Reactie op de gewijzigde motie van het lid Stoffer c.s. over verkennen in hoeverre voor belangenorganisaties met een ideëel doel op grond van artikel 3:305a BW nadere vereisten aan representativiteit gesteld moeten worden (Kamerstuk 36169-37)
Wijziging van de Klimaatwet (implementatie Europese klimaatwet)
Brief regering
Nummer: 2023D16275, datum: 2023-04-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36169-39).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Onderdeel van kamerstukdossier 36169 -39 Wijziging van de Klimaatwet (implementatie Europese klimaatwet).
Onderdeel van zaak 2023Z06922:
- Indiener: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-04-20 13:14: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-05-16 17:00: Procedurevergadering commissie EZK (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-05-25 14:00: Reactie op de gewijzigde motie van het lid Stoffer c.s. over verkennen in hoeverre voor belangenorganisaties met een ideëel doel op grond van artikel 3:305a BW nadere vereisten aan representativiteit gesteld moeten worden (Kamerstuk 36169-37) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-05-31 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-09-07 13:45: Extra procedurevergadering commissie Justitie en Veiligheid (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-02-07 10:40: Tweeminutendebat nadere vereisten aan representativiteit voor belangenorganisaties met een ideëel doel (36169-39) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2024-02-08 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
36 169 Wijziging van de Klimaatwet (implementatie Europese klimaatwet)
Nr. 39 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 april 2023
Op 21 februari 2023 heeft uw Kamer een (gewijzigde) motie van de leden Stoffer c.s. aangenomen (Handelingen II 2022/23, nr. 55, item 12).1 Daarin wordt de regering verzocht om te verkennen in hoeverre voor belangenorganisaties met een ideëel doel op grond van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek nadere vereisten met het oog op de representativiteit gesteld moeten worden.
De motie is in het kader van de behandeling van de Wet implementatie Europese klimaatwet namens het kabinet door de Minister voor Klimaat en Energie ontraden. Omdat de motie is ontraden, heeft de heer Stoffer verzocht om een brief waarin de regering uitlegt op welke wijze zij uitvoering gaat geven aan de motie. In deze brief kom ik daar namens het kabinet op terug.
Toegang tot de rechter is een groot goed. In het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is ingezet op versterking van de democratische rechtsorde en is afgesproken de toegang tot het recht te verbeteren. Het recht van een belangenorganisatie om in een collectieve actie op te komen voor belangen van andere personen staat sinds 1994 in het Burgerlijk Wetboek (artikel 3:305a BW). Sindsdien kan een stichting of vereniging die volgens haar statuten opkomt voor de belangen van andere personen, een rechtsvordering instellen. Een belangenorganisatie kon destijds een gebod, verbod of verklaring voor recht vragen, maar geen schadevergoeding in geld. Onder de «belangen van andere personen» vallen belangen van een bepaalde groep personen, zoals gedupeerden van een oneerlijke handelspraktijk, maar ook belangen die de samenleving als geheel raken, zoals het belang bij schoon drinkwater. In internationaal- en Europeesrechtelijk perspectief nemen non-gouvernementele organisaties (ngo’s) bovendien een bijzondere positie in bij het behartigen van stemloze belangen.2
Per 1 januari 2020 is de regeling voor collectieve actie met unanieme steun van beide Kamers gewijzigd, met de invoering van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA).3 Bij die wijziging is de mogelijkheid ingevoerd voor een belangenorganisatie om voor de personen voor wie zij opkomt, een collectieve schadevergoeding te vragen. Daarnaast blijft het mogelijk om een gebod, verbod of verklaring voor recht te vragen. Ook zijn de ontvankelijkheidseisen voor belangenorganisaties voor het instellen van een collectieve vordering aangescherpt. Er zijn eisen gesteld aan de inrichting en transparantie van de belangenorganisatie (de governance). Verder is het vereiste van voldoende representativiteit, gelet op de achterban en de omvang van de vertegenwoordigde vorderingen, expliciet in de wet opgenomen. De rechter moet deze eisen ambtshalve, dus ook zonder dat de wederpartij dit vraagt, toetsen.
Voor vorderingen met een ideëel doel en met een zeer gering financieel belang geeft artikel 3:305a lid 6 BW aan de rechter de mogelijkheid om sommige inrichtingseisen voor belangenorganisaties niet toe te passen. In dat geval kan de belangenorganisatie geen schadevergoeding vorderen. De eis dat de belangenorganisatie voldoende representatief is, gelet op de achterban en de omvang van de vertegenwoordigde vorderingen, geldt echter onverkort voor deze ideële vorderingen.4
Jaarlijks organiseer ik een overleg met personen en organisaties die te maken hebben met de WAMCA.5 Bij dit overleg zijn zoveel mogelijk verschillende perspectieven vertegenwoordigd: advocaten van eisende en verwerende partijen in collectieve acties, rechters en belangenorganisaties zoals de Consumentenbond en brancheorganisaties als VNO-NCW/MKB-Nederland. Samen monitoren we de werking van de nieuwe regeling in de praktijk. Wat gaat goed en waar zitten knelpunten? Wat kunnen de betrokkenen zelf oplossen in de toepassing van de nieuwe regeling of moet in de rechtspraak nog duidelijk worden? Waar levert de tekst van de wet een knelpunt op dat we alleen door wetsaanpassing kunnen oplossen?
Tijdens de monitoring en daarbuiten is ook het representativiteitsvereiste onderwerp van gesprek. Algemeen erkend wordt dat de rechter de representativiteit van de belangenorganisatie indringend toetst.6 Sommige stakeholders vinden dit vereiste een belangrijke toevoeging van de WAMCA. Belangenorganisaties ervaren dat de toegang tot de rechter door deze indringende ambtshalve toetsing van het representativiteitsvereiste moeilijker is geworden sinds de inwerkingtreding van de WAMCA, juist ook voor ideële vorderingen die niet gericht zijn op het verkrijgen van schadevergoeding.
In 2025 wordt de WAMCA geëvalueerd en bericht ik uw Kamer over de uitkomsten hiervan (artikel IV WAMCA). Bij die evaluatie worden alle aspecten van (de werking van) de nieuwe regeling betrokken, waaronder het vereiste van voldoende representativiteit.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Kamerstuk 36 169, nr. 37. Voor de motie stemden de leden van de fracties van de VVD, de PVV, het CDA, FVD, de SGP, JA21, de Groep Van Haga, BBB en het Lid Omtzigt (81 zetels). De leden van de overige fracties stemden ertegen.↩︎
Dit is bijvoorbeeld terug te zien in het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Trb. 2001, nr. 73) (Verdrag van Aarhus).↩︎
Wet: Stb. 2019, nr. 130 (Kamerstuk 34 608). Inwerkingtredingsbesluit: Stb. 2019, nr. 447.↩︎
Op dit moment is een wetswijziging in voorbereiding om dit te verduidelijken in artikel 1018c, vijfde lid, onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.↩︎
De jaarlijkse monitor vindt plaats ter uitvoering van een toezegging tijdens een plenair debat over de WAMCA in de Tweede Kamer (Handelingen II 2018/19, nr. 44, item 6, p. 14).↩︎
Zie bijvoorbeeld: Rechtbank Den Haag 23 november 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:12811, r.o. 3.6–3.7; Rechtbank Amsterdam 29 december 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:7647, r.o. 5.10–5.13; Rechtbank Amsterdam 13 juli 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:4035, r.o. 4.28; Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 8 december 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10177, r.o. 4.25; Gerechtshof Den Haag 19 april 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:643, r.o. 6.3–6.6.↩︎