Beantwoording vragen gesteld tijdens het commissiedebat Contourennota aanpassing Mijnbouwwet van 23 maart 2023, over het strafrechtelijk onderzoek 'Waterinjectie Borgsweer'
Gaswinning
Brief regering
Nummer: 2023D14450, datum: 2023-04-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33529-1141).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Onderdeel van kamerstukdossier 33529 -1141 Gaswinning.
Onderdeel van zaak 2023Z06070:
- Indiener: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-04-12 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-04-18 17:00: Procedurevergadering commissie EZK (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-06-22 13:00: Mijnbouw/Groningen (Commissiedebat), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-06-29 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
33 529 Gaswinning
Nr. 1141 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 april 2023
In het commissiedebat van de Commissie voor Economische Zaken en Klimaat over de contourennota aanpassing Mijnbouwwet van 23 maart jl. hebben de leden Beckerman en Nijboer vragen gesteld over het strafrechtelijke onderzoek «Waterinjectie Borgsweer». Ik heb toegezegd op korte termijn een brief te sturen. Met deze brief beantwoord ik deze vragen.
Het betreffende rapport «Waterinjectie Borgsweer» heb ik u op 21 maart 2023 toegezonden (Kamerstuk 33 529, nr. 1134). De vragen van de leden hadden betrekking op het verlenen van vergunningen zolang het strafrechtelijke onderzoek en de rechtszaak loopt, het «nee tenzij» principe als uitgangspunt nemen bij hernieuwde vergunningverlening en het breder actualiseren van bestaande vergunningen.
In antwoord op de vragen bevestig ik allereerst dat ik mij niet alleen richt op nieuwe vergunningen. Het is inderdaad belangrijk om bestaande vergunningen te herzien en te actualiseren, gelet ook op de manier waarop we nu mijnbouwwinning beschouwen, zoals ik heb verwoord in de contourennota. Er loopt al ruim een jaar een programma waarin het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) samen optrekken in milieuversterking. Onderdeel van dit programma is het actualiseren van vergunningen. Ik zal u van de voortgang hiervan voor de zomer op de hoogte stellen.
Het onderzoek van het Openbaar Ministerie betreft met name het niet voldoen aan de vergunningvoorschriften door de NAM. Ik volg het strafrechtproces vanzelfsprekend met grote aandacht. Alle voor het bevoegde gezag relevante inzichten die in de strafzaak naar boven zijn gekomen, zijn door het Openbaar Ministerie vertaald naar het op 21 maart jl. naar u toegezonden rapport. Zoals ik in mijn begeleidende brief heb aangegeven, zal ik de bestuursrechtelijke adviezen uit het rapport van het Openbaar Ministerie overnemen. Onderdeel hiervan is het in samenspraak maken van een sectorplan inzake de omgang met de betreffende waterstromen. Deze zal kaderstellend zijn voor af te geven vergunningen en ik zal deze toepassen bij de actualisatie van de bestaande en vigerende vergunningen voor Borgsweer, Den Helder en Farmsum.
Ik hecht er overigens aan te benadrukken dat het onderzoek van het Openbaar Ministerie is gericht op de juridische kwalificatie van – een beperkt deel van – de afvalstromen als gevaarlijke afvalstof. Die kwalificatie heeft vooral een relatie met de wijze van transport en handeling van de afvalstromen. Het betreft afvalstromen van winningslocaties, waarbij stoffen worden teruggebracht naar een vergelijkbare aardlaag waar deze voor het overgrote deel vandaan komen. Dit is een gebruikelijke verwijderingswijze. Deze techniek wordt overal in Europa toegepast, aangezien dit over het algemeen juist de minste risico’s voor het milieu met zich meebrengt én vaak het meest energie-efficiënt is. Ook bij nieuwe activiteiten kan injecteren in de ondergrond vergunbaar zijn, mits aan alle voorwaarden is voldaan, waaronder veiligheid voor mens en milieu, het genoemde sectorplan en de «nee tenzij» aanpak.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
J.A. Vijlbrief