[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg over o.a. de Geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen van 22 en 23 mei 2023 (Kamerstuk 21501-30-577)

Raad voor Concurrentievermogen

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2023D19927, datum: 2023-05-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D19927).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2023Z08044:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2023D19927 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de brief van 9 mei 2023 houdende de Geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen van 22 en 23 mei 2023, de brief van 6 februari 2023 houdende de Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen van 6 tot 8 februari 2023 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 572), de brief van 8 februari 2023 houdende de Appreciatie Commissiemededeling Green Deal Industrial Plan (Kamerstuk 22 112, nr. 3607), de brief van 23 februari 2023 houdende het Verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 6 tot 8 februari 2023 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 574), de brief van 6 maart 2023 houdende de Antwoorden op vragen commissie over o.a. de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 2 maart 2023 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 575), de brief van 24 maart 2023 houdende het Fiche: Verordening Europese statistieken over bevolking en huisvesting (Kamerstuk 22 112, nr. 3636) en de brief van 3 april 2023 houdende het Verslag Raad voor Concurrentievermogen van 2 maart 2023 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 576).

De ondervoorzitter van de commissie,

Valstar

De adjunct-griffier van de commissie,

Van Dijke

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

II Antwoord / Reactie van de Minister

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderhavige stukken. De leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie delen de overwegend positieve appreciatie van het kabinet ten aanzien van de Critical Raw Materials Act (CRMA). Het kabinet geeft aan dat het graag zou zien dat de Europese Commissie bij het vaststellen van kritieke en strategische grondstoffen, naast de Europese, ook de nationale vraag naar grondstoffen laat meewegen. Welke mineralen hebben we volgens het kabinet in Nederland nodig? Het kabinet geeft tevens aan dat het de voor- en nadelen van raffinage van kritieke grondstoffen in Nederland nader verkend. Kan het kabinet aangeven welke capaciteit er in Nederland is om de raffinage van zeldzame aardmaterialen op ons te nemen? Hoe is het kabinet voornemens dit te stimuleren? Hoe is het kabinet voornemens grip te krijgen c.q. houden op deze strategische sectoren?

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het fiche met betrekking tot de Net-Zero Industry Act (NZIA). Over het algemeen zijn deze leden tevreden met de belangrijke rol van strategische onafhankelijkheid in het voorstel. Het is van belang dat we onze industrie in Nederland verduurzamen en dat we lering trekken uit de energiecrisis door vroegtijdig in te zetten op het verzekeren van de waardeketens omtrent kritieke grondstoffen die nodig zijn in een duurzame economie. Deze leden hebben nog wel een aantal vragen. Is er ruimte om de reikwijdte van strategische technologieën nog verder uit te breiden naar met name technologieën voor het vervangen van fossiele koolstoffen (o.a. chemische recyling en biobased feedstock)? Kan het kabinet aangeven welke rol nucleair in de NZIA kan spelen.

Het kabinet geeft aan voorstander te zijn van het idee voor proeftuinen (regulatory sandboxes). Op welke wijze ziet Nederland voor zich dat de Commissie hier precies invulling aan geeft?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de NZIA zich focust op sectoren die cruciaal zijn voor onze klimaatdoelen. Kernenergie is cruciaal voor het halen van de klimaatdoelen. De leden vragen zich daarom af of kernenergie hier ook onder de focus van het NZIA valt en, zo niet, of en hoe het kabinet dit mogelijk gaat maken.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er een onestopshop geïntroduceerd gaat worden om vergunningsverlening te versnellen en te versimpelen. De leden vinden het belangrijk dat de twee nieuwe kerncentrales in Nederland hier ook van gaan profiteren. Hoe zet het kabinet zich hiervoor in in Brussel?

De leden van de VVD-fractie menen dat een onestopshop daarnaast ook zou kunnen helpen om versneld het elektriciteitsnet en andere noodzakelijke infrastructuur aan te leggen, zoals voor waterstof of CO2 richting de industrie van de toekomst, omdat dit de grootste bottleneck van de energietransitie is en zal blijven. Zal dit ook onder de mogelijkheden vallen van de onestopshop?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Commissie naar mogelijkheden kijkt om regulatory sandboxes te introduceren voor nieuwe technologieën in een afgebakende experimenteerruimte. De leden vragen of Small Modular Reactors of pilots op het gebied van thorium hier ook onder vallen en wat het kabinet eraan doet om dit mogelijk te gaan maken.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Commissie wil stimuleren dat overheden middels publieke aanbestedingen, concessies en prikkels het gebruik van schone technologieën aanjagen. De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat de Nederlandse maakindustrie een belangrijke rol krijgt in het produceren van producten die noodzakelijk zijn voor de energietransitie, juist om onze strategische onafhankelijkheid te vergroten. In hoeverre biedt de NZIA hiervoor mogelijkheden?

De leden van de VVD-fractie constateren dat het kabinet aangeeft dat, mede vanwege toenemende machtscompetitie en intensivering van dreigingen, de Europese Commissie samen met de Hoge Vertegenwoordiger de ruimte als een strategisch domein identificeert en dat bescherming van ruimtesystemen en -diensten van de Europese Unie (EU) van cruciaal belang is voor het functioneren van onze economie, voor onze veiligheid en voor een strategisch autonomere EU. Deelt het kabinet deze appreciatie? Zo ja, hoe geeft zij hier concreet handen en voeten aan? Kan het kabinet in dat kader aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie-Van Strien c.s. (Kamerstuk 24 446, nr. 81) die de regering verzoekt voor de middellange termijn een interdepartementale budgettaire verkenning uit te voeren met als doel uitvoering te geven aan het advies van het Netherlands Space Office (NSO) om het ambitieniveau van 4,7% van het bruto nationaal product (bnp) in optionele programma’s van het European Space Agency (ESA) te bereiken en hier eventueel al in tussentijdse ESA-inschrijvingen de volgende stap voor te zetten?

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet positief-kritisch is op de mededeling langetermijnvisie concurrentievermogen. Het kabinet is kritisch, omdat de mededeling uitsluitend een opsomming is van bestaand beleid en niet ingaat op de huidige uitdagingen voor het Europese vestigingsklimaat. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Minister het bestaande beleid taxeert. Is de Minister van mening dat er meer instrumenten benodigd zijn om het concurrentievermogen van Europa te verbeteren? Wat zijn volgens de Minister de belangrijkste uitdagingen voor het Europese vestigingsklimaat? Wat zijn volgens de Minister de gevolgen voor het Nederlandse vestigingsklimaat als het Europese vestigingsklimaat verslechterd? Is de Minister bereid om alsnog een grondige analyse van het Europese vestigingsklimaat te vragen?

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te lezen dat de Commissie inzet op het verlagen van regeldruk voor de industrie en het midden- en kleinbedrijf (mkb). De leden van de VVD-fractie constateren ook dat er in de langetermijnvisie veel aandacht is voor innovatievriendelijke regelgeving, ofwel experimenteerruimte. Kan de Minister leren van de Europese toepassing van innovatievriendelijke regelgeving, zodat het voor Nederlandse bedrijven mogelijk wordt om innovaties, zonder dat wet- en regelgeving in de weg zit, door te ontwikkelen?

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen om priority rated orders in het Commissievoorstel voor een internemarktnoodinstrument. Via deze priority rated orders wordt het mogelijk om dwingende opdrachten te geven aan bedrijven om goederen te produceren. De leden van de VVD-fractie vragen wanneer dit middel ingezet kan worden en in welke gevallen het internemarktnoodinstrument van bedrijven kan verlangen dat zij bepaalde goederen produceren. De leden van de VVD-fractie zouden graag zien dat er eerst vrijwillig een beroep wordt gedaan op bedrijven, alvorens wordt overgegaan op een dwingend instrumentarium. Hoe ziet het kabinet dit?

De leden van de VVD-fractie zijn zich bewust van het feit dat de Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie op 18 april jl. een voorlopig politiek akkoord over de EU Chips Act hebben bereikt en er nu alleen nog verdere technische discussies tussen het parlement, de Raad en de Commissie lopen. De Chips Act kan zeker een nodige impuls geven aan de versterking van de Europese halfgeleiderindustrie. Wel hebben de leden nog enkele vragen over de uitwerking in en voor Nederland.

De leden van de VVD-fractie vragen bijvoorbeeld welke stappen momenteel door het kabinet worden ondernomen t.b.v. het versterken van de Nederlandse positie binnen de Europese Chips Act? Overweegt het kabinet om te komen tot een sectorplan voor de gehele halfgeleiderindustrie (hele ecosysteem) in Nederland? Hoe worden de Nederlandse kerncompetenties en het technologisch leiderschap op het gebied van equipmentproductie voor de toekomst behouden? De leden vragen ook welke maatschappelijke doelstellingen daarbij leidend zijn. Hoe verhouden technologisch leiderschap, soevereiniteit, economie en veiligheid zich als beleidsdoelstellingen en wat betekent dit voor de Nederlandse inhoudelijke speerpunten? Hoe wordt binnen pijler 1 en 2 van de Europese Chips Act invulling gegeven aan middellang-termijndoelstellingen en technologisch leiderschap? Is er nationale cofinanciering gereserveerd voor pilot line activiteiten en een competence center (pijler 1)?

De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast t.a.v. deze centers of het kabinet kan aangeven hoe een competence center zich verhoudt tot pilot lines en tot de Europese context en verdere infrastructuur? Hoe gaat Nederland skills development faciliteren? Nederland heeft zich al enkele malen positief uitgesproken over het naar Nederland halen van een (of meerdere) competence center(s) in het kader van de Chips Act. Wat is de aard van de gesprekken met de Europese Commissie en wat zou de focus en de inhoud van een dergelijk center in Nederland moeten worden?

De leden van de VVD-fractie uitten al eerder zorgen over de betrokkenheid van stakeholders bij de uitwerking in Nederland van de Chips Act. Kan het kabinet aangeven hoe Nederlandse kennisinstellingen worden betrokken bij pijler 1 en hoe kennisveiligheid wordt geborgd? Wat is de langere termijn financieringsstrategie? Is er structurele financiering beschikbaar en, zo ja, voor welke termijn?

De leden van de VVD-fractie vragen tot slot welke scenario’s er binnen de Nederlandse economische en maatschappelijke context zijn voorbereid voor een plotselinge, langdurige disruptie van de productieketen van elektronische chips? Heeft Nederland scenario’s klaarliggen voor een situatie waarin Taiwan wordt aangevallen, waardoor de chipfabricage in gevaar komt?

De leden van de VVD-fractie hebben ten aanzien van het verslag van de vorige Raad voor Concurrentievermogen (Raad voor Concurrentievermogen) nog enkele vragen. Ten aanzien van de discussie over staatsteun concluderen de leden dat 74% van staatssteun aan bedrijven in de EU komt uit Duitsland en Frankrijk. Nederland ondersteunt nauwelijks. Ook andere mogelijkheden past Nederland niet of slechts beperkt toe, zoals de Important Projects of Common European Interest (IPCEI’s) en de Indirecte kostencompensatie (IKC). Hierdoor draagt Nederland bij een ontbrekend level playing field. Als landen om ons heen wel en wij niet handelen, ontstaat wat de leden betreft een groot probleem. Hoe apprecieert het kabinet deze ontwikkelingen na de discussie in de vorige Raad voor Concurrentievermogen?

De leden van de VVD-fractie hebben met zeer veel interesse de antwoorden van het kabinet gelezen over territoriale leveringsbeperkingen. De Minister geeft aan dit onderwerp eerst verder te willen verkennen voor zij dit met haar Europese collega’s bespreekt in de Raad voor Concurrentievermogen. Kan de Minister aangeven hoe het staat met deze verkenning? Is de Minister wel met de leden van mening dat bedrijven in de gelegenheid moeten zijn om binnen de Europese markt vrij in te kopen? Deelt zij de mening dat de praktijk zoals deze nu uitpakt feitelijk veel weg heeft van geo-blocking in de business-to-business relaties (inkoop) en als er inderdaad sprake is van geo-blocking bij het inkopen op de Europese markt, dat dit niet gereguleerd is?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Europese Commissie heeft berekend dat Europese consumenten door de vigerende territoriale leveringsbeperkingen, circa 14 miljard euro te veel betalen. Welke schade ondervindt de Nederlandse consument als gevolg van deze territoriale leveringsbeperkingen? Is de Minister bereid dit nader te onderzoeken? Kan de Minister in haar onderzoek ook meenemen welke Nederlandse regelgeving belemmerend werkt bij het inkopen door Nederlandse bedrijven in andere landen EU-lidstaten? Is de Minister bereid om in haar impacttoets ondernemingsklimaat te kijken naar de modernisering van etiketteringsregelgeving zodat deze niet belemmerend werkt voor de interne markt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse de onderhavige stukken gelezen. Zij wensen de Minister nog enkele vragen voor te leggen over de voortgang van enkele eerder besproken zaken en willen de Minister enkele nieuwe vragen voor de aankomende Raad voorleggen.

De leden van de D66-fractie nemen kennis van de geannoteerde agenda voor de Raad. Tijdens eerdere onderhandelingen is stilgestaan bij noodzakelijke maatregelen om vernietiging van onverkochte consumptiegoederen tegen te gaan. De leden willen graag weten welke lidstaten het eens zijn met de kabinetsinzet om tot een direct werkend algeheel verbod op vernietiging van onverkochte goederen te komen. Welke lidstaten zijn niet bereid deze inzet te steunen? Kan de Minister toezeggen met deze ambtsgenoten een-op-een door te spreken over het belang van een algeheel verbod voor vernietiging? Kan de Minister specificeren aan welke data een gebrek is? Wat hebben de lidstaten die niet akkoord gaan nodig om het voorstel toch te kunnen steunen? Zou de inzet op het verduidelijken van een algeheel verbod tot vertraging leiden? Zo ja, tot hoeveel? Wanneer de Minister spreekt van compromissen in een productspecifiek verbod, over welke soorten groepen producten heeft zij het dan? Geeft zij hierbij prioriteit aan bepaalde productsoorten, zo ja welke?

De leden van de D66-fractie juichen de ambitie van het kabinet ten aanzien van de CRMA toe. Kan de Minister verduidelijken welke andere lidstaten meer ambitie wensen? Delen deze lidstaten het uitgangspunt om naast de Europese vraag, ook de nationale vraag naar grondstoffen mee te wegen? Is er duidelijkheid bij de verschillende lidstaten wat de vraag is van hun economie ten aanzien van grondstoffen? Kan de Minister ingaan op de haalbaarheid van de suggesties die zij schetst? Bestaat hier een meerderheid voor? Zijn deze suggesties in eerdere fases ook ingebracht?

De leden van de D66-fractie willen daarnaast vast vooruitkijken naar de ambities die gedeeld zijn met de NZIA. Kan de Minister verduidelijken hoe zij het indicatieve doel voor zich ziet? Geldt dit doel per lidstaat of streeft zij naar een Europees doel? Het is goed om te lezen dat in Nederland de streeftermijnen korter zijn dan de voorgestelde maximumtijden voor vergunningverlening in de NZIA. Is het voor Nederland mogelijk om additioneel een scherpere nationale doelstelling te stellen voor vergunningverlening voor netto-nul technologieën? Zo ja, wat zouden het verwachte effect, de gevolgen en de risico’s kunnen zijn van een scherpere nationale doelstelling?

De leden van de D66-fractie nemen kennis van de positie ten aanzien van financiering. De Minister verwelkomt daarbij de versnelling en versimpeling van staatssteunprocedures. Ook geeft zij aan dat ze het gericht verruimen van de relevante reguliere staatssteunkaders wenselijk acht voor zover dit helpt de groene transitie te versnellen en omkleed is met voldoende waarborgen voor een gelijk speelveld. Kan de Minister verduidelijken om welke staatssteunprocedures dit gaat? Kan de Minister daarbij nogmaals ingaan op haar appreciatie van een groene tak van de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), waarbij ondernemers de financiële mogelijkheid krijgen om hun productieprocessen te vergroenen, aangezien dit voor elke ondernemer anders is en hier een stuk engineering bij komt kijken. De Minister gaf eerder aan dat hier al regelingen voor bestaan, zoals de Energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA), de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) en de Versnelde klimaatinvesteringen industrie (VEKI). De leden van de D66-fractie willen erop attenderen dat de Kamercommissie in het gesprek met afgevaardigden van het Nederlandse mkb keer op keer te horen kreeg dat juist hier iets mis gaat en het verduurzamen van productieprocessen niet lukt omdat er een stuk engineering bij komt kijken. De huidige kaders schieten daarbij tekort. Hoe verhoudt een mogelijke «WBSO-groen», zoals eerder voorgesteld per motie van het lid Romke de Jong over onderzoek naar een groene tak van de Wbso-regeling waarmee het verduurzamen van productieprocessen kan worden gestimuleerd (Kamerstuk 32 637, nr. 537), zich tot het gericht verruimen van relevante reguliere staatssteunkaders?

De leden van de D66-fractie nemen kennis van de gedachten die zijn gewisseld over het EU-Ruimtevaartprogramma, waarbij wordt gemarkeerd dat bescherming van EU-ruimtesystemen en -diensten van cruciaal belang is voor het functioneren van de economie, veiligheid en een strategische autonomere Europese Unie. Kan de Minister aangeven welke punten uit de «EU Space Strategy for Security and Defence» zij aan tafel zal brengen als punten die Nederland van het grootste belang acht? Kan de Minister verduidelijken hoe deze gesprekken binnen de Raad zich verhouden tot de eerder bepaalde posities binnen de ESA? De ESA investeert in satelliet-navigatie technologie (351 miljoen euro) en ruimteveiligheid (731 miljoen euro), zo blijkt uit het Verslag ESA Ministeriële Conferentie 2022 (Kamerstuk 24 446, nr. 84). Heeft de Raad invloed op deze investeringen? Hoe wordt er samengewerkt om de doelstellingen zoals beschreven in de EU Space Strategy for Security and Defence te kunnen realiseren?

De leden van de D66-fractie hebben tijdens de voorbereiding op de Raad voor Concurrentievermogen van 6 tot 8 februari 2023 enkele vragen gesteld betreffende verdere ontwikkeling van onderzoeks- en innovatiecapaciteit en vaardigheden op het gebeid van chipproductie. Deze vragen waren te complex om in de beantwoording van het schriftelijk overleg mee te nemen. De Minister heeft toen voorgesteld om een uitgebreide analyse van de Nederlandse onderzoeks- en innovatiecapaciteit en vaardigheden op het gebied van chipproductie (analyse van de Nederlandse halfgeleiderwaardeketen) op te stellen en deze analyse dit voorjaar ter behandeling in een mondeling overleg aan de Kamer te sturen. Kan de Minister verduidelijken wanneer deze analyse naar de Kamer komt? De leden willen verzoeken deze analyse tijdig voor het commissiedebat Innovatie van 1 juni 2023 te ontvangen.

De leden van de D66-fractie nemen kennis van de verwachting van de Commissie dat het InvestEU-budget sneller dan voorzien zal worden benut. Kan de Minister verduidelijken waar deze overuitputting vandaan komt? Is hier eerder op geanticipeerd? Is er al zicht op hoe de financiering voor de resterende periode kan worden verhoogd? Wat is daarbij de inzet van de Minister? Is zij ook hierbij van mening dat het beter is om al bestaande potjes te benutten? De Commissie acht ook het Innovatiefonds een belangrijk instrument om de ontwikkeling en opschaling van innovatieve duurzame technologieën te versnellen. Op welke manier wordt het Innovatiefonds hiervoor ingezet? Doet dat deugd aan de beoogde inzet? De leden nemen kennis van het voorstel voor een Europees Soevereiniteitsfonds, met als doel het behouden van de Europese voorsprong op het gebied van kritische en ontwikkelende technologieën binnen de groene en digitale transities. Kan de Minister verduidelijken hoe dit fonds eruit moet gaan zien? Wanneer kunnen lidstaten hierover meepraten? Gebeurt dit al voor de mid-term review van het Meerjarig Financieel Kader, die de Commissie in de zomer zal publiceren?

De leden van de D66-fractie nemen kennis van het commissievoorstel om een aantal nieuwe publiek-private bij- en omscholingsprogramma’s voor bepaalde sectoren op te zetten, zoals voor onshore duurzame energie, warmtepompen, en net zero-industrieën. Daarbij wordt het belang van bestaande initiatieven zoals genoemd in de Europese Vaardighedenagenda 2020–2025, benadrukt. Ook benadrukt de Commissie het belang van de uitvoering van de Europese strategie voor universiteiten. Kan de Minister verduidelijken hoe deze inzet zich verhoudt tot het Actieplan Groene en Digitale banen?

De leden van de D66-fractie nemen kennis van de breakout sessie waarbij met de Zweedse tegenhanger van Invest-NL is gesproken over het mobiliseren van private financiering voor de klimaattransitie via het Nationaal Groeifonds en Invest-NL. Nederland daarbij heeft aandacht gevraagd voor de kloof van scale up naar grootbedrijf. Kan de Minister verduidelijken wat hierbij haar inzet was? Vaak wordt ook de kloof in financiering in diverse groeifases benoemd. Hoe ziet de Minister dit en op welke manier zet zij in om de toegang tot kapitaal van startups te verbeteren? Wat is de rol van private investeringen hierbij?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen

De leden van de CDA-fractie zijn positief over het aanjagen en liefst versnellen van de productie van schone technologieën. Deze leden steunen ook het voorstel, net als een aantal andere lidstaten, om «toekomstige netto-nultechnologieën» niet uit te sluiten en regelmatig te herijken. Deze leden vragen naar het standpunt van Nederland over dit voorstel.

De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland een trekkersrol in de EU op zich neemt als het gaat om het versterken van de kennisveiligheid. Deze leden onderstrepen de noodzaak hiervan en vragen of de Minister het krachtenveld op dit onderwerp kan schetsen. Deze leden vragen met welk land of landen Nederland hier samen kan optrekken, bijvoorbeeld door het opstellen van een gezamenlijk position paper.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de langetermijnvisie concurrentievermogen een pakket maatregelen bevat om de regeldruk voor het mkb te verlagen. Deze leden vragen welke van deze nieuwe initiatieven Nederland heeft ingebracht en waar Nederland voorstander van is. Deze leden vragen ook of er maatregelen zijn die Nederland in eerste instantie niet heeft gesteund en waar Nederland geen voorstander van is.

De leden van de CDA-fractie vragen in dit kader aandacht voor de deelname van het Nederlandse bedrijfsleven aan de IPCEI-programma’s. Deze leden vragen welke vermindering van regeldruk met betrekking tot de deelname van Nederlandse partijen aan IPCEI-programma’s is gerealiseerd. De leden vragen ook hoe wordt voorkomen dat partijen door allerlei «hoepels» moeten springen om te kunnen deelnemen en/of transparante terugkoppeling te krijgen.

De leden van de CDA-fractie vragen ook aandacht voor het Europese concurrentievermogen op korte termijn en vragen wat het kabinet doet om de-industrialisatie in Nederland en Europa te voorkomen. Deze leden vragen of de Minister het eens is dat hier ook op korte termijn actie vereist is. Deze leden vragen over welk EU-budget (bestaande beschikbare fondsen) nu een akkoord is bereikt ter ondersteuning van de industrie op korte termijn.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet inzet op versterking van de zeggenschap van de Raad bij de inzet van informatieverzoeken aan bedrijven en versnelde conformiteitsbeoordelingen. Deze leden vragen of de Minister nader wil toelichten wat hiermee precies wordt bedoeld en hoe de zeggenschap van de Raad versterkt zou moeten worden.

De leden van de CDA-fractie constateren dat er een voorlopig politiek akkoord is bereikt over de Chips Act en dat alleen nog verdere technische discussies lopen tussen het parlement, de Raad en de Commissie. Deze leden vragen of de Minister wil toelichten om welke technische punten het gaat. Deze leden vragen verder wat de context is van deze technische discussies en of deze technische punten (potentieel) politiek gevoelig zijn.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het budget voor de Chips Act een belangrijk punt is in de onderhandelingen. Deze leden vragen of de Minister een gedetailleerd overzicht wil geven van de samenstelling en herkomst van het totale budget van 3,3 miljard euro.

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd wat de inzet van Nederland is in het vervolg van de onderhandelingen en de concrete stappen die in Nederland genomen kunnen worden als de Chips Act wordt aangenomen. Deze leden ontvangen hierover graag een reactie van de Minister. Deze leden vragen of bijvoorbeeld ook de verdere doorontwikkeling en industriële opschaling van de fotonica-sector in Nederland geborgd is in de uitwerking van de Chips Act.

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de Chips Act wordt uitgewerkt in richtlijnen en/of verordeningen. Deze leden vragen verder of de Chips Act uiteindelijk ook vertaling vergt naar nationale wet- en regelgeving en, zo ja, of de Minister hiervan een eerste beeld kan geven. Deze leden vragen of de Minister specifiek wil ingaan op de vraag op welke onderdelen een nadere uitwerking vereist is en of er afspraken gemaakt zijn of worden over de implementatie in de lidstaten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben met name nog enkele vragen over de reikwijdte van de NZIA.

De leden van de SGP-fractie steunen de voorstellen van het kabinet om te komen tot verbreding van de reikwijdte van de NZIA. Zij vragen de Minister echter waarom zij denkt dat de voorgestelde verbreding toereikend is. De leden missen namelijk de aandacht voor de brede verduurzaming door middel van vernieuwende technologieën door de gehele keten. In hoeverre vallen de duurzame producten en de toeleveringsketens van benoemde technologieën onder de NZIA? Zo kan in de maritieme industrie gedacht worden aan het leveren van duurzame schepen voor de bouw van offshore wind. Deze leden vrezen dat door het niet betrekken van het ecosysteem van partijen cruciale afhankelijkheden in stand blijven. Dan moeten de in Europa geproduceerde windmolens alsnog geplaatst worden door derde landen buiten de EU. Deze leden vinden dat niet wenselijk, omdat dat de strategische autonomie en weerbaarheid van die specifieke sectoren niet ten goede komt. Is de Minister bereid zich in te zetten voor een verbreding waarbij ook wordt gekeken naar technologieën door de hele toeleverings- en waardeketen?

II Antwoord / reactie van de Minister