Ontwerpvormgeving KRW-impulsprogramma
Bijlage
Nummer: 2023D23965, datum: 2023-06-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Vormgeving Kaderrichtlijn Water (KRW)-impulsprogramma (2023D23964)
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage bij Kamerbrief Vormgeving KRW-impulsprogramma
Zoals toegelicht in de Kamerbrief over de vormgeving van het KRW-impulsprogramma, zijn op 22 mei jl. bij het eerste Bestuurlijk Overleg KRW de contouren van het KRW-impulsprogramma langs zes actielijnen besproken. Deze actielijnen worden hieronder toegelicht. Daarbij is ingestemd om de daar besproken voorlopige vormgeving van het KRW-impulsprogramma als bijlage mee te sturen met deze brief, om zo een concreter beeld te kunnen geven van wat dit programma zal inhouden. Daarbij geldt wel het expliciete voorbehoud dat deze aanpak nog formeel moet worden vastgesteld door de betrokken partijen, hetgeen besproken zal worden bij het Bestuurlijk Overleg Water van 12 juli.
Ook is de komende maanden nog verdere afstemming van het KRW-impulsprogramma gewenst binnen het Rijk en in de haarvaten van de regio, om te borgen dat alle benodigde partijen hierbij goed zijn aangesloten en heldere afspraken over eenieders rol gemaakt worden. De leden van het tijdelijk ingerichte Bestuurlijk Overleg KRW (voorzitters en vicevoorzitters van de Regionale Bestuurlijke Overleggen van de KRW-stroomgebieden, de minister van IenW, en hoog-ambtelijke vertegenwoordiging vanuit het ministerie van LNV, IenW en Rijkswaterstaat) zullen hier een leidende rol in hebben.
Mede gezien de urgentie van de opgave zal bij het KRW-impulsprogramma gewerkt worden met een adaptieve aanpak, waarbij Rijk en regionale overheden direct aan de slag gaan met de actielijnen die al in gang kunnen worden gezet of reeds lopen, maar er tegelijk ook ruimte is voor verdere uitwerking, aanvulling of bijsturing van het programma, aan de hand van nieuwe inzichten of aanvullende afstemming.
Vormgeving KRW-impulsprogramma – notitie Bestuurlijk Overleg KRW 22 mei
Inleiding
Op 11 april jl. zijn de eerste ideeën de voor de scope van het
KRW-impulsprogramma en het hiervoor in te richten Bestuurlijk Overleg
KRW besproken met de leden, waarbij is verzocht om deze acties verder te
concretiseren en te structureren, teneinde deze tot uitvoering te kunnen
brengen. In deze notitie wordt deze nadere uitwerking1
beschreven.
Resumerend: De focus van de KRW-impuls is in de eerste plaats om te zorgen dat alle partijen tijdig kunnen doen en uitvoeren wat is afgesproken. Betrokken partijen hebben elkaar vaak nodig om gezamenlijk de lastige hobbels te nemen. Daarnaast willen de partijen samen ook kijken waar mogelijke kansen liggen voor intensivering of aanvulling van maatregelen.
Een specifiek onderdeel dat nog aan het impulsprogramma wordt toegevoegd, is de aandacht voor juridische risico’s (de invloed op de doorgang van projecten), waarvoor veel extra aandacht is sinds het Rli-advies van 11 mei, het rapport in opdracht van Bouwend Nederland van 18 april jl.2 en de eerste KRW-rechtszaak. Zie daarvoor de passage aan het eind van deze notitie.
Integratie KRW-impulsprogramma en huidig
werkplan
In het KRW-werkplan voor 2022-2027 zijn drie sporen benoemd waarlangs de
komende jaren wordt gewerkt aan de KRW-opgave. Te weten: 1. Grip op de
uitvoering, 2. Tussenvaluatie 2024 en 3. Verantwoording 2027. De aanpak
van het KRW-impulsprogramma wordt hieraan gekoppeld, met zes
actielijnen, teneinde te komen tot één integrale aanpak voor de
KRW-opgave:
Spoor 1: Uitvoering
bewaken van de uitvoering van eerder afgesproken maatregelen
verdere uitwerking van ruimtelijke maatregelen
intensivering van maatregelen voor stoffen
inzet op verdere verankering van afspraken in regelgeving
Spoor 2: Tussenevaluatie 2024
bepalen toestand, prognose en resterend handelingsperspectief
Spoor 3: Verantwoording 2027
voorbereiding op een goede motivering van uitzonderingen in de aanloop naar 2027
Daarmee bestaat het KRW-impulsprogramma uit een combinatie van een voortzetting van de huidige inzet én een aanvullende inzet.
Toelichting en uitwerking per actielijn:
Hieronder volgt per actielijn een nadere toelichting en een
voorstel voor de concrete uitwerking hiervan. Dit zal een adaptief en
iteratief proces zijn, waarbij er gedurende de looptijd van het
impulsprogramma ook acties toegevoegd, aangevuld of aangepast kunnen
worden.
Focus lag bij het BO van 22 mei jl. op de eerste drie actielijnen (bewaking uitvoering huidige maatregelen, verdere uitwerking ruimtelijke maatregelen en intensivering maatregelen voor stoffen), aangezien deze voor de korte termijn de meeste aandacht vragen.
De vierde actielijn voor verdere verankering in regelgeving, mede naar aanleiding van het recente Rli-advies, vraagt eerst nog om een nadere verkenning ten aanzien van de mogelijkheden op dit gebied, en zal daarom bij een volgend BO KRW uitgebreider aan de orde komen.
De actielijnen vijf en zes komen voort uit de lopende sporen 2 en 3 uit het bestaande KRW-werkplan, en zijn daarmee reeds in gang gezet.
1. bewaken van de uitvoering van eerder afgesproken
maatregelen
Toelichting:
Het gaat er in de eerste plaats om dat de knelpunten worden geadresseerd die naar voren komen bij de uitvoering van geplande maatregelen die bijdragen aan het behalen van de KRW-doelen, onder andere uit de Stroomgebiedbeheerplannen 2022-2027. Dit zijn de knelpunten die naar voren komen vanuit het gezamenlijke dashboard op de uitvoering van maatregelen dat wordt opgesteld door de waterbeheerders en zal worden besproken in het Bestuurlijk Overleg Water van 12 juli (eerste beelden hieruit worden al gedeeld bij het BO KRW van 22 mei). Het kan daarbij onder andere gaan om planning, geld of capaciteit, maar ook om juridische of politiek-bestuurlijke obstakels. Daarbij zal gezamenlijk gezocht worden naar oplossingen en handelingsperspectief voor de geïdentificeerde knelpunten. Ook de maatregelen uit het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, het addendum hierop en de derogatiebeschikking worden opgenomen in het dashboard. Deze kunnen bij het BO Water ook worden benoemd.
Uitwerking:
Hiervoor is reeds een werkgroep vanuit spoor 1 ingesteld, bestaande uit vertegenwoordiging vanuit: IenW, RWS, Informatiehuis Water en RAO-voorzitters. De betrokkenen vanuit de werkgroep dragen daarbij continu zorg voor de consultatie van hun achterbannen. Voor de (operationele) vormgeving van het dashboard is een opdracht verstrekt aan Royal Haskoning DHV.
Op te leveren producten vanuit deze actielijn zijn:
Dashboard met stand van zaken uitvoering, incl. overzicht van de maatregelen die risico lopen op niet-tijdige uitvoering en welke risico’s dit betreft;
Overzicht van mogelijke verbeteracties om risico’s te mitigeren;
Handreikingen aan waterbeheerders om die verbeteringen in gang te zetten.
Aan het BO KRW wordt voorgesteld om dit op te leveren dashboard standaard in de verschillende RBO-vergaderingen3 te bespreken. Vervolgens hierover terug te koppelen aan het BO KRW en/of BO Water, zodat waar nodig nadere sturing aan de uitvoering gegeven kan worden, bijvoorbeeld bij het adresseren van issues waarbij partijen elkaar nodig hebben.
Bij het BO KRW van 22 mei zullen de conceptresultaten uit dit dashboard worden besproken en zal worden nagegaan waar verdere aanvulling of aanscherping wenselijk is, in aanloop naar de bespreking hiervan in het BO Water van 12 juli.
2. verdere uitwerking van ruimtelijke
maatregelen
Toelichting:
Hierbij gaat het om ruimtelijke inrichtingsmaatregelen ten behoeve van
de waterkwaliteit, bijvoorbeeld in de integrale provinciale
gebiedsprogramma’s vanuit het Nationaal Programma Landelijk Gebied voor
de transitie van het landelijk gebied. Het gaat dan om de samenhang
tussen water, natuur, klimaat en landbouw, onder andere bij de aanpak
van de beekdalen (voortkomend uit het addendum 7e
Actieprogramma Nitraatrichtlijn).
Uitwerking:
Bij de uitwerking van deze actielijn zijn vooralsnog drie
hoofdonderdelen in beeld: de algemene borging van de aanpak van de
(resterende) KRW-opgave in de Provinciale Programma’s Landelijk Gebied
(PPLG’s), de aanpak van de beekdalen op zandgronden, en het uitwerken en
faciliteren van de benodigde functieverandering van gronden voor
uitvoering van maatregelen (met als eerste stap het opstellen van een
factsheet/handreiking, zie hieronder).
Ten algemene is het voor deze actielijn van belang goed aan te sluiten bij de gebiedsprocessen omtrent de PPLG’s en nauw samen te werken met de Regieorganisatie Transitie Landelijk Gebied (RTLG); zowel vooraf bij de vormgeving van de PPLG’s, als bij toetsing van de concept provinciale gebiedsprogramma’s door de planbureaus en de Ecologische Autoriteit. Dit biedt kansen om op zijn minst de verplichte onderdelen van waterkwaliteit stevig te positioneren in de plannen.
Algemene borging aanpak resterende KRW-opgave in PPLG’s:
Voor de provinciale gebiedsprogramma’s voor het NPLG is een
handreiking4 opgesteld met daarin de toelichting
hoe de resterende opgave vanuit de KRW (en het 7e
Actieprogramma Nitraatrichtlijn) ingevuld kan worden. Daarbij wordt
relatief uitgebreid ingegaan op grootschalig beekdalherstel op
zandgronden (zie hieronder) en wordt ook verwezen naar de
Stroomgebiedbeheerplannen 2022-2027 waar de waterkwaliteitsdoelen,
opgaven en maatregelen van alle waterbeheerders staan opgenomen.
Daarnaast wordt echter ook gewezen op het belang om de koppeling en
synergie tussen de KRW-doelen en de andere opgaven te zoeken. Centraal
staat ook de uitwerking van het principe water en bodem sturend te laten
zijn in de ruimtelijke ordening.
Zie bijvoorbeeld pagina 53 handreiking:
“[…] Daarnaast zijn er nog andere kansen voor de KRW-doelen in het gehele watersysteem bij de uitvoering van maatregelen die vallen onder de scope van het Transitiefonds. Bij de extensivering van de agrarische sector voor de aanpak van de stikstofemissie is synergie mogelijk om ook de uit- en afspoeling van nutriënten naar het water te verminderen. Bij technische maatregelen, aanpassing landgebruik en verplaatsing van bedrijven geldt dat er geen achteruitgang van de waterkwaliteit mag optreden en dat doelen overal behaald moeten worden. Hierbij is het van belang dat de juiste keuzes voor landgebruik gemaakt worden: geen uitspoelingsgevoelige teelten op uitspoelingsgevoelige gronden. Maatregelen voor versterking van de natuur, zoals tegengaan van verdroging en het vergroten van het natuur areaal, dragen ook bij aan de KRW-doelen. Maatregelen voor klimaat – zoals CO₂-reductie door peilverhoging in veengebieden – moeten geoptimaliseerd worden, zodat ook de waterkwaliteit profiteert. Het kabinet heeft besloten om de opgaven voor waterkwaliteit als integraal onontkoombaar doel mee te nemen bij het NPLG en de transitie van het landelijk gebied. Hierboven is aangegeven wat is belegd in de stroomgebiedbeheerplannen en waarvoor aanvullende middelen beschikbaar zijn vanuit het fonds. Op de hoge zandgronden zal inzet op grootschalig herstel van beekdalen een grote bijdrage kunnen leveren aan het behalen van de doelen. In andere delen van Nederland moeten andere maatregelen geformuleerd worden in de gebiedsprocessen van het NPLG. Dit totaal aan plannen wordt meegenomen in de evaluatie KRW en het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn, waarvan de resultaten in 2024 opgeleverd worden. Deze overwegingen kunnen worden beschouwd als een uitwerking van Water en Bodem Sturend voor de hogere zandgronden. Water en Bodem Sturend voor de hogere zandgronden is meer dan alleen het herstel van de beekdalen. De aanpak van beekdalen is al meer concreet, er zijn middelen beschikbaar en kan per direct worden opgepakt door regionale partijen […]”
Om hier adequaat invulling aan te geven is het van belang dat de PPLG’s vanuit de waterbeheerders voldoende proactief worden gevoed ten aanzien van de KRW-opgaven in de desbetreffende gebieden en andersom ook (reactief) wordt toegezien op de borging hiervan in de PPLG’s. De RBO’s kunnen hier mogelijk een belangrijke rol in vervullen door actief de PPLG’s van de desbetreffende provincies van hun stroomgebied op hun agenda te zetten (deels gebeurt dit al, maar dat kan nog versterkt worden). Daartoe is het van belang dat provincies ook nauw(er) betrokken worden bij de RBO’s. Deze betrokkenheid is ook relevant gezien de link met de aanpak van beekdalen.
Aanpak beekdalen:
Dit is de meest concrete maatregel vanuit het NPLG ten behoeve van
de waterkwaliteit, waarvoor tevens al middelen (ongeveer 800 miljoen
euro) zijn gereserveerd vanuit het budget van het door de regering
voorgestelde Transitiefonds. Hiervoor is dan ook al een werkgroep
gestart op initiatief van de desbetreffende provincies, teneinde de
beekdalenaanpak nader vorm te geven, waarbij de waterkwaliteitsopgave in
samenhang met de andere (water)opgaven wordt ingevuld. Dit onderwerp zal
tevens worden geagendeerd bij het BO Water van 12 juli. Belangrijk
onderdeel van de aanpak is het komen tot een ruimtelijke zonering voor
de indeling van de beekdalen. Daarbij moet bepaald worden welk
landgebruik binnen en rondom deze beekdalen plaats mag vinden, en hoe de
hiervoor benodigde functieverandering van gronden bewerkstelligd kan
worden. Daarmee is er een belangrijke link met het derde onderdeel van
deze actielijn.
Functieverandering van gronden ten behoeve van KRW-opgave
Een belangrijke voorwaarde voor tijdige uitvoering van maatregelen
uit zowel de Stroomgebiedbeheerplannen als het NPLG, is het kunnen
zorgen voor de benodigde functieverandering van gronden (verandering in
landgebruik). Het kan daarbij gaan om een benodigde functieverandering
die rechtstreeks nodig is ten behoeve van waterkwaliteitsdoelen
(bijvoorbeeld extensiveren of stoppen van activiteiten in beekdalen die
een belasting van het water vormen), of om te zorgen dat een
functieverandering ten behoeve van andere doelen niet zorgt voor een
ongewenst neveneffect op de waterkwaliteit (bijvoorbeeld voorkomen dat
door uitkoop van piekbelasters op uitspoelingsgevoelige gronden,
grasland wordt omgezet naar bollenteelt met grote risico’s op uit- en
afspoeling van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen).
Om deze functieverandering te bewerkstelligen zijn verschillende instrumenten voor handen, zoals het stellen van voorwaarden aan het landgebruik via bestemmingplannen of waar nodig het verwerven van gronden. Het is echter niet altijd duidelijk voor partijen wat de precieze (juridische) mogelijkheden en voorwaarden zijn voor het toepassen van deze instrumenten, en wanneer welk instrument het beste ingezet kan worden ten behoeve van de KRW-doelen (het handelingsperspectief).
Op te leveren product vanuit deze actielijn:
Om dit te adresseren zal als eerste stap een factsheet/handreiking
opgesteld gaan worden waarmee deze aspecten inzichtelijk worden gemaakt
voor de betrokken waterbeheerders. Dit product zal vervolgens worden
besproken met de relevante gremia, opdat er een gelijke kennisbasis ten
aanzien van de mogelijkheden op het gebied van functieverandering
ontstaat ten behoeve van de verdere uitwerking. Bij het opstellen van
dit document (waarschijnlijk via een opdracht in de markt), zullen ook
ervaringsdeskundigen nauw betrokken worden (bijvoorbeeld via een
begeleidingscommissie), om ervoor te zorgen dat dit tegemoet komt aan de
behoefte. Vanuit de informatie uit het dashboard op de uitvoering kunnen
de partijen hierbij worden betrokken in wiens gebieden
functieverandering een grote rol speelt.
3. intensivering van maatregelen voor
stoffen
Toelichting:
Voor stoffen gaat het om het verder terugdringen van de belasting vanuit
de verschillende bronnen, met name de industrie (stoffen), de landbouw
(mest en gewasbeschermingsmiddelen) en de rioolwaterzuivering (stoffen
en nutriënten). Daarbij moet naar de hele keten worden gekeken: van
productie tot zuivering, inclusief toelating van stoffen,
vergunningverlening, toezicht en handhaving. Waar zitten probleemstoffen
met mogelijkheden om die op korte (en langere) termijn verder aan te
pakken?
Deze actielijn heeft de volgende beoogde doelen:
Probleemstoffen aan de bron aanpakken samen met de industrie en landbouw;
Bij het beoordelen van lozingen verder kijken dan alleen het ontvangende waterlichaam, om afwenteling te voorkomen (volgens de uitgangspunten van water en bodem sturend);
Analyse van het effluent van de RWZI’s om te kijken wat beter kan en moet worden gezuiverd;
Belasting van stedelijk afvalwater voorkomen (producenten- en consumentenverantwoordelijkheid);
Verkennen of de toelating gewasbeschermingsmiddelen in overeenstemming gebracht kan worden met de kwaliteitseisen van de KRW;
Waar nodig KRW proof maken van directe en indirecte lozingen, en waar nodig de regulering KRW proof maken, en steviger inzetten op Vergunningverlening-Toezicht-Handhaving (VTH);
Omgevingswet benutten voor decentraal maatwerk in samenwerking met regionale overheden (waterschappen, provincies en gemeenten), om gebied specifiek waterkwaliteit verbeterende oplossingen te realiseren voor landbouw en industrie, in aanvulling op generiek beleid.
Uitwerking:
Dit betekent een aanvullende inzet van alle partijen in de keten.
Hierover zullen in het Bestuurlijk Overleg KRW nadere afspraken worden
gemaakt. Het gaat om inzet op de drie belangrijkste bronnen: industrie,
landbouw en RWZI’s, met als uitgangspunt dat elke betrokken partij
hieraan een bijdrage levert. Om KRW proof te zijn moet voldaan worden
aan de doelen voor oppervlaktewater, grondwater en beschermde gebieden
(met name drinkwater). Gewerkt zal worden met een concrete lijst stoffen
(ca. 20) die op veel locaties de norm overschrijden (een KRW impuls
stoffenlijst).
Momenteel wordt een advies opgesteld ten aanzien van de desbetreffende stoffen waar handelingsperspectief op zit, zowel voor de korte als ook de langere termijn. De prioriteit zal daarbij liggen op de kortere termijn, maar mede richting de betrokken sectoren is het ook van belang het perspectief op de langere termijn te schetsen (ook na 2027), teneinde een integraal beeld van de opgave te verschaffen.
Voor industrie/bedrijfsleven kan het impulsprogramma nader worden vormgegeven door:
Met VNO-NCW een actieprogramma opstellen voor de werklijst van stoffen (metalen, PAK’s, ammonium, gebromeerde stoffen en enkele gewasbeschermingsmiddelen).
Opstellen van een plan van aanpak per bedrijfstak of bedrijf uitgaande van preventie en bronaanpak. Dit sluit aan bij de Algemene Beoordelingsmethodiek voor vergunningverlening.
De resultaten hiervan worden opgenomen in geactualiseerde Best Beschikbare Technieken voor bedrijven/bedrijfstakken.
Communicatie met het bedrijfsleven over nieuwe stoffen, die na 2027 aandacht vragen. Dit is van belang om aan te geven dat we niet klaar zijn met de impuls en KRW blijvend aandacht vraagt.
Voor RWZI’s kan het impulsprogramma nader worden vormgegeven door:
Via immissietoetsen op het effluent per RWZI vaststellen wat de ‘distance to target’ is voor alle KRW-relevante stoffen. Nu hoeft alleen te worden gekeken naar nutriënten en zwevend stof gehalte. De meeste RWZI’s vallen onder de algemene regels en hebben geen vergunning nodig. Opstellen van een strategie voor de aanpak van RWZI’s per (deel)stroomgebied kan hieraan bijdragen.
Vanuit die kennis over distance to target beoordelen waar in de keten verbetering moet optreden (bij de zuivering zelf, of eerder in de keten).
Waterschappen spreken – waar aanvullende eigen zuivering niet (voldoende) is –ketenpartijen aan op hun verantwoordelijkheden voor de stoffen van de werklijst.
Dit zijn industrie (productverantwoordelijkheid), consumenten (huishoudelijk gebruik), gemeenten voor de kwaliteit van ingezameld stedelijk afvalwater, en provincies en gemeenten vanuit hun rol als bevoegd gezag voor vergunningverlening voor indirecte lozingen.
Waterbeheerders (RWS, waterschappen en provincies) kunnen gezamenlijk bezien wat de mogelijkheden zijn om emissies te reguleren via de aansluitvergunningen en aansluitverordeningen.
Voor land- en (glas)tuinbouw kan het impulsprogramma nader worden vormgegeven door:
Het nog beter benutten van het lopende bovenwettelijke spoor van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, op basis van de per waterschapsgebied in beeld gebracht agrarische wateropgaven.
Daarbij gebruik te maken van beschikbare (financiële) instrumenten.
Agrariërs te stimuleren gebiedsprojecten te initiëren met de waterschappen die de agrarische wateropgave verminderen. Voor financiële ondersteuning aan de waterschappen voor de uitvoering van deze projecten wordt een regeling voorbereid, de DAW Impulsregeling.
Agrariërs te stimuleren om op basis van de handreiking DAW een Bedrijfsbodem- en waterplan op te stellen.
Maatregelen afspreken in dialoog met de agrariërs door gebruik te maken van bestaande samenwerking met de agrarische sector (DAW-netwerk, collectieven, etc.; dit verschilt per gebied).
Bestaande regelgeving Activiteitenbesluit milieubeheer en Besluit activiteiten leefomgeving toetsen aan KRW-vereisten, en waar nodig regelgeving verder aanscherpen. In lijn met het Rli-advies van 11 mei.
Verkennen of de toelating van gewasbeschermingsmiddelen in overeenstemming gebracht kan worden met de kwaliteitseisen van de KRW.
Het is daarbij van belang om tot een evenwichtig pakket te komen, waarbij iedereen een bijdrage levert en er een goede verdeling is tussen zoet en zuur. Daarbij is het voor het draagvlak en de bereidwilligheid onder de partijen vanuit landbouw en industrie essentieel dat de inzet van overheidspartijen bij de opgave voldoende zichtbaar is, bijvoorbeeld ten aanzien van de RWZI’s.
Als handelingsperspectief per partij (overheidslaag) valt daarbij te denken aan:
Waterschappen:
samen met bedrijfsleven en Rijk ketenaanpak voor de KRW impuls stoffen vormgeven;
alle RWZI’s KRW proof maken door eisen aan influent en/of door aanvullende zuivering.
Provincies:
inzet op teeltkeuze agrariërs in probleemgebieden;
gebruiksvoorschriften voor gewasbeschermingsmiddelen met normoverschrijding in grondwaterbeschermingsgebieden (provincies zijn daarvoor bevoegd gezag);
toezien op voortgang RWZI’s KRW proof maken;
grondwaterkwaliteit KRW proof maken.
Gemeenten:
inzet op teeltkeuze agrariërs via bestemmingsplannen;
kwaliteit influent afstemmen op de zuivering (KRW proof maken via VTH en ketenaanpak producten);
waar nodig impuls aanpak ten aanzien van lekkende riolering.
Rijk:
samen met bedrijfsleven en waterschappen ketenaanpak voor de KRW impuls stoffen vormgeven;
invulling geven aan productverantwoordelijkheid samen met bedrijfsleven;
waar nodig zorgen voor kaders, handreikingen en regelgeving voor de drie bronnen (industrie, landbouw en RWZI).
4. inzet op verdere verankering van afspraken in
regelgeving
Toelichting:
Mede naar aanleiding van het advies van de Rli over de KRW, wordt samen
met betrokken departementen verkend in hoeverre verdere verankering van
gemaakte afspraken in regelgeving kan bijdragen aan het borgen van de
daadwerkelijke uitvoering hiervan door daarmee waar mogelijk te zorgen
voor minder vrijblijvendheid. Voor alle onderdelen hierboven geldt
namelijk dat er ook gekeken moet worden naar de borging in wet- en
regelgeving. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om verdere doorwerking
van de KRW-doelen naar het mestbeleid in samenhang met de al uitgevoerde
en nog uit te voeren maatregelen voor bescherming van water tegen
verontreinigingen door nitraten uit agrarische bronnen
(Nitraatrichtlijn), het beleid voor gewasbeschermingsmiddelen en
biociden, het bodembeleid en het productbeleid voor opkomende stoffen.
Het doel hiervan is dat agrarische activiteiten, activiteiten in de
bodem, en de productie en het gebruik van opkomende stoffen in lijn zijn
met de KRW-doelen en er niet langer sprake is van eventuele
conflicterende regelgeving die vooruitgang in deze sectoren zou kunnen
belemmeren.
Uitwerking:
Eerste stap in dit traject is een verkennende analyse naar in hoeverre
nadere verankering in regelgeving precies nodig en wenselijk is.
Vervolgens zal een juridische en beleidsmatige analyse van de
mogelijkheden hiertoe gedaan moeten worden. Daarbij zal ook gekeken
worden naar de aanbevelingen van de Rli op dit vlak. Mede omdat de
kabinetsreactie op dit advies momenteel wordt voorbereid, kan hier in
deze aanpak nog geen verdere inhoudelijke uitwerking aan gegeven worden.
Bovendien hangt de precieze invulling hiervan ook samen met de nadere
invulling vanuit de andere actielijnen. In een volgend BO KRW zal hier
op terug worden gekomen.
5. bepalen toestand, prognose en resterend
handelingsperspectief
Toelichting:
De lopende tussenevaluatie KRW (gereed in 2024) brengt in samenwerking
met de regio de toestand van de wateren, de resterende opgaven en het
handelingsperspectief in beeld. Hieruit moet blijken in hoeverre de
doelen gehaald worden met de uitvoering van alle maatregelen, inclusief
de KRW Impuls, en welk aanvullend handelingsperspectief er nog is
(eventuele aanvulling KRW Impuls op basis van inzichten
tussenevaluatie). Die maatregelen kunnen al gedurende de evaluatie aan
de KRW Impuls toegevoegd worden.
Uitwerking:
Dit betreft het spoor 2 uit het eerdere werkplan. Hierbij wordt via drie
stappen toegewerkt naar het opleveren van de tussenevaluatie:
Basis op orde: leren van eerdere analyses;
Balans opmaken: huidige toestand bepalen anno 2024 en trends in waterkwaliteit over de voorgaande jaren;
Prognose: één gezamenlijk beeld van doelbereik 2027 en resterend handelingsperspectief;
De eerste stap (Basis op orde) bevindt zich momenteel in de afrondende fase.
Het Rli advies beveelt aan dat er direct een doorrekening moet plaatsvinden om duidelijkheid te krijgen over de resterende opgave. Voor een groot deel is de opgave al bekend uit de eerdere nationale analyse waterkwaliteit en de ex-ante evaluatie waterkwaliteit uit 2021. Deze rapporten, aangevuld met de Milieueffectrapportage van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, zijn mede aanleiding geweest voor het addendum bij het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en het KRW-deel onder het NPLG (de aanpak beekdalen).
De eerste stappen van de doorrekening worden genomen. Zo worden de effecten van de derogatiebeschikking op waterkwaliteit op dit moment gekwantificeerd en zullen zij naar verwachting gedurende de zomer van 2023 inzichtelijk zijn. Voor het doorrekenen van het complete beeld is het belangrijk dat de gebiedsprocessen NPLG in de vorm van de provinciale gebiedsprogramma’s landelijk gebied maatregelen hebben opgeleverd. De eerste versies daarvan komen in juli 2023 beschikbaar. De definitieve resultaten van de doorrekening worden in 2024 verwacht en dit wordt samen met de waterbeheerders uitgevoerd.
6. voorbereiding op een goede motivering van
uitzonderingen in de aanloop naar 2027
Toelichting:
Tot slot wordt ook de voorbereiding van de verantwoording in 2027
vormgegeven in samenhang met inzichten vanuit de tussenevaluatie in
2024. Uit de tussenevaluatie moet duidelijk worden hoever we komen met
de uitvoering van alle maatregelen, welk aanvullend
handelingsperspectief er nog is (zie actielijn 5), en waar tot slot een
beroep op uitzonderingen gedaan zal moeten worden. De voorbereidingen
voor dit laatste vormt de kern van actielijn 6.
Uitwerking:
In het BO Water van 12 april jl. is het plan van aanpak voor dit traject (spoor 3 werkplan) vastgesteld. Hiervoor is een werkgroep ingericht, bestaande uit vertegenwoordiging vanuit: IenW, RWS, VNG, UvW, en enkele waterschappen en provincies. De betrokkenen vanuit de werkgroep dragen daarbij continu zorg voor de consultatie van hun achterbannen.
Op te leveren producten vanuit deze actielijn zijn:
Interne juridische analyse van de uitzonderingsmogelijkheden (eventueel gevolgd door externe juridische toets);
Vergelijking met buitenland: hoe verantwoorden andere lidstaten en wat is positie Europese Commissie?;
Overzicht van beschikbare uitzonderingsmogelijkheden en bijbehorende randvoorwaarden, inclusief stroomschema;
Praktische handreiking per uitzonderingsmogelijkheid voor gebruik ervan door waterbeheerders, inclusief checklist voor benodigde informatie voor dossieropbouw;
Overzicht van overige ‘verzachtende omstandigheden’ en andere instrumenten (eventueel technische doelaanpassing);
Beantwoording van (selectie van) aangedragen praktijkcases.
Aanvulling KRW-impulsprogramma: aandacht voor juridische
risico’s
De impuls is erop gericht aan de KRW te voldoen in 2027. Dat is
nodig voor de waterkwaliteit en voorkomt zoveel mogelijk een
ingebrekestelling vanuit Europa. De maatschappelijke zorgen richten zich
momenteel echter veel meer op de consequenties voor (de doorgang van)
projecten: er bestaat angst voor een ‘tweede stikstofdossier’, zoals ook
blijkt uit het Rli-advies, recente Kamervragen over rapporten, de eerste
rechtszaken op basis van de KRW en aandacht in de media. Om
verschillende redenen gaat de gemaakte parallel met de stikstofcrisis
niet (geheel) op, onder meer omdat de doelen diverser zijn (het gaat
erom welke specifieke parameters worden beïnvloed door het project) en
de invloed van projecten meer lokaal is (het gaat erom welk waterlichaam
erdoor beïnvloed wordt en in welke toestand de beïnvloede parameters
zich bevinden). Deze zorgen moeten echter wel geadresseerd worden. Vraag
is echter of dat wordt gedaan als onderdeel van de impuls of via een
apart traject. Het mogelijke risico voor individuele projecten hangt
namelijk niet direct samen met het in 2027 voldoen aan de KRW: ook op
dit moment mogen alleen projecten doorgang vinden die niet leiden tot
achteruitgang van de toestand van een waterlichaam en die het bereiken
van een goede toestand niet in gevaar brengen. En ook bij het wel halen
van de doelen in 2027 mogen projecten nog geen achteruitgang van de
toestand veroorzaken. Een mogelijke invulling kan zijn dat alle
waterbeheerders extra inzetten op goed toepassen van de beschikbare
KRW-toetsingskaders. In het BO KRW van 22 mei is besloten dat dit
onderdeel wordt van het KRW-impulsprogramma.
Overkoepelende insteek bij alle actielijnen
Tot slot zal voor een succesvolle uitvoering van het
impulsprogramma een overkoepelende insteek nodig zijn met meer urgentie
en bredere samenwerking vanuit de gehele keten. Daar zal bij de
uitvoering van de acties uit het impulsprogramma dan ook expliciet
aandacht aan worden besteed, door te kijken op welke onderdelen de
samenwerking kan worden versterkt en verbreed, en hoe ervoor gezorgd kan
worden dat elke partij zijn eigen verantwoordelijkheid neemt. Dat vraagt
mogelijk ten dele ook een andere samenwerkingsstructuur en -cultuur,
waarbij partijen elkaar durven aan te spreken op ieders
verantwoordelijkheden.
Om tot de benodigde aanpak en verandering te komen zijn de volgende stappen nodig:
Erkenning van de feiten, erkenning van het op te lossen problemen. Wat speelt er?
Erkenning van de betekenis (de ernst) van de feiten of van het probleem. Hoe is dat een probleem?
Erkenning van de wenselijkheid iets aan het probleem te doen. Hoe nodig is het om het probleem aan te pakken?
Erkenning van de mogelijkheid er iets aan te doen. Kan ik of kunnen zij er iets aan doen?
Erkenning van de capaciteiten om het succesvol aan te pakken. Is er voldoende kennis, kunde en vaardigheid beschikbaar?
Erkenning van commitment. Is er bij iedereen voldoende betrokkenheid? Gaan we er voor?
Naast deze notitie met de hoofdlijnen van de aanpak, wordt vanuit het kernteam KRW impuls een gedetailleerder plan van aanpak opgesteld, waarin ook de meer operationele en organisatorische aspecten aan de orde komen (bijvoorbeeld ten aanzien van inzet en capaciteit). Deze aspecten kunnen desgewenst t.z.t. ook besproken worden op een te organiseren directeurenoverleg.↩︎
18042022_onderzoek-bouwend-nederland-een-krw-risicoanalyse-voor-de-vergunningverlening-voor-de-bouw-en-infrasector.pdf (bouwendnederland.nl)↩︎
Aandachtspunt hierbij is in hoeverre de huidige frequentie en duur van RBO-vergaderingen hier voldoende ruimte toe bieden, of dat een eventuele wijziging in frequentie en/of duur van RBO-vergaderingen nodig is, teneinde voldoende sturing te kunnen geven.↩︎
Handreiking+voor+de+gebiedsprogramma's+Nationaal+Programma+Landelijk+Gebied.pdf↩︎