[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

36341 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake vaststelling van regels voor het Nederlands kwalificatieraamwerk voor een leven lang leren (Wet NLQF)

Vaststelling van regels voor het Nederlands kwalificatieraamwerk voor een leven lang leren (Wet NLQF)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2023D15776, datum: 2023-04-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2023Z06696:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


RAADNo.W05.21.0180/I 's-Gravenhage, 13 oktober 2021

...................................................................................

Bij Kabinetsmissive van 6 juli 2021, no.2021001315, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van regels voor het Nederlands kwalificatiekader voor een leven lang leren (Wet NLQF), met memorie van toelichting.

Dit wetsvoorstel dient ertoe een wettelijke grondslag te verlenen aan het Nederlands kwalificatiekader voor een leven lang leren (NLQF). Daarbij geeft het zowel een grondslag voor generieke inschaling van formele, door de onderwijswetgeving geregelde opleidingen in het NLQF, als voor het op verzoek inschalen in het NLQF van individuele non-formele, niet door die wetgeving geregelde opleidingen.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft begrip voor het wettelijk verankeren van het NLQF-systeem. Zij constateert echter dat het hanteren van hetzelfde NLQF-systeem voor zowel formele als non-formele opleidingen tot onduidelijkheid leidt. De indruk kan ontstaan dat het NLQF een kwaliteitsbeoordeling inhoudt voor non-formele opleidingen. Daarmee wordt de suggestie gewekt dat een non-formele opleiding kwalitatief gezien gelijkstaat aan een formele opleiding met dezelfde NLQF-inschaling. Dit risico zou volgens de Afdeling moeten worden ondervangen. In verband hiermee adviseert de Afdeling het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het is aangepast.

1. Achtergrond en inhoud van het voorstel

Eerst in 2008 en vervolgens in 2017 deden het Europees Parlement en de Raad een aanbeveling tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren.1 Uit deze aanbeveling volgt dat de lidstaten naast het Europees kwalificatiekader (hierna: EQF) een nationaal kwalificatiekader ontwikkelen voor een leven lang leren. De daarin gehanteerde nationale kwalificatieniveaus dienen gekoppeld te zijn aan de Europese kwalificatieniveaus, waardoor in de hele Unie duidelijk is wat het kwalificatieniveau van een opleiding is. Daarbij is de doelstelling om formeel, niet-formeel en informeel leren beter aan elkaar te koppelen, en om de informatie daarover toegankelijk en transparant te maken.2

In 2012 is het Nederlands kwalificatiekader ontwikkeld en is het Nationaal Coördinatiepunt voor het NLQF (hierna: NCP) opgezet. Het NLQF bevat kwalificaties behorende bij formele en non-formele opleidingen. Een formele opleiding is een leertraject dat wettelijk gereguleerd is.3 Alle formele opleidingen zijn generiek ingeschaald, waarbij de NLQF-niveaus corresponderen met verschillende typen opleidingen (van vmbo tot en met een doctoraat).4 Het Nederlands kwalificatiekader (hierna: NLQF) loopt synchroon met het EQF, aangevuld met een instroomniveau en een NLQF-niveau 4+ voor het VWO en vavo-VWO.5

Non-formele opleidingen zijn leertrajecten die niet wettelijk zijn gereguleerd. Het NCP, dat is ondergebracht bij de stichting CINOP,6 is verantwoordelijk voor de inschaling van non-formele opleidingen. Benadrukt moet worden dat die inschaling niet gebaseerd is op een inhoudelijke beoordeling van de opleiding. Voor non-formele opleidingen geldt dat een proces van inschaling per opleiding moet worden doorlopen. Daarbij moet eerst voor de aanbiedende organisatie een validiteitstoets worden uitgevoerd.7 Vervolgens beslist het NCP op het verzoek tot inschaling van de bij een non-formele opleiding behorende kwalificatie op een bepaald NLQF-niveau.8 De kwalificaties van non-formele opleidingen hebben een geldigheidsduur van zes jaar, daarna vindt een herbeoordeling van de inschaling plaats.9

Het onderhavige wetsvoorstel biedt een wettelijke grondslag aan het NCP en het NLQF. Daarbij voorziet het in de inschaling van zowel formele als non-formele opleidingen. De formele opleidingen worden generiek (dus zonder afzonderlijke beoordeling per opleiding) ingeschaald in het NLQF en EQF via een ministeriële regeling.10 Het wetsvoorstel verplicht tot de vermelding van het NLQF-niveau en het daaraan gerelateerde EQF-niveau op de diploma’s van formele opleidingen.11

De non-formele opleidingen worden afzonderlijk bij besluit ingeschaald door een privaatrechtelijk zbo, namelijk de rechtspersoon die wordt aangewezen als het NCP. Daarnaast beheert het NCP een register van kwalificaties van non-formele opleidingen, verstrekt het informatie over het NLQF en EQF en is het verantwoordelijk voor onderhoud en beheer van het NLQF.12 De waardedocumenten13 van aldus ingeschaalde opleidingen moeten het NLQF-niveau en het daaraan gerelateerde EQF-niveau vermelden.14

Ten slotte bevat het wetsvoorstel de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen als in strijd met de regels een NLQF- en/of EQF-niveau wordt vermeld of in het vooruitzicht wordt gesteld.15 De Inspectie van het Onderwijs zal toezien op de naleving van het verbod op niet-gerechtigde aanduiding van een NLQF- of EQF-niveau.16

2. Behoefte arbeidsmarkt en betrokkenheid sociale partners

Volgens de toelichting levert het wetsvoorstel een belangrijke bijdrage aan het beleid op het terrein van een leven lang ontwikkelen.17 De regering ziet in het wettelijk verankeren van het NLQF voordelen voor zowel werknemers als werkgevers.18 De Afdeling mist in de toelichting echter een beschouwing over de behoefte die in de praktijk leeft aan deze vorm van kwalificatie en de wensen die daar bestaan over de inrichting van het systeem.

Uit de toelichting blijkt niet of de sociale partners, als direct belanghebbenden bij het voorstel, betrokken zijn geweest bij de voorbereiding van het wetsvoorstel.19 Ook wordt niet toegelicht welke afstemming heeft plaatsgevonden met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), dat verantwoordelijk is voor de wetgeving op het gebied van de arbeidsmarkt.

Een eerder concept van het wetsvoorstel is in 2015 in consultatie gegeven. Hierop zijn zowel positieve als kritische reacties van belanghebbenden ontvangen.20 In 2017 is een evaluatierapport van het NCP verschenen en in 2019 is de Onderwijsraad (aanvullend) geconsulteerd. Anno 2021 ligt het onderhavige wetsvoorstel voor. De Afdeling constateert dat dit wetsvoorstel op belangrijke onderdelen afwijkt van de consultatieversie uit 2015.21

De Afdeling adviseert sociale partners en het ministerie van SZW bij het voorstel te betrekken en de uitkomsten hiervan te vermelden in de toelichting. Eveneens adviseert zij het voorstel opnieuw in internetconsultatie te geven.

3. Verhouding wetsvoorstel tot de Europese aanbeveling

Het voorstel vormt een uitwerking van de aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017. Deze aanbeveling laat ruimte om nationale kwalificatiekaders voor een leven lang leren naar eigen inzicht in te richten en beveelt aan om deze vervolgens te relateren aan het juiste EQF-niveau.22 Uit het voorliggende wetsvoorstel blijkt enerzijds dat Nederland zich aan de aanbeveling heeft gecommitteerd.23 Anderszins wijkt het voorstel in een aantal opzichten af van de aanbeveling. In dat licht vallen enkele verschillen op tussen de Aanbeveling en het wetsvoorstel.

Waar de definitie in het wetsvoorstel gericht is op de beoogde resultaten richt de aanbeveling zich op de bereikte resultaten.24 Dit onderscheid is van belang, omdat een gerichtheid op bereikte resultaten een veel intensievere beoordeling van de opleiding zal inhouden. Immers, niet alleen de leerdoelen ‘op papier’ zullen hierbij beoordeeld moeten worden, maar ook het daadwerkelijk bereiken van die leerdoelen.

Daarnaast stelt de aanbeveling inhoudelijke eisen aan de totstandkoming en inhoudelijke kwaliteit van kwalificaties, waarvan onduidelijk is in hoeverre het wetsvoorstel deze eisen ook stelt (zie punt 4).25 De aanbeveling maakt evenals het wetsvoorstel onderscheid tussen formeel en informeel leren. Verder maakt het wetsvoorstel onderscheid tussen formele en non-formele kwalificaties, waar de aanbeveling dit niet doet.26 Dit onderscheid tussen typen kwalificaties is echter van groot belang voor de inhoud van het wetsvoorstel (zie punt 4).

De toelichting gaat niet in op de verschillen tussen de Aanbeveling en het wetsvoorstel. De Afdeling adviseert deze verschillen alsnog in de toelichting te benoemen en te motiveren.

4. Regulering van non-formele opleidingen

a. De status van non-formele kwalificaties

Ook nu is het al mogelijk een NLQF- en EQF-niveau te vermelden op waardedocumenten van non-formele opleidingen. Volgens de regering is een wettelijke regeling echter van belang: deze “maakt het voor aanbieders aantrekkelijker om hun opleiding te laten inschalen, omdat daarmee de maatschappelijke betekenis (van deze opleiding, red.) versterkt kan worden”.

De Afdeling constateert dat de gekozen constructie een ambigu karakter heeft.

Enerzijds neemt de overheid verantwoordelijkheid voor non-formele opleidingen, aangezien een zbo de bevoegdheid en taak krijgt het NLQF-niveau van deze opleidingen op aanvraag vast te stellen.27 Zij neemt deze verantwoordelijkheid vanwege het belang van dit instrument in het kader van het beleid betreffende een leven lang leren. De regering geeft aan dat deze inschaling ‘een zeker civiel effect (maatschappelijke erkenning)’ kan hebben.28 Uitdrukking van de betrokkenheid van de overheid is ook dat de Onderwijsinspectie toezicht houdt op het juiste gebruik van de kwalificaties. Het ten onterechte hanteren van een NLQF- of EQF-niveau wordt verboden en dit verbod wordt gehandhaafd met een bestuurlijke boete.29

Anderzijds benadrukt de toelichting dat de inschaling niets te maken heeft met de erkenning of kwaliteitsbeoordeling van opleidingen op grond van onderwijswetten en dus geen vorm van accreditatie is. Over de kwaliteit en inhoud van de non-formele opleiding zegt de vaststelling van het NLQF-niveau niets.30 Uit de toelichting blijkt dat deze vaststelling zal plaatsvinden op basis van gegevens over de beoogde leeruitkomsten, zonder dat de daadwerkelijke kwaliteit van het onderwijs wordt beoordeeld.31 Derhalve biedt inschaling van een non-formele opleiding geen waarborg dat iemand die de opleiding heeft doorlopen en afgerond een bepaald niveau aan kennis en vaardigheden heeft bereikt. Uiteraard kunnen er, buiten het NLQF om, wel kwaliteitswaarborgen bestaan voor non-formele opleidingen.

De aldus vastgestelde ambiguïteit van het voorstel kan leiden tot ongewenste neveneffecten.

b. Neveneffecten

Door de expliciete betrokkenheid van de overheid kan de suggestie worden gewekt dat er wel degelijk sprake is van een inhoudelijke kwaliteitsbeoordeling van non-formele opleidingen van overheidswege.32 Daarnaast werkt het hanteren van hetzelfde (NLQF-)systeem voor zowel non-formele als formele opleidingen verwarring in de hand. Formele opleidingen worden, los van de NLQF-inschaling, in het kader van accreditatie en inspectietoezicht onderworpen aan een uitgebreide kwaliteitsbeoordeling aan de hand van wettelijke voorschriften. Dat geldt niet voor de non-formele opleidingen, ten aanzien waarvan slechts een formele, papieren beoordeling plaatsvindt, die niet op de onderwijspraktijk en de bereikte leerresultaten is gericht.

Uit onderzoek blijkt dat in de huidige situatie verwarring bestaat over de status van een NLQF/EQF-kwalificatie. Het begrip kwalificatie suggereert immers dat het gaat om een erkenning van behaalde leerprestaties. Daarnaast gaat van inschaling van een non-formele opleiding de suggestie uit dat deze qua niveau gelijkstaat aan een formele opleiding, die op hetzelfde NLQF/EQF-niveau wordt ingeschaald.33

De hierboven beschreven onduidelijkheid zal worden versterkt wanneer ingeschaalde non-formele opleidingen zich afficheren als kwalitatief gelijkwaardig aan formele opleidingen met hetzelfde NLQF-niveau, terwijl het voor de burger niet duidelijk is dat bij NLQF-inschaling van de non-formele opleidingen de kwaliteit niet door de overheid wordt beoordeeld. Ook zou de onjuiste suggestie kunnen ontstaan dat non-formele opleidingen op gelijke wijze als formele opleidingen toegang geven tot een vervolgopleiding of een arbeidsbetrekking. In het huidige systeem leidt dit al tot misverstanden. Een wettelijke verankering van dit systeem zal deze onduidelijkheid versterken.34

De Onderwijsraad heeft op het conceptwetsvoorstel vergelijkbare kritiek geuit.35 De regering vermeldt in de toelichting weliswaar deze bezwaren te begrijpen, maar concludeert ‘alles afwegende’ van oordeel te zijn dat het wettelijk regelen van het NLQF in relatie tot non-formele opleidingen de voorkeur verdient boven een ongeregelde voortzetting van de huidige praktijk.36 Daarmee is deze kritiek echter niet weggenomen.

c. Kader voor non-formele opleidingen

De Afdeling ziet – met de regering – het belang in van een zekere betrokkenheid van de overheid bij het relateren van non-formele opleidingen aan het NLQF/EQF. Een dergelijke betrokkenheid kan onterecht gebruik van NLQF/EQF kwalificaties beperken en steun verlenen aan de beleidsinzet voor een leven lang ontwikkelen. De neveneffecten die hierboven worden beschreven, zouden echter beter ondervangen moeten worden. Dit is mogelijk door een scherper onderscheid te maken tussen de betekenis van NLQF/EQF-kwalificaties voor enerzijds formele en anderzijds non-formele opleidingen. Dit zou zowel in de wettekst als in de presentatie van de kwalificaties tot uitdrukking moeten komen.

De Afdeling acht het hiervoor noodzakelijk dat een afzonderlijk kader wordt ingevoerd, dat uitsluitend gericht is op non-formele opleidingen.37 Een dergelijk zelfstandig kader kan wel worden gerelateerd aan het NLQF/EQF. Wel dient geëxpliciteerd te worden dat inschaling van non-formele opleidingen niet berust op een kwaliteitskeurmerk van overheidswege en dat aan die inschaling van de kwalificatie geen rechten kunnen worden ontleend wat betreft toegang tot een vervolgopleiding of een arbeidsbetrekking. Voor het wegnemen van de genoemde onduidelijkheid is essentieel dat het verschil tussen de kaders voor formele en non-formele opleidingen ook tot uitdrukking komt in de naamgeving/codes van de kwalificatie (bijv. F-4 versus NF-4).

In het verlengde van de gevraagde verduidelijking van de status van de verschillende opleidingen in het kader van het NLQF is een goed toezicht op het gebruik en de affichering van het NLQF ten aanzien van non-formele opleidingen van belang. In het wetsvoorstel is voorzien in een verbodsbepaling ten aanzien van een niet-gerechtigde aanduiding van het NLQF en EQF-niveau.38 Hieruit blijkt echter niet dat ook toezicht gehouden kan worden op een juiste affichering van non-formele opleidingen, in verhouding tot die van formele opleidingen.

De Afdeling adviseert het wetsvoorstel aan te passen, met inachtneming van de hiervoor genoemde punten.

5. Aanwijzing verantwoordelijke rechtspersoon

Het NCP wordt volgens de toelichting bij het wetsvoorstel ondergebracht bij de Stichting CINOP. De Minister van OCW verleent de Stichting CINOP subsidie om deze taken uit te voeren. Uit de toelichting bij het wetsvoorstel blijkt dat wordt beoogd de Stichting CINOP op basis van artikel 1.4 aan te wijzen als rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het NCP NLQF.39

De aanwijzing in het wetsvoorstel, van een rechtspersoon waar het NCP NLQF als uitvoerende organisatie onder ressorteert, roept vragen op in het licht van de Europese vrije verkeers- en staatssteunregels. De wettelijk te waarborgen taken voor het NCP NLQF kunnen worden aangemerkt als economische diensten, die ook door marktpartijen (zouden) kunnen worden aangeboden. Van de aanwijzing van een rechtspersoon als partij die (exclusief) met dergelijke taken is belast kunnen daarom concurrentieverstorende gevolgen voor deze marktpartijen uitgaan. Dit betekent niet alleen dat de financiering van deze rechtspersoon aan de staatssteunregels moet voldoen; de aanwijzing zelf zal in overeenstemming moeten zijn met de regels inzake het vrij verkeer en de aanbestedingsregels.

Mogelijk is de uitvoering van de betreffende taken aan te merken als dienst van

algemeen economisch belang of als een uitsluitend of bijzonder recht. In de toelichting komt dit aspect evenwel niet aan de orde en wordt niet voorzien in een rechtvaardiging van de aanwijzing in het licht van voornoemde Unierechtelijke regels.40 Daarnaast zal moeten worden bezien in hoeverre de aangewezen rechtspersoon naast zijn wettelijke taken nog andersoortige – mogelijk commerciële – activiteiten kan ontplooien.

De Afdeling adviseert om in de toelichting op het bovenstaande in te gaan.

6. Evaluatiebepaling

In het voorstel ontbreekt een evaluatiebepaling. De Afdeling acht het van belang om het voorstel te evalueren op zowel de beoogde effecten als de hiervoor genoemde mogelijke neveneffecten.41

De Afdeling adviseert om het voorstel na vijf jaar te evalueren op voorgenoemde aspecten en hiertoe een evaluatiebepaling op te nemen. Bij deze evaluatie zouden in ieder geval de inzichten en ervaringen van sociale partners, onderwijsdeelnemers en onderwijsinstellingen betrokken moeten worden.

7. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het voorstel en adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het is aangepast.


De vice-president van de Raad van State,

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W05.21.0180/I

  • Memorie van toelichting aanvullen met een artikelsgewijze toelichting op artikel 2.2, derde lid.


  1. Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017 inzake het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren en tot intrekking van de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren, Pb. EU C189/15 (hierna: Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017).↩︎

  2. Overwegingen 2 en 4 van de Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017.↩︎

  3. Voortgezet onderwijs, mbo, hbo, wetenschappelijk onderwijs.↩︎

  4. https://www.nlqf.nl/nlqf-niveaus.↩︎

  5. https://www.nlqf.nl/nlqf-niveaus.↩︎

  6. Onderwijskundig advies- en onderzoeksbureau voor een leven lang ontwikkelen, zie https://cinop.nl/.↩︎

  7. Daarbij worden rechtspersoonlijkheid, eigendomsrecht van de kwalificatie, continuïteit van de organisatie en de onafhankelijkheid van examinering en kwaliteitsborging van de aanvragende organisatie beoordeeld.↩︎

  8. https://www.nlqf.nl/inschaling.↩︎

  9. Memorie van toelichting, paragraaf 4.1 ‘Organisatie en taken’.↩︎

  10. Voorgesteld artikel 2.1. Zo krijgt bijvoorbeeld iedere mbo-niveau 4-opleiding het predicaat ‘niveau 4’ en iedere masteropleiding krijgt ‘niveau 7’.↩︎

  11. Voorgesteld artikel 2.2.↩︎

  12. Voorgesteld artikel 1.4.↩︎

  13. Volgens het voorgestelde artikel 1.1 is een waardedocument een diploma, diplomasupplement, getuigschrift, certificaat of ander document waarin wordt vermeld dat een leertraject met succes is afgerond’.↩︎

  14. Voorgesteld artikel 3.1 en 3.3.↩︎

  15. Voorgesteld artikel 4.1, 4.2 en 4.3.↩︎

  16. Voorgesteld artikel 5.1; Memorie van toelichting, paragraaf 5.1.1. ‘De bestuurlijke boete’ en paragraaf 5.3 ‘Toezicht’.↩︎

  17. Memorie van toelichting, paragraaf 1 ‘Inleiding’.↩︎

  18. Memorie van toelichting, paragraaf 2.1.6 ‘Belang van wettelijke grondslag NLQF’.↩︎

  19. Vergelijk S. Broek e.a., Onderzoek NLQF, Ockham/IPS, september 2017, p. 41: “Sociale partners zien echter wel een grote toegevoegde waarde (en noodzaak) om het NLQF verder te ontwikkelen in het kader van het belang van een leven lang leren en duurzame inzetbaarheid.”↩︎

  20. https://www.internetconsultatie.nl/wetsvoorstelnlqf/details.↩︎

  21. Zo was in de consultatieversie niet voorzien in de instelling van een zbo en sloot de definitie van het centrale begrip kwalificatie’ meer aan bij de tekst van de Europese aanbeveling (zie punt 3).↩︎

  22. Overwegingen 27 en 29 van de Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017. Een aanbeveling van de Europese Unie is niet bindend voor de lidstaten, zie artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.↩︎

  23. Memorie van toelichting, paragraaf 7.2.1 ‘Aanvullende consultatie’.↩︎

  24. Bijlage I, onderdeel a, van de Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017 en voorgesteld artikel 1.1. De aanbeveling gaat uit van een kwalificatie als ‘het formele resultaat van een beoordelings- en validatieproces, dat wordt verworven wanneer een bevoegde autoriteit vaststelt dat de leerprestaties die een persoon heeft bereikt, aan bepaalde eisen beantwoorden.’ Het wetsvoorstel gaat daarentegen uit van een definitie in termen van ‘beoogde leeruitkomsten, zijnde wat iemand kent en kan doen na de voltooiing van een leertraject’.↩︎

  25. Zie in het bijzonder Aanbevelingen 3, 4 en 5 en Bijlage IV van de Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017.↩︎

  26. Voorgesteld artikel 1.1.↩︎

  27. Voorgesteld artikel 1.4, eerste lid, onder a.↩︎

  28. Memorie van toelichting, paragraaf 3.3 ‘Vaststelling NLQF en EQF-niveau non-formele opleidingen’. In dit licht bezien is het gebruik van de term ‘non-formele kwalificaties’ ongelukkig, nu het hier immers gaat om formele kwalificaties, zij het voor non-formele opleidingen.↩︎

  29. Voorgestelde artikelen 4.1-4.3.↩︎

  30. Memorie van toelichting, paragraaf 3.1 ‘De kwalificatieniveaus’, paragraaf 3.3 ‘Vaststelling NLQF

    en EQF-niveau non-formele opleidingen’.↩︎

  31. Memorie van toelichting, paragraaf 3.1 ‘De kwalificatieniveaus’ en paragraaf 3.3 ‘Vaststelling NLQF en EQF-niveau non-formele opleidingen’.↩︎

  32. S. Broek e.a., Onderzoek NLQF, Ockham/IPS, september 2017, p. 35-36.↩︎

  33. Onderwijsraad, Advies wetsvoorstel NLQF, 29 mei 2019; S. Broek e.a., Onderzoek NLQF, Ockham/IPS, september 2017, p. 33-34.↩︎

  34. Ter illustratie kan gewezen worden op een zaak een als NLQF-niveau 4 ingeschaalde opleiding werd geafficheerd als gelijkwaardig aan een mbo-niveau 4 opleiding. De rechter oordeelde dat hier sprake was van dwaling en schending van de mededelingsplicht. Rb. Amsterdam, 3 februari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:638. Zie ook Rb. Amsterdam, 5 januari 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:2.↩︎

  35. Onderwijsraad, Advies wetsvoorstel NLQF, 29 mei 2019.↩︎

  36. Memorie van toelichting, paragraaf 7.3 ‘Advies Onderwijsraad’.↩︎

  37. Onder uitdrukkelijke vermelding dat het uitsluitend ziet op beoogde leeruitkomsten – de beschreven doeleinden van de non-formele opleidingen - en niet op de daadwerkelijk gerealiseerde leeruitkomsten. Met het oog op dit onderscheid dient de term ‘beoogde’ in de definitie van kwalificatie zoals gebezigd voor formele opleidingen geschrapt te worden.↩︎

  38. Voorgesteld artikel 4.1 en 4.2.↩︎

  39. Memorie van toelichting, paragraaf 4.2 ‘Positionering van het NCP NLQF als zelfstandig bestuursorgaan’.↩︎

  40. Vergelijk Kamerstukken II 2020/21, 35900, nr. 4.↩︎

  41. Aanwijzing voor de regelgeving 5.58. Zie ook Aanbeveling 18 van de Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017.↩︎