[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda informele Landbouw- en Visserijraad 11-13 juni 2023

Landbouw- en Visserijraad

Brief regering

Nummer: 2023D23830, datum: 2023-06-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1541).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1541 Landbouw- en Visserijraad.

Onderdeel van zaak 2023Z09935:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1541 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2023

Van 11–13 juni 2023 vindt de informele Landbouw- en Visserijraad plaats in Stockholm (hierna: de informele Raad). Middels deze brief informeer ik de Kamer over deze informele Raad.

Informele Landbouw- en Visserijraad

Het thema van de informele Raad is «de bijdrage van Europese landbouw en bosbouw aan voedsel-, veevoer-, vezel- en energiezekerheid en stappen richting een meer grondstoffenefficiënte en groeiende bio-economie». Op het programma staan een plenaire sessie en enkele werkbezoeken.

De plenaire sessie bestaat uit een discussie over de rol van de Europese land- en bosbouw in de ontwikkeling van de bio-economie. Het Zweedse voorzitterschap heeft hiertoe een discussiepaper gecirculeerd. Er vindt tijdens de informele Raad geen besluitvorming plaats.

Eerder dit jaar, onder Zweeds voorzitterschap, zijn er Raadsconclusies aangenomen over de kansen die de bio-economie biedt bij het aangaan van de huidige maatschappelijke opgaven, met een bijzondere focus op landelijke gebieden. Nederland onderstreept het belang van de bio-economie.1

Ter voorbereiding op de discussie tijdens de informele Raad heeft het voorzitterschap de lidstaten een tweetal vragen voorgelegd. De eerste vraag heeft betrekking op de kansen en uitdagingen op EU-niveau voor de land- en bosbouw om bij te dragen aan de groene transitie. De tweede vraag richt zich op welke beleidsinstrumenten en -maatregelen hiervoor nodig zijn gelet op de competentieverdeling tussen de EU en lidstaten.

Als het gaat om kansen geldt dat gezorgd moet worden voor meer toepassingen waarbij biogrondstoffen nodig zijn, zoals in de bouw en de chemie. Hierdoor zijn de land- en bosbouw beter verzekerd van een stabiele vraag naar biogrondstoffen. Ook het vastleggen van koolstof (in bodems, planten en biobased materialen) en het herstel van landschapselementen bieden kansen. Landschapselementen en agroforestry bieden, naast kansen voor de biodiversiteit, eveneens kansen voor een meer robuuste landbouw (o.a. door natuurlijke plaagbestrijding en betere bescherming tegen weersextremen en erosie). Sectoren kunnen actief bijdragen aan de circulaire economie door afval van mens en dier als (rest)stroom zo hoogwaardig mogelijk in te zetten ten behoeve van bijvoorbeeld van voedsel en biobased materialen.

Qua uitdagingen geldt dat het beschikbare areaal en het volume biogrondstoffen beperkt zijn. Waar moeten de biogrondstoffenstromen uit de land- en bosbouw voor worden ingezet? Ook de vraag «hoe borgen we een duurzame herkomst» is een belangrijk thema; daarbij gaat het om het telen van biogrondstoffen zonder schadelijke effecten voor natuur, water, bodem, lucht en biodiversiteit. De duurzaamheidscriteria voor biogrondstoffen, die als randvoorwaarden zijn opgenomen in de Renewable Energy Directive (RED) zijn hier een voorbeeld van. Daarbij moet de land- en bosbouw bijdragen aan maatschappelijke uitdagingen zoals klimaatmitigatie, klimaatadaptatie, landschapsherstel, biodiversiteitsherstel en dit vraagt andere gewasteelten en beheerpraktijken.

Met betrekking tot de maatregelen en beleidsinstrumenten is Nederland van mening dat één duidelijke en uniforme set aan duurzaamheidseisen nodig is. Ook moet er meer worden ingezet op verdienmodellen (denk aan het belonen van ecosysteemdiensten) en op experimenteerruimtes (zowel juridisch als fysiek). Regelgeving is nog te vaak gestoeld op efficiëntie terwijl het meer om de integrale bijdrage aan maatschappelijke doelstellingen zoals klimaat, biodiversiteits- en watersysteem-herstel zou moeten gaan. Regelgeving moet meer ruimte bieden en een stimulerend en belonend karakter hebben. Tot slot zijn ook subsidies voor kennisoverdracht en kennis- en innovatieontwikkeling van belang; het sneller kunnen toepassen van vernieuwingen draagt bij aan de noodzakelijke transitie.

De inbreng van Nederland tijdens de informele Raad zal conform bovenstaande lijn zijn.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema


  1. Zie Verslag Landbouw- en Visserijraad 25 april 2023 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1539).↩︎