[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag schriftelijk overleg over de geïntensiveerde aanpak ongewenste buitenlandse inmenging (Kamerstuk 30821-180)

Nationale Veiligheid

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2023D30546, datum: 2023-07-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30821-195).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 30821 -195 Nationale Veiligheid.

Onderdeel van zaak 2023Z12790:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

30 821 Nationale Veiligheid

Nr. 195 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 juli 2023

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid over de brief van 6 april 2023 over de geïntensiveerde aanpak ongewenste buitenlandse inmenging (Kamerstuk 30 821, nr. 180).

De vragen en opmerkingen zijn op 17 mei 2023 aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 4 juli 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Rudmer Heerema

De griffier van de commissie,
Westerhoff

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie 7
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie 11
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie 12
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie 17
II Volledige agenda 18

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsbrief over de geïntensiveerde aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging (OBI). Zij hebben hierover enkele vragen.

Ongewenste buitenlandse inmenging tast de vrijheid en veiligheid aan op het Nederlands grondgebied. Als klein land is Nederland niet altijd in staat om de vrijheid en veiligheid in andere landen te beïnvloeden, maar we moeten wel blijven gaan over de vrijheid en veiligheid binnen onze eigen landsgrenzen. Deelt het kabinet daarom de mening dat het tegengaan van ongewenste buitenlandse inmenging een belangrijke prioriteit moet zijn in ons buitenlandbeleid? En dat dit belang ook terug moet komen in diplomatieke tegenmaatregelen en het vormgeven van sancties?

1. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft sinds 2018 een nationale aanpak tegen ongewenste buitenlandse inmenging (OBI), waar het diplomatieke spoor een belangrijk onderdeel van uitmaakt (naast het strafrechtelijke spoor en het versterken van weerbaarheid). Het kabinet beschouwt alle tegenmaatregelen als reële opties om OBI tegen te gaan, waaronder ook het instellen van sancties. Naast ongewenste buitenlandse inmenging zijn ook andere dreigingen voor de vrijheid en veiligheid van burgers in Nederland een belangrijke prioriteit van het Nederlandse buitenlandbeleid.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet inzet op het centraal bijeenbrengen van OBI-meldingen om trends en dreigingen op dit gebied eerder te onderkennen. Waar worden deze meldingen centraal bijeengebracht? Wie of wat gaat daar de eindverantwoording voor dragen? En per wanneer gaat het centrale punt van start en wanneer moet het volledig operationeel zijn? Wanneer en hoe zal het kabinet rapporteren over deze meldingen en het functioneren van het centrale punt? Kan het kabinet hier een tijdpad voor geven?

2. Antwoord van het kabinet

Sinds 2018 hanteert het kabinet een nationale aanpak tegen OBI, waarover uw Kamer meermaals is geïnformeerd.1 Deze aanpak bestaat uit drie sporen, te weten het diplomatieke spoor, het weerbaarheidsspoor en het bestuurlijk/strafrechtelijke spoor. Deze integrale OBI-aanpak wordt voortdurend bezien op effectiviteit en actualiteit. Hiertoe is in 2018 de zogenoemde OBI-tafel opgericht, onder coördinatie van de NCTV. Dit is een periodiek, interdepartementaal overleg waarbij de ministeries van BZ, BZK, Defensie, JenV en SZW zijn aangesloten, alsmede de nationale politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

De reeds bestaande OBI-tafel zal benut worden om de diverse OBI-meldingen bijeen te brengen. Het bijeenbrengen van de meldingen is een gedeelde verantwoordelijkheid van alle betrokken partijen. Het OBI-fenomeenbeeld zal worden opgesteld naar aanleiding van geanonimiseerde meldingen en signalen die op de OBI-tafel worden gedeeld. Het streven is de centrale meldfunctie in de zomer van 2023 van start te laten gaan. Het eerste fenomeenbeeld wordt verwacht in het najaar van 2023.

De leden van de VVD-fractie vragen welke verschillende soorten inmengingsactiviteiten door buitenlandse overheden worden ervaren door gemeenschappen in Nederland. Zijn er inmengingsactiviteiten die vaker voorkomen dan andere? Hoe reageren betrokken diensten op de diverse type meldingen van inmengingsactiviteiten? Deze leden lezen dat ongewenste buitenlandse inmenging de politieke en sociale stabiliteit in Nederland aantast. Worden er nog andere nationale veiligheidsbelangen van Nederland aangetast door ongewenste buitenlandse inmenging? Zo ja, welke?

3. Antwoord van het kabinet

Qua soorten inmengingsactiviteiten die door gemeenschappen in Nederland worden ervaren, zijn duidelijk verschillen te zien. Statelijke actoren onderscheiden uiteenlopende (geo)politieke doelstellingen, instrumenten, doelwitten en beoogde effecten. Sommige statelijke actoren zetten zeer gericht uiterst gewelddadige middelen in tegen een select aantal personen, die zij beschouwen als dissidenten en die zij betichten van ondermijnende of zelfs terroristische activiteiten. Het betreft hier directe fysieke bedreigingen tegen Nederlandse burgers, wat voor het kabinet vanzelfsprekend onacceptabel is. Andere statelijke actoren zetten meer generieke instrumenten in richting (grote) delen van gemeenschappen, die zijn bedoeld om hen te bewegen de politieke agenda van het betreffende land te steunen. Daarbij worden soms repressieve middelen ingezet, zoals intimidatie, manipulatie of zelfs bedreiging, maar er kunnen ook zogenoemde «fêterende» middelen worden gebruikt, zoals gunsten, cadeaus of financiële middelen, die zijn bedoeld om bepaalde personen of groepen aan zich te binden. Een veelvoorkomende vorm van ongewenste buitenlandse inmenging is die van manipulatie en intimidatie. Vaak gebeurt dit heimelijk en indirect, onder de drempel van het strafrecht en niet of nauwelijks zichtbaar/aantoonbaar voor de Nederlandse autoriteiten. Dit maakt de preventie en aanpak ervan dan ook buitengewoon ingewikkeld. Vanzelfsprekend voeren de politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten hun wettelijke taken uit en in het verlengde hiervan dragen zij bij aan het tegengaan en voorkomen van ongewenste buitenlandse inmenging. Meldingen en signalen hiervan kunnen binnenkomen bij alle betrokken organisaties, zowel binnen het sociale als het veiligheidsdomein. In het uiterste geval, als ongewenste buitenlandse inmenging bepaalde vormen aanneemt qua aard, omvang en impact, kan het de politieke en sociale stabiliteit in Nederland – een van de zes nationale veiligheidsbelangen – aantasten. Het kabinet acht het niet waarschijnlijk dat een of meerdere van de andere vijf nationale veiligheidsbelangen in dermate ernstige mate worden aangetast, dat de nationale veiligheid in het geding is.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de aanpak tegen ongewenste buitenlandse inmenging bestaat uit drie sporen die continu geëvalueerd worden. Toch neemt dit niet weg dat burgers nog steeds slachtoffer worden van ongewenste buitenlandse inmenging. Kan het kabinet de trend in ongewenste buitenlandse inmenging toelichten? Neemt deze toe of af? Hoe duidt het kabinet deze trend? Welke concrete aanpassingen aan de drie sporen zijn de afgelopen jaren gedaan en hoe hebben deze aanpassingen de trend beïnvloed?

4. Antwoord van het kabinet

Zoals gezegd is een veelvoorkomende vorm van ongewenste buitenlandse inmenging die van manipulatie en intimidatie van personen in Nederland die deel uitmaken van diasporagemeenschappen. Vaak gebeurt dit heimelijk en indirect, onder de drempel van het strafrecht en niet of nauwelijks zichtbaar/aantoonbaar voor de Nederlandse autoriteiten. De Dreigingsbeelden Statelijke Actoren 1 en 2 (Kamerstuk 30 821, nrs. 125 en 175) (die verschenen in februari 2021 en november 2022) bevestigen dit. De heimelijke inmengingsactiviteiten van andere overheden zijn van invloed op het gevoel van onveiligheid binnen diasporagemeenschappen en, met name waar het grote gemeenschappen betreft, van invloed op de onderlinge cohesie binnen die gemeenschappen. In het uiterste geval kan dit leiden tot zelfcensuur, spanningen binnen en tussen bevolkingsgroepen in Nederland en tot aantasting van de sociale en politieke stabiliteit in Nederland. De drie sporen zijn bedoeld om elkaar wederzijds te versterken: het diplomatieke spoor is bedoeld om de statelijke actor die zich schuldig maakt aan ongewenste buitenlandse inmenging hierop aan te spreken en op die manier de dreiging zoveel mogelijk weg te nemen; het versterken van de weerbaarheid tegen ongewenste buitenlandse inmenging is bedoeld om de impact ervan op de lange termijn te verminderen; het bestuurlijke/strafrechtelijke spoor ten slotte is bedoeld om meldingen en aangiftes over ongewenste buitenlandse inmenging om te zetten in concrete (strafrechtelijke) maatregelen en zo de beoogde effecten te minimaliseren. Zoals gezegd, is dit een complexe opgave, aangezien het merendeel van de activiteiten heimelijk en indirect plaatsvindt, onder de drempel van het strafrecht en niet of nauwelijks zichtbaar/aantoonbaar voor de Nederlandse autoriteiten. De maatregelen die worden genoemd in de Kamerbrief over de intensivering van de aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging van 6 april 2023 (Kamerstuk 30 821, nr. 180), zoals de centrale meldfunctie om ongewenste buitenlandse inmenging nog beter in beeld te krijgen, het verder vergroten van de bewustwording en weerbaarheid binnen de Nederlandse samenleving hiertegen, de doorlopende investeringen in onderzoek, de uitbreiding van de strafbaarstelling van spionage en de voorgenomen integrale evaluatie, zijn allemaal voorbeelden van aanpassingen en aanscherpingen van de drie sporen, op basis van ervaringen uit het recente verleden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het overgrote deel van de incidenten waarbij sprake is van ongewenste buitenlandse inmenging, zich niet (direct) leent voor strafrechtelijke aanpak. Dit kan de bereidheid om formeel meldingen te doen binnen diasporagemeenschappen in Nederland beïnvloeden. Welke concrete maatregelen neemt het kabinet om deze drempel weg te nemen? Ook lezen de leden van de VVD-fractie over andere soorten drempels. Welke concrete maatregelen neemt het kabinet om deze drempels weg te nemen?

5. Antwoord van het kabinet

In het kader van het beschermen van Nederlandse burgers tegen alle mogelijke vormen van ongewenste buitenlandse inmenging start het kabinet een communicatie-inzet, om de weerbaarheid binnen gemeenschappen en decentrale overheden tegen mogelijke vormen van ongewenste buitenlandse inmenging te vergroten. Het kabinet vindt het van groot belang om Nederlandse burgers die doelwit kunnen zijn van ongewenste buitenlandse inmenging hier bewust van te maken en het doen van meldingen te stimuleren. De voorbereidingen van de voorgenomen communicatie-inzet is inmiddels van start gegaan, met inzet van interdepartementale en specialistische kennis. Doel is om de bewustwording voor ongewenste buitenlandse inmenging bij de meest relevante doelgroepen te vergroten en de mogelijkheid om een melding te doen onder de aandacht te brengen. Het streven is om de communicatie-inzet nog voor het einde van het jaar van start te laten gaan. Ook zal worden benadrukt dat eventuele elders ervaren drempels om met een OBI-melding naar de politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten te stappen, in Nederland niet te hoeven gelden. In de communicatie wordt ernaar gestreefd een realistisch geluid naar voren te brengen: het zal in de regel moeilijk zijn om alle vormen van ongewenste buitenlandse inmenging aan te pakken, ook op casusniveau. De ambitie is dat het melden c.q. doen van aangifte door personen die worden geconfronteerd met ongewenste buitenlandse inmenging zal toenemen. Vanzelfsprekend is dit ook een kwestie van tijd. Uiteindelijk is het doel nog meer inzicht te krijgen in de aard en omvang van de problematiek en om de drie sporen in de nabije toekomst nog verder aan te scherpen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat in de afgelopen periode in wisselende vormen opgetreden is tegen ongewenste buitenlandse inmenging. Kan het kabinet toelichten welke vormen het meest effectief zijn gebleken?

6. Antwoord van het kabinet

In generieke zin leert de ervaring dat de drie sporen (de diplomatieke dialoog, het versterken van de weerbaarheid en het treffen van bestuurlijke/strafrechtelijk maatregelen) elkaar versterken als ze in combinatie worden ingezet. Het gericht en gedoseerd doen van publieke uitlatingen, dan wel in de politieke arena, dan wel in de media, is naar inschatting van het kabinet een effectief middel gebleken om statelijke actoren af te laten zien van (verdere) ongewenste buitenlandse inmengingsactiviteiten in Nederland. Ook zijn enkele diplomaten uitgezet van een statelijke actor die zich schuldig maakte aan ongewenste inmengingsactiviteiten in Nederland. Veel statelijke actoren zijn gevoelig voor imagoschade, zeker als er ook andere belangen in het geding zijn, zoals handelsbelangen of sociaal-culturele betrekkingen. De genoemde communicatie-inzet om de bewustwording rond ongewenste buitenlandse inmenging te vergroten, zal ook rekening houden met dit aspect.

Deze leden lezen ook dat het delen van niet-geanonimiseerde informatie niet haalbaar lijkt. Deze leden lezen dat de inzet nu is om meldingen altijd geanonimiseerd te delen. Wat is de impact van deze beslissing? Zijn hier uitzonderingen op mogelijk, met name wanneer betrokkene hier zelf toestemming voor geeft? Leidt het geanonimiseerd delen van meldingen tot een minder effectieve aanpak dan wanneer deze meldingen niet-geanonimiseerd (met toestemming van betrokkene) zouden worden gedeeld?

7. Antwoord van het kabinet

Het kabinet hecht, net als uw Kamer, aan alle wettelijke en grondrechtelijke waarborgen rond de privacy van personen, die mogelijk in het geding kunnen zijn bij de aanpak van (nationale) veiligheidskwesties. Dit betekent dat zonder expliciete toestemming van de betrokken persoon over wie de melding gaat geen (bijzondere) persoonsgegevens mogen worden geregistreerd. Persoonsgegevens verwerken en onderling uitwisselen is daardoor niet mogelijk, vandaar dat er wordt gewerkt met het anoniem registreren en gebundeld delen van meldingen. Over het onderling delen van informatie worden – in overleg en in overstemming met geldende regelgeving – werkbare afspraken gemaakt. Op die manier wordt gepoogd de balans te bewaken tussen de gewenste effectieve aanpak van OBI en de noodzaak de grondrechten van alle betrokken personen te beschermen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet een communicatiecampagne start om het doen van meldingen in geval van ongewenste buitenlandse inmengingen bij potentiële doelwitten en doelgroepen onder de aandacht te brengen. Vervolgens licht het kabinet een aantal doelen van deze communicatiecampagne toe. Kan het kabinet toelichten op welke manier deze doelen bereikt gaan worden?

8. Antwoord van het kabinet

Het kabinet vindt het van groot belang om Nederlandse burgers die doelwit kunnen zijn van ongewenste buitenlandse inmenging hier bewust van te maken en het doen van meldingen te stimuleren. De voorbereidingen van de voorgenomen communicatie-inzet zijn inmiddels van start gegaan, met inzet van interdepartementale en specialistische kennis. Het streven is om de communicatie-inzet nog voor het einde van het jaar van start te laten gaan.

Deze leden lezen ook dat buitenlandse inmenging wordt tegengegaan door onder andere spionage strafbaar te stellen. Welke andere maatregelen neemt het kabinet om buitenlandse inmenging tegen te gaan? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat een verplichte registratie van foreign influence agents een goede aanvulling kan zijn op de strafbaarstelling van spionage. Kan het kabinet aangeven wat de status is van de uitwerking van dit voorstel op nationaal niveau? En wat is de status van de plannen binnen de Europese Commissie om op EU-niveau verplichtingen voor de registratie of transparantie rond buitenlandse financiering in te voeren, mede naar aanleiding van het omkoopschandaal rond Qatar en het Europees Parlement?

9. Antwoord van het kabinet

Een centraal registratiesysteem van zogenoemde foreign influence agents heeft in andere landen, bijvoorbeeld in Australië en het Verenigd Koninkrijk, naar inschatting van het kabinet tot op heden nog niet tot voldoende concrete resultaten geleid om te kunnen spreken van een effectief beleidsinstrument in de aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging. Het kabinet staat in nauw contact met onze internationale partners om te bezien wat de geleerde lessen zijn op dit gebied en te beoordelen of een dergelijk systeem in Nederland wel tot een succesvolle aanvulling van het bestaande instrumentarium zal leiden.

De publicatie van de aangekondigde Richtlijn die toeziet op transparantieverplichtingen voor belangenvertegenwoordigingsdiensten aangestuurd door publieke entiteiten buiten de Europese Unie is tot nader order uitgesteld (waarschijnlijk tot na de zomer). De Richtlijn is onderdeel van het Defence of Democracy Package. Verder zit de «Verordening statuut en financiering Europese politieke partijen» in de triloogfase. Tevens wordt nog gewacht op het voorstel van de Commissie voor de oprichting van een onafhankelijk ethisch orgaan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geïntensiveerde aanpak ongewenste buitenlandse inmenging. Zij hebben hier nog enkele vragen over.

Het is een half jaar geleden dat de Minister de toezegging deed om uw Kamer te informeren over een binnenlands meldpunt voor OBI. Toch lezen de leden slechts over het voornemen om een centraal meldpunt op te richten, dat nog praktisch uitgewerkt moet worden. Waarom neemt het zo veel tijd in beslag om te komen tot een praktische uitvoering van dit voornemen? Tegen welke problemen loopt de Minister aan? Wanneer verwacht de Minister dat het centrale meldpunt operationeel is?

10. Antwoord van het kabinet

Het kabinet hecht, net als uw Kamer, aan alle wettelijke en grondrechtelijke waarborgen rond de privacy van personen, die mogelijk in het geding kunnen zijn bij de aanpak van (nationale) veiligheidskwesties. Dit betekent dat zonder expliciete toestemming van de betrokken persoon over wie de melding gaat geen (bijzondere) persoonsgegevens mogen worden geregistreerd. Persoonsgegevens verwerken en onderling uitwisselen is daardoor niet mogelijk, vandaar dat er wordt gewerkt met het anoniem registreren en gebundeld delen van meldingen. Over het onderling delen van informatie worden – in overleg en in overstemming met geldende regelgeving – werkbare afspraken gemaakt. Op die manier wordt gepoogd de balans te bewaken tussen de gewenste effectieve aanpak van OBI en de noodzaak de grondrechten van alle betrokken personen te beschermen.

Daarnaast vormt de concrete opvolging van OBI-meldingen een grote uitdaging. Een veel voorkomende vorm van ongewenste buitenlandse inmenging is die van manipulatie en intimidatie van personen in Nederland die deel uitmaken van diasporagemeenschappen. Vaak gebeurt dit heimelijk en indirect, onder de drempel van het strafrecht en niet of nauwelijks zichtbaar/aantoonbaar voor de Nederlandse autoriteiten. Zo worden bijvoorbeeld personen hinderlijk gevolgd, worden zij ongewenst gefotografeerd, ontvangen zij moeilijk te duiden telefoontjes, voelen zij zich geïntimideerd als ze worden aangesproken tijdens bijeenkomsten, of worden familieleden in het land van herkomst bedreigd. Dit maakt concrete opvolging van meldingen op casusniveau voor de Nederlandse overheid buitengewoon complex.

De centrale meldfunctie is dan ook primair bedoeld om een beter, completer beeld te krijgen van mogelijke vormen van ongewenste buitenlandse inmenging in Nederland, op fenomeenniveau. Het kabinet wil niet de verwachting wekken dat alle OBI-signalen direct kunnen worden opgevolgd of aangepakt. Realisme is in dit opzicht geboden.

De leden van de D66-fractie lezen dat OBI aangepakt wordt via drie sporen. Kan de Minister uiteenzetten hoe vaak en wanneer het diplomatieke spoor is ingezet? Tegen welke landen was dit?

11. Antwoord van het kabinet

Het diplomatieke spoor wordt door het kabinet consequent aangewend wanneer OBI is geconstateerd. De gehele diplomatieke escalatieladder staat tot de beschikking van het kabinet, welk middel er gekozen wordt hangt af van de ernst en omvang van de inmengingsactiviteit en van de inschatting welk middel het meest effectief werkt bij het betreffende land. Alle landen die zich schuldig maken aan OBI in Nederland worden daarop aangesproken. In het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren II wordt gesproken over inmenging in diaspora door een aantal landen, waaronder China, Rusland en Iran.

Kan de Minister tevens uiteenzetten hoe vaak en wanneer het strafrechtelijke spoor is ingezet?

12. Antwoord van het kabinet

Nee, deze aantallen kunnen niet worden gegeven. Wanneer er (mogelijk) sprake is van een strafbaar feit, kan er een strafrechtelijk onderzoek worden opgestart. In de systemen wordt dit geregistreerd op onder meer het type strafbare feit en de namen van de verdachten. Uit deze registratie kan dan niet opgemaakt worden of een buitenlandse actor betrokken is. Ook is OBI geen zelfstandig strafbaar feit waarop gezocht kan worden.

De leden van de D66-fractie hebben eerder vragen gesteld aan de Minister over de zorgwekkende signalen dat een Chinees politiebureau in Rotterdam nog steeds actief is. Deze leden zijn uiterst bezorgd over de impact die deze bureaus hebben gehad op de Chinese diaspora in Nederland. Hoe staat het met de aanpak van de Chinese politiebureaus? Zijn er stappen ondernomen via het strafrechtelijke spoor? Zijn er meer aanwijzingen dat er soortgelijke bureaus actief zijn in Nederland? Kan de Minister de gestelde schriftelijke vragen over het Chinese politiebureau in Rotterdam met spoed beantwoorden?2

13. Antwoord van het kabinet

Voor antwoorden op deze vragen, verwijzen wij uw Kamer naar de beantwoording van de genoemde schriftelijke vragen van het lid Sjoerdsma.

De leden van de D66-fractie delen de mening dat het van groot belang is om diasporagemeenschappen te ondersteunen om weerbaarder te worden tegen OBI. Welke stappen zijn er met diasporagemeenschappen ondernomen via het weerbaarheidsspoor?

14. Antwoord van het kabinet

Zoals al eerder in de beantwoording aangegeven, zal het in de regel moeilijk zijn om alle vormen van ongewenste buitenlandse inmenging tegen te gaan. Ook het vergroten van de weerbaarheid hiertegen vormt een uitdaging.

Het kabinet is in gesprek met de Alliantie tegen Buitenlandse Inmenging, een initiatief uit het maatschappelijk middenveld dat zich sterk maakt om OBI tegen te gaan. De alliantie bestaat uit een aantal belangenorganisaties met verschillende etnische achtergronden. Met hen is het kabinet in gesprek om de aanpak van OBI te versterken en OBI tegen te gaan.

Daarnaast blijft het kabinet regulier in gesprek met leden en vertegenwoordigers van diasporagemeenschappen over signalen van ongewenste buitenlandse inmenging. Recente gesprekken met vertegenwoordigers van de Iraans-Nederlandse gemeenschap zijn hiervan een goed voorbeeld.

Ook blijft het kabinet inzetten op het versterken van de veerkracht en weerbaarheid van gemeenschappen. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is regulier in gesprek met contactpersonen en vertegenwoordigers van gemeenschappen en maatschappelijke organisaties over samenlevings- en integratievraagstukken, waaronder ongewenste vormen van diasporabeleid.

Tenslotte zal het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op korte termijn een landen-neutraal onderzoek uitvoeren naar de wijze waarop diasporabeleid in Nederland wordt ervaren. Samen met de al lopende initiatieven rondom belemmeringen van een ongewenste tweede nationaliteit, vormen deze uitkomsten de basis voor het vergroten van bewustwording bij gemeenschappen over gewenste en ongewenste vormen van diasporabeleid.

Deze leden zien echter dat ook journalisten slachtoffer kunnen worden van intimidatie en inmenging uit het buitenland. OBI bij journalisten raakt niet alleen de veiligheid van deze mensen zelf, maar ook de persvrijheid in Nederland. Journalisten beschermen tegen OBI zou daarom een belangrijk onderdeel van het OBI-beleid moeten zijn. Hoe richt de geïntensiveerde OBI-aanpak zich op journalisten? Wordt OBI bij journalisten ook bijgehouden en geanalyseerd via het centrale meldpunt? Hoe wordt de drempel voor journalisten verlaagd om melding te doen? OBI kan diepe impact hebben op slachtoffers en hun gevoel van veiligheid in Nederland. De leden van de D66-fractie zijn daarom van mening dat naast detectie en preventie, ook slachtofferhulp onderdeel moet zijn van de OBI-aanpak, zowel voor leden van diasporagemeenschappen als voor ambtenaren, journalisten en andere slachtoffers. Op welke manier is slachtofferhulp onderdeel van de OBI-aanpak?

15. Antwoord van het kabinet

Journalisten dienen vrij te zijn hun werkzaamheden in Nederland te verrichten in het kader van de persvrijheid en dienen te allen tijde te worden beschermd tegen alle mogelijke vormen van ongewenste buitenlandse inmenging. Journalisten die worden bedreigd of geïntimideerd door andere overheden, kunnen hiervan melding of aangifte doen bij de politie. Voorts werd op 20 april jl. een motie (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2643) ingediend tijdens het 2-minutendebat (Handelingen II 2022/23, nr. 77, item 15) na het Commissiedebat RBZ (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2659), die oproept een breed onderzoek te doen naar Chinese intimidatie van en inmenging in Nederlandse media. De betrokken ministeries zien de mogelijke toegevoegde waarde van een dergelijk onderzoek, uit te voeren door een externe partner. Het verdient aanbeveling om de reikwijdte van dit onderzoek enigszins te verbreden van enkel Nederlandse media naar het medialandschap in Nederland om nog beter aan te sluiten bij bestaande beleidstrajecten.

De leden van de D66-fractie zien dat OBI vaak een probleem is dat zich niet beperkt tot Nederland, maar dat ook in andere Europese landen op dezelfde manier kan spelen. Welke OBI-maatregelen zijn er op Europees niveau? Voor welke OBI-maatregelen in Europees verband zet het kabinet zich in? Gaat het kabinet zich ervoor inzetten om geïntegreerde informatiedeling en analyse ook in Europees verband meer mogelijk te maken?

16. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt het inzicht van de D66-fractie dat OBI zich niet beperkt tot Nederland en in andere Europese landen op dezelfde manier kan spelen. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in EU-verband meermaals opgeroepen om coherent samen op te trekken tegen OBI, door betere informatie-uitwisseling en waar mogelijk gezamenlijke respons. Hiervoor zal het kabinet zich de komende periode blijven inzetten. Dat gezegd hebbende is nationale veiligheid geen EU-competentie, waardoor de samenwerking tussen EU-landen zich baseert op onderlinge afspraken, niet op regelgeving.

De leden van de D66-fractie steunen het voornemen om een communicatiecampagne te starten om het melden van OBI onder de aandacht te brengen. Wanneer zal deze campagne van start gaan?

17. Antwoord van het kabinet

Het streven is om de communicatie-aanpak nog voor het einde van het jaar van start te laten gaan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie danken het kabinet voor de brief over de geïntensiveerde aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging. De leden hebben kort enkele vragen en opmerkingen over de brief.

De trends en ontwikkelingen op het gebied van ongewenste buitenlandse inmenging (OBI) zijn allesbehalve positief. Het is daarom noodzakelijk om de aanpak van OBI te intensiveren. De laatste tijd is er veel aandacht geweest in de verslagen en rapportages van onze inlichtingendiensten voor beïnvloedings- en inmengingsactiviteiten van derde landen. De leden van de PVV-fractie kunnen zich zo voorstellen dat de strijd tegen OBI steeds meer beslag gaat leggen op de capaciteiten van deze diensten. Klopt dat? Zo ja, kan het kabinet aangeven hoe hiermee wordt omgegaan? Wordt er extra capaciteit gecreëerd bij onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten om met deze toenemende werklast om te gaan? Worden er in het kader van de geïntensiveerde aanpak van OBI en het op te richten OBI-meldpunt extra investeringen gedaan in de diensten? Zo ja, welke?

18. Antwoord van het kabinet

De politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten voeren hun wettelijke taken uit en in het verlengde hiervan dragen zij bij aan het tegengaan en voorkomen van ongewenste buitenlandse inmenging. In overleg met ministeries wordt periodiek overeengekomen welke onderzoeken de inlichtingen- en veiligheidsdiensten uitvoeren.

Het kabinet geeft aan dat de aanpak tegen OBI bestaat uit drie sporen. Het diplomatieke spoor is er één van. In een aantal gevallen is er de laatste jaren diplomatiek opgetreden en gebruik gemaakt van dit spoor. Een nieuw en periodiek fenomeenbeeld kan het kabinet extra aanleiding geven om diplomatiek in actie te komen, zo staat in de brief. Maar wat kunnen we van die extra diplomatieke actie verwachten terugkijkend naar het verleden, zo vragen de leden van de PVV-fractie. Deze leden vragen in hoeverre het diplomatieke spoor tot op heden van nut is geweest om OBI te voorkomen of te frustreren. Welke concrete diplomatieke acties zijn er de laatste jaren geweest in de richting van statelijke actoren? En welke concrete resultaten zijn daarbij geboekt? Kan het kabinet daarvan een overzicht geven?

19. Antwoord van het kabinet

Het diplomatieke spoor wordt door het kabinet consequent aangewend wanneer OBI is geconstateerd. De gehele diplomatieke escalatieladder staat tot de beschikking van het kabinet, welk middel er gekozen wordt hangt af van de ernst en omvang van de inmengingsactiviteit en van de inschatting welk middel het meest effectief werkt bij het betreffende land. Daarnaast heeft het kabinet de campagne-activiteiten van buitenlandse overheidsfunctionarissen in Nederland aan banden gelegd, door een meldplicht in te voeren en campagne-activiteiten door overheidsfunctionarissen uit derde landen binnen drie maanden voorafgaand aan verkiezingen niet toe te staan. De ruimte voor statelijke actoren om OBI-activiteiten in Nederland te ontplooien wordt daarmee ingeperkt.

OBI vormt een bedreiging voor de democratische processen in Nederland, zo lezen de leden van de PVV-fractie. Derde landen kunnen beleidsmedewerkers of politieke ambtsdragers benaderen om zo bepaalde gunsten af te dwingen. Daar maakt het kabinet melding van in de brief. Kan het kabinet aangeven welke statelijk actoren daar voornamelijk op uit zijn? Naar welke gunsten vissen deze actoren bij beleidsmedewerkers en politieke ambtsdragers? Hoe wordt bij deze beroepsgroep aan bewustwording van OBI gewerkt?

20. Antwoord van het kabinet

Sommige statelijke actoren zetten zogenoemde fêterende middelen in om personen voor zich in te winnen, zoals gunsten, cadeaus of financiële middelen. Dit kunnen personen zijn binnen diasporagemeenschappen in Nederland, maar ook beleidsmedewerkers of politieke ambtsdragers. De statelijke actoren die deze middelen inzetten, verschillen per casus. Er is niet één duidelijk actor die er in dit opzicht uitspringt. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de NCTV werken gezamenlijk aan het verhogen van de bewustwording rond dit onderwerp bij de genoemde doelgroepen. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van reeds lopende bewustwordingstrajecten om het veiligheidsbewustzijn bij beleidsmedewerkers en politieke ambtsdragers te vergroten, zoals briefings die door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden verzorgd binnen gemeenten op het gebied van (nationale) veiligheid, maar ook presentaties aan politieke ambtsdragers op lokaal niveau, waarbij uiteenlopende veiligheidsonderwerpen aan bod komen. OBI wordt daar dan logischerwijs in meegenomen.

De leden van de PVV-fractie waarschuwen het kabinet voor de negatieve gevolgen van de massa-immigratie. Ook dit jaar komen naar verwachting recordaantallen asielzoekers naar Nederland toe. Als gevolg daarvan zullen de diasporagemeenschappen logischerwijs flink groeien. Volgens de leden van de PVV-fractie ontstaat er zo een sneeuwbaleffect met steeds meer OBI en andere problemen tot gevolg. Ziet het kabinet dit ook zo? Erkent het kabinet het causale verband tussen de massale immigratie van personen uit onvrije landen en de (toenemende) OBI? Zo nee, waarom niet?

21. Antwoord van het kabinet

Het valt niet uit te sluiten dat recente migranten en asielzoekers slachtoffer kunnen worden van ongewenste buitenlandse inmenging. Zodra dit het geval blijkt, zal het kabinet niet aarzelen hier tegen op te treden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over geïntensiveerde aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging (OBI). Zij stellen zeer op prijs hoe er samen met leden van de diaspora is gekeken naar een aanpak van de OBI-problematiek. Zij hebben hier nog enkele opmerkingen en vragen bij.

De leden van de PvdA-fractie verwelkomen de geïntensiveerde aanpak van OBI en het feit dat zowel het sociaal domein als het veiligheidsdomein aangesloten zijn bij deze aanpak. Deze leden merken op dat uit de brief niet duidelijk wordt wat nu de landelijke coördinatie is op OBI. Zijn de Ministers voornemens de aanpak nationaal te coördineren? Zo ja, op welke manier en door wie?

22. Antwoord van het kabinet

Sinds 2018 hanteert het kabinet een nationale aanpak tegen OBI, waarover uw Kamer meermaals is geïnformeerd. Deze aanpak bestaat uit drie sporen, te weten het diplomatieke spoor, het weerbaarheidsspoor en het bestuurlijk/strafrechtelijke spoor. Deze integrale OBI-aanpak wordt voortdurend bezien op effectiviteit en actualiteit. Hiertoe is in 2018 de zogenoemde OBI-tafel opgericht, onder coördinatie van de NCTV. Dit is een periodiek, interdepartementaal overleg waarbij de ministeries van BZ, BZK, Defensie, JenV en SZW zijn aangesloten, alsmede de nationale politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

De leden van de PvdA-fractie verwelkomen de ontwikkeling van een centraal OBI-meldpunt waarvoor verschillende departementen nauw met elkaar samenwerken. De brief meldt terecht dat er moet worden gekeken naar het wegnemen van drempels die worden ervaren bij het doen van OBI-meldingen door bijvoorbeeld eerdere ervaringen van personen met autoriteiten en meldingen die zij in het verleden al hebben gemaakt. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat, om het meldpunt zo effectief mogelijk te maken, er met name voor gezorgd moet worden dat de band tussen diaspora en overheid wordt versterkt, zodat het vertrouwen van de mensen die te maken krijgen met OBI wordt gewonnen en zij daadwerkelijk gebruik maken van het meldpunt. Een belangrijke stap hierin is dat verschillende overheidsinstanties aangesloten zijn bij de OBI-aanpak. De leden van PvdA-fractie vragen wat nu precies de mogelijkheden zijn voor de melder en waar mensen terecht kunnen.

23. Antwoord van het kabinet

Zoals in bovenstaande antwoord reeds vermeld zijn diverse partijen aangesloten bij de nationale aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging. Op deze manier worden interne en externe veiligheid met elkaar verbonden, zowel op beleidsmatig als operationeel niveau, en worden het sociale domein en het veiligheidsdomein met elkaar gekoppeld. Door verschillende ingangen binnen de Rijksoverheid te bieden aan personen die melding van OBI-activiteiten willen doen, wil het kabinet de drempel voor burgers zo laag mogelijk houden om hun verhaal te doen. Deze mensen kunnen terecht bij organisaties binnen zowel het veiligheidsdomein als het sociale domein. Parallel staat het kabinet in contact met vertegenwoordigers van gemeenschappen en met ervaringsdeskundigen over de beste manier waarop hun ervaringen rond OBI kunnen worden gebuikt ten behoeve van het periodieke fenomeenbeeld.

Voor een effectief meldpunt is het eveneens essentieel dat het gesprek met de gemeenschap gevoerd wordt, het maatschappelijk debat over dit probleem wordt gestimuleerd, bewustwording wordt gecreëerd en de gemeenschap weerbaar wordt gemaakt. Hier ligt wat de PvdA-fractie betreft ook een rol voor de overheid. Wat gaan de Ministers doen om het vertrouwen van de gemeenschap terug te winnen en het maatschappelijk debat op gang te brengen? Op welke manier wordt ingezet op de weerbaarheid van deze gemeenschap? Zien de Ministers kans om initiatieven van deze gemeenschap te ondersteunen in het kader van het meerjarenplan zelfbeschikking?

24. Antwoord van het kabinet

Het kabinet onderschrijft het belang van gesprekken met gemeenschappen, zeker wanneer (beleids)ontwikkelingen hen raken, en staat met vertegenwoordigers van gemeenschappen en ervaringsdeskundigen in contact over de beste manier om hun ervaringen rond OBI te gebruiken ten behoeve van het periodieke fenomeenbeeld. Ook is het kabinet, zoals eerder in de beantwoording aangegeven, in contact met de Alliantie tegen Buitenlandse Inmenging, een initiatief uit het maatschappelijk middenveld dat zich sterk maakt om OBI tegen te gaan.

Ook start het kabinet een communicatie-inzet om de weerbaarheid binnen gemeenschappen en decentrale overheden tegen mogelijke vormen van ongewenste buitenlandse inmenging te vergroten. Het kabinet vindt het van groot belang om Nederlandse burgers die doelwit kunnen zijn van ongewenste buitenlandse inmenging hier bewust van te maken en het doen van meldingen te stimuleren

Met betrekking tot het Meerjarenplan Zelfbeschikking, dat zich richt op het bevorderen van het recht op zelfbeschikking in alle gesloten gemeenschappen, wordt samen met maatschappelijke organisaties en gemeenschappen ingezet op bewustwording en mentaliteitsverandering binnen alle gesloten gemeenschappen, ook om handelingsperspectieven te bieden om eigen keuzes te kunnen maken over onder meer opleiding, werk en levenspartner. Voor het Meerjarenplan is in totaal € 1.350.000 beschikbaar voor de periode 2022–2025. Het plan krijgt invulling door gunning van diverse projecten in de komende periode. De invulling loopt langs de actielijnen waarover uw Kamer is geïnformeerd op 4 november 20223.

Ook zal het kabinet blijven inzetten op het versterken van de veerkracht en weerbaarheid van gemeenschappen. Om diverse redenen kunnen zij belemmeringen in het Nederlanderschap ervaren, bijvoorbeeld als het gaat om ongewenste vormen van diasporabeleid. Daartoe zal het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op korte termijn een landen-neutraal onderzoek naar ervaren diasporabeleid in Nederland laten uitvoeren. Samen met de al lopende initiatieven rondom belemmeringen van een ongewenste tweede nationaliteit, worden de opgehaalde inzichten benut om bewustwording te vergroten bij onder andere diasporagemeenschappen over gewenste en ongewenste vormen van diasporabeleid.

Het kabinet geeft verder in de brief aan dat voor sommige melders het maken van een melding of het doen van aangifte als een te groot risico wordt gezien en dat melders bang zijn voor mogelijke consequenties voor het maken van meldingen. In de brief wordt aangegeven dat dit personen er niet van mag weerhouden melding te maken en dat dit geluid door zal klinken in gesprekken met vertegenwoordigers van de gemeenschappen. De leden van de PvdA-fractie vragen wat het kabinet eraan doet om de genoemde risico’s, indien mogelijk, weg te nemen, of de melder hierin te adviseren of te ondersteunen.

25. Antwoord van het kabinet

Het kabinet staat,zoals eerder in de beantwoording aangegeven, in contact met vertegenwoordigers van gemeenschappen en met ervaringsdeskundigen, over de manieren waarop hun ervaringen rond OBI kunnen worden gebruikt ten behoeve van het periodieke fenomeenbeeld. Daarbij komen ook onderwerpen aan bod als het verlagen van de drempel om melding of aangifte te doen. Daarnaast start het kabinet een communicatie-inzet, om de weerbaarheid rond ongewenste buitenlandse inmenging te vergroten en het doen van melding in geval van ongewenste buitenlandse inmenging bij potentiële doelwitten en doelgroepen onder de aandacht te brengen. Daarbij zal ook worden benadrukt dat eventuele elders ervaren drempels om met een OBI-melding naar de politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten te stappen, in Nederland niet te hoeven gelden.

Deze leden lezen met interesse over de uitbreiding van de strafbaarheid van spionageactiviteiten. Spionage is een belangrijk deel van OBI en komt zowel digitaal als fysiek voor. Uit ervaring en eerder gemaakte meldingen kunnen we opmaken dat er soms contexten zijn die extra gevoelig zijn voor OBI in de openbare ruimte, zoals bijvoorbeeld tijdens een demonstratie. Hier worden bijvoorbeeld personen bespioneerd en wordt er door entiteiten bijgehouden wie er meedoet aan door hen ongewenste protesten. Op welke manier wordt er ingezet op bescherming van personen of monitoring van dit soort gevoelige contexten in de openbare ruimte? Kan het wetsvoorstel voor de uitbreiding van de strafbaarheid van spionageactiviteiten hier een rol in spelen?

26. Antwoord van het kabinet

Het is voor het kabinet onacceptabel dat er in opdracht van statelijke actoren personen bespioneerd worden. Tevens is het onacceptabel dat andere entiteiten bijhouden wie er meedoet aan voor hen ongewenste protesten. Het kabinet stelt vast dat alle personen in Nederland het recht hebben om deel te nemen aan demonstraties. Het wetsvoorstel voor de uitbreiding van de strafbaarheid van spionageactiviteiten beoogt de mogelijkheden om tot strafrechtelijke handhaving over te gaan te verruimen, indien aan de elementen van strafbaarstelling wordt voldaan. De voorgestelde strafbaarstelling biedt (meer) mogelijkheden om personen die bijvoorbeeld anderen de mond proberen te snoeren of te intimideren of die gevoelige informatie over anderen (bijvoorbeeld over politieke of religieuze voorkeuren, over deelnemers aan demonstraties of over familiebanden) verstrekken aan buitenlandse mogendheden strafrechtelijk te vervolgen.

Zoals wordt aangegeven in de brief kan er vanuit ambassades ook sprake zijn van ongewenst gedrag, zoals spionage of intimidatie. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe hiermee wordt omgegaan, welke diplomatieke middelen kunnen worden ingezet en of er sprake is van een escalatieladder met stappen die gezet kunnen worden als er meldingen binnenkomen over ambassadepersoneel.

27. Antwoord van het kabinet

Het Verdrag van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer is van toepassing op de werkzaamheden van buitenlandse ambassades en ambassadepersoneel. Indien dit verdrag niet wordt nageleefd, dan kan Nederland de zendstaat daar op aanspreken en ertoe bewegen ambassadepersoneel dat zich niet aan de regels houdt zelf terug te halen. Als dit in een bepaalde situatie niet afdoende is, kan Nederland besluiten de betrokken ambassademedewerker(s) tot persona non grata te verklaren waardoor zij Nederland moeten verlaten, de ambassadeur te ontbieden of in uiterst geval persona non grata verklaren, of als laatste stap de diplomatieke betrekkingen op te zeggen. Van het uitzetten van diplomaten is in de afgelopen jaren meermaals sprake geweest, te weten in het geval van Iran en Rusland. Het persona non grata verklaren van een ambassadeur of het opzeggen van de diplomatieke betrekkingen is van een wezenlijk andere orde van grootte dan diplomaten uitzetten: het betekent dat er geen communicatiekanalen meer overblijven. De diplomatieke relatie over de hele breedte loopt daarmee gevaar. Het betreft de laatste trede in de diplomatieke escalatieladder, die slechts bij uitzondering wordt gezet.

In andere gevallen van OBI is het minder duidelijk wie er achter de intimidatie zit, aangezien veel schuldigen zich in het buitenland bevinden. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe er wordt opgetreden tegen dit soort vormen van intimidatie van buiten Nederland en hoe mensen toch zo veel mogelijk beschermd kunnen worden tegen intimidatie.

28. Antwoord van het kabinet

Binnen de driesporenaanpak is het diplomatieke spoor bedoeld om statelijk actoren aan te spreken op alle vormen van ongewenste inmengingsactiviteiten die zij ontplooien, ook als dit vormen van bedreiging of manipulatie buiten Nederland betreft. Het Nederlandse strafrecht leent zich niet voor het tegengaan van dergelijke vormen van bedreiging of intimidatie.

Behalve ambassades zijn er ook andere «epicentra» van OBI, zoals bijvoorbeeld de Chinese politiebureaus, zo constateren de leden van de PvdA-fractie. Worden culturele centra die door buitenlandse overheden worden gefinancierd, in de regel gemonitord? Op welke manier wordt er preventief opgetreden tegen dit soort buitenlandse bureaus, die (mede) als doel hebben om de veiligheid van Nederlandse burgers in te perken?

29. Antwoord van het kabinet

Het concept van een cultureel centrum is gebruikelijk en komt veel voor. Er zijn verschillende landen met culturele centra in Nederland (zoals het Goethe instituut, Institut Français, Polish Culture Institute). Ook Nederland heeft culturele centra in het buitenland zoals het Erasmushuis in Indonesië. Dit past binnen de werkzaamheden van een consulaat; namelijk het bevorderen van betrekkingen op o.a. cultureel gebied.

Indien er indicaties zijn dat een cultureel centrum van een derde land zich schuldig maakt aan OBI in Nederland, dan zal het kabinet daartegen optreden langs de lijnen van de OBI-aanpak.

In de brief van de Ministers wordt gesteld dat het «in de regel moeilijk zal zijn om alle vormen van OBI op casusniveau aan te pakken», zo constateren de leden van de PvdA-fractie. Kan de Minister aangeven wat hiermee wordt bedoeld en waardoor dit niet mogelijk is?

30. Antwoord van het kabinet

De concrete opvolging van OBI-meldingen vormt een uitdaging. Een veel voorkomende vorm van ongewenste buitenlandse inmenging is die van manipulatie en intimidatie van personen in Nederland die deel uitmaken van diasporagemeenschappen. Vaak gebeurt dit heimelijk en indirect, onder de drempel van het strafrecht en niet of nauwelijks zichtbaar/aantoonbaar voor de Nederlandse autoriteiten. Zo worden bijvoorbeeld personen hinderlijk gevolgd, worden zij ongewenst gefotografeerd, ontvangen zij moeilijk te duiden telefoontjes, voelen zij zich geïntimideerd als ze worden aangesproken tijdens bijeenkomsten, of worden familieleden in het land van herkomst bedreigd. Dit maakt concrete opvolging van meldingen op casusniveau voor de Nederlandse overheid buitengewoon complex.

De leden van de PvdA-fractie hebben vernomen dat de ING2-commissie van het Europees Parlement een rapport heeft uitgebracht over buitenlandse invloed en inmenging. Is het kabinet voornemens om te onderzoeken of onderdelen van dit rapport in de Nederlandse aanpak kunnen worden geïntegreerd?

31. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is bekend met het genoemde rapport van de ING2-commissie van het Europees Parlement over buitenlandse invloed en inmenging. Tevens laat het kabinet zelf geregeld onderzoek verrichten naar ongewenste buitenlandse inmenging in Nederland. Alle inzichten die deze onderzoeken opleveren worden gebundeld en meegenomen in de Nederlandse aanpak van OBI.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de aanpak ongewenste buitenlandse inmenging. Hier heeft zij nog een vraag over.

In de stukken valt te lezen dat er een nu een speciaal meldpunt komt voor ongewenste buitenlandse inmenging. Dit klinkt als een erg goed plan om zo buitenlandse inmenging in Nederland te onderscheppen. Nu is het natuurlijk zo dat mensen die zich inmengen in Nederland, er alles aan zullen doen om ervoor te zorgen dat Nederland niets merkt van deze inmenging. Het zou dus voor hen heel slim zijn als zij zich juist bij dit meldpunt gaan inmengen. Want door in deze organisatie in te mengen weten deze buitenlandse actoren precies waar zij onderschept worden. Ziet de Minister dit risico ook?

32. Antwoord van het kabinet

Het kabinet erkent dat dit risico bestaat. Het is in Nederland de taak van de politie en van de inlichtingen-en veiligheidsdiensten om dreigingen voor nationale veiligheid te signaleren en partners in staat te stellen te handelen. Indien nodig zal het kabinet adequaat handelen.

II Volledige agenda

– Brief van de Minister van de Buitenlandse Zaken en de Minister van Justitie & Veiligheid over de Geïntensiveerde aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging (Kamerstuk 30 821, nr. 180).


  1. Zie o.a. Kamerbrief «Ongewenste buitenlandse inmenging» d.d. 16 maart 2018 (Kamerstukken 30 821 en 26 643, nr. 42) en Kamerbrief «Aanpak statelijke dreigingen en aanbieding dreigingsbeeld statelijke actoren 2» d.d. 28 november 2022 (Kamerstuk 30 821, nr. 175).↩︎

  2. Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 3078.↩︎

  3. Kamerstukken 35 341 en 32 175, nr. 17.↩︎