Verslag van een schriftelijk overleg over Departementaal informatieplan van Financiën (Kamerstuk 36200-IX-9)
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2023
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2023D13069, datum: 2023-03-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 5
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36200-IX-39).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: M. Schukkink, griffier
- Beslisnota bij Kamerbrief inzake verslag van een schriftelijk overleg over Departementaal informatieplan van Financiën (Kamerstuk 36200-IX-9)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 36200 IX-39 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2023.
Onderdeel van zaak 2023Z05558:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2023-04-04 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-04-06 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2023-04-20 13:14: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
36 200 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2023
Nr. 39 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 31 maart 2023
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 31 oktober 2022 over Departementaal informatieplan van Financiën (Kamerstuk 36 200 IX, nr. 9).
De vragen en opmerkingen zijn op 2 december 2022 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 29 maart 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Tielen
De griffier van de commissie,
Schukkink
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Reactie van de Minister van Financiën
Met interesse heb ik kennisgenomen van de vragen die door de fracties van de VVD, D66 en PvdD zijn gesteld naar aanleiding van het Departementaal informatieplan van Financiën 2023–2025 d.d. 31 oktober 2022 (Kamerstuk 36 200 IX, nr. 9). Onderstaand wordt bij de beantwoording de volgorde van het verslag aangehouden.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het «Meerjarig Departementaal Informatieplan Financiën 2023–2025». Deze leden vragen het kabinet om uitgebreid in te gaan op de vraag hoe de ambities gerealiseerd zullen worden in het kader van personeelstekorten waarbij ook specifiek in wordt gegaan op het ICT-personeel.
Zoals aangegeven in hoofdstuk 2.5 van het Departementaal informatieplan van Financiën, is het werven en behouden van deskundig ICT-personeel inderdaad een uitdaging. Er is een gebrek aan gekwalificeerd personeel. Dit betreft zowel ICT-personeel op uitvoerend, tactisch als strategisch niveau, maar ook verbinders tussen ICT, uitvoering én beleid.
Wat hierbij een rol speelt is dat het personeelsbestand vergrijst, de vraag naar ICT’ers bij de gehele overheid groeit en het aantal afgestudeerde ICT’ers achterblijft bij de vraag.
Om de ambities, zoals beschreven in het informatieplan, te realiseren, worden meerdere acties ondernomen. De belangrijkste zijn:
– Het werven van personeel waarbij de werving zich onder andere richt op nieuwe toetreders tot de arbeidsmarkt. Hierbij sluit het Ministerie van Financiën aan bij Rijksbrede samenwerking-initiatieven zoals het Rijksbrede programma HR-ICT dat hier in voldoende mate in ondersteunt;
– Het investeren in de ontwikkeling van de kennis en vaardigheden van het personeel en management op gebied van digitalisering, bijvoorbeeld door bijscholing;
– Daarnaast wordt binnen de Belastingdienst, Toeslagen en Douane ook gekeken naar de mogelijkheden voor outsourcing van werkzaamheden.
Bij het plannen en het realiseren van de activiteiten die voorvloeien uit de ambities zoals verwoord in het Departementaal Informatieplan van Financiën wordt onder andere rekening gehouden met de schaarste op gebied van ICT-expertise. Dat gebeurt bijvoorbeeld doordat het afwegen van de prioriteiten in relatie tot de benodigde personele capaciteit onderdeel is van het portfolioproces.
Niet alles kan tegelijk: de vraag naar IV-capaciteit is groter dan het aanbod. Er is met het Meerjarenportfolio ICT (MJP) van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane beter inzicht in de prioritering, sturing en knelpunten van het totaal van de ICT-projecten en de bijdrage aan de meerjarendoelstellingen. Het doel van het MJP is om op basis van prioriteiten de noodzakelijke initiatieven op het gebied van wetgeving, modernisering en vernieuwing te plannen in de tijd, rekening houdend met beschikbare capaciteit, budget en onderlinge afhankelijkheden. De Belastingdienst, Toeslagen en Douane moderniseren de ICT-systemen en de technische schuld wordt teruggebracht. De technische schuld is sinds 2018 gehalveerd van 52 procent van het aantal systemen naar 26 procent. Een aantal grote systemen moet nog worden gemoderniseerd. De modernisering is complex en wordt daarom in kleine stappen uitgevoerd, zodat er meer grip ontstaat op deze projecten. In de Kamerbrief die de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst uw Kamer op 20 februari 2023 heeft toegestuurd wordt nader ingegaan op deze moderniseringsopgave.1
Het MJP van de Belastingdienst is gebaseerd op de Meerjarenvisie en het Informatieplan en sluit aan bij het afwegingskader dat Staatssecretaris voor Fiscaliteit en Belastingdienst op 3 juni met uw Kamer heeft gedeeld. Uw Kamer wordt in ieder geval jaarlijks geïnformeerd over de actualisatie van het MJP.
De leden van de D66-fractie merken op dat in het Regeerakkoord veel middelen beschikbaar zijn gesteld om de uitvoering te versterken binnen de rijksoverheid. Zou de Minister kunnen aantonen op welke plekken deze intensivering terug te zien is in de voorliggende stukken?
Bij afgelopen voorjaarsnota zijn middelen uit Werk aan Uitvoering beschikbaar gesteld voor de ICT-capaciteit. In 2023 zijn er 626.000 IV-dagen beschikbaar. Het feit dat de beschikbare middelen de afgelopen voorjaarsnota zijn toegenomen, betekent alleen niet dat alles tegelijk kan. Zoals bij de beantwoording van de vraag van de VVD ook al is aangegeven, vindt prioritering plaats in het MJP en is dit MJP mede gebaseerd op dit Informatieplan. In de Kamerbrief van 20 februari geeft de Staatssecretaris voor Fiscaliteit en Belastingdienst daarnaast aan dat de ICT-capaciteit in het MJP de komende jaren volledig is ingepland.
De leden van de D66-fractie herkennen de constatering dat de arbeidsmarkt, zeker ten aanzien van informatiespecialisten, zeer krap is en stellen vast dat de Minister daar beleid op voert. Kan de Minister ingaan op de vraag in hoeverre de overige doelen uit dit informatieplan daarmee voldoende uitvoerbaar zijn, of dat deze doelen sterk afhankelijk zijn van het succes om voldoende specialistische arbeidskrachten aan te trekken of te behouden? Bestaat er een plan B indien de benodigde mensen niet kunnen worden geworven om de beleidsvoornemens uit te voeren? Op basis waarvan is de afweging gemaakt tussen het inzetten op ontwikkeling van zittende medewerkers ten opzichte van het aantrekken van nieuwe medewerkers? In hoeverre vindt hierbij afstemming plaats met het arbeidsmarktbeleid van andere departementen, zodat de departementen samen optrekken in plaats van dat meerdere departementen in elkaars vijver aan het vissen zijn? Is het Rijksbrede programma HR-ICT daartoe voldoende?
Voor het grootste deel van het antwoord op deze vragen, verwijs ik u naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie.
Op uw vraag of er een plan B is, is het antwoord dat als er onvoldoende benodigde mensen zijn om de plannen uit te voeren er alternatieven worden onderzocht. Een alternatief kan zijn om de benodigde ICT niet zelf te bouwen maar in te kopen of de bouw uit te besteden.
Op uw vraag of er een afweging is tussen het inzetten op ontwikkeling van zittende medewerkers ten opzichte van het aantrekken van nieuwe medewerkers is het antwoord dat er op beide vlakken wordt ingezet. Er wordt zowel geïnvesteerd in bijscholing als in werving.
De leden van de D66-fractie vinden het interessant om te merken dat het «doenvermogen» van burgers, bedrijven en intermediairs is meegenomen in de analyse van de transformatie in de dienstverlening. Kan de Minister aangeven op welke concrete punten het informatiebeleid van het Ministerie van Financiën daarop is aangepast? Is hierbij aangesloten op de aanbevelingen en conclusies uit het WRR-rapport «Weten is nog geen doen»? Daarbij denken de leden van de D66-fractie bijvoorbeeld aan het goed nadenken over de standaardkeuze voor inwoners, automatische herinneringen in te stellen of op andere manieren inwoners te helpen om de juiste keuze ook de makkelijke keuze te laten zijn. Is de Minister bereid om nader onderzoek te doen om te kijken of hier nog meer aan gedaan kan worden?
Sinds de publicatie van het rapport «Weten is nog geen doen» van de WRR in 2017 staat het onderwerp «rekening houden met beperkt doenvermogen» op de agenda van het Ministerie van Financiën en opgenomen in het informatieplan. Op diverse plekken en in diverse fasen van beleidsontwikkeling en -uitvoering wordt hieraan invulling gegeven. Zo is er in de fase van wetsontwikkeling de doenvermogenscan, een tiental vragen voor de beleidsmaker gebaseerd op de aanbevelingen van de WRR. Op deze manier wordt in een vroege fase onderzocht wat de verwachte impact is op de doelgroep en hoe dit eventueel kan worden beperkt.
Ook in de verbeteringen van de dienstverlening speelt een realistische verwachting van het doenvermogen van de verschillende doelgroepen een belangrijke rol; het perspectief van burgers en ondernemers is in de transformatie van de dienstverlening altijd het vertrekpunt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van diverse soorten onderzoek onder burgers en ondernemers. En, wordt steeds opnieuw onderzocht en afgestemd of het mogelijk is om het voor burgers en ondernemers makkelijker te maken aan verplichtingen te voldoen en rechten te halen. Dit leidt bijvoorbeeld tot het voorinvullen van de aangifte, het aanbieden van herinneringen en notificaties, en het proactief per telefoon benaderen van mensen als wordt geconstateerd dat acties uitblijven. Signalen van onder andere burgers en ondernemers, maar ook medewerkers zijn aanleiding om processen continu te verbeteren. En waar mensen er niet uitkomen, wordt persoonlijke ondersteuning aangeboden.
Een voorbeeld van de Douane is de samenwerking tussen de Douane en het bedrijfsleven in het Overleg Douane Bedrijfsleven (ODB-IT). Het doel van dit overleg is om het bedrijfsleven zo goed mogelijk te ondersteunen bij het voldoen aan de administratieve plichten.
Op basis van de voortgang van de huidige acties en het aanwezige besef bij het ministerie dat doenvermogen van belang is, zie ik, op dit moment, geen aanleiding om nader onderzoek te laten doen.
De leden van de D66-fractie merken op dat het Ministerie van Financiën wil intensiveren op het gebruik van datagericht werken. Dit kan inderdaad een zinvolle aanvulling zijn, maar de voornoemde leden wijzen ook op het belang van goede checks and balances zodat algoritmes of andere instrumenten niet onbewust tot ongewenste uitkomsten leiden. Gaat de audit-analytics van de Auditdienst Rijk (ADR) hier adequaat op in? Worden waar dat nodig is zulke instrumenten ook bijgehouden in een algoritmeregister of iets vergelijkbaars? Welke normen worden er gehanteerd voor het vasthouden van informatie, dataminimalisatie en het op tijd verwijderen van informatie? Sluiten deze normen aan op andere departementen en adviezen vanuit de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)? Is er daarbij ook sprake van een controle op voldoende doelbinding?
Ik onderschrijf het belang van goede checks and balances op gebied van de inzet van algoritmes. De hoog-risico algoritmes die Financiën gebruikt, worden vermeld in het algoritmeregister (algoritmes.overheid.nl). Bij de start van het algoritmeregister op 21 december 2022 is het algoritme «Berekenen Huurtoeslag» gepubliceerd. De komende tijd zullen meer algoritmes in het algoritmeregister worden opgenomen.
De normen die worden gehanteerd voor het vasthouden van informatie, dataminimalisatie en het op tijd verwijderen van informatie, komen voort uit de huidige juridische kaders (Kamerstukken 33 826 en 26 643, nr. 45) en een implementatiekader dat nog in ontwikkeling is (Kamerstukken 26 643 en 33 826, nr. 922) als onderdeel van de werkagenda Digitalisering van de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering. Bij het implementatiekader is er aandacht voor non-discriminatie, menselijke tussenkomst, proportionaliteit en al bestaande verplichtingen rondom IT-beheer en gegevensverwerkingsbeheer. De adviezen van de Autoriteit Persoonsgegevens worden opgevolgd.
Voor wat betreft ethische vraagstukken is naar aanleiding van een notaoverleg op 1 februari 2021, door de staatssecretarissen van Financiën een onafhankelijke Adviescommissie Analytics aangekondigd. De Adviescommissie zal gevraagd en ongevraagd aan Financiën advies geven over actuele analytics-vraagstukken (data-analyse, algoritmen, risicomodellen en artificiële intelligentie) en doet dat vanuit de vijf perspectieven die de Algemene Rekenkamer (AR) in haar rapport «Aandacht voor algoritmes» als toetsingskader heeft meegegeven: sturing en verantwoording, model en data, privacy, IT General Controls en Ethiek.
Zoals in het Departementaal informatieplan van Financiën aangegeven, werkt bijvoorbeeld de Auditdienst Rijk (ADR) in steeds grotere mate datagedreven in zowel de jaarrekeningcontrole als bij gevraagde onderzoeken voor diverse opdrachtgevers. Audit-analytics is een onderdeel van de gereedschapskist van de auditor om kwalitatief onderzoek zo efficiënt mogelijk uit te voeren. De ADR maakt op dit moment geen gebruik van hoog-risico algoritmes ter ondersteuning van het auditproces.
De algemene uitgangspunten voor de uitoefening van de interne auditfunctie bij de rijksdienst zijn vastgelegd in het auditcharter. Daarbij moet de ADR voldoen aan Rijksbrede eisen ten aanzien van informatiebeveiliging en privacy, te weten de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De beveiligingsautoriteit (BVA) van Financiën ziet toe op de naleving van de BIO en de functionaris gegevensbescherming (FG) op naleving van de AVG. Om audits en onderzoekopdrachten te kunnen uitvoeren, heeft de ADR entries opgenomen in het Verwerkingenregister.
Daar waar het noodzakelijk is persoonsgegevens te verwerken, wordt bij aanvang, tijdens en na afloop van de audits en onderzoeken vastgesteld of sprake is van doelbinding, data-minimalisatie, mogelijkheden tot anonimiseren en/of pseudonimiseren. Zo mogelijk worden gegevens na gebruik gewist en/of de toegang verder beperkt. ADR-dossiers worden 7 jaar bewaard voor kwaliteitsdoeleinden, en daarna vernietigd. Voor EU-onderzoeken gelden langere bewaartermijnen.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd over de acties die aangekondigd worden om hybride werken beter te faciliteren. Kan de Minister erop ingaan of het Ministerie van Financiën daarmee adequaat tegemoetkomt aan de eisen uit de Wet Werken Waar Je Wilt (Kamerstuk 35 714)? Indien een werknemer een verzoek doet om meer thuis te werken, zijn er dan in ieder geval geen technische belemmeringen om dit verzoek in te willigen?
De wet «Werken waar je wilt» geeft werknemers meer vrijheid om hun werkplek te kiezen. Deze wet formaliseert in feite de transitie naar hybride werken die binnen het Rijk, waaronder het Ministerie van Financiën, al in gang is gezet. Het hybride werken is volop in ontwikkeling en het Ministerie van Financiën werkt mee aan het realiseren van de Rijksbrede Beleidsvisie «Hybride werken 2027». Deze beleidsvisie is een richtinggevend kader voor de komende jaren op basis waarvan het hybride werken verder vorm te geven.
Bij het Ministerie van Financiën zijn er geen technische belemmeringen om verzoeken om thuis te werken in te willigen. Wel kan het zijn dat de aard van het werk het niet toelaat om het werk vanaf thuis te doen.
Welke mogelijkheden ziet de Minister om ook het Meerjarig Departementaal Informatieplan Financiën (2023–2025) meer in dienst te laten staan van het klimaatbeleid? De leden van de PvdD-fractie constateren dat er in de wetenschapstoets conform artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016 (CW) voor het klimaatbeleid door wetenschappers is geconstateerd dat er onder andere sprake is van versnippering van CW 3.1-informatie. Dit maakt het moeilijk om op de volledigheid van informatie te toetsen. Wat gaat de Minister doen met deze bevindingen? Is de Minister bereid om de feedback die deze bevindingen geven te integreren in het informatieplan? Zo nee, op welke manier gaat zij dan wel aan de slag met de bevindingen uit de wetenschapstoets klimaatbeleid?
In het volgende Meerjarig Departementaal Informatieplan van Financiën wordt explicieter gemaakt in welke mate de acties in het Informatieplan bijdragen aan het klimaatbeleid. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan hoe het Ministerie van Financiën bijdraagt aan het projectplan ten behoeve van Rijksbrede duurzaamheidsdata. Dat plan, onder coördinatie van het Ministerie van BZK, voorziet in het verbeteren van de registratie en monitoring van de datastromen ten behoeve van de duurzaamheidsonderwerpen van de rijksoverheid met het oog op het voldoen aan de Global Reporting Initiative-standaarden (GRI) voor duurzaamheidsrapportages. Een groot deel van deze verzamelde informatie wordt gerapporteerd aan de Tweede Kamer via de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR).
De bevindingen uit de wetenschapstoets conform artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016 (CW) voor het klimaatbeleid, heb ik onder de aandacht gebracht van de Minister voor Klimaat en Energie.
Kamerstuk 31 066 en 26 643, nr. 1174↩︎