Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voorhang ontwerpbesluit reële prijzen Jeugdwet (Kamerstuk 31839-946)
Jeugdzorg
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2023D26436, datum: 2023-06-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D26436).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: A.B. Coco Martin, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2023Z09563:
- Indiener: M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2023-06-01 14:09: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-06-07 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2023-06-15 14:00: Voorhang ontwerpbesluit reële prijzen Jeugdwet (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2023-09-06 09:30: Extra procedurevergadering commissie VWS (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2023-09-13 17:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
2023D26436 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris over de Voorhang ontwerpbesluit reële prijzen Jeugdwet (Kamerstuk 31 839, nr. 946).
De voorzitter van de commissie,
Smals
De adjunct-griffier van de commissie,
Coco Martin
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
II. Reactie van de Staatssecretaris
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris van plan is om bij de nadere uitwerking van de algemene maatregel van bestuur (AMvB) ook in het bijzonder aandacht zal besteden aan de communicatie rondom de AMvB, en daarbij ook de toelichting en uitleg betrekt.
De leden van de VVD-fractie hebben bezorgd waargenomen dat het voor gemeentes mogelijk lastig wordt om discussies te voeren over wat een reële prijs is voor zaken als vastgoed. Deze leden vragen bij wie de bewijslast ligt, en of de Staatssecretaris bereid is om in samenspraak met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) te komen met een kader voor reële overheadkosten?
De leden van de VVD-fractie vragen of een reële prijs wel tot stand kan komen zonder een landelijk kwaliteitskader voor de jeugdzorg?
De leden van de VVD-fractie horen graag van de Staatssecretaris of de AMvB die voorligt voldoende duidelijkheid biedt over de verschillende zorg gerelateerde onderdelen van de zorg, zoals contact met het netwerk van de jongeren, school en andere zorgpartijen. Zijn er verbeterpunten op dit gebied?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de verplichting voor gemeenten dat alle kostprijselementen moeten worden opgenomen in de verordening. Zou er een situatie kunnen ontstaan dat gemeenten allerlei verschillende aanvullende kostprijselementen gaan opnemen in de verordeningen waardoor er wildgroei ontstaat die niet bijdraagt aan het doel van de AMvB?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris aangeeft dat het niet past bij het karakter van de AMvB om de kostprijselementen specifieker voor te schrijven. Het staat partijen vrij om in aanvulling op de kostprijselementen in de AMvB andere mee te nemen bij het bepalen van een reële prijs. Als de gemeenten van tevoren de kostprijselementen moeten vastleggen in de verordening hoe kan er dan sprake van zijn dat partijen in vrijheid kostprijselementen kunnen aanvullen? Kan de Staatssecretaris schetsen hoe een inkoopprijs verloopt als een gemeente in haar verordening geen aanvullende kostprijselementen heeft opgenomen of in de ogen van één van de aanbieders de verkeerde kostprijselementen? Is het om de uitvoerbaarheid van een inkoopproces te bevorderen niet verstandiger om de bevoegdheid van het aanvullen van kostprijselementen tijdens het inkoopprijs bij het college neer te leggen?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat één van de verplichtingen die gemeenten hebben bij het sluiten van overeenkomsten het betalen van een redelijk tarief is. Uit de toelichting blijkt dat gemeenten over het algemeen al werken met de kostprijselementen. In de toelichting wordt geduid dat er veel discussie is over wat reële prijzen precies zijn. Wat een redelijk tarief is wordt met deze regeling nog steeds niet nader gespecificeerd. De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier het nu formeel vastleggen van kostprijselementen bijdraagt aan het verminderen van discussie over wat reële prijzen precies zijn, het verbeteren van de tariefstelling (zowel omhoog als omlaag), het vergroten van de continuïteit van de jeugdzorg, het verbeteren van de transparantie en de mate waarin aanbieders alle relevante kosten in beeld hebben?
De leden van de VVD-fractie constateren dat er geschetst wordt dat er geen kosten opdrijvend effect verwacht wordt. Indien dit wel gebeurt worden de financiële opgaven voor gemeenten nog groter dan nu. Kan de Staatssecretaris nader toelichten of deze AMvB kan leiden tot kosten opdrijvende effecten?
De leden van de VVD-fractie denken in dat onderwerp binnen tarifering kan worden of gemeenten juridisch gezien wel een redelijk tarief betalen, afgestemd op het in stand houden van de (huidige) bedrijfsvoering van de aanbieders. De AMvB stimuleert zo mogelijk het in stand houden van de huidige situatie. Welke mogelijkheden biedt deze AMvB de gemeenten om de noodzakelijke transformatie door de aanbieders te laten realiseren?
De leden van de VVD-fractie vrezen dat aanbieders die gericht zijn op winstmaximalisatie het met de AMvB in de hand aantrekkelijker ervaren om de kostprijsberekeningen aan te vechten en daarmee de tarieven op te drijven. Doordat rechters alleen de onderbouwing kunnen toetsen is het lonend om de berekeningen op onderdelen aan te vechten. Een getal voor ziekteverzuim is immers makkelijker te weerleggen dan het tarief in zijn geheel. Hoe kijkt de Staatssecretaris tegen dit risico voor de gemeenten aan?
De leden van de VVD-fractie zien een risico dat bij leegstand huisvesting ook meegewogen moet worden in de reële tarieven, waarbij de regionale kenmerken van invloed zijn. Dit betekent echter dat de frictiekosten voor het afbouwen van de residentiele jeugdhulp, een ambitie uit de Hervormingagenda, voor rekening komt van de gemeenten. Daarmee betalen de gemeenten op de korte termijn dubbel, namelijk zowel via de «opbrengsten» die zijn opgenomen in het financiële kader van de Hervormingsagenda (terug raming gemeentefonds), als de directe frictiekosten van leegstand, indien vraag een aanbod tijdelijk niet aansluit. Hoe reflecteert de Staatssecretaris hierop, en is hij bereid dit probleem te voorkomen of op te lossen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit reële prijzen Jeugdwet. Deze leden vinden het belangrijk dat overal in Nederland jeugdzorginstellingen een adequate vergoeding krijgen voor hun diensten, zodat de continuïteit van zorg gewaarborgd kan worden en aanbieders geen prikkel hebben om bijvoorbeeld alleen lichte jeugdzorg aan te bieden. Het voorliggende besluit draagt daaraan bij en kan daarom op de steun van de leden van de D66-fractie rekenen. Wel hebben zij daar nog de volgende vragen bij. Deze leden vragen in algemene zin of de AMvB aansluit bij de afspraken die zijn opgesteld in de Hervormingsagenda Jeugd? Of zijn er nog wijzigingen noodzakelijk als gevolg van het aannemen van deze Hervormingsagenda?
De leden van de D66-fractie wijzen op goede ervaringen met de AMvB reële prijzen ten aanzien van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Kan de Staatssecretaris een overzicht geven op welke punten de voorliggende AMvB ten aanzien van de Jeugdwet daarvan beleidsmatig afwijkt en waarom?
De leden van de D66-fractie hechten grote waarde aan het democratische mandaat van gemeenteraden om het beleid rondom jeugdzorg vorm te geven en hun colleges daarop te controleren. In hoeverre hebben gemeenteraden beleidsvrijheid ten aanzien van het opnemen van kostprijselementen vanuit deze AMvB in de verordeningen of de manier waarop zij dat doen? Zijn er elementen waarvan de Staatssecretaris verwacht dat gemeenteraden die toe zullen voegen, of specifieke elementen waarvan de Staatssecretaris na overweging heeft besloten deze niet op te nemen in deze AMvB, en waarom? Hoeveel gemeenten volgen op dit moment niet de kostprijselementen uit de Handreiking en op welke wijze wijken deze gemeenten af op dit moment? Waarom is er niet voor gekozen om sommige kostprijselementen helemaal uit te sluiten met deze AMvB? Op basis van welke gegevens kunnen gemeenteraden beoordelen in hoeverre de colleges de prijzen inderdaad voldoende bepalen met behulp van deze kostprijselementen en of de daaraan gekoppelde prijzen daadwerkelijk de kostprijzen van aanbieders weergeven? Is het mogelijk om een normerend maximum(percentage) vast te stellen voor de kostprijzen die in rekening worden gebracht voor de overhead?
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen dat aanbieders met verschillende kostenstructuren nog steeds met te generieke prijzen te maken krijgen. Deelt de Staatssecretaris die mening? Deze leden maken zich daarom zorgen dat specifieke elementen van bepaalde vormen van zorg, zoals specialistische hulp, verblijf (inclusief leegstand), 24-uursbereikbaarheidsdiensten of andere zaken over het hoofd gezien kunnen worden in het bepalen van de reële prijs. Waarom zijn zulke elementen niet toegevoegd aan de voorgeschreven kostprijselementen om te voorkomen dat aanbieders daar onvoldoende voor gecompenseerd worden of dat er ongewenste kruissubsidiëring binnen aanbieders plaatsvindt? Welke ondersteuning of handvatten hebben gemeenten als zij zulke elementen wel willen toevoegen?
De leden van de D66-fractie merken op dat de AMvB alleen voorschrijft welke kostprijselementen dienen te worden gebruikt, maar zonder verdere kaders of normen. Toch is het onwenselijk als sommige vormen van zorg een te lage vergoeding krijgen als de voorgeschreven kostprijselementen te laag worden opgesteld, met wachtlijsten tot gevolg. Maar ook een situatie waarin de kostprijselementen wel worden toegepast maar te hoog worden vastgesteld, kan dat leiden tot excessieve winsten. Welke handvatten hebben colleges en gemeenteraden om te controleren in hoeverre de vastgestelde kostprijzen écht reëel zijn? De leden van de D66-fractie hechten belang aan voldoende tariefdifferentiatie en roepen de Staatssecretaris op te onderzoeken in hoeverre de AMvB daar beter aan tegemoet kan komen.
De leden van de D66-fractie constateren dat voorliggende AMvB niet van toepassing is indien een subsidie slechts een tegemoetkoming is in de kosten van daadwerkelijke zorgverlening. Waar ligt dan de grens tussen een tegemoetkoming of een bekostigingsvorm die wel onder de AMvB valt? Vormt dit geen omweg om onder de voorschriften uit deze AMvB uit te komen?
De leden van de D66-fractie hechten aan de doorberekening van de Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling (OVA) zodat zorgaanbieders voldoende ruimte hebben om hun medewerkers voldoende loonstijging te bieden. Waarom biedt deze AMvB een alternatieve manier om de indexatie te bepalen in plaats van dat de OVA hoe dan ook wordt doorberekend? Waarom is hier niet gekozen voor de OVA als minimum en de cao-stijging als mogelijkheid, maar alleen indien deze hoger ligt dan de OVA?
De leden van de D66-fractie zijn bezorgd dat gemeenten ook met deze AMvB straks nog te maken krijgen met aanbieders die laten weten dat ze niet uit kunnen komen met het tarief, maar zelf onvoldoende inzicht hebben in hun kosten en kostenstructuren. Is de Staatssecretaris het met genoemde leden eens dat daartoe meer actie nodig is om een goed gesprek tussen aanbieder en gemeente mogelijk te maken? Welke mogelijkheden hebben gemeenten om te controleren in hoeverre de aangeleverde informatie van aanbieders ten aanzien van hun kostprijzen klopt? Zijn er mogelijkheden die zorginkopers in de Zorgverzekeringsweg (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz) en Wmo hebben die voor de inkoop van zorg op grond van de Jeugdwet niet voorhanden zijn voor gemeenten? Hoe vaak hebben gemeenten in de Wmo of in de Jeugdwet een kostprijsonderzoek laten verrichten in de afgelopen jaren? Is dat volgens de Staatssecretaris een aanleiding om aan te nemen dat gemeenten daar nu of in de komende jaren voldoende inzicht in hebben om de aangeleverde informatie van zorgaanbieders goed te kunnen beoordelen?
De leden van de D66-fractie steunen het uitgangspunt dat de voorschriften voor een reële prijs onverkort ook voor onderaannemers gelden. Wel wordt hier een opening geboden voor hoofdaannemers om een opslag te vragen voor het zoeken en contracteren van onderaannemers. Terecht merkt de Staatssecretaris op dat het logisch is deze opslag niet te rekenen als het initiatief ligt bij de hoofdaannemer zelf. Kan een gemeente altijd goed bepalen welke van de twee situaties aan de hand is? Bestaan er adequate regels en waarborgen om te voorkomen dat hoofdaannemers disproportionele meerkosten in rekening brengen voor taken als het zoeken en contracteren van onderaannemers, terwijl gemeenten die aanbieders ook zelf had kunnen contracteren? Zou hiervoor bijvoorbeeld een maximumpercentage van de totaalsom kunnen worden vastgesteld?
De leden van de D66-fractie vinden het ook van groot belang dat mensen met een persoonsgebonden budget (pgb) voldoende ruimte hebben om hun zorgverleners voldoende te kunnen betalen. Waarom geldt deze AMvB niet voor het pgb en wat zouden de consequenties zijn als de AMvB wel zou worden uitgebreid naar pgb’s?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de voorhang ontwerpbesluit reële prijzen Jeugdwet en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie vinden dat zorgverleners reële prijzen uitbetaald moeten krijgen voor hun diensten. Genoemde leden vinden het zorgelijk dat vastgelegd moeten worden wat reële tarieven zijn, omdat gemeenten blijkbaar niet bereid of in staat zijn om de kostprijs te betalen. Dat financiële overwegingen zwaarder wegen dan kwaliteit, juist als het gaat om zorg, is zeer zorgelijk. Om kwalitatief goede zorg te kunnen blijven leveren, is het noodzakelijk dat er reële prijzen worden afgesproken, rekening houdend met de complexiteit en de zorgzwaarte van het werk.
Het is de leden van de PVV-fractie al jaren een doorn in het oog, dat jeugdzorgaanbieders als paddenstoelen uit de grond groeien, inmiddels zijn er zo’n 6.000 jeugdzorgaanbieders die vette winsten maken, terwijl jeugdzorginstellingen die zeer gespecialiseerde en complexe zorg leveren hun kosten zien stijgen en op omvallen staan. Uiteindelijk komen niet alleen de zorgaanbieders in zwaar weer, maar zijn de zorgverleners, de kinderen, de ouderen en de kwetsbare gezinnen de dupe. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de invloed van dit ontwerpbesluit op deze ontwikkeling is?
De leden van de PVV-fractie vragen of er wel genoeg rekening gehouden wordt met zorgaanbieders die complexe zorg verlenen. Op welke manier houdt dit ontwerpbesluit rekening met verschil in type aanbieders en variatie in zorg- en hulpvormen, zo hebben bepaalde aanbieders (crisis)opvang, 24/7 bereikbaarheid, verblijfs- dagbehandelingslocaties etc.? Op welke manier komt de kostenopbouw van jeugdzorg met verblijf, behandeling en onvolledige bezetting terug in de regeling?
Kostprijselementen zullen worden opgenomen waaruit de reële prijs moet worden opgebouwd. Kunnen er eisen gesteld worden aan overheadkosten?
Waarom kan er door het college nog steeds gekozen worden voor een open house procedure?
De leden van de PVV-fractie zouden graag zien dat deze regeling bijdraagt aan het terugdringen van de administratieve lasten voor jeugdzorgmedewerkers. Wat is er gebeurd met het model prestatiecodes jeugd om de 3.800 productcodes terug te dringen? Ligt dit op de plank te verstoffen? Op welke manier gaat dit ontwerpbesluit bijdragen aan minder administratieve lasten? Op welke manier gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat gemeenten zo veel mogelijk gaan standaardiseren: contractuele voorwaarden, tarieven, productcode etc.? Hoe weten gemeenten wat de standaard is? Wanneer worden de ICT-systemen gestandaardiseerd?
Hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen dat er veel tijd en geld verspild wordt aan kostprijsonderzoeken, marktconsultaties, overlegtafels?
De VNG geeft aan dat er al veel regio’s en gemeenten zijn die conform de kostprijselementen werken, ook uit de impactanalyse van Significant volgt dat er nog maar weinig gemeenten en aanbieders zijn die niet werken op basis van de kostprijselementen zoals opgenomen in de AMvB, waarom zijn er dan onvoldoende kostendekkende tarieven, gaat dit ontwerpbesluit hier concreet wat aan veranderen, zo vragen de leden van de PVV-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit en hebben nog enkele vragen. Zij vinden het van groot belang dat de tarieven transparant en reëel zijn. Dit geldt ook voor het toepassen van tariefdifferentiatie, waarbij aanbieders conform zwaarte en zorg worden betaald. In onderhavige concept-AMvB lijkt hier nog onvoldoende aandacht voor te zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij dit denkt te verbeteren?
Voorts is het voor de leden van de CDA-fractie niet duidelijk of de indirect cliëntgebonden tijd onderdeel uitmaakt van de reële prijs. In de impactanalyse van Significant wordt hierover het volgende aangegeven: «zonder houvast is de verwachting dat hierover ingewikkelde discussies gaan ontstaan». Hoe gaat de Staatssecretaris deze discussie voorkomen?
Om onnodige administratieve lasten tegen te gaan is volgens de analyse van Significant aanvullende regelgeving noodzakelijk over de manier waarop indexatie van tarieven wordt toegepast. Betrokken stakeholders pleiten ervoor om in de regelgeving op te nemen dat hierbij de NZa-systematiek gevolgd moet worden. Wat vindt de Staatssecretaris van deze suggestie en is hij bereid om deze over te nemen, zo vragen deze leden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Voorhang ontwerpbesluit reële prijzen Jeugdwet. Zij steunen de inzet om te komen tot reële prijzen en pleiten ervoor dat aanbieders een eerlijke vergoeding krijgen voor de zorg die ze leveren. Deze leden geloven dat een eerlijke prijs een belangrijk voorwaarde is om hoge kwaliteit te kunnen vragen van de aanbieders. Daarbij vinden deze leden het in het bijzonder belangrijk dat ook de complexe jeugdzorg een eerlijke vergoeding krijgt voor het leveren van zorg. Op dit onderwerp zijn deze leden benieuwd of de AMvB voldoende kansen biedt voor tariefdifferentiatie op basis van de zwaarte van zorg. Daarnaast zijn er zorgen dat dit ontwerpbesluit onvoldoende kans biedt om rekening te houden met de verschillen tussen verschillende soorten van aanbieders. Graag een reflectie hierop van de Staatssecretaris. Wat voegt deze AMvB toe ten opzichte van de handreiking?
De leden van de PvdA-fractie vragen wat de inhoud van de hervormingsagenda betekent voor dit ontwerpbesluit? Hoe verhouden beide documenten zich tot elkaar? De mogelijkheid om aan te besteden via open house constructies wordt kort genoemd in voorliggende stukken. Welke voordelen ziet de Staatssecretaris voor gemeenten in het aanbesteden via een open house constructie? En welke nadelen ziet de Staatssecretaris hierin. Het college moet een reële prijs stellen door kostprijsgegevens op te halen. Is het logisch dat gemeenten individueel kostprijsgegevens moeten ophalen via bijvoorbeeld marktonderzoek of overlegtafels? Is het niet te arbeidsintensief? De leden van de PvdA-fractie moedigen aan dat er wordt ingezet op meer transparantie vanuit aanbieders richting gemeenten. Kunnen we dezelfde transparantie die we van aanbieders verwachten ook van gemeenten vragen over hoe zij komen tot een reële prijs met bijvoorbeeld een kostprijsonderzoek?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit reële prijzen Jeugdwet. Zij hebben nog wel wat vragen over de voorgestelde algemene maatregel van bestuur (AMvB).
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat deze AMvB het beoogd effect heeft dat colleges prijzen meer gaan differentiëren, zodat voor complexe zorg hogere prijzen worden betaald dan voor minder complexe zorg. Kan de Staatssecretaris uitleggen op welke manier deze AMvB voor dat beoogd effect gaat zorgen? Aangezien genoemde leden geen verplichting zien in deze AMvB om hogere prijzen te gaan betalen voor complexe zorg. Op welke manier gaat deze AMvB dit wel stimuleren? En waarom is er niet voor gekozen om een verplichting hierover op te nemen in de AMvB? Zeker omdat dit soort tariefdifferentiatie ook wordt genoemd in de concept Hervormingsagenda1 en de Kamer hier ook voorstander van is. Genoemde leden vinden het een gemiste kans om dit niet nu al sterker vast te leggen in deze AMvB, zeker omdat het voornemen hiertoe toch al is uitgesproken in de Hervormingsagenda. Zou de Staatssecretaris hierop kunnen reflecteren?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen ook dat dat de AMvB géén landelijke normering van de verschillende kostprijselementen bevat en ook niet de mogelijkheid geeft om op landelijke niveau specifieke producten van een prijs te voorzien. Genoemde leden vinden ook dit een gemiste kans. Het afgelopen jaar is in meerdere debatten door genoemde leden – en ook vele andere partijen in de Kamer – de wens uitgesproken voor een landelijk tarief. Ook het jeugdzorgveld en de gemeenten zijn hiervoor als het bijvoorbeeld gaat om jeugdbescherming. In debatten werd steeds verwezen naar de Hervormingsagenda en naar voorliggende AMvB. Nu de AMvB er ligt staat er niets in over landelijke tarieven, behalve dat in het kader van de Hervormingsagenda gesprekken lopen over landelijke contractering en de mogelijkheden van landelijke prijzen voor bepaalde zorgvormen. Ten tijde van het ingaan van deze AMvB is de Hervormingsagenda waarschijnlijk al getekend. Genoemde leden vragen waarom dit punt niet al meegenomen is in de AMvB? Eer dat er weer een nieuwe AMvB ligt of wet zijn we weer een flinke tijd verder. Zij vragen uitleg van de Staatssecretaris waarom dit niet is meegenomen in de AMvB, hoe de gesprekken over landelijke tarieven verlopen en hoe de Staatssecretaris dit snel gaat regelen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de nota van toelichting dat in het geval van jeugdhulp met verblijf het ook huisvestingskosten betreft, inclusief kosten die de aanbieder moet maken om voldoende capaciteit beschikbaar te hebben en te houden. Deze kosten worden echter niet genoemd in de AMvB zelf. Waarom is ervoor gekozen om dit niet expliciet op te nemen in de artikelen van de AMvB? Genoemde leden hebben dezelfde vraag over indirect cliëntgebonden tijd. Dit speelt een grote rol in de jeugdzorg, maar wordt niet specifiek genoemd in de AMvB, alleen in de nota van toelichting. Waarom is ervoor gekozen dit niet op te nemen in de AMvB zelf? Op die manier kunnen eventuele discussies hierover worden voorkomen.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het ontwerpbesluit reële prijzen Jeugdwet en de overige documenten. Zij heeft hier nog een aantal vragen over.
In de documenten valt te lezen dat er gestreefd wordt naar reëlere prijzen in de zorg. Het verhaal hieromheen klinkt voor het lid van de BBB-fractie logisch. Echter vraagt het lid van de BBB-fractie waarom er alleen maar gesproken wordt over de kosten? In de Jeugdzorg kampen we met enorme personeelstekorten en kinderen/jongeren staan erg lang op wachtlijsten en sommigen kunnen helemaal niet geholpen worden. Waarom heeft de Staatssecretaris hier niets mee gedaan in het ontwerpbesluit?
Verder valt te lezen dat het Adviescollege Toetsing Regeldruk geen gevolgen ziet voor de regeldruk voor aanbieders. In beginsel klinkt dit goed omdat de regeldruk niet toeneemt. Echter ziet het lid van de BBB-fractie graag dat de regeldruk afneemt binnen de zorg. Waarom wordt er in dit ontwerpbesluit geen rekening gehouden met het verminderen van die regeldruk?
II. Reactie van de Staatssecretaris
VNG, Concept Hervormingsagenda jeugd 2023–2028, blz. 45 (Hervormingsagenda Jeugd 2023–2028 (vng.nl)↩︎