[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Uitvoering moties en toezeggingen Wet open overheid (Woo)

Toepassing van de Wet open overheid

Brief regering

Nummer: 2023D32937, datum: 2023-07-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32802-73).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32802 -73 Toepassing van de Wet open overheid.

Onderdeel van zaak 2023Z13787:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

32 802 Toepassing van de Wet open overheid

Nr. 73 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juli 2023

Op 26 april 2022 en 8 juli 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voorbereiding op en de implementatie van de Wet open overheid (Woo).1 Met deze brief informeer ik uw Kamer opnieuw over de voortgang van de implementatie van deze wet, iets meer dan een jaar na inwerkingtreding. Sinds de inwerkingtreding van de Woo zijn belangrijke stappen gezet richting een opener overheid. Zo zijn alle bestuursorganen aan de slag gegaan met de implementatie van de Woo, worden sinds 20 september 2022 alle beslisnota’s bij Kamerstukken actief openbaar gemaakt2, is het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) ingesteld en worden verschillende maatregelen genomen rond het bewaren en beheren van chatberichten.3

Een jaar na inwerkingtreding van de Woo moet ik helaas constateren dat ondanks alle gepleegde inspanningen de uitvoering van de nieuwe wet onder druk staat.

Openbaarheid is een blijvende opgave voor bestuursorganen en er moeten nog belangrijke stappen worden gezet, zoals in de tijdige beantwoording van informatieverzoeken en in de verbetering van de informatiehuishouding. In deze Kamerbrief zal ik een toelichting geven op de voortgang en uitvoering van de openstaande toezeggingen en aangenomen moties rondom (de Wet) open overheid, beginnend met uw Kamer te informeren over de Woo-invoeringstoets.

Deze brief wordt gelijktijdig aangeboden aan de Eerste Kamer.

De Woo-invoeringstoets

De uitvoering van de Wet open overheid (Woo) gaat nog niet goed. Een jaar na inwerkingtreding van de Woo blijkt dat de uitvoering van deze nieuwe wet op onderdelen knelt. Zo wordt, ondanks inspanningen, aanzienlijke kosten en forse personele inzet, een groot deel van de informatieverzoeken bij de Rijksoverheid op dit moment buiten de wettelijke termijn afgehandeld.4 Dit is een onwenselijke situatie, verzoekers moeten te lang wachten op overheidsinformatie en bestuursorganen kunnen ondanks de hoge kosten en personele inzet toch niet voldoen aan de wet. Om deze reden heb ik uw Kamer toegezegd dit jaar een invoeringstoets op de Woo te laten uitvoeren. Met deze Woo-invoeringstoets moet specifieker in kaart worden gebracht op welke punten het openbaarheidsbeleid in Nederland precies vastloopt en welke aanvullende maatregelen moeten worden genomen om dit te verbeteren.

Een invoeringstoets is een nieuw evaluatie-instrument ten behoeve van kwaliteitsverbetering rondom nieuwe regelgeving. Een dergelijke evaluatietoets kan een jaar na inwerkingtreding van een nieuwe wet worden benut om te kunnen inspelen op signalen van burgers, organisaties en bedrijven over de werking van de nieuwe wet in de praktijk en om knelpunten uit de uitvoeringspraktijk in beeld te brengen. In de brief van de Minister voor Rechtsbescherming van 21 april 2022 wordt dit nieuwe instrument nader toegelicht.5

In de Woo-invoeringstoets wordt een inventarisatiestudie gedaan naar knelpunten die door gebruikers en uitvoerders van de Woo worden ervaren, alsmede best practices. Naast een dergelijke inventarisatiestudie zal het rapport concrete aanbevelingen bevatten voor de geconstateerde knelpunten van de Woo, aan de hand van de feitelijke inventarisatie naar knelpunten en best practices. Tevens zullen de onderzoekers gebruik maken van de inzichten uit het rechtsvergelijkend onderzoek naar openbaarheidswetgeving van de Universiteit Leiden. De invoeringstoets wordt uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau.6 Ook wordt voor de invoeringstoets een begeleidingscommissie ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van zowel gebruikers als van bestuursorganen. Zowel bij het uitvoeren van het onderzoek als bij het inrichten van de begeleidingscommissie wordt zorggedragen dat recht wordt gedaan aan verschillende perspectieven en ervaringen. De onderzoeksopdracht is als bijlage toegevoegd aan deze brief (bijlage 1).7

De rapportage over de invoeringstoets wordt in het najaar verwacht. Dit rapport zal na oplevering met uw Kamer worden gedeeld. Na oplevering zullen het ACOI en de regeringscommissaris Informatiehuishouding worden gevraagd om te reflecteren op de uitkomsten van de invoeringstoets en te komen met een advies. Het rapport zal als input dienen voor verdere maatregelen om het Nederlandse openbaarheidsstelsel voor gebruikers en uitvoerders te verbeteren.

Reflectie op het rechtsvergelijkend onderzoek

In het rechtsvergelijkend onderzoek naar openbaarheidswetgeving van de Universiteit Leiden worden verschillende overwegingen gegeven voor het Nederlandse openbaarheidsstelsel, voortkomend uit vergelijkingen met de wettelijke stelsels van andere Europese landen.8 Het rechtsvergelijkend onderzoek naar openbaarheidswetgeving laat zien dat andere landen op een aantal belangrijke onderdelen andere keuzes hebben gemaakt. Het gaat hierbij onder andere om het (beperktere) documentbegrip en het begrenzen van de omvang van informatieverzoeken. Hieronder zal een eerste reflectie gegeven worden op deze aspecten uit het onderzoek, conform eerdere toezegging in de aanbiedingsbrief bij oplevering van het rapport in oktober 2022.9 Zoals hiervoor is vermeld, wordt het rechtsvergelijkend onderzoek betrokken bij de concrete aanbevelingen ter verbetering van de knelpunten van de Woo in de eerdergenoemde Woo-invoeringstoets. Hierdoor zal duidelijker worden welke internationale voorbeelden het beste zijn om het Nederlandse stelsel te verbeteren.

Het documentbegrip: welke documenten vallen onder het recht op informatie?

Uit het onderzoeksrapport blijkt dat het recht op publieke informatie in de Nederlandse openbaarheidswetgeving breed gedefinieerd is. In beginsel kan onder het wettelijk kader van de Woo alle soorten en aantallen documenten opgevraagd worden, waaronder chatberichten en e-mails. In andere Europese landen wordt dit nader begrensd. Zo heeft een aantal landen, bijvoorbeeld Zweden, in haar wetgeving bepalingen opgenomen waarmee het recht op toegang tot informatie is beperkt tot «officiële documenten» of «voltooide documenten». Dit betekent dat bepaalde soorten documenten, bijvoorbeeld interne e-mails en chatberichten, niet opgevraagd kunnen worden in het kader van een informatieverzoek. In vergelijking met andere landen is er in Nederland dus veel opvraagbaar.

Openbaarmaking op verzoek en begrenzingen van de omvang van verzoeken

Als stelselverantwoordelijk Minister voor het openbaarheidsbeleid vind ik dat informatieverzoeken vanuit het belang van openbaarheid sneller afgehandeld moeten worden. Alleen zo kunnen burgers en journalisten tijdig informatie ontvangen. Uit het rechtsvergelijkend onderzoek komt het algemene beeld naar voren dat in de meeste landen een beslistermijn van vier weken wordt gehanteerd. Met uitzondering van Frankrijk hebben de onderzochte landen geen problemen met het halen van de beslistermijn van informatieverzoeken. Belangrijk om hierbij op te merken is dat verschillende stelsels moeilijk met elkaar te vergelijken zijn als het gaat om beslistermijnen zonder de context erbij te betrekken. Het eerdergenoemde documentbegrip speelt hierbij een belangrijke rol. Daarnaast blijkt uit het rechtsvergelijkend onderzoek niet wat de gemiddelde omvang is van het aantal verstrekte documenten. Relevant hierbij is dat verschillende van de onderzochte landen regelingen hebben die de omvang van informatieverzoeken begrenst. In het Verenigd Koninkrijk wordt bijvoorbeeld een maximale duur van 24 werkuren gehanteerd voor het vinden en bij elkaar zetten van de gevraagde informatie. In Estland en Denemarken kunnen verzoeken worden afgewezen als het een grote hoeveelheid informatie omvat. Doordat deze bepalingen er in beginsel voor zorgen dat informatieverzoeken in die landen minder omvangrijk zijn, is de zoekslag minder groot en kan informatie sneller openbaar worden gemaakt.

Deze en andere inzichten uit het rechtsvergelijkend onderzoek zullen, zoals aangegeven, benut worden voor de concrete aanbevelingen bij de invoeringstoets.

Digitaal werkbezoek aan Noorwegen

Op 9 mei jl. heeft een digitaal werkbezoek over open overheid aan Noorwegen plaatsgevonden. Een rapportage van dit werkbezoek is als bijlage toegevoegd aan deze brief (bijlage 2). Eerder zijn vier werkbezoeken afgelegd aan Denemarken (fysiek), Finland, Estland en Letland (alle digitaal).10 Doel van deze werkbezoeken was om inspiratie op te doen en kennis en ervaringen uit te wisselen. Uit dit werkbezoek bleek dat de termijn om een informatieverzoek af te handelen in Noorwegen gemiddeld 3 dagen is, en dat Noorwegen rondom het documentbegrip en de begrenzing van de omvang van verzoeken andere keuzes heeft gemaakt. Noorwegen hanteert, in tegenstelling tot Nederland, een documentenstelsel waarbij alleen concreet omschreven documenten kunnen worden opgevraagd. Documenten voor intern gebruik en interne correspondentie vallen onder wettelijke (relatieve) uitzonderingsgronden, waardoor die in de regel niet verstrekt worden. Het is uiteindelijk aan Noorse overheidsorganisaties zelf om te bepalen of zij dergelijke documenten openbaar maken. Daarnaast stelt Noorwegen grenzen aan de werklast van verzoeken en kan het een verzoek afwijzen als het niet specifiek genoeg is of als de documenten moeilijk kunnen worden gevonden op hun elektronische documentenregister, genaamd eInsynn.11

Uitvoering aangenomen moties Wet open overheid

Op 29 maart jl. vond een tweeminutendebat plaats naar aanleiding van het commissiedebat Wet open overheid van 16 maart 2023. Tijdens het debat zijn vier moties ingediend en aangenomen door uw Kamer (d.d. 4 april 2023). Hierbij informeer ik uw Kamer over de uitvoering van deze moties.

Kamerstuk 32 802, nr. 62

Motie van het lid Leijten over de verantwoordelijkheid voor invoering van de Woo beleggen bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en toezeggingen over de gefaseerde inwerkingtreding van de actieve openbaarmaking en het aansluitplan.

In de motie van het lid Leijten (SP) wordt de regering verzocht om mijn ministerie verantwoordelijk te maken voor het formuleren van heldere en eenduidige definities over de verplichte openbaar te maken informatiecategorieën. Voorts vraagt de motie om de verdeling van de budgetten ten behoeve van de verbetering van de informatiehuishouding over de ministeries.

Een belangrijk onderdeel van de Woo is de verplichting tot actieve openbaarmaking van zeventien informatiecategorieën (zie bijlage 3) door alle bestuursorganen.12 Deze verplichting is nu nog niet van kracht, maar treedt gefaseerd in werking (per informatiecategorie) omdat organisaties tijd nodig hebben de openbaarmaking van de verschillende categorieën voor te bereiden en in te richten. In mijn brief van 8 juli 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de implementatiestrategie die bij deze gefaseerde invoering wordt gehanteerd.13 Vanuit mijn coördinerende rol worden interbestuurlijke werkgroepen ingericht die de definities van de zeventien informatiecategorieën zullen concretiseren. De eerste vier werkgroepen zijn reeds gestart en tussenresultaten van deze werkgroepen zijn beschikbaar gesteld voor een informele consulatie.14

De Woo schrijft voor dat actieve openbaarmaking plaatsvindt door middel van een digitale infrastructuur die door de Minister van BZK in stand wordt gehouden. Het doel daarvan is om alle informatie die bestuursorganen onder de Woo actief openbaar moeten maken, op één plek voor iedereen vindbaar en doorzoekbaar te maken. Op advies van AcICT heb ik gekozen voor een eenvoudige infrastructuur, die relatief snel te realiseren is, zodat de Woo sneller volledig in werking kan treden. Ik heb uw Kamer daarover in mijn brief van 23 december 2022 ingelicht.15

Deze eenvoudige technische oplossing heeft de vorm van een verwijsindex (de «Woo-index») met zoekfunctie. De Woo-index verwijst naar de informatie die door bestuursorganen op internet is gepubliceerd. De zoekfunctie maakt deze informatie doorzoekbaar. De Woo-index is – nog zonder ondersteunende zoekfunctie – sinds 19 juni jl. operationeel. Na de zomer zal de zoekfunctie worden toegevoegd. Over de Woo-index en de implementatiestrategie is een brief (d.d. 8 juni 2023)16 uitgegaan naar ruim 900 organisaties die onder de Woo vallen, waaronder ook uw Kamer, met daarin de oproep om aan te sluiten, met een begeleidende instructie.

Om hun informatie actief openbaar te maken via de Woo-index, hoeven bestuursorganen per informatiecategorie uitsluitend de internetlocatie in de Woo-index te registreren waar zij hun informatie in die categorie hebben gepubliceerd. Er is geen sprake van het aanleveren van documenten, alleen van het aanleveren van publicatielocaties. Deze technische oplossing maakt een specifiek aansluitplan overbodig: iedere organisatie die informatie in de Woo-categorieën publiceert, kan deze informatie direct eenvoudig vindbaar en straks ook doorzoekbaar maken via de Woo-index.

Met de Woo-index en zoekfunctie kan al op korte termijn de reeds openbaar gemaakte informatie van bestuursorganen vanaf één plek voor de burger ontsloten worden. De Woo-index en de zoekfunctie kunnen vervolgens –  indien dat nodig blijkt op basis van praktijkervaringen en gebruikersonderzoek – verder worden doorontwikkeld. Tijdens het vullen van de Woo-index met de zeventien categorieën is deze al publiekelijk toegankelijk.17 Zodra de zoekfunctie operationeel is en de vulling substantiëler, zal ook toegang vanaf de voorpagina van overheid.nl geboden worden.

Voor wat betreft de verdeling van de budgetten heb ik tijdens het tweeminutendebat aangegeven dat deze al over de verschillende ministeries zijn verdeeld. Wel heb ik toegezegd dat uw Kamer jaarlijks geïnformeerd zal worden over hoe het gaat met de verbetering van de informatiehuishouding. Gezamenlijk met de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering informeer ik uw Kamer hierover met het Meerjarenplan Openbaarheid en Informatiehuishouding (MJP) en jaarlijks in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR).

Kamerstuk 32 802, nr. 63

Motie van het lid Leijten over voor de zomer met een haalbaar plan komen voor een beter gestructureerde en gecoördineerde invoering van de Woo

Tijdens het debat op 29 maart jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 67, item 8) is toegezegd dat aan deze motie van het lid Leijten (SP) invulling wordt gegeven met het Meerjarenplan Openbaarheid en Informatiehuishouding (MJP). Dit meerjarenplan komt voort uit artikel 6.2 van de Woo en gaat over de wijze waarop bestuursorganen hun digitale overheidsinformatie duurzaam toegankelijk maken. Momenteel werk ik, gezamenlijk met de Staatssecretaris Cultuur en Media (Archiefwet) en de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering (rijksbrede informatiehuishouding), aan het MJP voor de Rijksoverheid. Dit MJP zal gezamenlijk met de meerjarenplannen van de medeoverheden (gemeenten, provincies, waterschappen) aangeboden worden aan uw Kamer. Tijdens het commissiedebat Archivering van stukken door bewindspersonen onder de archiefwet en de Woo/Wob (d.d. 24 mei 2023) is toegezegd om deze meerjarenplannen voor Prinsjesdag aan uw Kamer aan te bieden.

Kamerstuk 32 802, nr. 64 (t.v.v. Kamerstuk 32 802, nr. 60)

Gewijzigde motie van het lid Omtzigt c.s. over het binnen acht maanden uitvoeren van de rechterlijke uitspraken op het verstrijken van termijnen en de Kamer op de hoogte stellen van niet-uitgevoerde uitspraken

In september 2022 heb ik uw Kamer voor het eerst inzicht geboden in de rechterlijke uitspraken in primaire Wob-zaken waarbij ministeries een termijn is gezet om een besluit te nemen, die termijn vervolgens is overschreden en ministeries daardoor een dwangsom verschuldigd zijn (2019 t/m 2021).18 Ik vind het van belang om ook daar open en transparant over te zijn. In het kader hiervan hebben we in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR), die in mei 2023 aan uw Kamer is aangeboden, ook gerapporteerd over de afhandeling van informatieverzoeken.19 Dit wordt vanaf heden jaarlijks onderdeel van de rapportage.

Naar aanleiding van de aangenomen gewijzigde motie van het lid Omtzigt c.s. heb ik een nieuwe uitvraag bij de ministeries gedaan. Daarbij heb ik de ministeries verzocht om zowel een update ten opzichte van het vorige overzicht te geven als een aanvullend overzicht aan te leveren met de nieuwe rechterlijke uitspraken in primaire Wob/Woo-zaken waarbij een dwangsom is verbeurd (periode 1 januari 2022 tot 1 juni 2023). Deze overzichten zijn als bijlage 4 bijgevoegd bij deze brief. Uit de nieuwe gegevens die ik van de ministeries heb ontvangen blijkt dat 164 van de 180 verzoeken die op het vorige overzicht stonden vermeld inmiddels zijn afgehandeld. Voor wat betreft het overzicht met nieuwe rechterlijke uitspraken blijkt uit de gegevens die ik van de ministeries heb ontvangen dat 111 van de 155 verzoeken op dat overzicht zijn afgehandeld.

Vanaf heden zal ik driemaandelijks een bijgewerkt overzicht met uw Kamer delen. Het volgende overzicht zal bestaan uit alle uitspraken van bijlage 4 waarbij is aangegeven dat het verzoek nog niet is afgehandeld en alle nieuwe uitspraken bij primaire Woo-zaken waarbij een dwangsom is verbeurd. Daarnaast wordt in de motie verzocht om de Kamer binnen een half jaar een analyse te doen toekomen over de oorzaken van het stijgend aantal uitspraken in Woo-zaken waaraan niet wordt voldaan. In het kader hiervan wijs ik op de Woo-invoeringstoets waarin de knelpunten en best practices voor gebruikers en uitvoerders van de wet worden geïnventariseerd. Daarnaast is in bijlage 4 per rechterlijke uitspraak aangegeven waarom het ministeries niet is gelukt om aan de uitspraak te voldoen.

Tot slot wordt de regering in de motie verzocht om de rechterlijke uitspraken op het verstrijken van termijnen binnen acht maanden uit te voeren. Zoals ik ook heb aangegeven in mijn Kamerbrief van 4 april jl.20, onderschrijf ik de grondgedachte van de motie volledig. Bestuursorganen blijven echter zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de Woo en eventuele rechterlijke uitspraken. Ik heb dit verzoek overgebracht aan de andere ministeries.

Kamerstuk 32 802, nr. 65 (t.v.v. Kamerstuk 32 802, nr. 61)

Gewijzigde motie van het lid Bushoff c.s. over zorgen dat ACOI-adviezen zoveel mogelijk worden opgevolgd en het niet-opvolgen ervan melden aan de Kamer

In de gewijzigde motie van het lid Bushoff (PvdA) c.s. wordt verzocht om zorg te dragen dat de adviezen van het ACOI naar aanleiding van een bemiddelingszaak redelijkerwijs zoveel mogelijk worden opgevolgd en dat het niet-opvolgen ervan aan de Kamer moet worden gemeld, voorzien van een deugdelijke motivering. Ik onderschrijf dat de bemiddelings- en adviesfunctie van het ACOI een belangrijke bijdrage levert aan het openbaarmakingsstelsel van Nederland. Dat neemt niet weg dat het aan individuele bestuursorganen zelf is om te bepalen of een advies van het ACOI wel of niet wordt opgevolgd. Ik vertrouw erop dat bestuursorganen adviezen naar aanleiding van bemiddelingszaken zwaar wegen in hun besluitvorming.

Daarnaast wordt de regering verzocht om het niet-opvolgen van een advies te melden aan uw Kamer, voorzien van een deugdelijke motivering. Op dit moment is het al staande praktijk om uw Kamer te informeren bij Woo-verzoeken over onderwerpen waarvoor vanuit uw Kamer aandacht bestaat.21 Naar aanleiding van deze motie zal ik de huidige rijksbrede Woo-instructie op dit punt aanvullen door op te nemen dat uw Kamer tevens wordt geïnformeerd over Woo-besluiten of beslissingen op bezwaar waarbij het ACOI een inhoudelijk advies heeft uitgebracht. Daarbij zal worden opgenomen dat een bestuursorgaan in het besluit expliciet moet ingaan op het advies, inclusief een deugdelijke motivering bij het niet-opvolgen van een advies.

Toezegging inventarisatielijsten

Tijdens het commissiedebat van 24 mei 2023 heeft het lid Omtzigt vragen gesteld over de vindbaarheid van reeds openbare informatie en omschrijvingen van documenten op de inventarislijsten bij Woo-verzoeken. Het lid Omtzigt gaf aan dat op inventarislijsten van Woo-verzoeken vaak met een nummer naar al eerder openbaar gemaakte informatie wordt verwezen, maar dat dit nummer niet verduidelijkt waar die openbare informatie te vinden is. Naar aanleiding hiervan heb ik toegezegd hierop terug te komen.

In het kader van deze vraag wijs ik op de huidige rijksbrede Woo-instructie waarin een model-inventarislijst wordt voorgeschreven.22 In deze instructie staat expliciet opgenomen dat bij een reeds openbaar gemaakt document er verwezen wordt naar de vindplaats van deze informatie in de inventarislijst. Tot slot wordt in het standaardmodel van de Woo-instructie ook aangegeven hoe documenten omschreven zouden moeten worden in de inventarislijst. Uitgangspunt is dat ministeries aan de hand van dit standaardmodel hun inventarislijsten opstellen. Dit zal ik ook bij de andere ministeries onder de aandacht brengen in de daartoe bestemde ambtelijke gremia.

Commissiebrief inzake vindbaarheid Woo-besluiten (d.d. 3 februari 2023)

Tijdens de procedurevergadering van 2 februari 2023 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken mij verzocht om bij toekomstige correspondentie over de publicatie van Woo-besluiten niet enkel te verwijzen naar Rijksoverheid.nl, maar een specifiekere URL voor het betreffende Woo-besluit toe te voegen. Naar aanleiding van dit verzoek heb ik de werkwijze binnen mijn eigen ministerie al aangepast zodat voortaan een specifieke URL voor het betreffende Woo-besluit wordt opgenomen in de Kamerbrief waarmee u wordt geïnformeerd over de publicatie van een Woo-besluit. Daarnaast heb ik dit verzoek ook overgebracht aan de andere ministeries.

Tot slot

Het realiseren van een open overheid is een blijvende en dagelijkse opgave voor het gehele openbaar bestuur. Tegelijkertijd moeten we ook erkennen dat zaken in de uitvoering niet goed gaan. Met onder andere de voornoemde meerjarenplannen, de Woo-invoeringstoets en een rapportage over de Woo-pilots willen we de komende periode stappen zetten om dit verder te verbeteren. Het is hierbij van belang gezamenlijk op te trekken en hierover de dialoog te blijven voeren. Alleen op die manier kunnen we de gewenste maar ook werkende open overheid realiseren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot


  1. Kamerstuk 33 328, nrs. 42 en 43.↩︎

  2. Kamerstuk 28 362, nr. 59.↩︎

  3. Kamerstuk 32 802, nr. 67.↩︎

  4. Kamerstuk 31 490, nr. 328.↩︎

  5. Kamerstuk 35 510, nr. 96.↩︎

  6. SEO Economisch Onderzoek is het externe bureau dat de invoeringstoets uitvoert.↩︎

  7. De invoeringstoets richt zich op de wettelijke bepalingen van de Woo die in werking zijn getreden. Artikel 3.3b valt daarom buiten beschouwing van het onderzoek. Dit wetsartikel is in een laat stadium van het wetgevingsproces toegevoegd, waardoor eerst een uitvoeringstoets zal plaatsvinden.↩︎

  8. In het onderzoeksrapport «Openbaarmaking van overheidsinformatie: een rechtsvergelijkend onderzoek naar wetgeving in Zweden, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Slovenië en Estland» stond de volgende vraag centraal: «Hoe wordt in het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Frankrijk, Duitsland, Estland en Slovenië door middel van wetgeving geborgd dat op Rijksniveau overheidsinformatie openbaar wordt gemaakt en hoe wordt deze wetgeving in de praktijk uitgevoerd?».↩︎

  9. Kamerstuk 32 802, nr. 56.↩︎

  10. Rapportages van de werkbezoeken zijn beschikbaar via: https://open.overheid.nl/documenten/ronl-713b6f332668b97f4621b767b9bba256e00d9a30/pdf.↩︎

  11. Het Noorse elektronische documentenregister is beschikbaar via: https://einnsyn.no/.↩︎

  12. Ook de Eerste Kamer, Tweede Kamer, Raad van State (deels), Nationale ombudsman en ombudsmannen op decentraal niveau, Algemene Rekenkamer, de Raad voor de rechtspraak en het College van afgevaardigden vallen onder de Woo. Deze worden onder de Woo (en in deze brief) gelijk gesteld met een bestuursorgaan.↩︎

  13. Kamerstuk 33 328, nr. 43.↩︎

  14. Beschikbaar via: https://kia.pleio.nl/cms/view/43df44af-d6af-4fd0-8306-551cb98613a2/informatie-categorien-woo.↩︎

  15. Kamerstukken 26 643 en 33 328, nr. 958.↩︎

  16. Brief is beschikbaar via: https://www.open-overheid.nl/instrumenten-en-diensten/publicaties/2023/6/brief-bestuursorganen-woo-index/brief-bestuursorganen-woo-index.↩︎

  17. Vooralsnog is de Woo-index bereikbaar op https://organisaties.overheid.nl/woo.↩︎

  18. Kamerstuk 31 490, nr. 324.↩︎

  19. Kamerstuk 31 490, nr. 328.↩︎

  20. Kamerstuk 32 802, nr. 66.↩︎

  21. Paragraaf §5.3.4 in de rijksbrede instructie voor het behandelen van Woo-verzoeken. De «Woo-instructie» is beschikbaar via: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2022/04/01/rijksbrede-instructie-voor-het-behandelen-van-woo-verzoeken.↩︎

  22. Paragraaf §5.1.1 in de rijksbrede instructie voor het behandelen van Woo-verzoeken. De «Woo-instructie» is beschikbaar via: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2022/04/01/rijksbrede-instructie-voor-het-behandelen-van-woo-verzoeken.↩︎