[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

A-brief project ‘Vervanging middelzwaar landingsvaartuig (LCVP)’

Materieelprojecten

Brief regering

Nummer: 2023D11686, datum: 2023-03-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27830-390).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 27830 -390 Materieelprojecten.

Onderdeel van zaak 2023Z04919:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

27 830 Materieelprojecten

Nr. 390 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2023

Inleiding

Met de amfibische capaciteiten van de Koninklijke Marine kan Defensie vanuit zee optreden in kustgebieden. Dit vormt een belangrijk onderdeel van het maritieme vermogen van Nederland. Bij amfibische operaties gaan eenheden van het Korps Mariniers vanuit zee aan land om daar hun opdracht uit te voeren.

De mariniers gebruiken hiervoor onder meer het middelzware landingsvaartuig (Landing Craft Vehicle Personnel, LCVP). Dit vaartuig kan militairen te voet en lichte voertuigen aan land brengen. De huidige twaalf LCVP’s bereiken het einde van hun levensduur ongeveer in het midden van dit decennium en zij moeten daarom worden vervangen.

Met deze A-brief informeer ik u over de behoeftestelling van het project «Vervanging middelzwaar landingsvaartuig (LCVP)». Defensie wil twaalf landingsvaartuigen aanschaffen voor militairen te voet en acht landingsvaartuigen voor materieel zoals voertuigen en het bijbehorende personeel.

Achtergrond

Amfibische operaties vormen een belangrijke taak van de Koninklijke Marine. Grote schepen1 brengen eenheden van het Korps Mariniers tot voor de kust. Vanaf deze schepen gaan de mariniers en hun materieel aan land met behulp van landingsvaartuigen en helikopters. Bij de huidige uitvoering van amfibische operaties landen de mariniers op een beperkt aantal plaatsen in meerdere landingsgolven.

Meer dan vroeger moeten de mariniers tegenwoordig al op zee rekening houden met gewapende tegenstand. Mogelijke tegenstanders in kustgebieden – dit kunnen ook irreguliere gewapende groepen zijn – beschikken steeds vaker over geavanceerde sensoren en wapens met een lange dracht. De manier waarop mariniers deze operaties uitvoeren, gaat daarom veranderen. De nieuwe doctrine voor amfibische operaties houdt rekening met een dreiging die al op zee begint en niet pas als de amfibische eenheden aan land gaan. De grote schepen blijven op grotere afstand van de kust. In plaats van op beperkt aantal plekken in meerdere golven, landen de mariniers en hun materieel straks gelijktijdig op meerdere, uit elkaar liggende plaatsen. De nadruk ligt op het licht, snel en verspreid optreden met een lichte logistieke ondersteuning. Eenmaal aan land kunnen de mariniers met hun voertuigen opereren in extreem terrein en in extreme weersomstandigheden.

Behoefte

Kwalitatieve behoefte – Defensie heeft ter vervanging van de LCVP’s behoefte aan twee typen middelzware landingsvaartuigen. Het ene type is bedoeld voor alleen personeel (Littoral Assault Craft, LAC) terwijl het andere type geschikt is voor materieel zoals voertuigen en het bijbehorende personeel (Littoral Craft Mobility, LCM). De vaartuigen bieden voldoende bescherming in een vijandige omgeving en beschikken over krachtige boordwapens die van binnenuit bediend worden (Remote Controlled Weapon Stations). Hun sensoren en communicatieapparatuur dragen bij aan een goed beeld van de omgeving (situational awareness) en aan Informatiegestuurd Optreden (IGO). De vaartuigen kunnen sneller varen en langere afstanden afleggen dan de huidige, en kunnen varen over ruwere zee. Daarnaast beschermen de vaartuigen beter tegen slecht weer en beperken ze bij ruwe zee de fysieke belasting voor de opvarenden.

De voorziene levensduur van de nieuwe vaartuigen bedraagt vijftien jaar. Ze moeten geschikt zijn voor het opereren met de huidige twee Landing Platform Docks (LPD’s) en het Joint Support Ship (JSS). In de loop van het volgende decennium worden de huidige LPD’s en tevens de huidige Oceangoing Patrol Vessels (OPV’s) die geen amfibische taken hebben, vervangen door een nieuwe scheepsklasse voor amfibische en andere taken. De nieuwe landingsvaartuigen zullen samen met deze toekomstige schepen kunnen opereren.

Voor de LAC-vaartuigen zijn Military-off-the-shelf (MOTS) vaartuigen beschikbaar die met aanpassingen voldoen aan de eisen van Defensie. Deze aanpassingen – het korter maken van het vaartuig – zijn nodig om de LAC-vaartuigen geschikt te maken voor de takels, de zogeheten davits, van de huidige LPD’s en het JSS. Geschikte LCM-vaartuigen zijn momenteel niet op de markt verkrijgbaar, maar naar verwachting kan de industrie met een beperkt ontwikkelingstraject wel in de behoefte van Defensie voorzien. In de markt is hiervoor voldoende kennis beschikbaar.

Kwantitatieve behoefte – Voor een amfibische operatie waarbij een volledig Raiding Squadron van de mariniers (ongeveer 100 militairen) en hun materieel in één enkele golf op meerdere plaatsen aan land gaan, zijn in totaal twintig nieuwe middelzware landingsvaartuigen nodig. Dit betreft twaalf LAC-vaartuigen bedoeld voor personeel en acht LCM-vaartuigen voor materieel zoals voertuigen alsmede het bijbehorende personeel.

Momenteel beschikt de Koninklijke Marine over twaalf LCVP-landingsvaartuigen. Daar komen dus twintig nieuwe vaartuigen voor in de plaats. Dit hogere aantal houdt verband met de lopende vervanging van de snelle FRISC-vaartuigen (Fast Raiding, Interception and Special Forces Craft). De FRISC-vaartuigen hebben meerdere taken, maar voor amfibische operaties zijn ze in de loop der tijd minder geschikt gebleken. Daarom wordt een deel van de FRISC-vaartuigen niet vervangen. In plaats daarvan schaft Defensie een groter aantal nieuwe middelzware landingsvaartuigen aan2.

Alternatieven

In de behoeftestellingsfase (A-fase) heeft Defensie meerdere alternatieven voor de aanschaf van nieuwe landingsvaartuigen onderzocht. Deze zijn echter om uiteenlopende redenen afgevallen. Langer doorvaren na levensduurverlengend onderhoud van de huidige LCVP’s is geen alternatief omdat deze vaartuigen niet meer voldoen aan de moderne eisen. Behalve met landingsvaartuigen kunnen de mariniers ook met helikopters aan land gaan. Voor vervanging van de landingsvaartuigen door helikopters zouden echter grote investeringen nodig zijn en bovendien is voor extra helikopters geen plaats op de huidige LPD’s. Civiele vaartuigen (Commercial-off-the-shelf) zijn verkrijgbaar, maar de bouwers daarvan hebben weinig tot geen aantoonbare ervaring met de systeemintegratie van militaire sensoren en bewapening.

Internationale samenwerking

Defensie heeft bij Europese partners de mogelijkheden tot samenwerking verkend. Dit heeft geleid tot nader overleg met Duitsland over mogelijke samenwerking bij de aanschaf van de LAC-vaartuigen. De eisen van de beide landen liepen echter te veel uiteen voor een gezamenlijke aanschaf. Nederland heeft kortere vaartuigen dan Nederland nodig, zodat ze geschikt zijn voor de davits van de LPD’s en het JSS.

Bij de landingsvaartuigen streeft Nederland in het bijzonder naar samenwerking met het Verenigd Koninkrijk, gezien de nauwe samenwerking tussen het Korps Mariniers en de Britse Royal Marines in de UK/NL Amphibious Force. Indien technisch mogelijk zullen de LCM-vaartuigen daarom niet alleen Nederlandse voertuigen, maar ook de zwaardere voertuigen van de Royal Marines moeten kunnen vervoeren. Of dit ook technisch mogelijk is, zal blijken tijdens het ontwikkelingstraject.

Relatie met andere projecten

Bij het vernieuwde amfibisch optreden hoort ander materieel. Voor het Korps Mariniers bestaat daarom een samenhangend programma om het huidige amfibische materieel te vervangen. Dit programma bestaat, naast de LCVP-vervanging, uit de volgende elementen:

• Vervanging van de huidige FRISC-vaartuigen;

• Nieuwe voertuigen voor operaties van de mariniers aan land. Nu beschikken de mariniers over Band Vagn-voertuigen en over Landrovers. Deze voertuigen worden in twee projecten vervangen: Future Littoral All-Terrain Mobility Band Vagn (FLATM-BV)3 en Future Littoral All-Terrain Mobility Patrouillevoertuigen (FLATM-PV)4;

• De vijf zware landingsvaartuigen (Landing Craft Utility, LCU) ondergaan tot 2024 een modificatietraject dat hun levensduur verlengt tot 20355. De A-brief over de vervanging van de LCU-vaartuigen vanaf 2032 is voorzien voor 2024.

Planning

De LAC-vaartuigen zullen instromen in de periode 2025–2027. De LCM-vaartuigen zullen instromen in de periode 2028–2029. In de periode 2025–2029 worden de huidige LCVP-vaartuigen gaandeweg buiten dienst gesteld als de nieuwe vaartuigen instromen. De Koninklijke Marine zal ervoor zorgen dat het gebruik tot en met 2029 op een verantwoorde manier gebeurt.

Duurzaamheid

De motoren van de nieuwe vaartuigen voldoen aan de laatste emissie-eisen. Daarnaast beziet Defensie hoe de ecologische footprint van de nieuwe vaartuigen op andere relevante gebieden zoals water, transport en afval zo klein mogelijk kan zijn. Bij een landingsvaartuig is gezien de operationele eisen geen emissieloze aandrijving mogelijk met de technologie die nu beschikbaar is.

Risico’s

Op grond van een risicobeoordeling zijn maatregelen genomen om de risico’s te beheersen. De ontwikkeling van LCM-vaartuigen houdt een beperkt ontwikkelingsrisico in. Dit is een beperkt risico omdat naar verwachting in de markt voldoende kennis beschikbaar is om dit type boten te kunnen bouwen. Een ander risico betreft een noodzaak van meer infrastructurele aanpassingen in Den Helder of op Texel dan nu hiervoor is gebudgetteerd. Het projectbudget bevat een risicoreservering om de gevolgen van de risico’s, als deze werkelijkheid zouden worden, op te vangen.

Financiële aspecten

Met het project «Vervanging middelzwaar landingsvaartuig (LCVP)» is een projectbudget gemoeid tussen de € 100 miljoen en € 250 miljoen. Het investeringsdeel van dit projectbudget komt in de periode 2023 tot en met 2029 ten laste van het investeringsbudget van Defensie.

Het projectbudget betreft hoofdzakelijk de verwerving van de in totaal twintig landingsvaartuigen inclusief de installatie om boordwapens op te plaatsen (Remote Controlled Weapon Stations), een pakket initiële logistieke ondersteuning waaronder reservedelen en opslagruimtes in Den Helder of op Texel om de vaartuigen in onder te brengen. De verwerving van onder andere communicatieapparatuur, boordwapens en munitie wordt gefinancierd buiten de kaders van dit project.

De exploitatiekosten van de twintig nieuwe vaartuigen zijn hoger dan die van de huidige twaalf LCVP’s. Het verschil in exploitatiekosten in de komende planperiode van vijftien jaar tot en met 2038 wordt bekostigd uit het projectbudget.

Vooruitblik

Het project «Vervanging middelzwaar landingsvaartuig (LCVP)» heeft een projectomvang van minder dan € 250 miljoen. Ik ben voornemens de uitvoering van dit project te mandateren aan de Defensie Materieel Organisatie (DMO). De Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang via het Defensie Projectenoverzicht (DPO) en de begroting van het Defensiematerieelbegrotingsfonds.

De Staatssecretaris van Defensie,
C.A. van der Maat


  1. Dit betreft de twee Landing Platform Docks (LPD’s) en het Joint Support Ship (JSS) van de Koninklijke Marine.↩︎

  2. Nader toegelicht in de A-brief van het project «Vervanging en instandhouding FRISC», Kamerstuk 27 830, nr. 346 van 25 oktober 2021.↩︎

  3. Kamerstuk 27 830, nr. 314.↩︎

  4. Kamerstuk 27 830, nr. 341.↩︎

  5. Kamerstuk 27 830, nr. 132.↩︎