Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2023D26481, datum: 2023-06-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2023-06-15 10:30: Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 15 juni 2023 overleg gevoerd met de heer Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat, en mevrouw Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 mei 2023 inzake jaarverslag ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 2022 (36360-XII, nr. 1);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 8 juni 2023 inzake beantwoording vragen commissie over het jaarverslag ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 2022 (Kamerstuk 36360-XII-1) (2023Z10470);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 mei 2023 inzake jaarverslag Deltafonds 2022 (36360-J, nr. 1);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 mei 2023 inzake jaarverslag Mobiliteitsfonds 2022 (36360-A, nr. 1);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 8 juni 2023 inzake beantwoording vragen commissie over het jaarverslag Mobiliteitsfonds 2022 (Kamerstuk 36360-A-1) (2023Z10467);
het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 2022 (36360-XII);
het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Deltafonds 2022 (36360-J);
het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Mobiliteitsfonds 2022 (36360-A);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 17 mei 2023 inzake aanbieding van het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (36360-XII, nr. 2);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 6 juni 2023 inzake antwoorden op vragen commissie over het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Kamerstuk 36360-XII-2) (36360-XII, nr. 6);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 8 juni 2023 inzake beantwoording vragen commissie over het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Kamerstuk 36360-XII-2) (2023Z10474);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 17 mei 2023 inzake aanbieding van het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 bij het Deltafonds (36360-J, nr. 2);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 17 mei 2023 inzake aanbieding van het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 bij het Mobiliteitsfonds 2022 (36360-A, nr. 2);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 december 2022 inzake voornaamste budgettaire mutaties van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat sinds de tweede suppletoire begroting 2022 (36250-XII, nr. 4);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 3 april 2023 inzake tussenbalans IenW-project Omgang met Burgers en Bedrijven (inclusief hardvochtige wetgeving) (35510, nr. 119);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 mei 2023 inzake het duurzaamheidsverslag van IenW 2022 (30196, nr. 811);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 mei 2023 inzake jaarverslag 2022 van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) (36200-XII, nr. 115);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 5 juni 2023 inzake aanvulling budgettaire tabellen jaarverslag 2022 (XII) (36360-XII, nr. 7);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 8 juni 2023 inzake antwoorden op vragen commissie van de V-100 over het thema ov (2023Z10475);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 11 mei 2023 inzake advies van het Adviescollege ICT-toetsing over het programma CHARM (36200-A, nr. 72).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en
Waterstaat,
Tjeerd de Groot
De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en
Waterstaat,
Rijkers
Voorzitter: Tjeerd de Groot
Griffier: Rijkers
Aanwezig zijn drie leden der Kamer, te weten: Van Ginneken, Tjeerd de Groot en Koerhuis,
en de heer Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat, en mevrouw Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
Aanvang 10.33 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Ik open deze vergadering van de vaste Kamercommissie voor
Infrastructuur en Waterstaat. We zijn aangekomen bij het
wetgevingsoverleg Jaarverslagen op hetzelfde terrein. Ik heet de beide
bewindspersonen van IenW hartelijk welkom, de collega's die de moeite
hebben genomen om dit inhoudelijke werk te doen en natuurlijk de mensen
die dit anderszins volgen.
De orde der dingen is als volgt. De heer Koerhuis van de VVD zal eerst
als rapporteur namens de commissie een achttal minuten het woord nemen.
Vervolgens is er aan de zijde van het kabinet de mogelijkheid tot
reactie daarop. Vervolgens krijgt de heer Koerhuis als eerste spreker
het woord voor zijn eigen inbreng namens de VVD en daarna mevrouw Van
Ginneken namens D66. Zo gaan we het doen.
Dan geef ik nu het woord aan de heer Koerhuis als rapporteur namens de
commissie. Gaat uw gang.
De heer Koerhuis (VVD):
Voorzitter. Vandaag behandelen we de jaarverslagen van het ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat, ikzelf nu eerst als rapporteur namens
de commissie. Het is een belangrijk debat, omdat we als commissie
goedkeuring moeten geven voor de uitgaven van 12 miljard van het
ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Ik wil stilstaan bij vier
punten: 1. de informatiewaarde van het jaarverslag, 2. de conclusies van
de Rekenkamer, 3. de begrotingsmutaties en 4. de instandhouding van
infrastructuur.
Voorzitter. Eerst de informatiewaarde van het jaarverslag. Ik kan
voortbouwen op een lange traditie van rapporteurs die de afgelopen jaren
hebben gepleit voor verbetering van de informatiewaarde van de
jaarverslagen en de begrotingen. Het is voor de Kamer belangrijk dat in
deze stukken inzichtelijk is wat de doelen zijn, wat de middelen zijn en
dat er een betere koppeling in de tekst is aan de doelen en de middelen:
wat hebben we bereikt, wat willen we bereiken en welk middel hoort bij
welk doel? De nieuwe indicatoren voor waterveiligheid in het jaarverslag
vind ik al een goed voorbeeld. We zien in grafieken wat we de afgelopen
jaren hebben bereikt, afgezet tegen de doelstellingen. Als rapporteur
ben ik met het ministerie aan het kijken hoe dit verder kan worden
verbeterd.
Als commissie gaan we de eerste verbeteringen al zien voor
verkeersveiligheid en duurzaam vervoer in de begroting dit jaar. Ik heb
hierbij nog een vraag. Ik zie in het jaarverslag dat bijvoorbeeld het
aantal verkeersslachtoffers in 2022 nog ontbreekt. Kan het ministerie de
volgende keer de cijfers opnemen door bijvoorbeeld het CBS te vragen om
de cijfers eerder aan te leveren?
Ik ga met het ministerie kijken naar de doeluitkeringen voor het ov. Ik
heb hierbij al een vraag. Ik zie in het jaarverslag hoeveel brede
doeluitkeringen naar de Vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio
Rotterdam Den Haag gaan: bijna 1 miljard. Als commissie hebben we het
debat over het ov in de regio. Kan het ministerie voor de behandeling
van de begroting dit jaar een overzicht sturen van welke doeluitkeringen
voor het ov naar welke regio gaan?
Voorzitter. Ten tweede de conclusies van de Rekenkamer. De begroting als
geheel voldoet aan de eisen, maar de Rekenkamer constateert problemen
bij zeven artikelen. Enkele problemen zijn structureel, bijvoorbeeld bij
de informatiebeveiliging. Ik ga ervan uit dat het ministerie de volgende
keer de problemen heeft opgelost. Ik wil graag drie punten van de
conclusies van de Rekenkamer er uitlichten.
Het mobiliteitsbeleid. De Rekenkamer constateert dat de verbreding van
het mobiliteitsbeleid niet genoeg is uitgewerkt in een afwegingskader.
Het Mobiliteitsfonds is verbreed ten opzichte van het
Infrastructuurfonds en hoeft niet alleen te investeren in harde
infrastructuur om de doorstroming en verkeersveiligheid te verbeteren,
maar kan ook investeren in slimme maatregelen. We weten dat het
ministerie hieraan werkt. Begrijp ik de toezegging van de minister in
het commissiedebat Strategische bereikbaarheid goed dat we voor de zomer
het afwegingskader gaan krijgen?
De beheersing van infrastructuurprojecten. Als rapporteur heb ik dit
punt vorig jaar ook er uitgelicht. We hebben allemaal de kosten- en
tijdsoverschrijding van de renovatie van de Afsluitdijk gezien. De
Rekenkamer constateert dat Rijkswaterstaat soms projecten start terwijl
er te weinig budget is. Dat is in afwijking van de spelregels die we
hebben afgesproken. De Kamer kan hierover beter worden geïnformeerd,
maar eigenlijk moeten we dit natuurlijk niet willen. Is de minister dit
met ons eens? Ziet de minister het starten van projecten terwijl er te
weinig budget is als iets uit het verleden? Er was budget beschikbaar
gesteld door de renovatie van de Afsluitdijk, maar tijdens de
aanbesteding bleek al dat er te weinig budget was. De renovatie van de
spuisluizen is nu eruit gehaald en krijgt een aparte aanbesteding.
Wanneer start Rijkswaterstaat de aanbesteding van de spuisluizen? En is
er genoeg budget?
Verder doet de Rekenkamer weer aanbevelingen om de kwaliteit van
kostenramingen te verbeteren, zoals het uitvoeren van nacalculaties aan
de achterkant om te leren van projecten. Neemt de minister die
aanbevelingen van de Rekenkamer nu eindelijk over?
Het verlies van experts. De Rekenkamer constateert dat het ministerie en
Rijkswaterstaat 16,6% externe experts inhuren, terwijl de norm 10% is.
Wat gaat het ministerie doen om ervoor te zorgen dat de inhuur van
externe experts binnen de norm gaat vallen? We zien dat het verlies van
experts problemen geeft bij ICT-projecten. Het ICT-project CHARM is een
goed voorbeeld. CHARM staat voor Common Highways Agency Rijkswaterstaat
Model. Het Adviescollege ICT-toetsing is hier kritisch op. Dit moet het
nieuwe verkeersmanagementmodel van Rijkswaterstaat worden. De oplevering
van CHARM zal waarschijnlijk nog jaren duren. Wat gaat het ministerie
doen om de levensduur van het huidige verkeersmanagementmodel van
Rijkswaterstaat te verlengen? En hoe gaat het ministerie leren van het
ICT-project CHARM?
Voorzitter. Ten derde de begrotingsmutaties. We zien grote verschillen
tussen de begroting voor 2022, die het kabinet op Prinsjesdag heeft
gepresenteerd, de begrotingsmutaties tijdens het jaar en het jaarverslag
dat we vandaag behandelen. Tijdens het jaar 2022 is het budget voor de
verplichtingen van het Mobiliteitsfonds verhoogd van 7,2 miljard naar
10,4 miljard. Dat blijkt in het jaarverslag weer lager te zijn, namelijk
8,5 miljard. We zien hetzelfde bij het Deltafonds. Kan de minister dit
toelichten? Kan de minister dit de volgende keer voorkomen?
Voorzitter. Dit brengt ons bij het vierde en laatste punt, de
instandhouding van de infrastructuur. Als commissie hebben we hier grote
zorgen over. We zien dat vorig jaar weer niet al het budget van het
Mobiliteitsfonds en het Deltafonds is uitgegeven en dat het
achterstallig onderhoud weer verder is opgelopen, van 1,3 miljard naar
1,8 miljard. De minister heeft vorig jaar toegezegd het achterstallig
onderhoud niet verder te laten oplopen. Ik begrijp dat de capaciteit van
de infrasector niet het probleem is, maar dat Rijkswaterstaat te weinig
inzet op onderhoudsprojecten. Wanneer gaan we het budget voor
onderhoudsprojecten eindelijk uitgeven? Wanneer gaan we eindelijk
inlopen op het achterstallig onderhoud? Ik begrijp dat de minister extra
budget wil maken door te schuiven van aanleg- naar onderhoudsprojecten.
Kan de minister vóór de behandeling van de begroting dit jaar een
overzicht sturen van wanneer Rijkswaterstaat welke aanbestedingen
eindelijk gaat starten?
Ik heb hierbij nog een vraag. De indicatoren voor de doorstroming van
vaarwegen zitten onder de geplande doelen. Dit gaat bijvoorbeeld om de
passeertijden van sluizen en de afsluitingen door ongepland onderhoud.
Dit gaat mij niet zozeer om deze voorbeelden, maar om de systematiek.
Gaan we door de extra inzet op onderhoudsprojecten een verbetering van
de indicatoren zien? En hoe verhouden de indicatoren zich tot het
basiskwaliteitsniveau van het hoofdwegennet en het
hoofdvaarwegennetwerk, waarover we enkele maanden geleden een brief van
de minister hebben ontvangen?
De staatssecretaris schrijft dat ProRail enig uitgesteld onderhoud
heeft. Als commissie willen we graag de cijfers zien. Kan de
staatssecretaris vóór de behandeling van de begroting dit jaar een
overzicht sturen van het uitgesteld onderhoud? Het jaarverslag is niet
helemaal duidelijk. Aan de ene kant staat er dat de risico's beperkt
lijken, maar aan de andere kant staat er dat er een toename van het
aantal veiligheidsincidenten is en dat er overschrijdingen zijn van de
meest kritische normwaarde voor onderhoud. Kan de staatssecretaris dit
toelichten? Omdat er relatief weinig aanlegprojecten zijn voor spoor,
kan er ook weinig worden geschoven. Ik ben er dus niet van overtuigd dat
de risico's beperkt zijn. Wat doet de staatssecretaris om de risico's te
beperken? Kan de staatssecretaris vóór de behandeling van de begroting
dit jaar de risico's in beeld brengen en naar de Kamer sturen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koerhuis, als rapporteur namens de commissie.
Gisteren tijdens de procedurevergadering heeft u uw presentatie al
gehouden en heeft u daarbij de instemming van de commissie gekregen.
Dank voor uw activiteiten. Dan geef ik nu het woord aan de minister voor
een eerste reactie.
Minister Harbers:
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de heer Koerhuis in zijn hoedanigheid
van rapporteur voor zijn uitvoerige verslag en zijn gedegen
werkzaamheden om alle aspecten van het jaarverslag en het jaarverslag
van de Algemene Rekenkamer tot zich te nemen en om te zetten in de
aanbevelingen en vragen richting de staatssecretaris en mij.
Ik zal op de meeste vragen reageren. Aan het eind zal de
staatssecretaris ook nog ingaan op een enkele vraag die haar
portefeuille betreft.
Met de heer Koerhuis ben ik van mening dat de informatiewaarde van de
hele begrotingscyclus, zowel het jaarverslag als de begroting, zo hoog
mogelijk moet zijn om daarover het goede gesprek met de Kamer te kunnen
voeren. Dat heb ik ook vorig jaar aangegeven en daar probeer ik in deze
ambtsperiode op te sturen. In dat verband vraagt de heer Koerhuis om te
kijken of een aantal cijfers die iets zeggen over de realisatie, zoals
het voorbeeld dat hij noemde van de CBS-cijfers over
verkeersslachtoffers, ook in het jaarverslag opgenomen kunnen worden.
Daarbij zal ik natuurlijk verkennen of het CBS deze cijfers en andere
cijfers eerder kan aanleveren, maar ik zeg erbij dat ik wil waken voor
te hoge verwachtingen, omdat het CBS zelf weer afhankelijk is van de
aanlevering van brongegevens door derden. De begrotingsvoorschriften
stellen ook strakke deadlines aan ons om het jaarverslag op te stellen.
Die gegevens moeten dan al half maart beschikbaar zijn voor controle
door de Auditdienst Rijk. Daarom lukt het heel vaak echt niet om het op
tijd in het jaarverslag op te nemen. In de eerstvolgende begroting, in
dit geval de ontwerpbegroting 2024, die op Prinsjesdag wordt
gepresenteerd, nemen we deze gegevens vervolgens wel op, zodat zo veel
mogelijk van deze informatie wel beschikbaar is voor de Kamer bij de
beoordeling van de nieuwe begroting.
Dan de stand van zaken van de onvolkomenheden. Er zijn inderdaad een
aantal onvolkomenheden die al een aantal jaar voor IenW gelden. De
rapporteur verwacht dat het ministerie de volgende keer de problemen
heeft opgelost. Zo zitten wij er ook in. Wij willen ze zo snel mogelijk
de wereld uit hebben. In het afgelopen jaar is één onvolkomenheid
opgelost. Er resteren voor IenW nog vijf onvolkomenheden. Daarvoor zijn
plannen van aanpak opgesteld met een looptijd tot en met 2023. Dus dat
betekent dat dit jaar alle maatregelen geïmplementeerd moeten zijn om
onvolkomenheden op te lossen. Dat is ambitieus, maar wel haalbaar, denk
ik. De Algemene Rekenkamer heeft bij vier onvolkomenheden in ieder geval
voldoende voortgang geconstateerd. Het krijgt veel aandacht in de
organisatie, tot op het hoogste niveau. Er wordt heel veel inzet op
gepleegd, want ik wil ook niets liever dan dat we ze zo snel mogelijk
achter ons kunnen laten.
Dan het afweegkader voor de verbreding van het mobiliteitsbeleid. Op 17
maart hebben we de Tweede Kamer geïnformeerd over de afweegmethode die
de komende tijd verder wordt uitgewerkt. Zo wordt er bezien hoe
indicatoren gebruikt kunnen gaan worden. Mijn planning is om de Kamer in
het najaar van 2023, als we ook over de begroting komen te spreken, via
een brief te informeren over de voortgang en het inzicht hierin.
Voorzitter. De heer Koerhuis heeft als rapporteur terecht veel vragen
gesteld over de beheersing van infrastructuurprojecten. Zijn eerste
vraag betrof projecten die soms van start gaan terwijl er te weinig
budget is. Vanzelfsprekend ben ik het met de Rekenkamer eens dat bij
aanvang van een project voldoende budget beschikbaar moet zijn. Daar
voorzien de MIRT-spelregels ook in, die we altijd toepassen. Onderdeel
daarvan is comply or explain. Zo wordt er soms van de spelregels
afgeweken, bijvoorbeeld vanwege doelmatigheid. Maar ook dat soort
incidentele afwijkingen worden dan via de MIRT-brief of de
MIRT-afsprakenlijst aan de Tweede Kamer voorgelegd. Hierbij speelt wel,
ook in het afgelopen jaar, dat de beheersing van projecten extra onder
druk staat vanwege de extreme prijsstijgingen in de markt. Binnen IenW
wordt al sinds twee jaar nog sterker gestuurd op prijsstijgingen,
bijvoorbeeld door aan de voorkant duidelijk vast te leggen welke
versobering of verkleining van de scope wordt doorgevoerd als een
project duurder dreigt te worden. Maar ook gedurende de uitvoering van
een project kunnen zich onverwachte situaties voordoen. Dan is het ook
van belang om direct heldere bestuurlijke afspraken over eventuele
meerkosten te maken. Ik zie dat dit steeds beter gaat, maar het vergt
echt blijvende aandacht. Ik zit er ook bovenop.
Als je specifiek kijkt naar de situatie van het afgelopen jaar, zie je
dat na de inval van Rusland in Oekraïne een aantal prijzen heel snel
omhoogging. Als we dan een aanbesteding startten met, wat we dachten,
een volledig doorgerekend budget, bleek na het openen van de enveloppen
dat dat gelijk al onvoldoende was. Dat heeft ook te maken met de
specifieke omstandigheden sinds afgelopen jaar. Daar willen we ons voor
de toekomst beter tegen teweer kunnen stellen, als het gaat om de
toedeling van budgetten.
Ten aanzien van de Afsluitdijk was de vraag wanneer de aanbesteding van
de spuisluizen van start gaat en of er genoeg budget voor is. De hele
Afsluitdijk is in het DBFM-contract ondergebracht. Daar zijn de eisen
voor de bestaande spuimiddelen later uitgehaald, omdat na gunning tegen
onvoorziene uitdagingen is aangelopen, met een onverwacht hoog
risicoprofiel voor de opdrachtnemer. Dus deze deelscope zal als een los
project met een nieuw projectteam de markt op worden gebracht. Er is op
dit moment nog niet bepaald wanneer deze aanbesteding kan starten. Voor
het kunnen uitvoeren van dit project zullen we ook keuzes moeten maken
in de prioritering van de totale vervangings- en renovatieopgave,
waarover u bij de reguliere begrotingsmomenten wordt geïnformeerd.
Dan de aanbevelingen van de Rekenkamer, zoals het uitvoeren van
nacalculaties aan de achterkant om te leren van projecten. Over de
opvolging van de aanbevelingen van de Rekenkamer uit het
verantwoordingsonderzoek 2021 bent u bij het aanbieden geïnformeerd. We
hebben constructieve gesprekken met de Rekenkamer. Op basis daarvan zijn
we er ook toe overgegaan om concrete zaken te wijzigen. Zo is voortaan
in het MIRT-overzicht bij de opgeleverde projecten en programma's het
gerealiseerde budget afgezet tegen het oorspronkelijke budget uit het
startjaar, om aan de hand daarvan ons inzicht in de ontwikkeling van de
financiën bij de projecten door de jaren heen aanzienlijk te vergroten.
Ook hierover blijven we het gesprek met de Rekenkamer voeren, ook om te
bekijken hoe we dat zelf nog beter kunnen doen. De aanbevelingen nemen
we dus over. Die leerervaringen hebben we zelf natuurlijk ook gewoon
nodig. We proberen dus om dat naar de toekomst toe nog beter te
beheersen.
Wat de inhuur van externe experts betreft, is de norm van 10% inderdaad
overschreden. Reden daarvoor was dat we in een krappe arbeidsmarkt toch
een hoge productie willen realiseren. Tegelijkertijd hebben we de
expertise het liefst natuurlijk zo veel mogelijk in eigen huis. Daarom
wordt op dit moment heel veel actie gezet op de werving en het behoud
van kennis, met een breed pakket aan instrumenten, waaronder
arbeidsmarkt- en wervingscampagnes. Wellicht heeft u gezien dat we bij
Rijkswaterstaat er recent toe zijn overgegaan om dat zelfs in
tv-reclames te doen. Dat heeft een mooi positief effect in het aantal
mensen dat zich meldt voor een sollicitatie. Daarnaast brengen we IenW
en Rijkswaterstaat als aantrekkelijke werkgever onder de aandacht voor
potentiële en huidige werkgevers. Er wordt ook ingezet op campus
recruitment is, startersfuncties, traineeships, stages en
studentenbanen. Mensen hoog in de organisatie, inclusief ikzelf, gaan
langs bij technische universiteiten om het aantrekkelijke van werken
voor de publieke zaak onder de aandacht te brengen. Daarnaast hebben we
gerichte wervingscampagnes voor schaarse functies en groepen vacatures
voor specifieke kennis. Dus ja, we zijn ons zeer bewust van de norm. We
proberen daar onder te blijven. Vanwege de krappe arbeidsmarkt is soms
ook de afweging: dan toch maar de hoge productie doen. We proberen het
natuurlijk ook wel weer in eigen huis goed op orde te krijgen.
Bij CHARM blijven de bestaande systemen gewoon in beheer in afwachting
van het nieuwe systeem. De systemen blijven dus functioneren. De
continuïteit van het wegverkeersmanagement borgen we hier ook mee. Ook
de optie om het beheer van de huidige applicaties langer in stand te
houden, in combinatie met de een-op-eenvervanging van individuele
applicaties, is en blijft beschikbaar. Want boven alles moeten we het
functioneren van het verkeersmanagement borgen.
Het advies van het Adviescollege ICT-toetsing bevatte waardevolle
aanbevelingen over hoe onder meer het project beheersbaar te houden door
dit op te knippen in delen. We zijn ook bezig met dat advies.
Het derde hoofdonderwerp van de rapporteur was begrotingsmutaties.
Afgelopen jaar namen de slotverschillen inderdaad weer toe op de
begroting van IenW. In de uitvoering van projecten treden soms
onverwachte zaken op, wat kan leiden tot de noodzaak tot een nieuwe
raming. Het actualiseren van de ramingen kan er soms toe leiden dat er
verschillen ontstaan, onder meer omdat er meer of minder wordt
uitgegeven dan verwacht. Vooral bij de fondsen is dat het gevolg van de
grote hoeveelheid aan projecten waarvoor soms hele grote betalingen of
verplichtingen aangegaan worden. Deze ondervinden soms vertraging door
allerlei onvoorziene omstandigheden.
Ook ik vind het ontiegelijk vervelend dat dit soort verschillen
optreden. Ik heb het departement aangegeven dat het belangrijk is om de
verschillen op de begroting en de realisatie tot een minimum te
beperken. Daarom wordt momenteel de monitoring op de
begrotingsrealisaties en -prognoses in het uitvoeringsjaar binnen
departementen geïntensiveerd. Ik denk dat de ambtelijke ondersteuning
hier kan bevestigen hoe gek ze ervan worden dat ik er met de regelmaat
van een paar keer per maand aandacht voor vraag om zowel de
begrotingsuitputting als het tegengaan van onvoorziene verschillen op te
kunnen pakken.
Hoe gaat het nu met het budget voor onderhoudsprojecten en met het
inlopen van onderhoud? In lijn met het regeerakkoord zet ik vol in op
instandhouding. Vandaar ook de schuif van aanleg naar instandhouding. Ik
wil het geld niet op de plank laten liggen en vooral ook alle partijen
aan het werk houden. Met de besluiten van dit voorjaar kan RWS de
productie op instandhouding de komende jaren stapsgewijs opvoeren,
waarbij het werk wel eerst in de markt moet worden gezet en moet worden
uitgevoerd voordat tot betaling kan worden overgegaan. Dat kost
gemiddeld twee jaar aan doorlooptijd. Van achterstallig onderhoud is
sprake als de assets niet meer voldoen aan de geldende veiligheidsnormen
en/of prestatieafspraken. In geval van veiligheidsissues wordt dan
onmiddellijk ingegrepen door bijvoorbeeld een maatregel alsnog uit te
voeren of soms, als dat niet direct kan, een gebruiksbeperking in te
stellen. Wat betreft het inlopen van het uitgesteld onderhoud moeten we
wel reëel zijn. Dat kan gewoon niet van de ene op de andere dag. Op dit
moment is er nog geen exacte prognose van te geven. Ik zet eerst in op
stabilisatie. Vervolgens gaan we het stapsgewijs inlopen, mede
afhankelijk van de maakbaarheid en de mogelijkheden in de markt. Ook
genoeg personeel bij Rijkswaterstaat en bij marktpartijen is daarvoor
een randvoorwaarde. Maar met die schuif van aanleg naar instandhouding
kunnen we nu binnen Rijkswaterstaat ook die programmering en bemensing
daarop inrichten.
Rapporteur Koerhuis vroeg ook om voor de behandeling van de begroting
een overzicht te sturen van wanneer Rijkswaterstaat welke aanbestedingen
gaat starten. Rijkswaterstaat publiceert op de eigen website regelmatig
de inkoopplanning met de voorgenomen werkzaamheden en aanbestedingen. Op
dit moment staat op de site de meest recente planning van maart 2023. De
eerstvolgende reguliere publicatie wordt deze zomer verwacht. Ik kan
voor de Kamer ook de aanbestedingen die dit jaar starten, netjes op een
rij zetten. Misschien moeten we dat dan ook gewoon toevoegen aan de
stukken bij het jaarverslag en de begroting. Daar wordt dan de meest
actuele planning bij geleverd.
Dan de indicatoren voor het onderhoud, ook in verhouding tot het
basiskwaliteitsniveau voor het hoofdwegennetwerk en het
hoofdvaarwegennetwerk. De huidige indicatoren horen bij de opdracht aan
Rijkswaterstaat die loopt tot en met 2023, dus het huidige
begrotingsjaar. Ik verwacht dat de extra middelen die in 2023
beschikbaar zijn gekomen, impact hebben op de waardes die u in het
volgende jaarverslag bij deze indicatoren gaat terugzien. Momenteel
wordt het basiskwaliteitsniveau, waarover wij de Kamer hebben
geïnformeerd, vertaald naar een achtjarige opdracht aan Rijkswaterstaat.
Onderdeel daarvan worden afspraken over te behalen doelen. Het is nog
niet helemaal te zeggen of dit zich gaat vertalen in vergelijkbare
indicatoren die we nu hanteren. Ik vind het namelijk ook erg belangrijk
dat aantoonbaar en meetbaar is wat die extra middelen voor het areaal
doen. Het is mijn voorstel om in de begroting voor 2025 een voorstel te
doen voor hoe we dit vertalen in streefwaarden, indicatoren of KPI's.
Maar bovenal zou ik de handreiking aan de Kamer willen doen om,
vooruitlopend daarop, dit al met de rapporteur te verkennen, zodat we
dan over en weer weten wat de wens van de Kamer is, hoe we dit
inzichtelijk kunnen maken en wat voor ons haalbaar is om daarin
praktisch vorm te geven. Die toezegging doe ik graag.
Dan zijn er nog een paar punten waar de staatssecretaris op zal
reageren.
De voorzitter:
Dank voor uw uitvoerige reactie. Ik geef het woord aan de
staatssecretaris voor haar reactie.
Staatssecretaris Heijnen:
Dank u wel, voorzitter. De heer Koerhuis vroeg naar het jaarverslag. Kan
ik voor de behandeling van de begroting dit jaar een overzicht sturen
van de doeluitkeringen die naar het ov en naar de regio's gaan? Op zich
kan ik dat overzicht bij de begroting meesturen, maar ik kan dit ook al
meteen beantwoorden. De brede doeluitkering aan de Vervoerregio
Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag wordt berekend op
basis van de in de Wet BDU verkeer en vervoer opgenomen methodiek. Dat
is gebaseerd op gebiedsgerichte structuurkenmerken, zoals het aantal
woningen en de omgevingsadressendichtheid. Beide vervoerregio's
ontvangen alleen de brede doeluitkering. Voor de Vervoerregio Amsterdam
is dat in 2023 560 miljoen en voor de Metropoolregio Rotterdam Den Haag
445 miljoen. De overige vervoerregio's ontvangen hun bijdrage via het
Provinciefonds. Daarover ontvangt u binnenkort informatie van de
minister van BZK.
De heer Koerhuis vroeg mij of ik hem voor de behandeling van de
begroting een overzicht van het uitgesteld onderhoud kan sturen. Dat kan
ik niet. ProRail kan dat overzicht niet uit de systemen halen, omdat het
niet op die manier wordt bijgehouden. Voor mij als opdrachtgever is het
ook geen belangrijke sturingsinformatie. Het grootste deel van het
uitgesteld onderhoud is namelijk gepland. Het hoort bij het deskundig
assetmanagement en is daarmee ook een bewuste keuze van de
infrabeheerder om het onderhoud zo doelmatig mogelijk uit te voeren.
Voor mij is het van belang dat we zicht hebben op de staat van de
infrastructuur en hoe die zich ontwikkelt. Die informatie krijgen we met
de jaarlijkse rapportage die we daarover van onze infrabeheerders
ontvangen en die we ook aan de Kamer toe sturen.
De heer Koerhuis vroeg ook nog of ik kan toelichten dat aan de ene kant
in het jaarverslag staat dat de risico's van uitgesteld onderhoud
beperkt lijken en er aan de andere kant een toename is van het aantal
veiligheidsincidenten en overschrijdingen van de meest kritische
normwaarden voor onderhoud. De toename van het aantal
veiligheidsincidenten en overschrijdingen van de meest kritische
normwaarden heeft niet te maken met uitgesteld onderhoud. Die toename
betekent wel dat de risicobeheersing zoals ProRail die heeft beoogd in
de prestatiegerichte onderhoudscontracten voor het dagelijks
kleinschalig onderhoud, niet altijd aantoonbaar onder controle is. Om de
risico's te beperken, heeft ProRail de aandacht voor de zogeheten
aantoonbaar veilige bereikbaarheid geïntensiveerd. ProRail voert in dat
kader zowel in de eigen organisatie als samen met de onderhoudsaannemers
verbeteringen in de werkwijze door, om zo ook steeds de veiligheid van
het spoor aantoonbaar te kunnen maken.
Verder werd gevraagd door de heer Koerhuis wat ik doe om de risico's te
beperken. In de externe toets op de instandhoudingsbehoefte die ik
periodiek laat uitvoeren, laat ik het risico op een toename van
ongepland uitgesteld onderhoud beoordelen. Zoals ik net al heb
aangegeven, is het meeste uitgestelde onderhoud gepland en hoort dat ook
bij deskundig en doelmatig assetmanagement.
Als laatste vroeg de heer Koerhuis of ik voor de behandeling van de
begroting de risico's in beeld kan brengen en naar de Kamer kan sturen.
PwC is op dit moment bezig met een validatie van de herijkte
instandhoudingsbehoefte. Ze kijken daarbij ook expliciet naar de
risico's van ongepland uitgesteld onderhoud. Ik verwacht de Kamer dat
rapport in november te kunnen toesturen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel.
We moesten even met elkaar overleggen. De heer Koerhuis heeft als
rapporteur nog een verduidelijkende vraag. Daar wil ik hem zeker de
gelegenheid toe geven.
De heer Koerhuis (VVD):
Het gaat over de doeluitkeringen voor het ov. Ik bedoelde dat ik graag
een overzicht krijg van het aantal brede doeluitkeringen dat er is en
van de uitsplitsing in het Provinciefonds, zodat we het debat hier goed
kunnen voeren. Ik zie geknik. Dit is eigenlijk de grootste
onduidelijkheid die ik heb.
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, dat gaan we uitzoeken. We zorgen ervoor dat die informatie dan ook
richting de Kamer komt.
De voorzitter:
We hebben de toezegging genoteerd, dank u wel. Nogmaals dank voor uw
bijdrage als rapporteur, meneer Koerhuis.
Dan is nu het woord aan de heer Koerhuis als woordvoerder namens de VVD.
Gaat uw gang.
De heer Koerhuis (VVD):
Voorzitter. Vandaag behandelen we de jaarverslagen van het ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat. Ikzelf spreek nu als woordvoerder
namens de VVD. Ik wil graag vier punten van de conclusies van de
Rekenkamer eruit lichten.
Ten eerste het mobiliteitsbeleid. De Rekenkamer is hier kritisch op. De
Rekenkamer constateert dat de verbreding van het mobiliteitsbeleid niet
genoeg is uitgewerkt in een afwegingskader om
infrastructuurinvesteringen integraal te doen met bijvoorbeeld
ruimtelijke ordening, dit terwijl ruimtelijke ordening in Nederland vaak
begint vanuit infrastructuurinvesteringen. Als rapporteur heb ik hier
ook vragen over gesteld. Het Mobiliteitsfonds is verbreed ten opzichte
van het Infrastructuurfonds en hoeft niet alleen te investeren in harde
infrastructuur om doorstroming en verkeersveiligheid te verbeteren, maar
kan ook investeren in slimme maatregelen. Ik noem bijvoorbeeld
reisinformatie, spreiding van reistijden, extra spitsstroken, extra
wisselstroken, betere configuratie van op- en afritten, weginspecteurs
en autobergers die in de spits op strategische plekken staan om zo snel
mogelijk verkeersongelukken te kunnen bergen. De Rekenkamer constateert
dat het ministerie dit beter kan doen. Kan de minister voor de
behandeling van de begroting dit jaar een overzicht sturen van de slimme
maatregelen waarin we vanuit het Mobiliteitsfonds gaan investeren?
Ten tweede de informatiebeveiliging. Het is belangrijk dat de
informatiebeveiliging van onze infrastructuur, zoals onze waterkeringen,
sluizen, tunnels, bruggen en viaducten, voldoet aan de gestelde eisen.
De Rekenkamer constateert dat het ministerie van Infrastructuur en
Waterstaat als een van de laatste ministeries niet voldoet aan de
gestelde eisen. Het beleid is er, maar er is geen overzicht van de
belangrijkste informatiesystemen. En als het fout gaat, is niet
duidelijk waar de verantwoordelijkheden neergelegd zijn. Wanneer voldoet
het ministerie aan de gestelde eisen? De risico's voor de
informatiebeveiliging van onze infrastructuur zijn fors gestegen sinds
de inval van Rusland in Oekraïne.
Ten derde de beheersing van infrastructuurprojecten. De Rekenkamer doet
de volgende drie aanbevelingen aan het ministerie. Standaardiseer de
informatiestromen binnen Rijkswaterstaat. Informeer de Kamer altijd als
er meer geld wordt uitgetrokken en leer van projecten. Hoe gaat de
minister de aanbevelingen uitvoeren en vertalen richting de Kamer?
Ten vierde het verlies van experts. We zien dat het verlies van experts
problemen geeft bij de informatiebeveiliging en de beheersing van
infrastructuurprojecten. Ik wil dat het ministerie en Rijkswaterstaat
het verlies van experts oplossen. Het gaat niet alleen om de beloning,
maar het gaat er ook om dat er passende vacatures worden opengesteld,
dat experts vaak langer op een plek moeten kunnen zitten en dat er
passende promoties worden gegeven.
Voorzitter. Tot slot wil ik nog ingaan op de schuif van aanleg- naar
onderhoudsprojecten. Gegeven de druk op onze infrastructuur blijven we
staan voor zo veel mogelijk aanlegprojecten. Het probleem van
aanlegprojecten is dat we tracébesluiten moeten nemen en dat, behalve de
doortrekking van de A15 en de verbreding van de A27, tracébesluiten nog
vijf tot tien jaar zullen duren, inclusief bezwaarprocedures. Het budget
voor aanlegprojecten blijft nu liggen, terwijl het achterstallige
onderhoud oploopt. Zou de minister aanlegprojecten in het MIRT-boek
kunnen laten staan, maar het budget kunnen schuiven naar
onderhoudsprojecten? Ik begrijp dat we geen tracébesluiten hoeven te
nemen voor onderhoudsprojecten. De aanbestedingen kunnen dan eind dit
jaar starten en het budget kan dan eindelijk worden uitgegeven. Als we
oude bruggen en oude viaducten gaan onderhouden en vervangen, kunnen we
dan starten bij de bruggen en viaducten van de geplande aanlegprojecten?
Los hiervan: symbolisch voor de verbinding tussen de Randstad en Noord-
en Oost-Nederland zijn het knooppunt Hoevelaken en het knooppunt
Barneveld. Graag de toezegging van de minister dat we hier niet gaan
schuiven. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Van Ginneken namens de
fractie van D66.
Mevrouw Van Ginneken (D66):
Dank, voorzitter. Een aantal vragen die ik wilde stellen, heeft de
rapporteur al behandeld, dus ik zal hier en daar een klein sprongetje
maken. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is
verantwoordelijk voor de belangrijke vraagstukken over de manier van
reizen, de omslag naar duurzame mobiliteit, het verdedigen van ons
milieu en de omslag naar een circulaire economie. Al deze vraagstukken
zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wat D66 betreft wordt er
onvoldoende vanuit deze samenhang beleid gemaakt. We missen deze
samenhang ook in het jaarverslag. De Algemene Rekenkamer onderschrijft
dit.
Voorzitter. Ik heb het hier al vaker gehad over het centraal stellen van
brede welvaart bij het maken van beleid. Ik noem bijvoorbeeld mijn
moties over het herijken van kengetallen in de maatschappelijke
kosten-batenanalyse, de MKBA, het toepassen van de participatieve
waardenevaluatie en het overnemen van aanbevelingen van het
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid hierover. Wat D66 betreft maken
we vaart met het aanpassen van de MKBA en de afwegingskaders voor
beleid.
Ik heb daarover enkele vragen. Wat kan de minister doen om alle
bijeffecten van mobiliteit, zoals gezondheidsschade, verkeersdoden, de
kosten of baten van schone of juist vuile lucht, en reistijdwinst, ook
in het jaarverslag mee te nemen? Kan hij toezeggen dit te onderzoeken?
Kan de minister toezeggen om in beeld te brengen wat de financiële en
maatschappelijke kosten en baten zijn van een meer vraaggestuurd
openbaar vervoer? Daar experimenteert Zeeland bijvoorbeeld mee.
Misschien is dit een vraag aan de staatssecretaris, realiseer ik me. Hoe
geeft de minister concreet vorm aan mobiliteitsbeleid in samenhang met
ruimtelijke ontwikkeling, duurzaamheid, leefbaarheid en natuur, zoals
eerder de beleidsinzet was? Ik lees dat niet terug in het
jaarverslag.
Voorzitter. Vanochtend werd bekend dat bijna de helft van de werkenden
last heeft van spitsverkeerdrukte op dinsdag en donderdag, zowel in de
auto als in het ov, en dat terwijl vier van de tien niet gebonden zijn
aan een fysieke werkplek. Waarom blijven werkgevers in de groef hangen
van aanwezigheid op kantoor? Is de minister bereid om de aanbevelingen
van de Algemene Rekenkamer over te nemen om in de Integrale
Mobiliteitsanalyse voortaan ook dit beleid rondom spitsmijden en
thuiswerken mee te nemen? Kan hij toezeggen dat hierbij een monitor van
werkgevers en onderwijsinstellingen meegenomen kan worden, zodat we als
Kamer de ontwikkeling op dat punt kunnen volgen? Daar lees ik in het
jaarverslag dan ook graag steeds een update over. Het is wat D66 betreft
echt tijd voor actieve stimuleringsmaatregelen voor spitsmijden. Kan de
minister toezeggen met een doortastend plan te komen?
Voorzitter. We zien hetzelfde bij het Mobiliteitsfonds. De Algemene
Rekenkamer merkt op dat de verbreding van mobiliteitsbeleidsbeleid van
aanleg van infrastructuur naar andere oplossingen nog niet voldoende
concreet is in het jaarverslag van het Mobiliteitsfonds. De rapporteur
heeft daar ook al een opmerking over gemaakt. D66 pleit er al langer
voor om breder over mobiliteit na te denken in plaats van puur gericht
over infrastructuur te denken, maar hoe gaat de regering opvolging geven
aan dit advies van de Algemene Rekenkamer? En hoe gaat de regering
inzichtelijk maken hoeveel middelen van artikel 11.04 van het
Mobiliteitsfonds jaarlijks worden ingezet voor maatregelen op het gebied
van instandhouding, gedrag en innovatie? Is hij bereid toe te zeggen
voortaan bij nieuwe infrastructurele investeringen expliciet te
onderbouwen waarom investeringen in de instandhouding,
gedragsmaatregelen en innovatie niet hetzelfde doel kunnen
bereiken?
Voorzitter. Dan heb ik nog een paar losse vragen op het gebied van
spoor. Nu ga ik even wat schrappen. Kunnen de bewindspersonen — de
staatssecretaris is dat in dit geval, excuus — de informatie over de
instandhoudingsopgave van ProRail in het jaarverslag op hetzelfde niveau
brengen als de informatie over Rijkswaterstaat, dat wil zeggen met
aparte informatie over uitgesteld onderhoud? En welke stappen neemt de
staatssecretaris om de staat van de Nederlandse spoorinfrastructuur weer
naar het niveau "goed" te brengen, in plaats van "ruim voldoende"?
Voorzitter, afrondend. Het ministerie van IenW zou het ministerie moeten
zijn van de toekomst, het ministerie van duurzaam vervoer, het
ministerie dat onze gezondheid en ons milieu beschermt tegen schadelijke
stoffen, en het ministerie van de omslag naar een circulaire economie.
Wat dat laatste betreft: hoe staat het met de uitvoering van de motie
van collega Hagen die het kabinet oproept om te komen met een
circulaire-economiewet? Ik hoop dat de integrale aanpak van alle
ambities leidend wordt in het beleid en in de verantwoording daarvan,
dus ik kijk ernaar uit daarover in het volgende jaarverslag meer te
lezen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Koerhuis, VVD.
De heer Koerhuis (VVD):
Het is fijn om samen op te trekken om de informatie van ProRail te
krijgen zoals we die van Rijkswaterstaat krijgen. Ik hoor dat mevrouw
Van Ginneken net als ik zegt dat we moeten investeren in slimme
maatregelen, maar ik hoor mevrouw Van Ginneken er eigenlijk maar eentje
noemen, en dat is de spreiding van reistijden. Volgens mij zijn er veel
meer, bijvoorbeeld extra wisselstroken, betere configuratie van op- en
afritten, weginspecteurs, en autobergers die in de spits op strategische
plekken staan. Is mevrouw Van Ginneken het ermee eens dat we ook
daarnaar moeten kijken?
Mevrouw Van Ginneken (D66):
Ik heb in mijn vraagstelling breed gevraagd naar gedragsmaatregelen en
innovatie. Daar kunnen ook de suggesties van de heer Koerhuis onder
vallen. Ik ben blij dat de VVD en D66 het erover eens zijn dat we niet
in de impuls moeten springen om maar meer asfalt aan te leggen en dat we
moeten kijken naar slimme innovaties. Ik heb er één heel nadrukkelijk
uitgepikt, ook naar aanleiding van het nieuwsbericht van vanochtend
rondom spitsmijden. Daar heb ik wat extra vragen over gesteld. Maar
volgens mij zijn we het met elkaar eens.
De voorzitter:
Misschien niet helemaal.
De heer Koerhuis (VVD):
Dat was een kleine uitlokking. Volgens mij kan je ook kijken naar slim
meer asfalt. Laat ik dat punt dan zo markeren.
De voorzitter:
Dan zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn aan de zijde van
de Kamer. Ik heb begrepen dat de bewindspersonen in één keer door
kunnen. Dan geef ik graag het woord aan de heer Harbers als minister van
IenW. Gaat uw gang.
Minister Harbers:
Dan begin ik met waar het laatste interruptiedebatje volgens mij over
ging: slimme maatregelen. Dat was namelijk ook de eerste vraag van de
heer Koerhuis. Sowieso doen we dat, want vanuit doelmatigheid is het
natuurlijk altijd slim om te kijken wat je op de bestaande netwerken
kunt doen en hoe je daar zo optimaal mogelijk gebruik van kunt maken. In
het MIRT-proces kijken we dus standaard eerst naar slimme
niet-inframaatregelen. Daarnaast hebben we gericht programma's, zoals
Veilige, Slimme en Duurzame Mobiliteit, waarin dit aspect nadrukkelijk
naar voren komt. In verschillende projecten en programma's wordt ook
naar een innovatieve aanpak van opgaven gekeken, bijvoorbeeld bij
SmartwayZ. Ik breng in herinnering dat afgelopen jaar bij de besteding
van de 7,5 miljard euro voor woningbouwprojecten behoorlijk wat
projecten zaten van slimme mobiliteitspakketten, bijvoorbeeld rond
steden, die veel met het type maatregelen te maken hebben waar de heer
Koerhuis in het laatste interruptiedebatje aan refereerde, om
doorstroming te verbeteren. Ik kan me voorstellen dat het de Kamer helpt
om die investeringen in het geheel van het Mobiliteitsfonds nog eens op
een rij te zetten, dus ik zeg graag toe dat we in een aparte brief bij
de begroting het geheel van dit soort maatregelen inzichtelijk maken
voor de Kamer.
De informatiebeveiliging. De heer Koerhuis vraagt wanneer het ministerie
daarvoor aan de gestelde eisen voldoet. Het is essentieel dat we daar zo
snel mogelijk aan voldoen, dus we hebben dat met prioriteit opgepakt. We
werken op dit moment aan een volledig overzicht van de belangrijkste
informatiesystemen en aan verscherping van de procedure voor het managen
van incidenten in het eigen handboek voor cyberincidenten. Het wordt dus
ook nog duidelijk waar de verantwoordelijkheden worden neergelegd om
snel te kunnen reageren op een cyberincident. IenW zal nog voor het eind
van dit jaar, zo denken wij, voldoen aan de gestelde eisen.
De derde vraag van de heer Koerhuis ging over de beheersing van
infraprojecten aan de hand van de drie aanbevelingen van de Rekenkamer,
namelijk om de informatiestromen te standaardiseren binnen
Rijkswaterstaat, de Kamer te informeren als er meer geld moet worden
uitgetrokken en te leren van projecten. Op Prinsjesdag van afgelopen
jaar heeft u de geactualiseerde MIRT-spelregels ontvangen. Daarin is ook
toegelicht hoe deze drie aanbevelingen van de Rekenkamer zijn betrokken
bij de actualisatie van de MIRT-spelregels en de werkprocessen. Dat
betekent dat IenW, Rijkswaterstaat en ProRail gezamenlijk onderzoeken
hoe het planningsproces beter kan worden beheerst, bijvoorbeeld door
expliciete eisen te stellen aan de onderbouwing van planningen en
daarover te laten verantwoorden. Indien wordt afgeweken van de
spelregels, ook als dat financiële gevolgen heeft maar niet uitsluitend
wanneer dat zo is, wordt de Kamer geïnformeerd bij de MIRT-brief.
De derde aanbeveling over de informatie uit de nacalculatie van
projecten wordt dit jaar door de Algemene Rekenkamer herhaald. Daar
hebben we het zojuist ook naar aanleiding van het verslag van de
rapporteur over gehad. Wij werken daar hard aan. We zijn met de
Rekenkamer in gesprek om tot een werkbaar kader te komen voor welke
informatie uit nacalculaties in de MIRT-overzichten moet landen. Daar
zijn we op dit moment volop mee bezig.
Dan het verlies van experts bij onze organisaties, waaronder
Rijkswaterstaat. Ik heb daarover net al geantwoord in de richting van de
rapporteur dat wij het van groot belang vinden om vakexpertise binnen
onze eigen muren te hebben. Ik verwijs kortheidshalve naar het antwoord
dat ik gaf over de veelheid van acties om ervoor te zorgen dat we onze
bezetting op orde krijgen. Los van wat ik net zei, wordt voor de
financiële dienstverlening nu een grote wervingsactie opgezet om een
afdeling op te zetten, ook met Rijkswaterstaatpersoneel. De heer
Koerhuis voegde eraan toe dat het om meer gaat dan alleen beloning,
namelijk ook om de aantrekkelijkheid van het werken, het zichtbaar maken
ervan en dat soort dingen. Dat is ook onderdeel van onze aanpak, hoewel
beloning ook een rol speelt.
Bij de schuif van aanleg- naar instandhoudingsprojecten is in de eerste
plaats sprake van een heel bijzondere situatie die maakt dat we die
schuif moeten doen. De aanlegprojecten die gepauzeerd worden blijven,
zoals gevraagd door de heer Koerhuis, bij uitzondering in het
MIRT-overzicht staan, zodat ze ook de komende jaren helemaal navolgbaar
zijn en daarmee klaarliggen om ter hand te nemen op het moment dat
mensen, middelen en stikstofcapaciteit weer beschikbaar zijn. Een deel
van de budgetten wordt van aanleg naar instandhouding geschoven. Dat zal
voor het lopende jaar echter niet direct meer uitgaven betekenen, omdat
dit allemaal zijn verwerking vindt in de begroting vanaf 2024.
Daarbovenop geldt voor onderhoudsprojecten, zeker grootschalige, een
langere aanlooptijd voordat het budget kan worden uitgegeven. Niettemin
werken we ook daar volop aan een planning om zo snel mogelijk vaart te
kunnen maken.
Meer specifiek werd gevraagd of we kunnen beginnen met het vervangen van
bruggen en viaducten die in geplande aanlegprojecten zaten. Ik snap die
vraag volkomen. We willen versnellen. Daar is al een en ander voor in
voorbereiding. We kijken landsbreed naar de meest urgente vervangings-
en renovatieprojecten, die dan standaard met voorrang worden opgepakt.
Waar aanleg niet door kan gaan maar waar vervangings- en
renovatieprojecten wel onderdeel daarvan waren, nemen we dit uiteraard
mee in de totale vervangings- en renovatieprogrammering.
Specifiek noemde de heer Koerhuis knooppunt Hoevelaken en knooppunt
Barneveld. We zijn nog volop in overleg met de regio's over de
gespecificeerde planning, ook in het kader van de Bestuurlijke
Overleggen Leefomgeving, die deze week en volgende week plaatsvinden.
Met de MIRT-brief die daarna volgt, zal ik u nader informeren over de
projecten die gepauzeerd zullen worden en de projecten die, omdat ze
onder een bepaalde categorie vallen die we hebben uitgezonderd, door
kunnen gaan. Los daarvan hebben we bij de hele planning van het
grootschalig onderhoud voor de komende acht jaar met de regio's
afgesproken dat we die planning, conform mijn eerdere toezegging aan de
Kamer, gedetailleerd met de provincies en regio's zullen bespreken. We
verwachten dat vanaf september te kunnen doen op basis van al het
voorbereidende werk dat Rijkswaterstaat dan rond heeft. Dat zal dus
vervolgens, als we het MIRT-debat hebben dit najaar, inzichtelijk
zijn.
Ook daarvoor geldt wel dat we met provincies hebben gekeken naar de
vraag: help ons vooral met het stellen van prioriteiten en help
Rijkswaterstaat vervolgens door te kijken hoe we dat in goede pakketten
op de markt kunnen zetten. Om even een heel huiselijk voorbeeld te
geven: als we tot nu toe twee bruggen moesten vervangen of renoveren
waarvoor we in beide gevallen het geld nog niet hadden, dan kunnen we
straks waarschijnlijk beide bruggen doen door deze schuif. Maar de
planning moeten we dan even laten aan Rijkswaterstaat qua prioriteit,
want dan zullen we de hinder waarschijnlijk regio-overstijgend moeten
aanpakken. Dat kun je niet meer tot regio's beperken. Maar dan proberen
we ook efficiencyslagen te maken door pakketten van gelijkvormige
werkzaamheden collectief op de markt te zetten, waardoor we bijvoorbeeld
een treintje van vervangingen van gelijkvormige bruggen kunnen creëren.
Met dat type planning hopen we dat Rijkswaterstaat die efficiency
behaalt. Dat wordt allemaal verder uit de doeken gedaan in het kader van
het MIRT-proces dit jaar en de stappen die we daarin met de regio's
zetten.
Dan ben ik bij de vragen van mevrouw Van Ginneken. Dat begint bij de
afwegingen in het kader van de brede welvaart. Zij vroeg naar de
bijeffecten van mobiliteit. Het gevraagde onderzoek loopt al. We zijn
met het CBS de afgelopen periode een nauwe samenwerking gestart om te
komen tot een factsheet bredewelvaartindicatoren voor het IenW-domein.
Die is zover dat die komende Prinsjesdag kan worden gepubliceerd. In de
aankomende begrotingsperiode worden hier verdere stappen in gezet door
nieuwe op brede welvaart gerichte indicatoren te ontwikkelen. De
factsheet is de eerste stap. Die wordt de komende jaren nog verder
uitgewerkt. Het gevraagde onderzoek is al gestart en loopt de komende
jaren door om dat steeds verder te verfijnen.
Een mobiliteitsbeleid in samenhang met ruimtelijke ontwikkeling,
duurzaamheid, leefbaarheid en natuur is precies wat we willen bieden.
Bij mobiliteitsbeleid wordt een brede en integrale benadering
gehanteerd, zodat we dingen altijd in de omgeving bezien en verbinden
met andere urgente opgaven. Zoals eerder gemeld werken we aan een nieuwe
mobiliteitsvisie, waarvan we de hoofdlijnennotitie met uw Kamer
besproken hebben in het debat van 30 maart jongstleden, maar we zijn
daar nog niet klaar mee. Op dit moment wordt gewerkt aan een
actieprogramma mobiliteitsvisie, zoals toegezegd aan de Tweede Kamer
voor de begrotingsbehandeling. Daarnaast wordt gewerkt aan een
afweegmethode voor het maken van keuzes binnen de investeringsruimte van
het Mobiliteitsfonds. Naast bereikbaarheid moet dat gelijkgeschakeld
worden met aandacht voor thema's als veiligheid, leefbaarheid en
duurzaamheid. Zoals we al in dat debat van 30 maart hebben afgesproken,
wordt de Kamer daar in het najaar nader over geïnformeerd.
Mevrouw Van Ginneken wijst terecht op de aanbeveling van de Algemene
Rekenkamer om in de Integrale Mobiliteitsanalyse ook beleid rond
spitsmijden en thuiswerken mee te nemen. Ik zeg haar toe dat we die
laatste inzichten mee zullen nemen in de volgende IMA, Integrale
Mobiliteitsanalyse. Ook afspraken die onderdeel zijn van de
werkgeversaanpak of die gemaakt zijn met onderwijsinstellingen, worden
meegenomen. Werkgevers en onderwijsinstellingen worden betrokken bij het
maken van beleidsmaatregelen op het vlak van spreiden, mijden en
thuiswerken of thuis studeren. In het najaar volgt de
uitgangspuntenbrief over de volgende IMA.
Parallel hieraan zijn we met de regio's in het kader van het Bestuurlijk
Overleg Leefomgeving toewerkend naar het MIT aan het kijken hoe we dit
ook op regionaal niveau verder invulling kunnen geven. Eerder hebben we
al met VNO-NCW en MKB-Nederland besproken dat we in de regio's aan de
slag gaan om te kijken hoe we de afspraken met werkgevers concreter
kunnen maken. Met dat alles proberen we om de situatie waar ook
vanochtend in de pers weer sprake van was — hyperspitsen op dinsdag en
donderdag, halflege wegen op maandag en woensdag — gelijkmatiger te
spreiden over de week, ook in het belang van werkgevers zelf. Daar zijn
we dus mee bezig.
Dan de vraag van mevrouw Van Ginneken over het Mobiliteitsfonds en de
afwegingen daarin. Volgens mij heb ik net ook al aangegeven in reactie
op het advies van de Algemene Rekenkamer hoe we daaraan werken. Mevrouw
Van Ginneken vroeg specifiek naar artikel 11.04 van het
Mobiliteitsfonds. We hopen dat de inzet van de middelen uit het artikel
navolgbaar is in de begrotingsstukken die we naar de Kamer sturen.
Afgelopen twee jaar zijn de middelen binnen artikel 11.04 met name nodig
geweest voor tegenvallers en risico's op het bestaande aanlegprogramma.
Daarnaast zijn op verschillende begrotingsmomenten uit dat artikel
middelen vrijgemaakt voor instandhouding, gedragsmaatregelen en
innovatie. Voorbeelden zijn toevoegingen aan de instandhouding wegen en
vaarwegen voor 334 miljoen, instandhouding spoor voor 284 miljoen en
brandwerendheid tunnels voor 164 miljoen. Er zijn ook op het gebied van
innovatie toevoegingen gedaan voor de industriële automatisering bij de
vaarweg Lemmer-Delfzijl, het programma Smart Mobility, het
innovatieprogramma trillingen en de unit innovatie.
Binnen aanlegprojecten worden middelen vrijgemaakt voor innovatieve
oplossingen en gedrag als onderdeel van de oplossing van het
mobiliteitsprobleem. De verantwoording over de inzet vindt dan plaats op
de projecten en niet op artikel 11.04, aangezien de middelen niet worden
verplicht of uitgegeven op artikel 11.04.
Dan de vraag om bij nieuwe investeringen expliciet te onderbouwen waarom
investeringen in instandhouding, gedragsmaatregelen en innovatie niet
hetzelfde doel kunnen bereiken. Ik heb net in reactie op de heer
Koerhuis aangegeven dat de verkenning daar altijd mee begint. Wat kunnen
we doen op de bestaande netwerken? Hoe kunnen we die optimaliseren, ook
met gebruikmaking van slimme aanpalende maatregelen zoals
gedragsmaatregelen en innovatie?
Voorzitter. Ik denk dat ik de vragen op mijn terrein heb beantwoord. Er
resteren nog een aantal vragen voor de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Van Ginneken stelde een vraag die
eigenlijk in het verlengde ligt van wat de rapporteur zei, over de
instandhoudingsopgave en de informatie over uitgesteld onderhoud.
ProRail kan dat overzicht niet uit het systeem halen. Voor mij als
opdrachtgever is het ook geen belangrijke stuurinformatie. Dan rest
eigenlijk het antwoord dat ik zojuist aan de heer Koerhuis heb
gegeven.
Mevrouw Van Ginneken vroeg nog om de staat van de Nederlandse
spoorinfrastructuur naar niveau "goed" te brengen in plaats van "ruim
voldoende". De reden dat ProRail de staat van de infra over 2022 als
ruim voldoende in plaats van goed beoordeelt, is een toename van het
aantal veiligheidsincidenten, die samenhangt met een toename van het
aantal overschrijdingen op de meest kritische normwaarde voor onderhoud
aan het spoor. Dat impliceert dat de risicobeheersing zoals ProRail die
beoogt heeft in de prestatiegerichte onderhoudscontracten, niet altijd
aantoonbaar onder controle is. Dat wordt ook wel de "aantoonbaarheid van
de veilige berijdbaarheid" genoemd. Naar aanleiding daarvan heeft
ProRail aandacht gevraagd voor aantoonbaar veilige berijdbaarheid en de
aandacht daarvoor geïntensiveerd. ProRail voert in dat kader, zowel in
de eigen organisatie als samen met de onderhoudsaannemers, verbeteringen
door om steeds de veiligheid van het spoor aantoonbaar te kunnen maken.
Dat kan in sommige gevallen leiden tot extra werkzaamheden.
Mevrouw Van Ginneken vroeg nog of ik kan toezeggen dat ik in beeld ga
brengen wat de financiële en maatschappelijke kosten en baten zijn van
een meer vraaggestuurd openbaar vervoer, zoals bij het voorbeeld in
Zeeland. Ik voel me heel erg betrokken bij de regionale
bereikbaarheidsopgaven, zoals mevrouw Van Ginneken ook weet. Daarom
ondersteun ik het initiatief van Zeeland en andere regio's van harte.
Het kennisplatform van de decentrale overheden publiceert jaarlijks de
rapportage de Staat van het regionale ov, met ontwikkelingen rondom
vraaggestuurd ov. Ik zal het verzoek van mevrouw Van Ginneken
doorgeleiden en vragen of ze de mogelijkheid hebben om ook de financiële
en maatschappelijke kosten en baten in die rapportage mee te
nemen.
Voorzitter. Mevrouw Van Ginneken vroeg nog hoe het staat met de
uitvoering van de motie van collega Hagen, die het kabinet oproept om te
komen met een circulaire-economiewet. Er wordt gewerkt aan een ce-wet.
Die zal een plek krijgen in de Wet milieubeheer. Dit najaar gaat er een
hoofdlijnennotitie in consultatie. Dan zal ik de Kamer ook informeren
over de stand van zaken daaromtrent.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan was er nog een vraag van mevrouw Van Ginneken aan de
minister, maar ik kan me ook voorstellen dat u daar in uw tweede termijn
uitgebreid de tijd voor neemt. Dan zijn we aan het einde gekomen van de
eerste termijn van de zijde van de regering. Ik geef het woord aan de
heer Koerhuis voor zijn bijdrage in de tweede termijn. Gaat uw
gang.
De heer Koerhuis (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil toch even op drie punten nog wat
doorvragen en doordrukken; laat ik het zo zeggen. Volgens mij trek ik
hierin samen op met mevrouw Van Ginneken, maar dat is ook aan haar om te
zeggen.
Volgens mij zijn we het er allemaal wel over eens dat we die slimme
maatregelen moeten doen vanuit het Mobiliteitsfonds. Ik begrijp van de
minister dat het nu al gebeurt. Maar de Rekenkamer constateert dat niet
echt. Hoe kan daar licht tussen zitten? Heel eerlijk, de minister weet
dat ik de afgelopen tijd een paar keer een setje Kamervragen heb gesteld
over het nemen van slimme maatregelen op wegtrajecten links en rechts in
Nederland. Ook daar gebeurt het dan niet. Kan de minister verklaren
waarom daar licht tussen zit? Dat is het eerste punt.
Dan het tweede punt. Ik voel toch wat ongemak. Ik had het er net met
mevrouw Van Ginneken over. In zekere zin zitten de aanlegprojecten in
een stikstofpauze. Nu gaan we schuiven van aanleg naar onderhoud en
komen we in een soort schuifpauze van twee jaar terecht. Daar voel ik in
ieder geval wat ongemak bij, want volgens mij gaan we schuiven om te
versnellen. Dat is in ieder geval een voorwaarde van ons om te schuiven.
Laat ik het positief stellen: kan de minister opties in beeld brengen
voor het MIRT-overleg begin juli voor hoe we dat kunnen versnellen en
toch die aanbestedingen kunnen starten? Want in de infrasector zitten
mensen thuis. Die willen graag aan de slag. Ik wil die mensen ook niet
verliezen uit de infrasector. Kan de minister een rij opties, en
misschien ook wat ongemakkelijke opties, in beeld brengen voor het
MIRT-overleg in juli, zodat we kunnen gaan versnellen en aanbestedingen
bijvoorbeeld al eind dit jaar of begin volgend jaar kunnen
starten?
Dan mijn derde punt. Ik wil de staatssecretaris toch nog een keer vragen
om voor de behandeling van de begroting dit jaar een overzicht te sturen
van het uitgesteld onderhoud. Volgens mij moet ze dat overzicht van het
uitgesteld onderhoud zelf ook willen hebben. Ik ben er nog steeds niet
van overtuigd dat de risico's beperkt zijn. Ik denk dat de risico's
groot zijn. Daar zou ik toch graag nog een keer op willen drukken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Van Ginneken voor haar tweede
termijn.
Mevrouw Van Ginneken (D66):
Voorzitter, dank. Laat ik meteen het punt onderstrepen dat collega
Koerhuis maakte over de "schuifpauze"; dat is een mooi woord. Daar maak
ik me ook zorgen over. De constatering van de heer Koerhuis dat we er
hetzelfde in zitten wat betreft de opmerkingen over slimme oplossingen,
is correct.
Ik heb nog drie vragen aan de minister. Hij heeft aangegeven dat het CBS
aan een factsheet met bredewelvaartindicatoren werkt. Daar horen we
komende Prinsjesdag meer over. Maar ik heb hem ook horen zeggen dat het
nog geen effect gaat hebben op de begroting die we dit najaar gaan zien.
Dat gaat er dus over wat de bijeffecten van mobiliteit op
gezondheidsschade, verkeersdoden, vuile lucht et cetera, et cetera
zullen zijn. Dat antwoord begreep ik niet helemaal.
Daarnaast gaf de minister aan dat hij in regionaal overleg is over
spitsmijden. Ik zou heel graag — dat was ook nog een vraag die ik
expliciet had gesteld — in het jaarverslag een soort monitor zien,
waarin we kunnen zien dat er in 2023 zoveel bedrijven waren die hun
werknemers op dinsdag en donderdag naar kantoor lieten komen en in 2024
zoveel bedrijven. Dan kunnen we zien of die regionale afspraken
daadwerkelijk werken.
Dan het laatste. Ik vroeg naar hoe de concreet gemaakte beleidsinzet in
samenhang met ruimtelijke ontwikkeling, duurzaamheid, leefbaarheid en
natuur mobiliteitsbeleid maakt. De minister gaf toen aan: we werken
eraan in de Mobiliteitsvisie. Dat is ook een goede plek om dat te doen,
maar ik zou ook heel graag expliciet in het jaarverslag steeds op die
manier over die koppeling lezen. Dat was mijn vraag aan de minister. Kan
hij daar nog even op reflecteren?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik schors voor twee minuten, tot 11.35 uur.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister van IenW.
Minister Harbers:
Dank u wel. Dank voor de aanvullende vragen. De eerste was volgens mij
van de heer Koerhuis en mevrouw Van Ginneken gezamenlijk, over de
navolgbaarheid van de slimme maatregelen. Drie dingen daarover. Ten
eerste: wat ik zojuist aangaf, is de huidige werkwijze. In het huidige
MIRT-proces wordt altijd gestart met een brede analyse van de
oplossingsrichtingen. Daarbij kijken we hoe het zonder infraoplossing,
maar met aanpalende slimme maatregelen kan.
Het inzicht in wat we doen, gaan we versterken. Daarover deed ik zojuist
een toezegging. Daarnaast zegt de Rekenkamer — dat begrijp ik ook — dat
we daar ook nog meer inzicht in moeten krijgen aan de hand van het
afweegkader. We zitten echt in de transitie, omdat het
Infrastructuurfonds twee jaar geleden is omgevormd tot het
Mobiliteitsfonds. Dat is het afweegkader waar we aan werken en waar we
dit najaar over komen te spreken. Ik zeg daar gelijk bij dat we er
afgelopen jaar naar gekeken en op gestuurd hebben dat we ook zonder dat
afweegkader in staat zijn om heel veel van dit soort type maatregelen in
bijvoorbeeld die voorstellen voor de 7,5 miljard te krijgen. Dat hebben
we afgelopen jaar bijvoorbeeld gedaan in de eerste MIRT-ronde onder het
nieuwe Mobiliteitsfonds. Maar dit moet allemaal structureel verankerd
gaan worden in dat aangescherpte afweegkader. We zijn er dus nog niet.
Ik pak dat op zoals de Rekenkamer adviseert, maar heb een beetje begrip
voor het feit dat dit in de transitie zit. Afgelopen jaar was eigenlijk
de eerste ronde dat we onder de nieuwe uitgangspunten van het
Mobiliteitsfonds werkten.
De heer Koerhuis (VVD):
Dat begrip is er zeker. Ik sla toch aan op één punt dat u maakte,
namelijk: het zit in het MIRT-proces. Ik weet niet in hoeverre het heel
geschikt is om bijvoorbeeld extra weginspecteurs, extra autobergers of
extra reisinformatie in MIRT-projecten, dus in de hele MIRT-systematiek,
mee te nemen. Misschien is dat toch een afzonderlijke systematiek uit
het Mobiliteitsfonds. Ik weet niet of het helemaal geschikt is om dat
mee te nemen in het MIRT-proces. Ik weet niet of de minister dat met mij
eens is.
Minister Harbers:
Bijvoorbeeld bij de MIRT-verkenningen maakt dit er allemaal deel van
uit. Als u die verkenningen leest, ziet u ook hoe de hele trechtering is
gebeurd. Daarbij geldt dat je ook nog op allerlei concrete problemen
kunt stuiten waarbij je dit denken nog veel meer moet meenemen. Dat is
precies waar we aan werken. Dan hebben we de drieslag: het zit verankerd
in concrete MIRT-verkenningen en in de besteding van het volledige
Mobiliteitsfonds, en als derde wordt op dit moment al het inzicht
verbeterd in de Kamer conform mijn toezegging in de eerste
termijn.
Dan de aanlegprojecten. Ik wijs op het volgende. De heer Koerhuis zei:
ze gaan in stikstofpauze. Stikstof is een belangrijke aanleiding
waardoor er op dit moment geen aanleg kan plaatsvinden en dat
waarschijnlijk ook de komende jaren echt nog in een traag tempo zal
gaan. Maar het is een veelheid van problemen bij elkaar. Het gaat ook om
de prijsstijgingen. Ook hadden we voor het basiskwaliteitsniveau,
inclusief de middelen vanuit het coalitiefonds, nog onvoldoende middelen
om bij die aanleg of instandhouding het basiskwaliteitsniveau
daadwerkelijk te realiseren.
De vraag van de heer Koerhuis is om opties in beeld te brengen hoe we
kunnen versnellen en hoe we aanbestedingen zo snel mogelijk, eind dit
jaar of begin volgend jaar, kunnen starten. Ik ben het volledig met de
intentie eens. We willen versnellen, want dat is precies een van de
dingen die we nu kunnen doen met deze schuif. Gezien de realiteit heb ik
wel de verwachtingen een beetje getemperd, omdat ook grote
onderhoudsprojecten echt wel voorbereiding vergen, niet alleen om daar
tot een bestek te komen, maar ook om de hindermaatregelen van tevoren
goed met elkaar te kunnen doordenken. Ik wil wel gaan handelen naar de
wens die de heer Koerhuis uitspreekt. Hij vroeg om een brief nog voor
het komende MIRT-debat, maar die brief komt komende week al, dus dat zal
niet gaan. Ik wil wel de volgende toezegging doen. Ik schetste zojuist
al dat we in september stappen proberen te zetten met de regio's wat
betreft de langjarige planning vooruit. Met dat in de hand moeten we
natuurlijk ook dat basiskwaliteitsniveau, waar we het in het
voorjaarsdebat over hebben gehad, verder definiëren. Ik wil dus wel
toezeggen om voorafgaand aan de begrotingsbehandeling met een
uitvoeriger instandhoudingsbrief te komen. Daarin ga ik dan ook in op
het tempo dat we kunnen realiseren en hoe we ons daarin kunnen stretchen
om dat zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen. Die brief komt dan
voordat de Kamer de begroting bespreekt.
Mevrouw Van Ginneken vroeg naar de factsheet: waarom is die nog niet in
de begroting van dit najaar verwerkt? Dat is de pech: de begroting is al
klaar, want de begrotingscyclus maakt dat het kabinet daar in april een
besluit over neemt. Het loket daarvoor is al gesloten bij Financiën.
Deze factsheet is bijna klaar, maar kan gepresenteerd worden op
Prinsjesdag. Daarom wil ik daar, een beetje aanpalend aan het
begrotingsboek, toch al mee aan de slag. Vandaar de aparte brief om dit
in ieder geval al mee te kunnen nemen in de begrotingsbehandeling van
dit najaar.
Spitsmijden: als daar afspraken uit voortkomen, hoe zijn die dan
inzichtelijk? In lijn met wat ik aan het begin van dit wetgevingsoverleg
al toegaf aan de hand van het verslag van de rapporteur, vind ik ook dat
die informatiewaarde omhoog moet. Dit zal waarschijnlijk een beetje in
dezelfde categorie zitten: hoe snel hebben het CBS of andere
organisaties de hele realisatie over vorig jaar beschikbaar? Maar ik zeg
toe dat, daar waar die cijfers er zijn, zij voor komende jaren in het
jaarverslag moeten staan. Los daarvan denk ik dat er dan nog een paar
andere mogelijkheden zijn, bijvoorbeeld de Staat van de Infra, die we
aan het ontwikkelen zijn, en misschien ook gewoon de MIRT-brieven, om
daarin nog een geactualiseerd verslag op te nemen van wat we op dit
gebied tegenkomen. Ik wil het inzicht dus graag bieden. We moeten even
zoeken naar de vorm, omdat we ook hierbij vaak afhankelijk zijn van de
gegevens van derden.
Dan de concrete beleidsinzet die we ook in de Mobiliteitsvisie vorm
willen geven. Het spreekt vanzelf dat die vervolgens aan de hand van die
Mobiliteitsvisie ook inzichtelijk moet zijn en vertaald moet zijn in de
rapportage, in het jaarverslag, maar ook in de beleidsvoornemens in de
begroting. Dat is het logische gevolg op het moment dat we dat hebben
vastgesteld.
De voorzitter:
Dank u wel. O, de heer Koerhuis. Gaat uw gang.
De heer Koerhuis (VVD):
Toch nog even terug naar dat ene punt over de slimme maatregelen.
Misschien moet ik het nog iets duidelijker zeggen. Ik snap heel goed wat
de minister zegt: het zit in het MIRT-proces en het loopt op die drie
plekken, maar het gaat mij ook om de lengte. Als wij besluiten dat we
landelijk of in de breedte meer weginspecteurs of meer autobergers in
willen zetten als slimme maatregelen, zie ik niet goed hoe je dat
passend krijgt in het MIRT-proces. Ook over de lengte maak ik me zorgen,
want een MIRT-proces duurt jaren, vijf tot tien jaar, ook voor een
slimme maatregel, bijvoorbeeld het inzetten van meer autobergers of meer
weginspecteurs. Kan de minister specifiek op die twee voorbeelden
ingaan? Hoe ziet hij dit?
Minister Harbers:
Dit is volgens mij ook gewoon het nieuwe denken dat we ons meer eigen
moeten maken, want gegeven het feit dat dit over een fonds gaat, zijn
dit soort maatregelen in het verleden heel vaak gewoon als
programmatische gelden besteed voor een paar jaar. Ik ben ook wel bereid
om daarnaar te kijken, want aan de andere kant hebben we natuurlijk ook
nog een aantal uitgaven uit het Mobiliteitsfonds, bijvoorbeeld voor
beheer en instandhouding, die veel meer "going concern" zijn. Als ik uw
vraag nu goed begrijp, wil ik daar wel even op broeden. Dan kom ik ook
daar in het najaar, voorafgaand aan het MIRT, verder op terug in de
brief.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris voor haar
tweede termijn.
Staatssecretaris Heijnen:
Dank u wel, voorzitter. Meneer Koerhuis gaf aan dat hij toch vindt dat
er meer aandacht moet komen voor uitgesteld onderhoud op het spoor. Ik
begrijp die vraag, ook over het onderhoud en de risico's. Daarom lopen
er een onderzoek en een externe toetsing van die programmering van de
instandhoudingsopgave voor het spoor. Ik zal PwC, gegeven die vraag van
de heer Koerhuis, vragen om in die rapportage extra aandacht aan dit
aspect te besteden.
De heer Koerhuis (VVD):
Over welke rapportage hebben we het dan? En wanneer komt die
rapportage?
Staatssecretaris Heijnen:
Dat is de rapportage waar ik eerder naar verwees; dat is de
PwC-rapportage die volgt in november.
De voorzitter:
Helder. Was dit uw bijdrage?
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, dit was mijn bijdrage, voorzitter. Sorry, dat had ik er even bij
moeten vermelden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we gekomen tegen het einde van het debat. Er zijn
veel toezeggingen gedaan. De griffier heeft zeer ijverig meegeschreven,
maar ik denk dat we toch ook even naar het verslag moeten kijken om het
heel precies op te nemen. Ik ga mijn best doen, maar let dus goed op en
corrigeer ons.
De Kamer ontvangt voor de begrotingsbehandeling in het najaar een overzicht van de brede doeluitkeringen ov en de uitsplitsing in het Provinciefonds.
In november 2023 ontvangt de Kamer de onderzoeksresultaten van het PwC-onderzoek naar uitgesteld onderhoud en infrastructuur.
De rapporteur ontvangt een uitnodiging om in overleg met het ministerie nader te verkennen hoe het basiskwaliteitsniveau wordt geborgd en hoe de Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Voor de begrotingsbehandeling in het najaar ontvangt de Kamer een overzicht van de investeringen in het verbeteren van de doorstroming, waaronder spitsrijden.
In de uitgangspuntenbrief dit najaar over de Integrale Mobiliteitsanalyse, de IMA, wordt ingegaan op werkgeversafspraken over spitsrijden en andere slimme maatregelen; dit is een toezegging aan mevrouw Van Ginneken.
In het najaar wordt de Kamer geïnformeerd over nadere regelgeving over circulaire economie, die zal worden opgenomen in de Wet milieubeheer; ook dit is een toezegging aan mevrouw Van Ginneken.
In de aanloop naar de begrotingsbehandeling ontvangt de Kamer een brief waarin wordt ingegaan op de opties om de aanbesteding van Rijkswaterstaat te versnellen; dat is een toezegging aan de heer Koerhuis.
Minister Harbers:
Ook voor instandhouding.
De heer Koerhuis (VVD):
Precies.
De voorzitter:
Voor instandhouding. Dank u wel; dat wordt eraan toegevoegd. Zijn wij
nog zaken vergeten?
Mevrouw Van Ginneken (D66):
De staatssecretaris heeft mij volgens mij ook toegezegd dat ze het
kennisplatform gaat vragen om in zijn jaarrapportage expliciet in te
gaan op de financiële en maatschappelijke kosten en baten van
vraaggestuurd openbaar vervoer.
De voorzitter:
Dat staat genoteerd.
Dan zijn we gekomen aan het eind van dit wetgevingsoverleg. Ik dank de
rapporteur nogmaals, de collega's voor de inbreng, de bewindspersonen
voor hun aanwezigheid en hun adequate beantwoording en natuurlijk de
bode, de Dienst Verslag en Redactie en de overige belangstellenden.
Sluiting 11.48 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|