten goede zou komen als de versnippering wordt aangepakt. Hoe kan ervoor gezorgd worden dat de huidige subsidieregelingen op nationaal niveau effectiever worden ingezet? Hoe kan ervoor gezorgd worden dat bedrijven bestaande subsidieregelingen makkelijker kunnen vinden en hier ook makkelijker toegang tot krijgen? Ziet het kabinet mogelijkheden om subsidieregelingen samen te voegen zodat het voor bedrijven makkelijker wordt om er gebruik van te maken? Ziet het kabinet nog andere mogelijkheden om procedures voor subsidieverlening op nationaal niveau te versimpelen? Hoe beziet het kabinet de effectiviteit van de Amerikaanse inzet op meer fiscale instrumenten ten opzichte van subsidieregelingen om verduurzaming te stimuleren?
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het voor het versnellen van de energietransitie noodzakelijk is om de vergunningverlening te versnellen. Op Europees niveau worden nu «go-to-areas» aangewezen waar procedures radicaal sneller kunnen worden doorlopen. Deze leden vinden de komst van «go-to-areas» heel positief, maar op dit moment richten de «go-to-areas» zich voornamelijk op projecten voor hernieuwbare energie. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het voor het versnellen van de energietransitie noodzakelijk is dat ook grootschalige energie-infrastructuurprojecten en uitbreidingen van het stroomnet hieronder komen te vallen. Hier moet worden gekeken naar uitbreiding van het hoog-, midden- en laagspanningsnet. Kan de Minister zich inspannen om ervoor te zorgen dat grootschalige energie-infrastructuurprojecten en uitbreidingen van het stroomnet worden toegevoegd aan de «go-to-areas»? Zouden de projecten in het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie & Klimaat (MIEK) hieronder kunnen vallen? Met welke lidstaten kan de Minister hier samen optrekken? Indien het op Europees niveau niet lukt, ziet de Minister dan mogelijkheden om op nationaal niveau te organiseren dat energie-infrastructuurprojecten en uitbreidingen van het stroomnet procedures versneld kunnen doorlopen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij wensen de Minister nog enkele vragen voor te leggen.
De leden van de D66-fractie zien dat we als Nederland en Europa aan het begin staan van de transitie naar een duurzame, circulaire, toekomstbestendige economie, welke zowel kansen als uitdagingen met zich meebrengt. Een achterblijvende transitie zien deze leden als een risico dat onzekerheden met zich meebrengt voor het toekomstige verdienvermogen en de strategische autonomie van Nederland en Europa. De Minister geeft aan dat zij onder andere inzet op ondersteuning van de Europese industrie door het versnellen van de energietransitie, het versterken van het investeringsklimaat van de EU en een ambitieuze groene handelsagenda. De leden willen van de Minister weten hoe zij zich concreet inzet op deze drie punten. Wat is de verdere inzet van de Minister op het geven van tegenwicht ten opzichte van de Amerikaanse IRA? Welke kansen ziet de Minister hierbij? Zoekt zij hierbij de samenwerking op met gelijkgestemde collega’s?
De leden van de D66-fractie zien voor het versnellen van de energietransitie een uitdaging in het grote tekort aan arbeidskrachten die we nodig zullen hebben om deze transitie goed te doorlopen. Zij zien het uitstellen van concrete plannen hierop als een gevaar voor deze ambitie en de energietransitie. Kan de Minister ingaan op hoe andere lidstaten deze uitdaging aanpakken? Is er een beeld hoeveel arbeidskrachten Europa tekort komt voor de transitie? Hoe zetten andere lidstaten hierop in? Klopt het dat Duitsland inmiddels bezig is om regelingen voor tijdelijke arbeidsmigratie te versoepelen? Zo ja, is de Minister voornemens om het voorbeeld van haar Duitse collega’s hierin te volgen? De leden van de D66-fractie zien kansen voor gerichte, tijdelijke migratie, juist om bij te dragen aan de duurzame transities. Zij vinden de inzet van de Minister om de energietransitie te versnellen positief, maar zij waken ook voor een knelpunt door een tekort aan groene banen en roepen de Minister op om hier integraal naar te kijken.
De leden van de D66-fractie willen de Minister tevens enkele vragen voorleggen over de investeringen in Sif. De Staat heeft voor dit project, dat zo belangrijk is voor de energietransitie, garanties moeten afgeven omdat het project door onzekerheden niet genoeg investeringen heeft kunnen aantrekken. Deze leden zijn kritisch dat we, naar wat lijkt, op dit moment overheidsbeleid op stikstof repareren met financiële regelingen en garantstellingen, omdat dit project dat van essentieel belang is voor onze energietransitie geremd werd door stikstofonzekerheid. Kan de Minister hierop evalueren? Hoe wordt erop gemonitord dat projecten die essentieel zijn doorgang kunnen vinden? Is dit een gesprek dat de Minister ook in Europa voert? Hoe kijken andere landen aan tegen deze ontwikkelingen en de algehele stikstofproblematiek in Nederland? Lopen andere landen ook tegen stikstofproblematiek op? Indien daar nu nog geen sprake van is, hebben andere landen zicht op eventuele problematiek in hun voorland? Hoe gaan zij hiermee om?
De leden van de D66-fractie willen de Minister tot slot nog enkele vragen voorleggen over prijsverschillen van levensmiddelen in Nederland en omliggende landen. Door territoriale handelsbeperkingen is er op dit moment soms tot 30 procent prijsverschil voor identieke producten uit dezelfde fabriek. Deze leden zijn van mening dat dit afbreuk doet aan de interne markt. Is de Europese Commissie bezig met het realiseren van een Europese markt voor levensmiddelen? Zo nee, is de Minister voornemens dit standpunt kenbaar te maken tijdens de Raad? Wat zijn de mogelijkheden om op te treden tegen fabrikanten die bewust prijsverschillen in stand houden? De leden van de D66-fractie vragen de Minister kritisch te kijken naar de regels omtrent etikettering, waarbij het Warenwetbesluit voorschrijft dat een etiket de taal van het land waarin het product wordt verkocht dient te hebben. Zijn deze taalregels voorgeschreven vanuit Europese wetgeving? Hoe kan het effect van deze verschillende etiketten en verpakkingen, waardoor identieke producten met enorme prijsverschillen worden verkocht in diverse lidstaten, verkleind worden? Kan de Minister toezeggen om zich in te zetten om deze kostenverschillen te reduceren? Zo ja, op welke manier gaat zij zich hiervoor inzetten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben een aantal vragen.
De leden van de CDA-fractie benadrukken ten eerste de voordelen van samenwerking binnen Europa. Tweeëneenhalf miljoen extra banen, 800 miljard extra inkomsten en een vervijfvoudiging van de onderlinge handel tussen lidstaten zijn wat deze leden betreft belangrijke en concrete resultaten. De leden van de CDA-fractie focussen graag op wat goed is beter maken en over wat goed is beter aan laten sluiten bij de praktijk.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het vaststellen van Europese regels maar vooral op een goede manier implementeren in de praktijk vaak nog ingewikkelder is dan op nationaal niveau. Daarom zijn deze leden blij te lezen dat de interne markt-actieagenda beter moet gaan aansluiten bij de praktijk. De samenleving vormt zich niet naar theoretische modellen en daarom moet bij het vaststellen van wetgeving altijd rekening gehouden worden met de weerbarstige praktijk.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet voorstander is van het versnellen van steunprocedures en gerichte verruiming van de steunkaders waar dat noodzakelijk is voor de groene transitie, maar dat het kabinet terughoudend is voor wat betreft een bredere versoepeling. Deze leden vragen wat het versnellen van steunprocedures concreet betekent voor het kabinet en welke doelstellingen het kabinet voor ogen heeft om deze versnelling ook daadwerkelijk in de praktijk te bewerkstelligen. Daarnaast lezen de leden van de CDA-fractie dat het kabinet specifiek de groene transitie noemt. Deze leden vragen waarom alleen de groene transitie wordt genoemd en of niet ook de digitale transitie hierbij moet worden betrokken.
De leden van de CDA-fractie maken zich al langer zorgen over de staatssteunregels en de gevolgen voor decentrale overheden, aangezien zij serieus te maken hebben met ingewikkelde procedures als het bijvoorbeeld gaat om investeren in de leefbaarheid. Deze leden zijn van mening dat het hoger gelegen doel van deze regelgeving is om bescherming te bieden op het moment dat de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties wordt vervalst of dreigt te vervalsen en dat het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig wordt beïnvloedt. Maar deze leden zien ook de praktijk, en die is dat decentrale overheden steun soms simpelweg moeten verlenen om bepaalde voorzieningen in de lucht te houden, zoals lokale en regionale omroepen en lokale sport- of cultuuraccommodaties, om het midden- en kleinbedrijf (mkb) in de kleine kernen binnenboord houden of regionaal vervoer kunnen waarborgen. De leden van de CDA-fractie zouden graag zien dat hier aandacht voor is in de interne markt-actieagenda. Deze leden zijn benieuwd naar een reactie van de Minister hierop.
De leden van de CDA-fractie hebben al eerder gewezen op het belang van het creëren van Europese kampioenen. Deze leden lezen in het verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen van 6 tot 8 februari 2023 (Kamerstuk 21501-30, nr. 572) dat het kabinet van mening is dat versoepeling van de mededingingsregels en het concentratietoezicht niet bijdragen aan het versterken van het concurrentievermogen. Deze leden constateren dat Frankrijk, Duitsland en Polen zich hierover in 2019 in een manifest hebben uitgesproken en dat het kabinet daarop heeft gereageerd via de kabinetspositie Europese concurrentiekracht (Kamerstuk 30 821, nr. 73). De leden van de CDA-fractie constateren dat het belang van het versterken van de Europese concurrentiepositie vier jaar later alleen maar belangrijker is geworden en vragen of de Minister het hiermee eens is. Deze leden vragen daarom of de Minister wil toelichten in hoeverre de standpunten uit 2019 over de mededingingsregels en het concentratietoezicht nu anders zijn vanwege de toegenomen noodzaak van het voeren van strategisch industriebeleid, en of de Minister daarbij wil uitgebreid wil ingaan op het huidige krachtenveld binnen Europa.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de uit de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europees Investeringsfonds (EIF) bestaande EIB-groep samen met Spanje, Duitsland, Frankrijk, Italië en België het European Tech Champions Initiative hebben gelanceerd. Deze leden vragen of het klopt dat Nederland wel meedeed met eerste initiatief, maar nu niet met definitieve plan en, zo ja, wat hiervan de reden is.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister een update wil geven van de ontwikkelingen met betrekking tot het Interne markt noodinstrument (SMEI).
De leden van de CDA-fractie maken zich enige zorgen over de gevolgen van de voorgestelde verordening voor gemeenten. Deze leden vragen wat de positie van het kabinet is ten aanzien van de passage in de eerste compromistekst van 26 januari 2023 dat gemeenten die registratieprocedures hebben vastgesteld of gehandhaafd, verplicht worden om twee jaar na de datum van toepassing verslag uit te brengen aan de Commissie over de toepassing ervan (artikel 18). Deze leden vragen of dit niet leidt tot extra lasten voor gemeenten en in hoeverre de Minister dit nodig acht. Zij n vragen of de Minister zich ervoor wil inzetten dat de administratieve lasten voor gemeenten zo beperkt mogelijk blijven.
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat er een Europees octrooigerecht komt dat ervoor zorgt dat een Europees octrooi met één procedure in de meeste EU-lidstaten geldig gemaakt kan worden. De leden van de CDA-fractie hebben eerder aandacht gehad voor de uitleg van het octrooirecht in Nederlandse jurisprudentie ten aanzien van automatische inbreukverboden, ook in relatie tot de jurisprudentie in landen als Duitsland en België.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de status is van de uitvoering van de motie-Amhaouch over onderzoeken of het proportionaliteitsbeginsel in relatie tot inbreukverboden uit de Europese handhavingsrichtlijn voldoende vertaald is in het Nederlandse octrooirecht (Kamerstuk 32 637, nr. 522). Deze leden vragen verder of de Minister wil toelichten in hoeverre het unitair octrooipakket ervoor zorgt dat er meer lijn komt in jurisprudentie in verschillende landen en hoe dit samenloopt met de hervorming van de Rijksoctrooiwet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben hierover geen vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze leden hebben enkele vragen rondom het agendapunt over de Green Deal in het Industriële Tijdperk.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat belangrijke actuele onderwerpen, zoals de Green Deal in het industriële tijdperk, worden besproken, maar missen concrete doelen wat betreft de Europese industrie. Deze leden vragen welke strategie ten grondslag ligt aan de vraag welke specifieke industrieën we in Europa willen ondersteunen. Hoe wordt er onderscheid gemaakt tussen en ingespeeld op de verschillende benodigdheden van de industrieën binnen de Unie? Het is onduidelijk of de Minister een visie voor ogen heeft wat betreft de Europese industrie. Welke inhoudelijke doelen wil de Minister bereiken met onze Europese industriepolitiek?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat de Minister geen soevereiniteitsfonds binnen de EU en haar lidstaten wil implementeren. Zonder een dergelijk fonds ontstaat de kans op het scheefgroeien van industrieën onder de lidstaten. Hoe ziet de Minister dit? Hoe wil de Minister zonder een Europees soevereiniteitsfonds de bedrijven en industrieën integraal toetsen, opdat de investeringen gebruikt worden om de doelstellingen van de Europese groene industriepolitiek te behalen? Hoe wil de Minister zorgen dat deze transitie gelijkmatig en inclusief verloopt onder de lidstaten?
De leden van de GroenLinks-fractie zien graag dat de Minister ook kritisch kijkt naar de belangen die worden gehecht aan marktverstoring. Deze leden zijn van mening dat wanneer de EU primair gericht blijft op het behouden van perfecte concurrentie binnen de interne markt, terwijl andere grote geopolitieke spelers gelijktijdig hun eigen markten vanuit de overheid ondersteunen, dit kan leiden tot concurrentienadelen en een verzwakte positie van Europa op het wereldtoneel. Hoe ziet de Minister dit? Is de Minister het met deze leden eens dat, aangezien andere grote geopolitieke spelers (zoals de Verenigde Staten en China) wel acties ondernemen om de markt te verstoren voor eigen belang, het voor Nederland van belang zich niet uitsluitend te focussen op de voordelen van een EU voor de interne markt, maar ook op de politieke versterking van Europa. Wat is de Minister van plan om de Europese positie binnen de geopolitieke competitie te verbeteren?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Het Financieele Dagblad, 6 januari 2023 (https://fd.nl/bedrijfsleven/1456567/europa-snakt-naar-goedkopere-boodschappen-maar-stuit-op-inkoopmuren#:~:text=Europa%20snakt%20naar%20goedkopere%20boodschappen%20maar%20stuit%20op%20inkoopmuren,-Jan%20Braaksma%20Han&text=Nederlandse%20huishoudens%20zuchten%20onder%20flink,>hopen%20nu%20dat%20Brussel%20ingrijpt)↩︎
De Telegraaf, 14 januari 2023 (https://www.telegraaf.nl/financieel/1966851768/nederlander-in-super-duurder-uit-dan-in-buurlanden-a-merken-steken-geld-in-eigen-zak#:~:text=Geld-,Nederlander%20in%20super%20duurder%20uit%20dan%20in%20buurlanden%3A%20%27A%2D,steken%20geld%20in%20eigen%20zak%27&text=Amsterdam%20%2D%20In%20Nederlandse%20supermarkten%20betalen,in%20Duitse%20of%20Franse%20supermarkten)↩︎
Algemeen Dagblad, 28 januari 2023 (https://www.ad.nl/geld/wij-betalen-4–16-euro-voor-pot-nutella-belgen-maar-2–75-euro-dit-kosten-boodschappen-in-europa~a86417a3/#:~:text=Waar%20een%20pot%20Nutella%20in,zijn%3A%202%2C20%20euro)↩︎
Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 19 november 2020 (https://op.europa.eu/nl/publication-detail/-/publication/831c7de4–2a1e-11eb-9d7e-01aa75ed71a1)↩︎
Benelux, februari 2018 (https://www.benelux.int/files/9215/2696/9988/616-TSC-EN-draft3.pdf)↩︎