Verslag schriftelijk overleg inzake reactie op verzoek commissie over het rapport 'Een bredere kijk op financiering' van Cultuur+Ondernemen (Kamerstuk 32820-490)
Nieuwe visie cultuurbeleid
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2023D22827, datum: 2023-06-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32820-496).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VVD)
- Mede ondertekenaar: C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
- Beslisnota bij Verslag schriftelijk overleg inzake reactie op verzoek commissie over het rapport 'Een bredere kijk op financiering' van Cultuur+Ondernemen (Kamerstuk 32820-490)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 32820 -496 Nieuwe visie cultuurbeleid.
Onderdeel van zaak 2023Z09535:
- Indiener: G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-06-06 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-06-15 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-06-29 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-07-05 14:09: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid
Nr. 496 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 1 juni 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 23 februari 2023 over reactie op verzoek commissie over het rapport «Een bredere kijk op financiering» van Cultuur+Ondernemen (Kamerstuk 32 820, nr. 490).
De vragen en opmerkingen zijn op 28 maart 2023 aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 30 mei 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
Vragen en opmerking vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de reactie van de Staatssecretaris op het rapport «Een bredere kijk op financiering» van Cultuur + ondernemen. Zij zijn positief gestemd over de positieve toon van de brief en hebben nog enkele vragen over de opvolgende stappen van de Staatssecretaris.
Allereerst lezen de leden van de VVD-fractie dat op verschillende punten uit het rapport van Cultuur+Ondernemen al stappen zijn gezet door het ministerie. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke punten reeds stappen zijn ondernomen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de culturele en creatieve sector nog steeds weinig toegang heeft tot substantiële financiering en dat de gedane aanbevelingen zijn overgenomen en worden uitgevoerd. Op welke termijn wordt verwacht dat deze aanbevelingen geïmplementeerd zullen zijn?
Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat de Staatssecretaris de aanbeveling van Cultuur+Ondernemen onderschrijft dat «het zinvol is om samen met de sector de vertaling te maken naar voor de sector passende financieringsvormen en onderzoek hoe Cultuur+Ondernemen hier een grotere rol in kan nemen». De leden vragen hoe de Staatssecretaris deze samenwerking met de sector gaat vormgeven en op welke termijn er implementeerbare resultaten van deze samenwerking worden verwacht.
De leden van de VVD-fractie lezen dat banken zich de laatste jaren terugtrekken uit de culturele en creatieve sector. Kan de Staatssecretaris dit effect kwantificeren? En ziet de Staatssecretaris een rol voor haarzelf om banken of andere investeerders te overtuigen van het nut van investeren in deze sector? Hoe waardeert de Staatssecretaris specifiek de uitspraak dat voor bedrijfsovernames in de culturele en creatieve sector nu helemaal geen voorzieningen zijn?
De leden van de VVD-fractie lezen vervolgens dat er een te negatieve perceptie over lenen heerst bij zelfstandigen, kleine organisaties en gesubsidieerde instellingen. Is de Staatssecretaris het met deze leden en Cultuur+Ondernemen eens dat lenen onderdeel kan zijn van een gezonde financieringsmix? Zo ja, hoe stimuleert de Staatssecretaris dit? De leden lezen ook dat bij dit deel van de culturele en creatieve sector vaak alleen aan geefgeld wordt gedacht. Is de Staatssecretaris het met de leden eens dat het eigen verdienvermogen van de sector dus extra aandacht behoeft? Zo ja, hoe stimuleert zij dit? Hoe waardeert zij daarnaast de conclusie dat overheden vooral gefocust zijn op subsidies en niet op andere financieringsvormen?
De leden van de VVD-fractie vernemen dat uit de evaluaties van Cultuur+Ondernemen blijkt dat leengeld cultureel ondernemerschap stimuleert, en dat cultureel ondernemers minder kritisch omgaan met geefgeld. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren? En wat betekent dit voor haar beleid?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er behoefte is aan het verbeteren van de financiële structuur in een aantal productieketens en zijn van mening dat op dit vlak kennisdeling en stimulering door de Staatssecretaris een positieve impact kan hebben. Is de Staatssecretaris dat met de leden eens? Zo ja, welke stappen kan zij nemen?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het rapport «Een bredere kijk op financiering». Creatieve makers, zelfstandigen en mkb1 dragen bij aan de vernieuwing en groei van de creatieve sector. Na de klap van de coronacrisis is goede en gerichte financiering voor (jonge) cultuurmakers echter van groot belang om de innovatieve cultuursector van Nederland toekomstbestendig te houden. De leden zijn daarom positief over de plannen van de Staatssecretaris voor het hervormen van de investeringen in cultureel ondernemerschap, om te komen tot een breed, sectorgericht financieringsstelsel. De leden hebben echter nog een aantal vragen over de concrete uitwerking en de tijdspaden van deze hervormingen.
De leden van de D66-fractie merken op dat voor het verstrekken van leningen en andere vormen van financiering naast Cultuur+Ondernemen meer spelers actief zijn. De Staatssecretaris noemt bijvoorbeeld het Fonds Kwadraat en het Blockbusterfonds. Wel zegt de Staatssecretaris te willen onderzoeken hoe Cultuur+Ondernemen een grotere rol in kan nemen. Hoe verhoudt de rol van Cultuur+Ondernemen zich volgens de Staatssecretaris tot andere financieringsbronnen in de culturele sector?
De leden van de D66-fractie merken op dat de Staatssecretaris stelt dat de voortgang van de financieringshervormingen door de coronapandemie vertraging heeft opgelopen. Wanneer denkt de Staatssecretaris de nodige hervormingen helemaal uitgerold te hebben? Kan de Staatssecretaris een indicatie geven van de tijdslijn van deze hervormingen?
De leden van de D66-fractie merken op dat de Staatssecretaris het voornemen om te zoeken naar passende financieringsvormen voor de sector noemt, en bovendien het belang van een sectorspecifiek instrumentarium noemt. Kan zij concreter uiteenzetten hoe een nieuw stelsel voor cultuurfinanciering, gespecificeerd naar de verschillende behoeften van deelsectoren, eruit kan zien? Kan zij voorbeelden noemen waar op voortgebouwd wordt?
Verder hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen over het opbouwen van eigen vermogen van Cultuur+Ondernemen. Cultuur+Ondernemen concludeert dat het instrumentarium niet aansluit op de innovatieve manier van werken. Zij concluderen dat het wenselijk is als organisaties eigen vermogen op kunnen bouwen. Overweegt de Staatssecretaris regels te versoepelen om aan deze wens tegemoet te komen? Kan de Staatssecretaris toelichten wat precies het opbouwen van eigen vermogen in de weg staat? Welke acties overweegt de Staatssecretaris op dit punt?
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat kunst, cultuur en creativiteit het leven en de samenleving verrijken. Kunst en cultuur zijn eerst en vooral van en voor de samenleving. De overheid vervult een belangrijke rol als subsidieverstrekker, opdrachtgever en hoeder van ons culturele klimaat. Het ambitieniveau van de sector is hoog. Broedplekken als culturele podia dienen een centrale plek te hebben in het cultuurbeleid. Getalenteerde kunstenaars verdienen de kans om een beroepspraktijk op te bouwen. Omdat kunst en cultuur van en voor de samenleving zijn, is ondernemerschap van groot belang voor de sector. Dat ondernemerschap is gebaat bij goede financieringsmogelijkheden. Goede toegang tot financiering is van belang om de cultuursector toekomstbestendig te houden. De leden hebben dan ook met belangstelling kennisgenomen van het rapport van Cultuur+Ondernemen en de reactie van de Staatssecretaris. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat kunst en cultuur verbindend is en een belangrijke plek in de maatschappij heeft. Tijdens de coronapandemie werd de behoefte hieraan duidelijk toen de deuren dicht moesten blijven. Via virtuele museumbezoeken en concerten die gestreamd konden worden, bereikten kunst en cultuur – via het beeldscherm en de box – de mensen. Als belangrijk onderdeel van de maatschappij, moet ook de vraag gesteld worden welke positie de sector in bredere zin kan innemen in die maatschappij. De leden vragen de Staatssecretaris op wat voor manier zij denkt dat kunst en cultuur beter en efficiënter ingezet en benut kan worden om maatschappelijke thema’s te bespreken. Ziet de Staatssecretaris ook een economisch belang?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien tegelijkertijd ook dat de sector heel divers is. Niet iedere kunstenaar of musicus is per definitie ondernemer en niet iedere creatieveling streeft naar eindeloze innovatie. Er zijn allerlei mensen in de sector die gewoon goed willen spelen, mooie dingen willen creëren en zo hun ambacht willen uitoefenen. De leden vragen de Staatssecretaris of de financieringsinstrumenten ook voor die groep passend zijn. Komen de middelen van Cultuur+Ondernemen ook terecht bij bijvoorbeeld de conservatoriumgeschoolde klassieke musici? Andersom horen de leden ook de behoefte van kunstenaars en musici om meer aandacht in het curriculum van kunst-, cultuur- en muziekopleidingen te hebben voor ondernemen en ondernemerschap. De leden vragen de Staatssecretaris of zij deze signalen herkent en of zij in gesprek is of wil gaan met de opleidingen over de plek van ondernemerschap in curricula. Voorts vragen de leden of de Staatssecretaris nader in wil gaan op scholing in ondernemerschap na afronding van een opleiding. Welke mogelijkheden voor scholing in ondernemerschap zijn er voor mensen die in deze sector werken? Vanuit de sector is er behoefte aan betere scholingsmogelijkheden in ondernemerschap? Wat vindt de Staatssecretaris daarvan? Welke mogelijkheden ziet zij hiertoe?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de reactie van de Staatssecretaris over diverse, deels nieuwe, financieringsmogelijkheden. Deze financieringsopties zijn echter bijna allemaal kortdurend. Cultuur+Ondernemen signaleert een behoefte voor structurele financiering in de sector. De trend dat banken zich terugtrekken uit de culturele en creatieve sector als financiers, die al voor de coronapandemie waarneembaar was, zet zich ook na pandemie door. Kan de Staatssecretaris ingaan op de redenen die door Cultuur+Ondernemen genoemd worden, namelijk weinig zekerheden, weinig eigen vermogen, complexe verdienmodellen, lage financieringsbehoefte en moeizame communicatie? En kan de Staatssecretaris daarbij aangeven hoe zij de sector kan ondersteunen? In de beslisnota lezen de leden dat de Staatssecretaris budget beschikbaar maakt voor het project In The Mix waarmee onderzocht wordt hoe de voorwaarden van financiers beter op elkaar en de behoeften van de sector kunnen worden afgestemd. De leden vragen de Staatssecretaris of zij ook bereid is om met banken in gesprek te gaan bij de verdere ontwikkeling van haar beleid. De sector is op bepaalde plekken gebaat bij financieringsmogelijkheden waarmee ook stabiliteit en toekomstplanning kunnen worden bewerkstelligd, bijvoorbeeld door de opbouw van eigen vermogen. De leden vragen de Staatssecretaris hoe zij de financieringsmix niet alleen gaat laten onderzoeken, maar ook hoe zij de effectiviteit maatregelen die daaruit voortvloeien blijft monitoren.
De leden van de ChristenUnie-fractie horen vanuit de sector de behoefte voor meer differentiatie in voorwaarden van leningen en subsidies. Van kleine instellingen wordt nu vaak hetzelfde verwacht in eisen en aanvragen als van grote instellingen. Grotere instellingen hebben vaak meer menskracht en mogelijkheid om (financiële) expertise in te schakelen en staan zo sterker dan de kleine of middelgrote instellingen. Voor de echt kleine, beginnende kunstenaar wordt de financieringskant ervaren als een complexe aangelegenheid met een oerwoud van regels. Ziet de Staatssecretaris dit? Het rapport van Cultuur+Ondernemen signaleert ook deze behoefte voor differentiatie, maar de Staatssecretaris gaat er in haar reactie beperkt op in. Welke stappen naar vereenvoudiging van financiering of subsidie wil de Staatssecretaris zetten? Welke rol zou Cultuur+Ondernemen daarin kunnen spelen, bijvoorbeeld in de vorm van het bieden van, eventueel kosteloze, hulp of advies?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het rapport van Cultuur+Ondernemen dat de sector behoefte heeft aan verzekeringsachtige producten. De Staatssecretaris gaat hier in haar reactie echter niet verder op in. De leden vragen of de Staatssecretaris de ondersteuning van losse initiatieven van zelfstandigen die niet aangesloten zijn bij bredere verbanden voldoende in beeld heeft. Cultuur+Ondernemen noemt dat broodfondsen onder zelfstandigen flink ingeburgerd zijn, omdat verzekeringen voor arbeidsongeschiktheid door de reguliere maatschappijen te duur zijn. Zijn dit soort verzekeringsachtige initiatieven voldoende in beeld bij de Staatssecretaris? Doet de Staatssecretaris daar iets mee? Voornoemde leden vragen de Staatssecretaris alsnog in te gaan op dit onderdeel uit het rapport. Is de Staatssecretaris van plan om stappen te zetten om een verzekeringsinstrumentarium en ander soort sectorspecifiek instrumentarium te ontwikkelen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen tot slot dat de Staatssecretaris in gesprek is met Cultuur+Ondernemen om te bezien welke acties er in brede zin verder nodig zijn. De leden vragen de Staatssecretaris wat haar verwachte tijdspad is voor dit beleid en wanneer zij de Kamer hierover zal informeren.
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Hartelijk dank voor de vragen van de commissie op mijn brief van 23 februari 2023 inzake mijn reactie op het rapport «Een bredere kijk op financiering» van Cultuur+Ondernemen. Ik vind het plezierig om te lezen dat dit onderwerp bij de leden van de fracties op de agenda staat en dat zij kritisch meedenken over de mogelijkheden om het ondernemerschap en de financiering van de culturele en creatieve sector verder te verstevigen.
Ik zal de beantwoording van de vragen van de leden van de fracties één voor één doen, te beginnen bij de vragen van de leden van de VVD-fractie.
Allereerst lezen de leden van de VVD-fractie dat op verschillende punten uit het rapport van Cultuur+Ondernemen al stappen zijn gezet door het ministerie. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke punten reeds stappen zijn ondernomen?
De in mijn brief genoemde instrumenten zijn al geïmplementeerd. Er is via Cultuur+Ondernemen € 15 miljoen extra toegevoegd aan het fonds voor cultuurleningen en de voorwaarden zijn aangepast. De investeringsregeling voor vrije producties, die via het Fonds Podiumkunsten loopt en waarvoor € 20 miljoen beschikbaar is gesteld, is op 1 februari 2023 opengesteld. De garantieregeling tegen onvoorziene pandemieschade bij de productie van films, series, documentaires en andere audiovisuele producties bestaat sinds 1 juli 2020 en is per 1 januari 2023 gecontinueerd.
Daarnaast voeren we gesprekken met het Ministerie van EZK over de toegang tot het reguliere financieringsinstrumentarium voor ondernemers in de culturele en creatieve sector en wordt aangesloten op het beleid van EZK waar het gaat om betere dienstverlening voor ondernemers.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de culturele en creatieve sector nog steeds weinig toegang heeft tot substantiële financiering en dat de gedane aanbevelingen zijn overgenomen en worden uitgevoerd. Op welke termijn wordt verwacht dat deze aanbevelingen geïmplementeerd zullen zijn?
Zoals ik in het antwoord op de vorige vraag van de leden van de VVD-fractie heb geschreven, zijn de aanbevelingen reeds geïmplementeerd. We moeten er voor waken de verwachting te scheppen dat middels het overnemen van de aanbevelingen het structurele financieringsvraagstuk in de sector is opgelost. Want dit is iets waar de overheid, samen met de markt, al lange tijd aan werkt. Met mijn beleid beoog ik samen met het veld verder bij te dragen aan het oplossen van de geconstateerde knelpunten.
Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat de Staatssecretaris de aanbeveling van Cultuur+Ondernemen onderschrijft dat «het zinvol is om samen met de sector de vertaling te maken naar voor de sector passende financieringsvormen en onderzoek hoe Cultuur+Ondernemen hier een grotere rol in kan nemen». De leden vragen hoe de Staatssecretaris deze samenwerking met de sector gaat vormgeven en op welke termijn er implementeerbare resultaten van deze samenwerking worden verwacht.
De samenwerking met de sector loopt langs meerdere lijnen en organisaties. Ik ga in gesprek met verschillende vertegenwoordigers uit de sector om te achterhalen waar de knelpunten in financiering liggen, zodat we samen tot passende financieringsvormen kunnen komen. Belangrijke partijen in dit vraagstuk zijn onder andere Cultuur+Ondernemen, ClickNL en de verschillende brancheorganisaties en andere belangenbehartigers uit sector. De financieringsmarkt is continu in beweging. De afgelopen jaren is er vanuit de markt veel aandacht geweest voor het ontwikkelen van nieuwe non-bancaire financieringsinstrumenten. Ook nu worden er nog nieuwe instrumenten ontwikkeld. De vraag of nieuwe instrumenten passend zijn, of kunnen worden gemaakt, voor onze sector is dus een vraag die continu actueel is.
De leden van de VVD-fractie lezen dat banken zich de laatste jaren terugtrekken uit de culturele en creatieve sector. Kan de Staatssecretaris dit effect kwantificeren? En ziet de Staatssecretaris een rol voor haarzelf om banken of andere investeerders te overtuigen van het nut van investeren in deze sector? Hoe waardeert de Staatssecretaris specifiek de uitspraak dat voor bedrijfsovernames in de culturele en creatieve sector nu helemaal geen voorzieningen zijn?
Er zijn mij helaas geen cijfers van de investeringen van banken in de culturele en creatieve sector bekend. Ik zie wel dat banken hun kredieteisen hebben verhoogd en dat het ook voor het mkb duurder en lastiger is geworden om een lening te verkrijgen. Ik kan me voorstellen dat de culturele en creatieve sector hier extra last van heeft. Tegelijk zie ik ook positieve ontwikkelingen. De Triodosbank heeft begin 2021 aangekondigd dat zij, met steun van het Europees Investeringsfonds, tot € 200 miljoen aan leningen verstrekken aan culturele en creatieve ondernemers in België, Nederland, Spanje en Duitsland. Dankzij deze garantieregeling is het voor de Triodosbank bijvoorbeeld mogelijk om Nederlandse speelfilms en documentaires te steunen met leengeld. De bank biedt hiermee een toegankelijk overbruggingskrediet voor producenten.
De leden van de VVD-fractie vragen of ik een rol voor mezelf zie om banken of andere investeerders te overtuigen. Het antwoord is ja. Ik zie voor mijzelf een rol in het zo breed mogelijk bekend maken van het belang en de mogelijkheden van het investeren in cultuur. Dat doe ik door middel van gesprekken met belanghebbenden en met het promoten van de mogelijkheden hiertoe. Het platform dat ik als bewindspersoon hiervoor tot mijn beschikking heb, zet ik hier graag voor in.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe ik de uitspraak over culturele bedrijfsovernames waardeer. In het rapport wordt dit gelinkt aan de behoefte aan financiële faciliteiten met een hoger risicoprofiel. Ik ben in gesprek met Cultuur+Ondernemen over de doorontwikkeling van de leningsfaciliteiten, zodat ook op die behoefte kan worden ingespeeld.
De leden van de VVD-fractie lezen vervolgens dat er een te negatieve perceptie over lenen heerst bij zelfstandigen, kleine organisaties en gesubsidieerde instellingen. Is de Staatssecretaris het met deze leden en Cultuur+Ondernemen eens dat lenen onderdeel kan zijn van een gezonde financieringsmix? Zo ja, hoe stimuleert de Staatssecretaris dit? De leden lezen ook dat bij dit deel van de culturele en creatieve sector vaak alleen aan geefgeld wordt gedacht. Is de Staatssecretaris het met de leden eens dat het eigen verdienvermogen van de sector dus extra aandacht behoeft? Zo ja, hoe stimuleert zij dit? Hoe waardeert zij daarnaast de conclusie dat overheden vooral gefocust zijn op subsidies en niet op andere financieringsvormen?
Of het lenen een onderdeel is van een gezonde financieringsmix, laat ik aan het oordeel van de ondernemer of instelling. De behoefte van de ondernemer staat hier mijn inziens altijd centraal. We moeten beseffen dat leningen en subsidies geen vervanging van elkaar zijn. Door de voorwaarden van de leningen die via Cultuur+Ondernemen worden aangeboden zorg ik wel dat de drempel om te kunnen lenen wordt verlaagd.
Het terugbetalen van de lening valt of staat bij het verdienvermogen van een ondernemer. Willen we een breder financieringsaanbod voor de culturele en creatieve sector, dan moeten we dus ook daar aan werken. De SER en de Raad voor Cultuur (RvC) gaven in 2017 reeds aan dat zij «het vergroten van het verdienvermogen als een noodzakelijke voorwaarde [zien] om de situatie van de werkenden in de sector te verbeteren». Ik zie hier de afgelopen jaren een groeiende aandacht voor, zowel in de sector, als bij ondersteunende instellingen en het onderwijs. Ik stimuleer dit op verschillende manieren, bijvoorbeeld door de verbinding te leggen tussen de culturele en creatieve sector en andere sectoren via het programma Ontwerpend Onderzoek. Met het programma Ontwerpend Onderzoek wordt de impact van ontwerpend onderzoek op maatschappelijke opgaven versterkt. Ik sluit daarbij aan op de conclusies en aanbevelingen van de SER en de RvC, namelijk om het onbenutte potentieel van de sector zichtbaar te maken en deze te verbinden aan andere beleidsagenda’s. Dat onderschrijf ik ten zeerste. Zoals ik in mijn Huizinga-lezing als opmerkte: Als er één grondstof is in ons land dat nog onvoldoende benut wordt, dan is het wel de creatieve denkkracht van onze makers.
De leden van de VVD-fractie vragen als laatste hoe ik kijk naar de conclusie dat overheden vooral gefocust zijn op subsidies en niet op andere financieringsvormen. De afgelopen jaren is er vanuit de overheid, ook vanuit OCW, steeds meer aandacht voor andere financieringsvormen. Via Cultuur + Ondernemen en Qredits worden leningen verstrekt, het Fonds Podiumkunsten kent de investeringsregeling Vrije Producenten en er bestaan verschillende garantieregelingen, ook voor de culturele en creatieve sector. Deze regelingen worden (deels) gefinancierd door de overheid. Ik wil graag benadrukken dat dit niet betekent dat dit wordt aangewend voor het verminderen van subsidies. Elk financieringsinstrument kent haar eigen doeleinden.
De leden van de VVD-fractie vernemen dat uit de evaluaties van Cultuur+Ondernemen blijkt dat leengeld cultureel ondernemerschap stimuleert, en dat cultureel ondernemers minder kritisch omgaan met geefgeld. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren? En wat betekent dit voor haar beleid?
Deze evaluatie is mij bekend en ik ben blij om te lezen dat het ondernemerschap in de culturele en creatieve sector op deze manier wordt gestimuleerd. Dat ondernemers kritisch nadenken over de manier waarop ze hun producten en activiteiten financieren juich ik toe. Het lenen en later terugbetalen van geld creëert een andere verantwoordelijkheid bij ondernemers. Daardoor ontstaat er meer aandacht voor de verdienkant. Het draagt er ook aan bij dat er kostenbewust met middelen wordt omgegaan. Ik ben overigens niet van mening dat cultureel ondernemers minder kritisch omgaan met geefgeld.
Geefgeld heeft ook een belangrijke functie in onze sector, ook in relatie tot het ondernemerschap in de sector. Via platform voordekunst worden bijvoorbeeld culturele en creatieve initiatieven en instellingen gefinancierd door middel van donaties van particulieren en bedrijven. Daar wordt het ondernemerschap gestimuleerd doordat makers gevraagd wordt na te denken over hun doelgroep, hoe ze hun «geefvraag» stellen en hun donateurs blijven betrekken bij hun initiatief. Deze private betrokkenheid bij de financiering van culturele en creatieve initiatieven vind ik belangrijk. Het laat draagvlak zien voor de sector, cultuur verbindt de samenleving en is van iedereen.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er behoefte is aan het verbeteren van de financiële structuur in een aantal productieketens en zijn van mening dat op dit vlak kennisdeling en stimulering door de Staatssecretaris een positieve impact kan hebben. Is de Staatssecretaris dat met de leden eens? Zo ja, welke stappen kan zij nemen?
Ik deel de mening van de leden van de VVD-fractie dat er behoefte is aan het verbeteren van de financiële structuur in een aantal productieketens. Cultuur+Ondernemen constateert dat het gebrek aan zekerheid vaak een probleem is. Om die reden onderzoeken zij of en hoe het vormen van garantiefondsen een oplossing kan zijn.
Ook deel ik de mening van de leden van de VVD-fractie dat een goede toegang tot kennis over financiering wenselijk is. De financiële kennis in de sector heeft mijn aandacht, ook in de ontwikkeling van de nieuwe Culturele Basisinfrastructuur (BIS) periode. Daarvoor verwijs ik naar de Uitgangspuntenbrief die ik voor de zomer aan de Kamer zal zenden.
Hieronder ga ik vervolgens in op de vragen van de leden van de D66-fractie.
De leden van de D66-fractie merken op dat voor het verstrekken van leningen en andere vormen van financiering naast Cultuur+Ondernemen meer spelers actief zijn. De Staatssecretaris noemt bijvoorbeeld het Fonds Kwadraat en het Blockbusterfonds. Wel zegt de Staatssecretaris te willen onderzoeken hoe Cultuur+Ondernemen hier een grotere rol in kan nemen. Hoe verhoudt de rol van Cultuur+Ondernemen zich volgens de Staatssecretaris tot andere financieringsbronnen in de culturele sector?
Cultuur+Ondernemen is het kennisplatform voor ondernemerschap en financiering in de culturele en creatieve sector. Ze ontvangen daarvoor financiering vanuit de huidige BIS (periode 2021–2024), specifiek op basis van artikel 3.50. De activiteiten die bij dit artikel horen zijn onder andere gericht op vernieuwing, verruiming en gebruik van diverse financieringsinstrumenten en verdienmodellen. Cultuur+Ondernemen draagt bij aan de kennis over andere financieringsbronnen voor de culturele en creatieve sector. Zij leggen de nadruk op de terugbetalingscapaciteit, terwijl Blockbusterfonds en Fonds Kwadraat zachtere voorwaarden hebben en kijken naar een beperktere doelgroep.
Het revolverend investeringsfonds van waaruit de leningen worden verstrekt, staat los van de opdracht die zij vanuit de BIS hebben. Het revolverend investeringsfonds bouwt voort op een advies van de Raad voor Cultuur. In hun advies «Financiering voor cultuur» adviseert de Raad ruimte te maken voor een «landelijk investeringsfonds voor cultuur dat aansluit op regionale initiatieven en bestaande structuren.» Het fonds is een aanvulling op andere financieringsbronnen in de sector. Er is gekozen om dit fonds bij Cultuur+Ondernemen onder te brengen, omdat zij reeds op kleinere schaal financiering aan kunstenaars en creatieven in de vorm van laagrentende leningen boden.
De leden van de D66-fractie merken op dat de Staatssecretaris stelt dat de voortgang van de financieringshervormingen door de coronapandemie vertraging heeft opgelopen. Wanneer denkt de Staatssecretaris de nodige hervormingen helemaal uitgerold te hebben? Kan de Staatssecretaris een indicatie geven van de tijdslijn van deze hervormingen?
De D66-fractie verwijst hier naar in begrijp de aanbevelingen van de Raad voor Cultuur in het advies Financiering van Cultuur. Zoals ik ook bij de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie op dit onderwerp opmerkte, moeten we er voor waken de verwachting te scheppen dat het structurele financieringsvraagstuk in de sector wordt opgelost door het overnemen van de aanbevelingen.
Ik vind het belangrijk om oog hebben voor de manier waarop we de toegankelijkheid van financieringsinstrumenten voor onze sector kunnen verbeteren en waar aanvullend overheidsingrijpen te verantwoorden is. Dat doe ik op dit moment onder andere door te onderzoeken hoe we de voorwaarden van financiers beter op elkaar en op de behoefte van makers uit de sector kunnen afstemmen. Daarnaast heb ik Raad voor Cultuur gevraagd om een advies over de vernieuwing van het cultuurbestel voor de periode(n) vanaf 2029.2
De leden van de D66-fractie merken op dat de Staatssecretaris het voornemen om te zoeken naar passende financieringsvormen voor de sector noemt, en bovendien het belang van een sectorspecifiek instrumentarium noemt. Kan zij concreter uiteenzetten hoe een nieuw stelsel voor cultuurfinanciering, gespecificeerd naar de verschillende behoeften van deelsectoren, eruit kan zien? Kan zij voorbeelden noemen waar op voortgebouwd wordt?
De culturele en creatieve sector kent een heterogeen karakter. Zoals ook de Raad voor Cultuur aanstipt in haar advies zijn er grote verschillen in kostenstructuren en verdienpotentieel tussen de afzonderlijke deelsectoren en disciplines. Ik vind het daarom belangrijk om ook naar sectorspecifieke vraagstukken te kijken. De financieringsvraagstukken in de podiumkunsten zijn anders dan die voor de game-industrie. Vanuit deze visie zijn ook de eerder genoemde regeling voor onvoorziene pandemieschade voor de audiovisuele sector en de investeringsregeling voor vrije producten in de podiumkunsten ingericht. Tegelijk is het ook belangrijk dat we geen wirwar aan instrumenten ontwikkelen. Daar wordt de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van de financieringsmarkt niet beter van. Mijn visie hierop is dat we generiek beleid maken waar dat kan, en specifiek waar het moet.
Verder hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen over het opbouwen van eigen vermogen van Cultuur+Ondernemen. Cultuur+Ondernemen concludeert dat het instrumentarium niet aansluit op de innovatieve manier van werken. Zij concluderen dat het wenselijk is als organisaties eigen vermogen op kunnen bouwen. Overweegt de Staatssecretaris regels te versoepelen om aan deze wens tegemoet te komen? Kan de Staatssecretaris toelichten wat precies het opbouwen van eigen vermogen in de weg staat? Welke acties overweegt de Staatssecretaris op dit punt?
Het opbouwen van eigen vermogen in relatie tot subsidies is altijd een punt van discussie. Cultuur+Ondernemen constateert dat uit het veld een veel gehoorde klacht is dat organisaties geen eigen vermogen kunnen opbouwen als gevolg van de subsidievoorwaarden. Vanuit mijn rol als subsidiegever ben ik me er enerzijds van bewust dat buffers belangrijk zijn om slechtere tijden te kunnen opvangen. Anderzijds ben ik ook van mening dat subsidies moeten worden ingezet voor het doel waarvoor deze worden verstrekt. De beschikbare middelen zijn immers altijd schaars en het is zonde wanneer deze middelen onvoldoende de culturele en creatieve sector instromen. Zoals ik in mijn reactie op het rapport al heb aangegeven betrek ik ook de uitkomsten van het project In The Mix hierbij. Dit is een project van Cultuur+Ondernemen, Platform ACCT en voordekunst, waarmee wordt onderzocht hoe de voorwaarden van financiers beter op elkaar, en op de behoefte van makers uit de sector, kunnen worden afgestemd en welke vraagstukken daarbij ontstaan.
Dan ga ik over tot het beantwoorden van de vragen van de ChristenUnie.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat kunst en cultuur verbindend is en een belangrijke plek in de maatschappij heeft. Tijdens de coronapandemie werd de behoefte hieraan duidelijk toen de deuren dicht moesten blijven. Via virtuele museumbezoeken en concerten die gestreamd konden worden, bereikten kunst en cultuur – via het beeldscherm en de box – de mensen. Als belangrijk onderdeel van de maatschappij, moet ook de vraag gesteld worden welke positie de sector in bredere zin kan innemen in die maatschappij. De leden vragen de Staatssecretaris op wat voor manier zij denkt dat kunst en cultuur beter en efficiënter ingezet en benut kan worden om maatschappelijke thema’s te bespreken. Ziet de Staatssecretaris ook een economisch belang?
Ik deel de visie van de ChristenUnie. Kunst en cultuur hebben een belangrijke positie in de samenleving en kunnen op allerlei manieren een bijdrage leveren aan maatschappelijke thema’s en opgaven. Dat kan gaan om de inzet van de culturele en creatieve sector in de zorg, maar ook bij opgaven, zoals de energietransitie, de woonopgave of de leefbaarheid van steden. Kunstenaars, ontwerpers en creatieve ondernemers hebben de kennis en kunde in huis om een mogelijke toekomst te laten zien en alternatieven te verbeelden. Maar ook om complexe processen in te richten met veel stakeholders met uiteenlopende belangen. In dat kader ben ik het Programma Ontwerpend Onderzoek gestart dat het doel heeft om de impact van ontwerp en een ontwerpende aanpak bij opgaven te vergroten. Hier refereer ik ook naar in mijn antwoorden op de vragen van de VVD-fractie. Zoals eerder toegezegd aan uw Kamer, zal ik ook een meerjarenagenda opstellen waarin de inzet van de culturele en creatieve sector bij maatschappelijke opgaven centraal staat. Ik verwacht u deze agenda na de zomer van dit jaar toe te sturen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien tegelijkertijd ook dat de sector heel divers is. Niet iedere kunstenaar of musicus is per definitie ondernemer en niet iedere creatieveling streeft naar eindeloze innovatie. Er zijn allerlei mensen in de sector die gewoon goed willen spelen, mooie dingen willen creëren en zo hun ambacht willen uitoefenen. De leden vragen de Staatssecretaris of de financieringsinstrumenten ook voor die groep passend zijn. Komen de middelen van Cultuur+Ondernemen ook terecht bij bijvoorbeeld de conservatoriumgeschoolde klassieke musici?
We moeten in het vraagstuk rondom de financiering van kunst en cultuur inderdaad oog hebben voor de diversiteit van de sector. Ik vind het belangrijk dat er verschillende vormen van financiering zijn, zodat iedereen een passende vorm kan vinden die het beste bij haar of zijn beroepspraktijk past. Cultuur + Ondernemen biedt alleen cultuurleningen aan. Uit de evaluatie van deze leningsvorm blijkt dat deze ook wordt ingezet voor de aanschaf van instrumenten en apparatuur.3 Niet voor iedereen is een (cultuur)lening via Cultuur+Ondernemen een passende financieringsvorm. Zoals ik ook in de beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie opmerkte, staat de wens en de behoefte van de maker in kwestie hier mijns inziens altijd centraal. Het doel moet daarom ook niet zijn om subsidies te minimaliseren en iedereen een lening aan te bieden. Het doel moet zijn de financiële basis van werkenden in de sector te verstevigen, voor zowel de innovatieve ondernemer als de conservatorium-geschoolde muzikant en de kunstenaar. En daarvoor moeten meerdere soorten financiering beschikbaar zijn, waaronder subsidies, leningen, sponsoring en donaties en giften.
Ik vind, net als de ChristenUnie, dat niet iedereen die in de culturele en creatieve sector actief is een ondernemer hoeft te zijn. De klassiek geschoolde musici, die de ChristenUnie als voorbeeld aanhaalt, moet ook een dienstverband aan kunnen gaan. Het verbeteren van de arbeidsmarkt in de culturele en creatieve sector is daarom een van de speerpunten van mijn beleid. Zoals ik in mijn Meerjarenbrief beschrijf, heb ik verschillende maatregelen genomen om de arbeidsmarkt te verbeteren. Ik stuur de Kamer voor de zomer een brief waarin ik de verdere invulling van de plannen voor de verbeteren van de culturele en creatieve arbeidsmarkt kenbaar maak.
Andersom horen de leden ook de behoefte van kunstenaars en musici om meer aandacht in het curriculum van kunst-, cultuur- en muziekopleidingen te hebben voor ondernemen en ondernemerschap. De leden vragen de Staatssecretaris of zij deze signalen herkent en of zij in gesprek is of wil gaan met de opleidingen over de plek van ondernemerschap in curricula. Voorts vragen de leden of de Staatssecretaris nader in wil gaan op scholing in ondernemerschap na afronding van een opleiding. Welke mogelijkheden voor scholing in ondernemerschap zijn er voor mensen die in deze sector werken? Vanuit de sector is er behoefte aan betere scholingsmogelijkheden in ondernemerschap? Wat vindt de Staatssecretaris daarvan? Welke mogelijkheden ziet zij hiertoe?
Ik zie dat verschillende opleidingen meer aandacht zijn gaan besteden aan ondernemerschap, waarbij ik wil aangeven dat het curriculum in principe een verantwoordelijkheid van de opleidingen is. Ik zie het voorts als mijn taak om de scholing van werkenden en ondernemers in de culturele en creatieve sector te stimuleren. Daarvoor ondersteun ik het Programma Permanente Professionele Ontwikkeling (PPO). Werkenden kunnen het beschikbaar gestelde budget vanuit Programma PPO gebruiken voor hun verdere vakinhoudelijke ontwikkeling, maar ook voor ontwikkelen van ondernemerschap, het verbreden van hun inzetbaarheid en bij- of omscholing. Deze regeling wordt uitgevoerd door Platform ACCT. Aan de basis van deze regeling ligt een onderzoek onder professionals in de cultuursector naar de behoeftes en de belemmeringen op gebied van scholing. Het Programma PPO past in mijn voornemen om de culturele en creatieve arbeidsmarkt te verbeteren.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de reactie van de Staatssecretaris over diverse, deels nieuwe, financieringsmogelijkheden. Deze financieringsopties zijn echter bijna allemaal kortdurend. Cultuur+Ondernemen signaleert een behoefte voor structurele financiering in de sector. De trend dat banken zich terugtrekken uit de culturele en creatieve sector als financiers, die al voor de coronapandemie waarneembaar was, zet zich ook na pandemie door. Kan de Staatssecretaris ingaan op de redenen die door Cultuur+Ondernemen genoemd worden, namelijk weinig zekerheden, weinig eigen vermogen, complexe verdienmodellen, lage financieringsbehoefte en moeizame communicatie? En kan de Staatssecretaris daarbij aangeven hoe zij de sector kan ondersteunen?
De door de ChristenUnie genoemde onzekerheden zijn helaas inherent aan de manier waarop de culturele sector is gestructureerd en gefinancierd. Dat was voor de Raad voor Cultuur ook een van de redenen om in hun advies Financiering van Cultuur de ontwikkeling van het revolverend investeringsfonds te adviseren. Vanuit dat fonds wordt anders naar het gebrek aan zekerheden en de complexe verdienmodellen gekeken. Het fonds is zo ingericht dat het ook kleine leningen kan verstrekken, en dat blijkt te werken. Ik vind het mooi om te zien dat daarmee ook zulke belangrijke vormen van financiering voor de sector beschikbaar komen. Uit een recente evaluatie blijkt dat de gemiddelde hoogte van de Cultuurlening ongeveer 20.000 euro is. Vanuit het fonds worden ook leningen verstrekt die over een lange termijn kunnen worden terugbetaald, de maximale termijn voor de leningen is 10 jaar. Ook binnen de nieuwe alternatieve financieringsvormen vinden we langere termijn financiering.
Ik onderzoek op dit moment hoe we binnen de kaders van ons investeringsfonds andere financieringsvormen kunnen aanbieden, die bijvoorbeeld gericht zijn op het vergroten van het eigen vermogen van organisaties, zodat we een hefboom voor andere financiers kunnen ontwikkelen. Daarnaast onderzoek ik met Cultuur+Ondernemen hoe en of we gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van steun van het Europees Investeringsfonds. En zoals ik bij de beantwoording van de vragen van de VVD-leden ook benoemde, gebruik ik mijn platform als bewindspersoon om het belang en de mogelijkheden van investeren in cultuur te promoten.
In de beslisnota lezen de leden dat de Staatssecretaris budget beschikbaar maakt voor het project In The Mix waarmee onderzocht wordt hoe de voorwaarden van financiers beter op elkaar en de behoeften van de sector kunnen worden afgestemd. De leden vragen de Staatssecretaris of zij ook bereid is om met banken in gesprek te gaan bij de verdere ontwikkeling van haar beleid. De sector is op bepaalde plekken gebaat bij financieringsmogelijkheden waarmee ook stabiliteit en toekomstplanning kunnen worden bewerkstelligd, bijvoorbeeld door de opbouw van eigen vermogen. De leden vragen de Staatssecretaris hoe zij de financieringsmix niet alleen gaat laten onderzoeken, maar ook hoe zij de effectiviteit maatregelen die daaruit voortvloeien blijft monitoren.
Het project In The Mix waar de leden naar verwijzen is er inderdaad op gericht te onderzoeken hoe voorwaarden van financiers beter op elkaar kunnen worden afgestemd. Tegelijk wordt in het project met deze financiers ook concreet gewerkt aan een betere aansluiting van financieringsbronnen. Waar het gaat om financiers die vanuit het ministerie worden aangestuurd, zoals de Rijkcultuurfondsen, neem ik de uitkomsten mee in de gesprekken die ik met hen voer. Ik voer daarnaast gesprekken met de sector over de financiering van de culturele en creatieve organisaties, daarin worden de banken ook betrokken. Zoals ik bij de beantwoording van de vorige vraag ChristenUnie-leden ook benoemde, onderzoek ik ook hoe we het revolverend investeringsfonds beter kunnen laten aansluiten op de behoefte aan de opbouw van eigen vermogen.
De leden van de ChristenUnie-fractie horen vanuit de sector de behoefte voor meer differentiatie in voorwaarden van leningen en subsidies. Van kleine instellingen wordt nu vaak hetzelfde verwacht in eisen en aanvragen als van grote instellingen. Grotere instellingen hebben vaak meer menskracht en mogelijkheid om (financiële) expertise in te schakelen en staan zo sterker dan de kleine of middelgrote instellingen. Voor de echt kleine, beginnende kunstenaar wordt de financieringskant ervaren als een complexe aangelegenheid met een oerwoud van regels. Ziet de Staatssecretaris dit? Het rapport van Cultuur+Ondernemen signaleert ook deze behoefte voor differentiatie, maar de Staatssecretaris gaat er in haar reactie beperkt op in. Welke stappen naar vereenvoudiging van financiering of subsidie wil de Staatssecretaris zetten? Welke rol zou Cultuur+Ondernemen daarin kunnen spelen, bijvoorbeeld in de vorm van het bieden van, eventueel kosteloze, hulp of advies?
Ik ben de eerste die zal erkennen dat de financiering van plannen een complexe aangelegenheid is, maar ook dat het onderdeel is het ondernemerschap. Het begrijpen en doorgronden van het financieringslandschap vergt de juiste kennis en expertise, terwijl voor veel makers en organisaties in de cultuursector het maakproces natuurlijk voorop staat. Het maakproces is wat hen motiveert en dit is waar de creatieve kracht van de sector ligt. We moeten deze kracht en de rijkdom aan creativiteit de ruimte geven. Daarom probeer ik met mijn beleid randvoorwaarden te scheppen waarbinnen ondernemerschap kan floreren, ook wanneer het gaat om de startende kunstenaar of de kleine cultuurinstelling.
Het informeren en adviseren van de cultuursector over financiering behoort tot de taken van Cultuur+Ondernemen. Zij ontwikkelen in dat kader ook producten om de sector te informeren over de verschillende financieringsvormen; hun culturele financieringswijzer is daar een voorbeeld van. Ik vind het belangrijk dat ze in goed contact staan met de sector, zodat de invulling van de activiteiten zo goed mogelijk aansluit op de behoeftes in de sector. Dit kan ook leiden tot aanpassingen in het dienstenaanbod van Cultuur+Ondernemen. Wat betreft de vereenvoudiging van financiering en subsidies verwijs ik naar het antwoord op de vorige vraag.
Zoals ik in mijn brief ook benoemde is het ontbreken van de kennis en inzicht over financiering geen vraagstuk dat alleen in de culturele en creatieve sector speelt. Ik sluit dan ook aan op de bredere ontwikkelingen van de dienstverlening voor ondernemers door de rijksoverheid.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het rapport van Cultuur+Ondernemen dat de sector behoefte heeft aan verzekeringsachtige producten. De Staatssecretaris gaat hier in haar reactie echter niet verder op in. De leden vragen of de Staatssecretaris de ondersteuning van losse initiatieven van zelfstandigen die niet aangesloten zijn bij bredere verbanden voldoende in beeld heeft. Cultuur+Ondernemen noemt dat broodfondsen onder zelfstandigen flink ingeburgerd zijn, omdat verzekeringen voor arbeidsongeschiktheid door de reguliere maatschappijen te duur zijn. Zijn dit soort verzekeringsachtige initiatieven voldoende in beeld bij de Staatssecretaris? Doet de Staatssecretaris daar iets mee? Voornoemde leden vragen de Staatssecretaris alsnog in te gaan op dit onderdeel uit het rapport. Is de Staatssecretaris van plan om stappen te zetten om een verzekeringsinstrumentarium en ander soort sectorspecifiek instrumentarium te ontwikkelen?
Het lijkt mij goed om een onderscheid te maken tussen verzekeringsachtige producten voor activiteiten enerzijds en investeringen en producten voor werkenden in de sector anderzijds. Wat betreft het eerste. In mijn brief geef ik het voorbeeld van de regeling voor de audiovisuele sector waarmee onvoorziene pandemieschade gedekt kan worden. Ik zie dit als een verzekeringsachtig initiatief. En ook de investeringsregeling voor vrije producties bij het Fonds Podiumkunsten valt onder die categorie. Waar het gaat om de verzekering van werkenden, zoals via de broodfondsen, lopen er verschillende regelingen via Platform ACCT. Deze regelingen zijn bedoeld als stimulans om zzp’ers of werkenden met een hybride beroepspraktijk zich te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. In mijn Arbeidsmarktbrief van voor de zomer zal ik mijn arbeidsmarktbeleid verder toelichten.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen tot slot dat de Staatssecretaris in gesprek is met Cultuur+Ondernemen om te bezien welke acties er in brede zin verder nodig zijn. De leden vragen de Staatssecretaris wat haar verwachte tijdspad is voor dit beleid en wanneer zij de Kamer hierover zal informeren.
Het ondernemerschap en de financiering van de culturele en creatieve sector hebben continu mijn aandacht. Deze onderwerpen neem ik mee in al het beleid dat ik ontwikkel. De uitgangspuntenbrief voor de nieuwe BIS-periode is het eerst volgende moment waarop ik u weer zal informeren over de laatste stand van zaken.