Reactie op de motie van het lid Van der Graaf c.s. over nationale wetgeving voor een verbod op het vernietigen van niet-verkochte goederen (Kamerstuk 32852-221)
Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Brief regering
Nummer: 2023D08624, datum: 2023-03-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32852-228).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Onderdeel van kamerstukdossier 32852 -228 Grondstoffenvoorzieningszekerheid.
Onderdeel van zaak 2023Z03669:
- Indiener: V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-03-08 10:15: Procedurevergadering Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-03-08 12:44: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-09-07 09:30: Extra procedurevergadering commissie Infrastructuur en Waterstaat (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-10-04 10:00: Circulaire economie (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-10-05 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 228 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 maart 2023
Op 8 december jl. heeft het lid Van der Graaf (ChristenUnie) een motie ingediend tijdens het Tweeminutendebat Circulaire Economie (Kamerstuk 32 852, nr. 221). Ik heb deze motie destijds ontraden. De motie is desondanks op 13 december jl. aangenomen door uw Kamer. Op 14 december ontving ik via u een verzoek om een brief over deze motie. Aan dit verzoek geef ik met deze brief invulling.
De motie verzoekt de regering om in navolging van Frankrijk en in overleg met buurlanden voorbereidingen te treffen om zo spoedig mogelijk tot nationale wetgeving te komen waarin het vernietigen van niet-verkochte goederen wordt verboden en om tevens te komen tot nationale wetgeving waarin het recht op reparatie wordt geregeld.
Ik deel de wens van uw Kamer om een verbod op vernietiging van onverkochte goederen1 in te voeren en reparatie van producten te bevorderen. Ik ben verheugd dat ook een meerderheid van uw Kamer hier voorstander van is. De reden dat ik ten tijde van het debat de motie heb ontraden, is dat ik met uw Kamer van mening verschil over de manier waarop dit het beste bereikt kan worden. Waar de Kamer mij vraagt om eigenlijk parallel aan, of vooruitlopend op Europese wetgeving de genoemde zaken nationaal in te voeren, heeft het mijn voorkeur het Europese traject voorrang te geven en slechts wanneer dit niet tot een bevredigend resultaat zou leiden, de nationale route te verkennen. Hierbij is voor mij een drietal redenen leidend.
Ten eerste zijn dit zaken die bij voorkeur op Europees niveau geregeld dienen te worden. Wetgeving op EU-niveau draagt immers bij aan het creëren van een gelijk speelveld binnen de EU voor bedrijven en het beperken van de administratieve lasten, waar uw Kamer terecht ook veel nadruk op legt2. Daarnaast raakt dit ook aan beleidsterreinen waar sprake is van Europese regelgeving of een Europese bevoegdheid, zoals consumentenrecht en het recht op bezit. Deze laatste aspecten betreffen het terrein van de Minister van EZK.
Ten tweede kost ook het voorbereiden van nationale regelgeving tijd. In de regel duurt een wetgevingsproces tenminste twee jaar. Gelet op de Europese ontwikkelingen is er daarbij een grote kans dat de Europese regelgeving voor of gelijktijdig met de nationale wetgeving van kracht zou worden en de nationale regels op de Europese zouden moeten worden aangepast of zelfs weer moeten worden ingetrokken.
Ten derde kosten zowel het Europese als het nationale wetgevingsproces capaciteit van mijn ministerie en het Ministerie van EZK. Het heeft vanuit dat oogpunt de voorkeur om de kostbare capaciteit volledig in te zetten op het Europese traject om daar maximale invloed te kunnen uitoefenen en te komen tot de best mogelijke uitkomsten voor Nederland en tevens te voorkomen dat er dubbel werk wordt gedaan.
De Kamer heeft echter met deze motie gekozen voor een andere richting, waar ik nu uitvoering aan zal trachten te geven. Ik zal daartoe in overleg treden met buurlanden om te bezien of zij bereid zijn gezamenlijk te werken aan nationale implementatie van een verbod op vernietiging van onverkochte goederen en het nationaal bevorderen van reparatie (recht op reparatie), parallel aan het Europese onderhandelingsproces over deze onderwerpen. Tevens zal ik een verkenning uitzetten naar de (juridische) mogelijkheden voor nationale regelgeving in lijn met het Franse voorbeeld. Ik zal daar het Ministerie van EZK ook nauw bij betrekken. Ik hoop uw Kamer tegen het einde van het jaar te kunnen informeren over de uitkomsten van deze twee sporen.
Tegelijkertijd zal ik mij op Europees niveau in blijven zetten voor ambitieus EU-beleid op beide onderwerpen. Ten aanzien van een verbod op vernietiging van onverkochte goederen is de laatste stand van zaken dat Nederland zich momenteel, in samenwerking met een aantal gelijkgestemde lidstaten, inzet om in het onderhandelingsproces over de Kaderverordening voor Ecodesign voor duurzame producten3 een EU-breed verbod op vernietiging van onverkochte goederen in de tekst op te nemen.
Met betrekking tot het in het EU Actieplan Circulaire Economie van 2020 aangekondigde wetsvoorstel omtrent het «stimuleren van reparatie en hergebruik voor een duurzame consumptie van goederen», onder de noemer «recht op reparatie», is op basis van de meest recente informatie de verwachting dat de Europese Commissie dit voorstel in maart dit jaar zal publiceren.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
De term «onverkochte goederen» verwijst in deze Kamerbrief, in lijn met de definitie in de Kaderverordening Ecodesign voor duurzame producten, zowel naar onverkochte voorraden als naar geretourneerde producten.↩︎
Op 13 december jl. is bijvoorbeeld de motie van lid Van der Plas aangenomen omtrent het beperken van administratieve lasten voor MKB-bedrijven (Kamerstuk 22 112, nr. 3559). Ook gedurende het schriftelijk overleg van 15 juli 2022, waarop het Fiche Kaderverordening Ecodesign voor duurzame producten was geagendeerd, is door verschillende fracties (VVD, CDA, BBB) benadrukt dat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven moeten worden beperkt (Kamerstuk 22 112, nr. 3468).↩︎
COM(2022) 142: Verordening van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG.↩︎