[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over Voortgang nationaal historisch museum (Kamerstuk 31495-37)

Oprichting Stichting Nationaal Historisch Museum

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2023D17588, datum: 2023-04-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31495-38).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31495 -38 Oprichting Stichting Nationaal Historisch Museum.

Onderdeel van zaak 2023Z07494:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

31 495 Oprichting Stichting Nationaal Historisch Museum

Nr. 38 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 april 2023

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 2 januari 2023 over de voortgang Nationaal Historisch Museum (Kamerstuk 31 495, nr. 37).

De vragen en opmerkingen zijn op 6 februari 2023 aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 24 april 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen

De adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic

I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie 2
• Inbreng van de leden van de D66-fractie 2
• Inbreng van de leden van de CDA-fractie 3
• Inbreng van de leden van de SP-fractie 4
• Inbreng van de leden van de PvdA-fractie 4
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie 5
• Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie 5
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 6

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderliggende stukken en hebben nog enkele vragen.

De leden constateren dat er weinig voortgang is met betrekking tot het oprichten van het Nationaal Historisch Museum. Zij lezen dat er een rondetafelbijeenkomst en een jongerenpanel zijn georganiseerd. Zijn er andere ontwikkelingen geweest die relevant zijn om te melden? Daarnaast lezen deze leden dat er behoefte is aan koppeling van het Nederlandse culturele aanbod op het terrein van geschiedenis. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om deze koppeling plaats te laten vinden binnen het nog op te richten museum, waar mogelijk in een hybride of digitale vorm?

De Staatssecretaris stelt dat zij – indachtig het voornemen in het coalitieakkoord om een bijdrage te leveren aan een Nationaal Historisch Museum – eraan werkt om die bijdrage te leveren. Waar ligt volgens haar inmiddels het voortouw bij het verwezenlijken van een Nationaal Historisch Museum? Wie is de trekker van het proces waar de Staatssecretaris aan bijdraagt? Hoe verhoudt de beperkte voortgang zich tot de voortvarendheid waarmee nu een slavernijmuseum wordt opgericht en ziet de Staatssecretaris kansen of mogelijkheden om beide initiatieven samen te laten vloeien en hierdoor congruentie én kostenefficiëntie te verwezenlijken?

Ook lezen de leden dat de Staatssecretaris belang hecht aan voldoende draagvlak binnen de samenleving voor dit Nationaal Historisch Museum. Hoe wordt gemeten of er ook sprake is van een breed maatschappelijk draagvlak? In de brief staat daarnaast aangegeven dat er een publieksonderzoek wordt gehouden om inzicht te krijgen in de wensen van bezoekers. Wanneer verwacht de Staatssecretaris de uitkomsten van dit publieksonderzoek?

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie wat de ambitie van de Staatssecretaris is met betrekking tot dit project voor 2023. Kan de Staatssecretaris schetsen welke vorderingen zij voor het einde van dit jaar hoopt te hebben gemaakt?

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en willen de Staatssecretaris nog enkele vragen stellen over de voortgang van het proces.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Staatssecretaris nauw contact houdt met de culturele sector bij het opzetten van dit museum, maar deze leden zien ook dat er al verschillende musea zijn die de Nederlandse historische canon vertellen. Hoe ziet de Staatssecretaris een nieuw historisch museum aansluiten bij deze bestaande historische musea? Op welke manier zal dit museum een toevoeging zijn aan bijvoorbeeld het Rijksmuseum, het Archeon, het Prinsenhof, het Scheepvaartmuseum en andere Nederlandse musea die zich bezighouden met het vertellen en verbeelden van de Nederlandse geschiedenis? Is de Staatssecretaris voornemens om ook erfgoedmonumenten, zoals de Nederlandse waterlinies of de hunebedden, te betrekken in haar verkenningen voor een Nationaal Historisch Museum? De leden zien in een coherente uitwisseling tussen Nederlandse historische musea een kans voor het Nederlands Historisch Museum. Kan de Staatssecretaris enkele concrete voorstellen doen hoe zij dit voor zich ziet? Zij zien ook potentie in digitalisering van bestaande collecties om langs die weg de Nederlandse geschiedenis toegankelijker te maken voor een breder publiek. Kan de Staatssecretaris daarop reflecteren?

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het goed is om een zo breed mogelijk publiek aan te spreken en zijn daarom ook van mening dat de gesprekken die de Staatssecretaris met jongeren gevoerd heeft hierover van groot belang zijn. Zij vragen aan de Staatssecretaris hoe zij jongeren verder zal betrekken bij dit proces. Ook zijn zij benieuwd naar het publieksonderzoek dat de Staatssecretaris wil laten verrichten. Hoe gaat zij dit inrichten en welke factoren gaat zij hierin betrekken?

De leden zijn te spreken over de innovatieve aanpak die de Staatssecretaris kiest in haar verkenning, en zij zijn nieuwsgierig naar de ideeën van de Staatssecretaris om bijvoorbeeld serieus gaming te betrekken bij dit initiatief. Kan de Staatssecretaris verder uitweiden hoe zij dat voor zich zou zien? Gaat zij ook met de game-industrie in gesprek hierover? Er zijn ook enkele wetenschappelijke onderzoeken beschikbaar die de relatie tussen erfgoed, identiteit en digitale werelden bevestigen. Zal de Staatssecretaris die ook betrekken bij haar verkenningen?

Het draagt de goedkeuring van de leden van de D66-fractie dat de Staatssecretaris een prioriteit heeft gesteld om diverse groepen naar dit museum te trekken. Het is goed dat de Staatssecretaris zich daarbij specifiek op jongeren richt. Waar het om de diversificatie van het museumpubliek gaat, valt er wat betreft de toegankelijkheid voor visueel beperkte mensen nog veel te winnen. Tegelijkertijd benadrukt de Staatssecretaris een samenwerking met de audiovisuele sector. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat dit museum toegankelijk wordt voor een zo breed mogelijk publiek? Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van de verschillende doelgroepen die zij nog wenst te spreken in haar verkennende fase?

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over de voortgang van de verkenning naar een Nationaal Historisch Museum. Met de Staatssecretaris hechten deze leden aan de totstandkoming van een Nationaal Historisch Museum om de aandacht voor onze gezamenlijke geschiedenis te bevorderen. Deze leden onderschrijven de woorden van de Staatssecretaris: «Historische kennis en verhalen van mensen over ons gedeeld verleden zorgen voor begrip over waar wij vandaan komen, en hoe wij gezamenlijk, als Koninkrijk, een gedeelde toekomst kunnen vormgeven. Dit gedeelde begrip is fundamenteel voor onze democratische samenleving.»

De leden van de CDA-fractie waarderen het dat de Staatssecretaris ruimte neemt voor een zorgvuldige verkenning omdat het belangrijk is dat een initiatief uit de samenleving komt en op voldoende draagvlak kan rekenen. Deze leden lezen dat er dat tot nu toe een rondetafelgesprek heeft plaatsgevonden met betrokkenen uit de sectoren onderwijs, cultuur en wetenschap en een jongerenpanel. Welke stappen heeft de Staatssecretaris nog meer gezet om de verkenning vorm te geven?

Het jongerenpanel geeft terecht aan dat geschiedenis ook te vinden is in hun belevingswereld dicht bij huis, in familiegeschiedenissen of de eigen leefomgeving. De leden van de CDA-fractie zijn blij dat er in Nederland een groot netwerk bestaat van historische verenigingen die de belangstelling voor geschiedenis en de actieve geschiedbeoefening stimuleren. Ook de lokale, regionale en landelijke archieven spelen een belangrijke rol: deze instellingen maken bronnen toegankelijk en zijn een ontmoetingsplaats voor onderzoekers en liefhebbers van geschiedenis. Deze leden vragen op welke wijze de Staatssecretaris deze instellingen en hun activiteiten betrekt bij de totstandkoming van een Nationaal Historisch Museum.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze het Nationaal Historisch Museum wordt verbonden met historische plaatsen in het land die het verhaal van onze geschiedenis vertellen. De geschiedenis gaat immers door de eigen stad, door het eigen dorp. In dit verband noemen deze leden bijvoorbeeld de «Ridders van Gelre», het geschiedenisplatform van Omroep Gelderland. De Ridders van Gelre vertellen het verhaal van Gelderland aan de hand van kunstwerken, archeologische vondsten en belangrijke archiefstukken. Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden, dat het verhaal van de geschiedenis van heel Nederland alleen verteld kan worden als regionale perspectieven met elkaar worden verbonden?

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze ervaringen in het buitenland worden betrokken bij de vormgeving van het Nationaal Historisch Museum. Deze leden noemen in dit verband het «Haus der Geschichte», met vestigingen in Bonn, Leipzig en Berlijn, BELvue in Brussel, het museum over België en zijn geschiedenis en centrum voor democratie, en het National Museum of American History in Washington D.C. Maar ook «A History of The World in 100 Objects» van het British Museum in Londen is naar de mening van deze leden een inspirerend concept.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over de voortgang van het Nationaal Historisch Museum. Zij zijn verheugd te lezen dat de Staatssecretaris er nog steeds voortvarend mee aan de slag is. Zij hebben hierover nog wel enkele vragen en opmerkingen.

In de brief lezen de leden dat de Staatssecretaris in gesprek is met betrokkenen uit de sectoren van onderwijs, cultuur en wetenschap. De leden ontvangen graag een volledige lijst van de gesprekspartners waarmee de Staatssecretaris in gesprek is. Tijdens een rondetafelbijeenkomst op 2 juni 2022 is verkend op welke wijze de Nederlandse geschiedenis toegankelijker gemaakt kan worden voor een divers publiek. Deze leden zijn benieuwd naar de resultaten van deze verkenning en willen de Staatssecretaris vragen om deze met de Kamer te delen.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige brief. De Staatssecretaris laat zich informeren en wil ruimte bieden voor een zorgvuldige afweging. In vervolg hierop wil zij haar gesprekken voortzetten en komend jaar staat voor haar in het teken van publieksonderzoek en gesprekken. Het valt deze leden op dat het lijkt alsof alle afwegingen nu weer opnieuw beginnen, terwijl de geschiedenis van het Nationaal Historisch Museum, teruggaat naar een debat in 2005 en een motie van de toenmalige leden Verhagen, Marijnissen, Slob, Van der Vlies, Kraneveldt, Nijs en Leerdam (Kamerstuk 30 300 VIII, nr. 249); een tijd dat een belangrijk deel van de doelgroep van dit museum nog moest worden geboren. Welke overwegingen liggen ten grondslag aan de terughoudendheid van de Staatssecretaris?

In het verleden stagneerde de voortgang toen er discussie ontstond over de vraag of Arnhem wel de beste vestigingsplaats zou zijn voor het museum en ondanks een budget van 50 miljoen euro lukte het niet om de plannen te realiseren, zodat er in 2012 een einde aan het project kwam. Welke lessen trekt de Staatssecretaris uit deze geschiedenis? Bestaat er een risico dat opnieuw nadat de Staatssecretaris tot een afronding is gekomen van alle gesprekken en publieksonderzoek, het project stuk gaat lopen op een discussie over de vestigingsplaats? Zo nee, hoe wil zij dit voorkómen?

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de desbetreffende brief niet erg veelzeggend is over de voortgang rondom een Nationaal Historisch Museum. Een «zorgvuldige verkenning» is prima, maar de voornoemde leden hebben wel behoefte aan een tijdspad. Wanneer denkt de Staatssecretaris een concreet plan en tijdspad te kunnen voorleggen aan de Kamer? De voornoemde leden merken op dat er nog verschillende vervolggesprekken moeten plaatsvinden, maar vragen in hoeverre ook culturele instellingen en musea zelf worden meegenomen in de totstandkoming van de plannen. Tevens vragen zij wat de eerste contouren zijn van de plannen rondom een Nationaal Historisch Museum; is het de bedoeling om een geheel nieuw museum te bouwen? Of onderzoekt de Staatssecretaris ook mogelijkheden om diverse bestaande musea aan te wijzen die gezamenlijk een Nationaal Historisch Museum vormen?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoeveel geld de Staatssecretaris heeft gereserveerd voor het Nationaal Historisch Museum en per welk begrotingsjaar? Tevens vragen de voornoemde leden of het Nationaal Historisch Museum ook een rol moet krijgen om onderwijsdoelstellingen te behalen. Zo ja, wat voor rol en wordt hiervoor budget beschikbaar gesteld? Tot slot begrijpen zij dat er een «publieksonderzoek» wordt verricht naar de wensen van potentiële bezoekers. Hoeveel gaat dit publieksonderzoek kosten?

De leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgnomen van de voortgangsbrief over het Nationaal Historisch Museum. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

Deze leden merken op dat het samenlevingsdenken van de ChristenUnie-fractie zich niet kenmerkt door eenheidsdenken, maar door verbondenheid over soms grote verschillen heen. Kennis vergaren over, en verhalen horen van een historie waar we allemaal in delen, draagt bij aan die verbondenheid. Zij zijn het met de Staatssecretaris eens dat musea hier een belangrijke rol in kunnen spelen.

Op dit moment ontbreekt die plek in ons land. De leden zijn blij dat er gesprekken gevoerd worden over een Nationaal Historisch Museum. De Staatssecretaris schrijft dat een gedeeld begrip fundamenteel is voor onze democratische samenleving. In 2023 vieren we dat de Grondwet 175 jaar bestaat. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het van belang dat er blijvend aandacht is voor die democratische samenleving, onze Grondwet en onze geboortepapieren in algemene zin. Zij vragen de Staatssecretaris hoe zij staat tegenover het idee van een Huis van de Democratische Rechtsstaat, al dan niet ingebed in een bestaand museum. In het belang van de verbondenheid in onze democratische samenleving kunnen hier verhalen klinken over de Unie van Utrecht, de Acte van Verlatinghe, de verschillende grondwetsherzieningen en het ontstaan van kostbare rechten en vrijheden die in de Grondwet verankerd zijn. De leden vragen de Staatssecretaris of zij op dit idee kan reflecteren.

II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Ik wil de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bedanken voor de schriftelijke behandeling van de voortgangsbrief over een Nationaal Historisch Museum. Ik heb met veel belangstelling kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD, D66, CDA, SP, PvdA, Groen Links en CU. In onderstaande behandeling wordt de indeling van het verslag van de commissie gevolgd.

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

Zijn er andere ontwikkelingen geweest die relevant zijn om te melden?

Alles wat relevant is om te melden neem ik op in de voortgangsbrieven waarvan u de eerste reeds heeft ontvangen op 2 januari. De tweede staat gepland voor de zomer van 2023. Op dit moment ben ik bezig met een brede verkenning om te onderzoeken welke initiatieven er in die richting vanuit verschillende sectoren worden ontwikkeld, zodat mijn bijdrage kan rekenen op voldoende draagvlak.

Daarnaast lezen deze leden dat er behoefte is aan koppeling van het Nederlandse culturele aanbod op het terrein van geschiedenis. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om deze koppeling plaats te laten vinden binnen het nog op te richten museum, waar mogelijk in een hybride of digitale vorm?

Ik vind het belangrijk dat de gekozen bijdrage aansluit op de vraag vanuit de samenleving, maar ook de sector in de breedte ondersteunt om de Nederlandse geschiedenis toegankelijker te maken. Het ondersteunen van projecten die digitale of hybride koppelingen tot stand brengen behoort tot de mogelijkheden.

Waar ligt volgens haar inmiddels het voortouw bij het verwezenlijken van een Nationaal Historisch Museum? Wie is de trekker van het proces waar de Staatssecretaris aan bijdraagt? Hoe verhoudt de beperkte voortgang zich tot de voortvarendheid waarmee nu een slavernijmuseum wordt opgericht en ziet de Staatssecretaris kansen of mogelijkheden om beide initiatieven samen te laten vloeien en hierdoor congruentie én kostenefficiëntie te verwezenlijken?

In het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is het voornemen opgenomen om een bijdrage te leveren aan een Nationaal Historisch Museum en een slavernijmuseum. Beide initiatieven staan echter los van elkaar. Het slavernijmuseum is een initiatief van de gemeente Amsterdam. Er wordt al lang aan gewerkt en het museum in oprichting kan op veel draagvlak rekenen, zowel vanuit gemeenschappen, de Amsterdamse Kunstraad, de Raad voor Cultuur als de erfgoedsector. De kwartiermakers die zijn aangesteld werken reeds aan een museaal ondernemingsplan om het slavernijmuseum concreet te realiseren. Het slavernijmuseum is een voorbeeld waar het gaat om het betrekken van doelgroepen bij de totstandkoming. Ten aanzien van een Nationaal Historisch Museum bevinden we ons nog in een verkennende fase waarbij we oog hebben voor relevante initiatieven, behoeften en belemmeringen in de culturele sector en bij het publiek voor het (beter) toegankelijk maken van geschiedenis voor een divers publiek. Mijn verkenning moet uitwijzen welke partijen een dergelijke verbindende voortrekkersrol kunnen vervullen voor een Nationaal Historisch Museum. Het zijn derhalve twee zeer verschillende initiatieven qua proces en fase van ontwikkeling. Het samen laten vloeien van deze twee projecten vind ik daarom niet wenselijk.

Hoe wordt gemeten of er ook sprake is van een breed maatschappelijk draagvlak? In de brief staat daarnaast aangegeven dat er een publieksonderzoek wordt gehouden om inzicht te krijgen in de wensen van bezoekers. Wanneer verwacht de Staatssecretaris de uitkomsten van dit publieksonderzoek?

Het publieksonderzoek heeft niet als doel het draagvlak te onderzoeken. Met dit onderzoek wil ik wel een indruk krijgen van de voorkeuren bij verschillende publieksgroepen. zodat ik mijn bijdrage hier zo goed mogelijk op kan laten aansluiten. De resultaten van het publieksonderzoek verwacht ik in van de zomer, zodat ik de conclusies mee kan nemen in mijn volgende voortgangsbrief. De volgende voortgangsbrief wordt in de zomer van 2023 naar de Kamer verzonden.

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie wat de ambitie van de Staatssecretaris is met betrekking tot dit project voor 2023. Kan de Staatssecretaris schetsen welke vorderingen zij voor het einde van dit jaar hoopt te hebben gemaakt?

Tot de zomer neem ik nog de tijd om de verkenning af te ronden. Dat wil zeggen dat ik in het tweede kwartaal rondetafelgesprekken heb, waarvan één met de AV-sector, één met de podiumkunsten en één met ontwikkelaars van games en andere digitale producten. Daarnaast wordt er in het eerste en tweede kwartaal extern een publieksonderzoek uitgevoerd. De conclusies hiervan deel ik in de volgende voortgangsbrief die in de zomer naar de Kamer wordt verzonden. Ik streef ernaar de conclusies uit te werken in concrete voorstellen die ik voor het eind van het jaar met de Kamer zal delen.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

Hoe ziet de Staatssecretaris een nieuw historisch museum aansluiten bij deze bestaande historische musea? Op welke manier zal dit museum een toevoeging zijn aan bijvoorbeeld het Rijksmuseum, het Archeon, het Prinsenhof, het Scheepvaartmuseum en andere Nederlandse musea die zich bezighouden met het vertellen en verbeelden van de Nederlandse geschiedenis? Is de Staatssecretaris voornemens om ook erfgoedmonumenten, zoals de Nederlandse waterlinies of de hunebedden, te betrekken in haar verkenningen voor een Nationaal Historisch Museum? De leden zien in een coherente uitwisseling tussen Nederlandse historische musea een kans voor het Nederlands Historisch Museum. Kan de Staatssecretaris enkele concrete voorstellen doen hoe zij dit voor zich ziet?

Allereerst dank voor uw waardevolle suggesties. Nederland kent een rijk aanbod van erfgoedmonumenten en musea die delen van de Nederlandse geschiedenis toegankelijk maken voor een breed publiek. In dit licht wil ik een aanvullende bijdrage leveren om de gedeelde Nederlandse geschiedenis in de breedte te laten zien en de verbanden tussen verschillende plekken en historische gebeurtenissen te versterken. Ook uit het veld klonk de wens om meer verbinding tussen de initiatieven. De verkenning is echter nog niet afgerond en ik moet nog enkele gesprekken voeren. Deze wil ik eerst afwachten voor ik met concrete voorstellen kom.

Zij zien ook potentie in digitalisering van bestaande collecties om langs die weg de Nederlandse geschiedenis toegankelijker te maken voor een breder publiek. Kan de Staatssecretaris daarop reflecteren?

Digitalisering kan een manier zijn om meer samenhang te bereiken. Multidisciplinaire en hybride producten die zich baseren op gedigitaliseerde collecties behoren tot de mogelijkheden.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het goed is om een zo breed mogelijk publiek aan te spreken en zijn daarom ook van mening dat de gesprekken die de Staatssecretaris met jongeren gevoerd heeft hierover van groot belang zijn. Zij vragen aan de Staatssecretaris hoe zij jongeren verder zal betrekken bij dit proces.

De input van de jongeren tijdens het rondetafelgesprek in november, heb ik als zeer waardevol ervaren. Wanneer er concrete initiatieven of scenario’s liggen worden jongeren daar opnieuw bij betrokken, om niet over jongeren maar met jongeren te spreken.

Ook zijn zij benieuwd naar het publieksonderzoek dat de Staatssecretaris wil laten verrichten. Hoe gaat zij dit inrichten en welke factoren gaat zij hierin betrekken?

Middels de rondetafelgesprekken ben ik in gesprek met experts en betrokkenen over behoeften en initiatieven die binnen de sectoren leven. Daarnaast vind ik het van belang ook onderzoek te verrichten naar wensen in de samenleving. Het publieksonderzoek dat ik laat verrichten moet mij meer inzicht verschaffen in de wijze waarop verschillende doelgroepen kennis over de gedeelde geschiedenis tot zich nemen. Kijkend naar het aanbod en ontwikkelingen hierin, wil ik weten welke motivatie en verwachtingen bezoekers hebben, en welke drempels ze mogelijk nog ervaren. Ik denk hierbij aan vertrouwde bezoekers maar ook aan het bereiken van nieuw publiek.

Kan de Staatssecretaris verder uitweiden hoe zij dat voor zich zou zien? Gaat zij ook met de game-industrie in gesprek hierover? Er zijn ook enkele wetenschappelijke onderzoeken beschikbaar die de relatie tussen erfgoed, identiteit en digitale werelden bevestigen. Zal de Staatssecretaris die ook betrekken bij haar verkenningen?

Ik dank uw leden voor de suggesties. De bedoeling van de brede verkenning is mij te laten informeren over initiatieven uit verschillende sectoren die de potentie hebben de gedeelde geschiedenis toegankelijk te maken voor een breed publiek. In dat kader ben ik nieuwsgierig naar de mogelijkheden van games voor de erfgoedsector. Ik wil hierover in gesprek met makers van games, maar zie ook ruimte voor gesprekspartners die het onderwerp vanuit een wetenschappelijk perspectief bestuderen.

Waar het om de diversificatie van het museumpubliek gaat, valt er wat betreft de toegankelijkheid voor visueel beperkte mensen nog veel te winnen. Tegelijkertijd benadrukt de Staatssecretaris een samenwerking met de audiovisuele sector. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat dit museum toegankelijk wordt voor een zo breed mogelijk publiek? Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van de verschillende doelgroepen die zij nog wenst te spreken in haar verkennende fase?

Het gesprek met de audiovisuele sector is er mede op gericht meer te horen over de rol van audiovisuele producties in het verspreiden van kennis over erfgoed, geschiedenis en collecties voor een groot en divers publiek. Ik zet mij in voor het belang van toegankelijkheid omdat ik weet dat dit niet vanzelfsprekend is voor iedereen. Net als andere instellingen zal ook een Nationaal Historisch Museum zich moeten houden aan de Code Diversiteit en Inclusie. Het publieksonderzoek, dat wordt uitgezet onder een representatieve afspiegeling van de maatschappij, is er daarnaast ook voor bedoeld in kaart te brengen welke belemmeringen er nog worden ervaren. De verkenning wordt deze zomer afgerond.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

Welke stappen heeft de Staatssecretaris nog meer gezet om de verkenning vorm te geven?

Ik informeer u zo volledig mogelijk in mijn voortgangsbrieven. Er zijn op dit moment stappen gezet ter voorbereiding van drie rondetafelgesprekken en ter voorbereiding van het publieksonderzoek.

Ook de lokale, regionale en landelijke archieven spelen een belangrijke rol: deze instellingen maken bronnen toegankelijk en zijn een ontmoetingsplaats voor onderzoekers en liefhebbers van geschiedenis. Deze leden vragen op welke wijze de Staatssecretaris deze instellingen en hun activiteiten betrekt bij de totstandkoming van een Nationaal Historisch Museum.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze het Nationaal Historisch Museum wordt verbonden met historische plaatsen in het land die het verhaal van onze geschiedenis vertellen. De geschiedenis gaat immers door de eigen stad, door het eigen dorp. In dit verband noemen deze leden bijvoorbeeld de «Ridders van Gelre», het geschiedenisplatform van Omroep Gelderland. De Ridders van Gelre vertellen het verhaal van Gelderland aan de hand van kunstwerken, archeologische vondsten en belangrijke archiefstukken. Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden, dat het verhaal van de geschiedenis van heel Nederland alleen verteld kan worden als regionale perspectieven met elkaar worden verbonden?

Ik deel uw opvatting over het belang van culturele instellingen, zoals archieven, in hun lokale en regionale omgeving als plekken voor ontmoeting en gesprek. Ik zie ook samenwerkingsverbanden en netwerken ontstaan rond dit erfgoed. Naast het voorbeeld dat uw leden noemen denk ik ook aan Linked Open Limburg of de Zuiderzeecollectie. De regionale en lokale perspectieven zijn uiteraard interessant en relevant voor de geschiedenis van Nederland, maar even zeer voor de eigen wijk, stad of regio in fysieke, digitale of hybride vorm. En natuurlijk zijn soms concrete plekken juist relevant voor de historie van Nederland omdat zich daar iets heeft afgespeeld; ik denk bijvoorbeeld aan het Watersnoodrampmuseum of kamp Westerbork. Dat zijn plekken die ik graag zou betrekken bij een Nationaal Historisch Museum.

Ik heb oog voor netwerken waar ook kleinere instellingen aansluiting op hebben. Na afronding van de verkenning zal ik met een voorstel voor uitwerking komen. Waar nodig vraag ik instellingen vanuit hun expertise mij hierop van input te voorzien.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze ervaringen in het buitenland worden betrokken bij de vormgeving van het Nationaal Historisch Museum. Deze leden noemen in dit verband het «Haus der Geschichte», met vestigingen in Bonn, Leipzig en Berlijn, BELvue in Brussel, het museum over België en zijn geschiedenis en centrum voor democratie, en het National Museum of American History in Washington D.C. Maar ook «A History of The World in 100 Objects» van het British Museum in Londen is naar de mening van deze leden een inspirerend concept.

De geschiedenis van Nederland is bepaald door een dynamische internationale context. Dat geldt evenzeer voor de vorm en inhoud van de presentatie van geschiedenis. Een verkenning in verband met een Nationaal Historisch Museum houdt uiteraard niet op bij de grens. Ik volg de ontwikkelingen met een open blik en betrek goede voorbeelden in de verdere uitwerking.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

In de brief lezen de leden dat de Staatssecretaris in gesprek is met betrokkenen uit de sectoren van onderwijs, cultuur en wetenschap. De leden ontvangen graag een volledige lijst van de gesprekspartners waarmee de Staatssecretaris in gesprek is. Tijdens een rondetafelbijeenkomst op 2 juni 2022 is verkend op welke wijze de Nederlandse geschiedenis toegankelijker gemaakt kan worden voor een divers publiek. Deze leden zijn benieuwd naar de resultaten van deze verkenning en willen de Staatssecretaris vragen om deze met de Kamer te delen.

De resultaten van de verkenning zal ik met de Kamer delen nadat alle gesprekken en het publieksonderzoek zijn afgerond. De volgende voortgangsbrief, evenals een geanonimiseerde lijst van gesprekspartners op instellingsniveau, zal in de zomer met de Kamer worden gedeeld.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

Het valt deze leden op dat het lijkt alsof alle afwegingen nu weer opnieuw beginnen, terwijl de geschiedenis van het Nationaal Historisch Museum, teruggaat naar een debat in 2005 en een motie van de toenmalige leden Verhagen, Marijnissen, Slob, Van der Vlies, Kraneveldt, Nijs en Leerdam; een tijd dat een belangrijk deel van de doelgroep van dit museum nog moest worden geboren. Welke overwegingen liggen ten grondslag aan de terughoudendheid van de Staatssecretaris?

Ik herken mij niet in het beeld van vermeende terughoudendheid dat de leden schetsen. De voorgeschiedenis die teruggaat op de genoemde motie uit 2005 roept bij alle partijen herinneringen op. Just daarom is een zorgvuldige verkenning van belang. Er is zowel in de samenleving als in de sector in de afgelopen jaren veel veranderd, bijvoorbeeld op het gebied van digitalisering. Ik vind het belangrijk mij niet uitsluitend te laten leiden door het verleden, maar me breed te oriënteren en open te staan voor nieuwe mogelijkheden voor vandaag en morgen.

Welke lessen trekt de Staatssecretaris uit deze geschiedenis? Bestaat er een risico dat opnieuw nadat de Staatssecretaris tot een afronding is gekomen van alle gesprekken en publieksonderzoek, het project stuk gaat lopen op een discussie over de vestigingsplaats? Zo nee, hoe wil zij dit voorkómen?

Het voornemen zoals geformuleerd in het Coalitieakkoord is een bijdrage te leveren. Deze kan ook ten goede komen aan bestaande initiatieven die aantoonbaar potentieel hebben door te groeien tot een Nationaal Historisch Museum. Een dergelijk scenario heeft als voordeel dat er geen volledig nieuwe infrastructuur hoeft te worden aangelegd. Daarnaast leer ik van de voorgeschiedenis wat het belang is van een heldere bestuurlijke rolverdeling ten opzichte van het culturele veld en andere overheden. Ik zie de toekomst daarom met vertrouwen tegemoet.

Wanneer denkt de Staatssecretaris een concreet plan en tijdspad te kunnen voorleggen aan de Kamer?

Zoals ik ook aangaf in mijn antwoord aan de VVD neem ik tot de zomer nog de tijd om de verkenning af te ronden. Dat wil zeggen dat ik in het tweede kwartaal de rondetafelgesprekken heb, waarvan één met de AV-sector, één met de podiumkunsten en één met ontwikkelaars van games en andere digitale producten. Daarnaast wordt er in het eerste en tweede kwartaal extern een publieksonderzoek uitgevoerd. De conclusies hiervan deel ik in de volgende voortgangsbrief die in de zomer naar de Kamer wordt verzonden. Ik streef ernaar de conclusies uit te werken in concrete voorstellen die ik voor het eind van het jaar met de Kamer zal delen.

De voornoemde leden merken op dat er nog verschillende vervolggesprekken moeten plaatsvinden, maar vragen in hoeverre ook culturele instellingen en musea zelf worden meegenomen in de totstandkoming van de plannen.

De gesprekken die ik in de verkenning voer met culturele instellingen, makers en musea hebben als doel beter zicht te krijgen op initiatieven die kunnen bijdragen aan een Nationaal Historisch Museum. Zoals ook aangegeven aan de leden van CDA zal ik na afronding van de verkenning met een voorstel voor uitwerking komen. Waar nodig vraag ik instellingen vanuit hun expertise mij hierop van input te voorzien.

Tevens vragen zij wat de eerste contouren zijn van de plannen rondom een Nationaal Historisch Museum; is het de bedoeling om een geheel nieuw museum te bouwen? Of onderzoekt de Staatssecretaris ook mogelijkheden om diverse bestaande musea aan te wijzen die gezamenlijk een Nationaal Historisch Museum vormen?

Ik richt me nu op een brede verkenning waarover ik u in de zomer nader zal informeren. Op basis van de resultaten zal ik mij beraden op een aanpak voor het vervolg met een behorend tijdspad, ook daarover zal ik u in de zomer nader informeren. Ik hecht aan draagvlak in de culturele sector en spreek daarom ook diverse instellingen. Ik bezie de mogelijkheden van fysieke publieksvoorzieningen maar ook de mogelijkheden van netwerken. Ik wil niet vooruitlopen op de resultaten van deze verkenning die nog gaande is.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoeveel geld de Staatssecretaris heeft gereserveerd voor het Nationaal Historisch Museum en per welk begrotingsjaar?

In onderstaande tabel, afkomstig uit de Meerjarenbrief cultuur 2023–2025, is de verdeling van de middelen over de jaren terug te vinden.

2022 2023 2024 2025 2026 e.v.
Bijdrage aan een Nationaal Historisch Museum 400 900 1.900

Tevens vragen de voornoemde leden of het Nationaal Historisch Museum ook een rol moet krijgen om onderwijsdoelstellingen te behalen. Zo ja, wat voor rol en wordt hiervoor budget beschikbaar gesteld?

In 2010 is de Canon van Nederland opgenomen in de kerndoelen voor het primair en voortgezet onderwijs. Op deze manier is de gedeelde Nederlandse geschiedenis geborgd in de onderwijsdoelstellingen. Een Nationaal Historisch Museum kan hierop aansluiten maar hoeft deze niet voor te schrijven. Zoals elk museum zal ook een Nationaal Historisch Museum een taak hebben richting het onderwijs.

Tot slot begrijpen zij dat er een «publieksonderzoek» wordt verricht naar de wensen van potentiële bezoekers. Hoeveel gaat dit publieksonderzoek kosten?

De exacte kosten kunnen nu nog niet openbaar gemaakt worden omdat er nog een aanbestedingsprocedure loopt.

De leden van de ChristenUnie-fractie

Zij vragen de Staatssecretaris hoe zij staat tegenover het idee van een Huis van de Democratische Rechtsstaat, al dan niet ingebed in een bestaand museum. In het belang van de verbondenheid in onze democratische samenleving kunnen hier verhalen klinken over de Unie van Utrecht, de Acte van Verlatinghe, de verschillende grondwetsherzieningen en het ontstaan van kostbare rechten en vrijheden die in de Grondwet verankerd zijn. De leden vragen de Staatssecretaris of zij op dit idee kan reflecteren.

Onze democratische rechtsstaat is een belangrijk fundament van onze samenleving dat we moeten koesteren. Rijksmuseum de Gevangenpoort deelt verhalen over de geschiedenis van de Nederlandse rechtspraak en ProDemos – huis voor democratie en rechtstaat biedt door heel het land programma’s aan over de Grondwet en de rechtsstaat, voor scholieren, studenten, leden van politieke organisaties, toeristen en andere geïnteresseerden. De historische documenten die u noemt bieden een historische sensatie en zijn tevens een bron van inspiratie. De Grondwet is daarnaast niet voor niets een van de 50 vensters in de Canon van Nederland. Deze voorbeelden getuigen van het belang van onderwijs en cultuur om de kennis over onze gemeenschappelijke waarden levend te houden. Net als andere culturele instellingen kan ook een Nationaal Historisch Museum hieraan een bijdrage leveren. Op welke manier dit gebeurt laat ik aan de instellingen en professionele curatoren zelf.