Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 24, 25 juli en 28 juli 2023 (Kamerstuk 21501-30-580)
Raad voor Concurrentievermogen
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2023D33125, datum: 2023-07-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-30-581).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.J. Klink, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 30-581 Raad voor Concurrentievermogen.
Onderdeel van zaak 2023Z13845:
- Indiener: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- 2023-09-05 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-09-05 17:30: Extra procedurevergadering commissie Economische Zaken en Klimaat (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-09-11 10:00: Raad voor Concurrentievermogen / Interne Markt & Industrie (formeel) d.d. 25 september 2023 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-09-12 17:00: Procedurevergadering commissie voor Economische Zaken en Klimaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 581 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 juli 2023
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 14 juli 2023 inzake geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 24, 25 juli en 28 juli 2023 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 580), het EU-voorstel Mededeling Interne Markt (The Single Market at 30) COM (2023) 162 van 3 april 2023 (Kamerstuk 2023D13862), het EU-voorstel Mededeling Lange termijn strategie voor concurrentievermogen na 2030 COM (2023) 168 van 3 april 2023 (Kamerstuk 2023D13864), het fiche Mededeling 30 jaar interne markt van 21 april 2023 (Kamerstuk 22 112, nr. 3662), het fiche Richtlijn gemeenschappelijke regels voor stimuleren reparatie van 26 april 2023 (Kamerstuk 22 112, nr. 3672), de op 17 mei 2023 ontvangen antwoorden op vragen commissie over o.a. de Geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen van 22 en 23 mei 2023 (Kamerstuk 21 501–30, nr. 578), het fiche Verordeningen aanvullende beschermingscertificaten (ABC’s) van 26 mei 2023 (Kamerstuk 22 112, nr. 3693), het fiche Verordening inzake standaard essentiële octrooien van 2 juni 2023 (Kamerstuk 22 112, nr. 3700), het fiche Verordening dwanglicenties voor crisisbeheersing van 2 juni 2023 (Kamerstuk 22 112, nr. 3701), de brief Proportionaliteitsrichtlijn beroepskwalificaties van 9 juni 2023 (Kamerstuk 21 109, nr. 261) en het op 19 juni 2023 ontvangen Verslag Raad voor Concurrentievermogen 22 en 23 mei 2023 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 579).
De vragen en opmerkingen zijn op 18 juli 2023 aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 19 juli 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Klink
De adjunct-griffier van de commissie,
Meester-Schaap
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda voor de Informele Raad voor Concurrentievermogen en hebben hierover nog enkele vragen.
De rol van de consument in de groene transitie
1.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet de discussie over een verbod op dark patterns wil voeren bij de onderhandelingen over het Europese Unie (EU)-consumentenrecht. Deze leden snappen dat dit onderwerp wellicht niet past bij de groene transitie, maar zijn wel van mening dat hierover spoedig een fundamentele discussie op EU-niveau gevoerd moet worden. Zij vragen of het kabinet deze mening deelt.
Het kabinet is met uw Kamer van mening dat de discussie over (een verbod op) dark patterns op Europees niveau, samen met de Europese Commissie (hierna: Commissie) en andere lidstaten, gevoerd moet worden.
2.
De leden van de CDA-fractie maken uit de stukken op dat het nog niet zeker is of de Europese Commissie (hierna: Commissie) überhaupt met nieuwe maatregelen komt, maar slechts nog onderzoekt of dit nodig is. Deze leden vragen of het kabinet hier duidelijkheid over wil geven, en vragen ook naar de verwachte tijdslijn. Zij roepen het kabinet op om dit onderwerp zo spoedig mogelijk op EU-niveau te agenderen, mede gelet op het verzoek van de commissie voor Economische Zaken en Klimaat (EZK) om spoedig een debat te voeren over de Nederlandse consumentenagenda.
De Commissie onderzoekt momenteel of de huidige regels consumenten ook online voldoende beschermen («fitness check»)1. De Commissie heeft in dit kader een openbare internetconsultatie gehouden en heeft een samenvatting van de resultaten gepubliceerd2. De verwachting is dat de uitkomsten van de fitness check in het tweede kwartaal van 2024 worden gepubliceerd.
Zoals aangekondigd in de Consumentenagenda3 heb ik een aantal thema’s onder de aandacht gebracht bij de Commissie, waaronder dark patterns.
3.
Zij vragen tot slot of het kabinet alvast zijn standpunt wil delen over een verbod op dark patterns.
Dark patterns zijn manipulatieve of misleidende technieken die consumenten ertoe aan kunnen zetten om keuzes te maken die niet in hun belang zijn. Consumenten misleiden is reeds wettelijk verboden op basis van bestaande regels voor oneerlijke handelspraktijken.
De ontwikkelingen in de digitale economie gaan snel. Een hoog niveau van consumentenbescherming kan hierdoor onder druk komen te staan. Het kabinet vindt het daarom belangrijk dat consumentenwetgeving voldoende flexibel is om hier snel op te kunnen reageren. Dit heb ik ook bij de Europese Commissie onder de aandacht gebracht.
Open Strategische Autonomie als fundament van de EU: een kans voor versterking industrie en hernieuwd momentum voor de interne markt
De leden van de CDA-fractie constateren dat het kabinet hernieuwd momentum ziet voor versterking van de interne markt en daarvoor een aantal voorstellen doet, zoals een jaarlijkse cyclus met beleidsvoorstellen en het opstellen van langetermijnstrategieën voor de verschillende strategische waardeketens, samen met de sector. Deze leden steunen deze voorstellen van het kabinet en hebben hierover nog enkele verduidelijkende vragen.
4.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de jaarlijkse cyclus eruit zou moeten zien, welke andere Raadsformaties hierbij betrokken moeten zijn en wat de rol van de Europese Commissie hierin is.
Zoals het kabinet vorig jaar heeft geschetst in de Kamerbrief over de interne-marktactieagenda4 zet het kabinet in op een jaarlijkse cyclus. Daarin presenteert de Europese Commissie aan het begin van elk jaar één compleet en bruikbaar overzicht van de stand van de interne markt. Dat ontbreekt momenteel. Op basis van één compleet overzicht van het functioneren van de interne markt en concrete aanbevelingen voor vervolgacties kan de Raad voor Concurrentievermogen prioriteiten bepalen. Daarmee gaan de Europese Commissie en EU-landen vervolgens aan de slag, onder meer via de Europese Taskforce Interne-markthandhaving (SMET).
De interne markt raakt aan veel verschillende beleidsterreinen. Het is dan ook zaak dat alle Raadsformaties worden betrokken die zich bezighouden met onderwerpen die aan de interne markt raken en waar knelpunten voor de interne markt spelen. De conclusies van de Europese Raad van maart en juni dit jaar roepen op tot de geschetste cyclus. Daarnaast heeft de Europese Raad van juni jl. gevraagd om een onafhankelijk rapport over de stand van de interne markt. Dit rapport is momenteel in voorbereiding onder aanvoering van de Italiaanse oud-premier Letta. In maart 2024 zal de Commissie een eerste voortgangsrapport aan de Europese Raad voorleggen. Tezamen met het onafhankelijk rapport biedt dit een goede gelegenheid de jaarlijkse cyclus goed in te richten en ook richting een nieuwe Europese Commissie het belang van een goed werkende interne markt voor burgers en bedrijven stevig te verankeren.
5.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet verder voor welke strategische waardeketens zo’n langetermijnstrategie in ieder geval nodig is, wie deze strategieën opstelt en hoe de sector hierbij betrokken zou moeten worden.
Het kabinet roept op tot het maken van langtermijnstrategieën met betrekking tot verschillende strategische waardeketens met doelen voor de lange termijn, waarin samen met de sector wordt geanalyseerd welke obstakels er zijn en welke beleidsinstrumenten nodig zijn om deze obstakels te adresseren. Dit is een oproep aan Europese lidstaten en de Europese Commissie.
Daarnaast wordt onder coördinatie van de interdepartementale taskforce strategische afhankelijkheden gewerkt aan verdere analyses van de waardeketens op de gebieden energie, digitale en (hoogwaardige) technologische toepassingen, medische producten en voedselzekerheid. Deze vier gebieden zijn opgenomen in de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden, die op 3 april jl. met uw Kamer is gedeeld5 als de waardeketens waarop extra aandacht nodig is. De identificatie van risicovolle strategische afhankelijkheden en het opstellen van strategieën gericht op mitigatie van afhankelijkheden binnen de waardeketens in deze gebieden is een complex en tijdrovend proces dat blijvend overleg en consultatie van het bedrijfsleven en de betrokken sectoren vergt. Uw Kamer wordt later in dit jaar geïnformeerd over de voortgang van dit werk, ook overeenkomstig de motie van de leden Sjoerdsma en Brekelmans6 die het kabinet oproept een duidelijk tijdspad en doelstellingen op te stellen om onze risicovolle afhankelijkheden te verminderen.
6.
Deze leden zijn van mening dat een belangrijk element van het verbeteren van de strategische autonomie ligt in samenwerking tussen lidstaten uit Noord- en Zuid-Europa, en Oost- en West-Europa, zodat het fundament van Europa als geheel versterkt wordt. Zij vragen naar de kijk van het kabinet hierop en welke rol het kabinet voor Nederland ziet om hieraan een bijdrage te leveren.
Vanwege de verschuivende geopolitieke verhoudingen en de resulterende druk op het open wereldwijde economische systeem moet de Europese Unie voldoende weerbaar zijn om haar publieke belangen te blijven behartigen. Deze investering in de eigen weerbaarheid verloopt via verschillende sporen, zoals uiteengezet in de Kamerbrief Open Strategische Autonomie (Kamerstuk 35 982, nr. 9). Het eerste spoor behelst het versterken van het eigen fundament en de eigen economische positie. Dat vraagt zeker om samenwerking tussen lidstaten, bijvoorbeeld bij het wegnemen van belemmeringen en het verder vervolmaken van de interne markt die de afgelopen dertig jaar een belangrijke impuls heeft gegeven aan groei en werkgelegenheid in de gehele Unie, en niet in de laatste plaats in Nederland zelf.
Maar ook bij het tweede spoor, het verminderen van risicovolle afhankelijkheden, is nauwe samenwerking tussen lidstaten binnen de interne markt van groot belang, bijvoorbeeld bij het veiligstellen van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen. Nederland probeert deze samenwerking te bevorderen en werkt met verschillende (groepen) lidstaten nauw samen om open strategische autonomie te bevorderen. Dat gebeurt bijvoorbeeld rondom de interne markt met lidstaten als Polen en Tsjechië. Vanuit de EU zijn verschillende instrumenten ingericht die ook de samenwerking binnen (industriële) ecosystemen en waardeketens beogen te intensiveren, zoals industriële allianties en de Important Projects of Common European Interest (IPCEIs). Open strategische autonomie vraagt dus inderdaad om samenwerking, maar deze hoeft zich wat het kabinet betreft niet te beperken tot alleen Europese lidstaten. Nederland zet zich samen met andere lidstaten (ook het huidige Spaanse voorzitterschap van de Raad) in voor het behoud van een open economie en internationale samenwerking, ook binnen Europese instrumenten. Daarbij worden risico's van open handel en investeringen afgedekt waar nodig, zonder in onnodig en schadelijk protectionisme te vervallen.
7.
De leden van de CDA-fractie lezen tot slot dat het kabinet de governance van Important Projects of Common European Interest (IPCEI’s) wil verbeteren, bv. door het opzetten van een Joint European Forum on IPCEI. Deze leden vragen hoe dit forum er volgens het kabinet uit moet zien en wie hierin moeten deelnemen. Zij roepen het kabinet op om de relevante sectoren hier actief in te betrekken.
8.
Zij onderstrepen het grote belang van goede governance van de IPCEI’s, met name om ervoor te zorgen dat het bedrijfsleven en vooral het midden- en kleinbedrijf (mkb) in staat wordt gesteld om mee te doen, zonder door al teveel hoepels te hoeven springen. Voorgenoemde leden vragen of de Minister deze mening deelt en welke stappen zij wil nemen om deze betere governance mogelijk te maken in het belang van het mkb.
Antwoord 7 en 8
Voor het kabinet heeft het nieuwe forum tot doel om IPCEI’s strategischer en effectiever te maken en moet het bijdragen aan meer transparantie en inclusiviteit, zodat kleine lidstaten ook mee kunnen doen. Concreet zou een Joint European Forum on IPCEI het IPCEI-proces moeten verbeteren door het stroomlijnen van procedures, het harmoniseren van regels tussen lidstaten en het uitwisselen van ervaringen en goede voorbeelden. Daarnaast zou het IPCEI-forum een rol moeten spelen in de voorbereiding van een IPCEI door, samen met de industrie, gezamenlijke analyses voor nieuwe IPCEI’s te faciliteren en daar prioriteiten voor vast te stellen. De Europese Commissie en lidstaten zouden moeten deelnemen aan dit forum, waar relevant aangevuld met vertegenwoordigers uit de sector of academische/ wetenschappelijke afgevaardigden. Idealiter zouden de conclusies uit een IPCEI-forum als input dienen voor bespreking (en besluitvorming) over IPCEI’s in de Raad voor Concurrentievermogen. Betrokkenheid van het mkb is hierbij een aandachtspunt dat breed gedeeld wordt in Europa. Om de uitvoering te versnellen van bijzondere innovatieve projecten waarbij verschillende lidstaten betrokken zijn, heeft de Commissie in de herziene Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) hogere aanmeldingsdrempels en steunintensiteiten voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten ingevoerd. Deze maatregelen kunnen grensoverschrijdende voordelen opleveren waarvan ook het mkb kan profiteren.
Panelgesprekken over OSA (1: de korte termijn uitdagingen, 2: de midden-en lange termijn uitdagingen, 3: aspecten gelinkt aan financiering en de impact hiervan op de interne markt)
9.
De leden van de CDA-fractie hebben al eerder aandacht gevraagd voor de uitdagingen op korte termijn, om ervoor te zorgen dat we cruciale (energie-intensieve) industriële waardeketens niet definitief verliezen. Deze leden constateren dat het kabinet aangeeft dat een gezamenlijk Europees antwoord hierop van belang is, maar dat het kabinet hier vervolgens zelf geen antwoord op geeft. Deze leden vragen nogmaals hoe het kabinet er concreet en op korte termijn voor zorgt dat in Europees verband maatregelen worden genomen om belangrijke ketens in de maakindustrie, die we nodig hebben voor de groene transitie, te behouden en om kansen te zoeken voor nieuwe groene industrie in Europa.
In Europees verband zijn al maatregelen voorgesteld om ketens in de maakindustrie die belangrijk zijn voor de groene transitie te behouden en nieuwe kansen te benutten. Nederland draagt hier actief aan bij. Zo vinden in de EU momenteel onderhandelingen plaats over het Green Deal Industrial Plan, waaronder de Net Zero Industry Act (NZIA) en Critical Raw Materials Act (CRMA) en heeft de Europese Commissie onlangs een voorstel voor het Strategic Technologies for Europe Platform (STEP) gedaan dat moet toezien op de financiering van strategische technologieën.
Het kabinet ziet de NZIA als een belangrijk instrument om de Europese en Nederlandse concurrentiepositie in de wereld te kunnen versterken. Het kabinet steunt de ambitie om de Europese productie van schone technologie te verhogen en daarmee de energietransitie te versnellen. Het is positief dat de NZIA verder kijkt dan toegang tot financiering en ook andere obstakels meeneemt zoals vergunningen en vaardigheden. Het kabinet onderzoekt hoe de NZIA effectiever kan worden voor Nederland op het gebied van vergunningen, reikwijdte, en CO2-opslag. Nationaal ondersteunt het kabinet de transitie van de maakindustrie middels het Nationaal Groeifonds. Onlangs zijn er door de Groeifondscommissie voorstellen goedgekeurd voor onder andere de ontwikkeling van circulaire zonnepanelen en batterijen.7
De CRMA beoogt de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen die nodig zijn voor het doen slagen van de groene en digitale transities en het bevoorraden van de ruimtevaart- en defensie-industrie te borgen. De CRMA draagt op verschillende manieren bij aan dit doel, bijvoorbeeld door; het opzetten van Strategische Projecten (winnings-, raffinage-, en recyclingprojecten), het versnellen van vergunningverlening voor deze Projecten en het op Europees niveau vergroten van het inzicht in de kwetsbaarheden in grondstoffenketens middels monitoring. Via de Nationale Grondstoffenstrategie zet het kabinet nationaal in op het versterken van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen op de middellange termijn. Dit doet het kabinet onder andere door kennisopbouw en monitoring en door in samenspraak met het bedrijfsleven te onderzoeken hoe de Nederlandse raffinagecapaciteit voor kritieke grondstoffen kan worden ontwikkeld.
STEP heeft verschillende doelen (1) het behouden van de Europese leiderschapspositie op kritieke en opkomende technologieën voor de groene en digitale transitie, en (2) het mobiliseren van privaat kapitaal om Europese bedrijven op strategische technologieën internationaal concurrerend te maken. Het kabinet werkt momenteel aan een Nederlandse positie op dit voorstel en zal deze eind augustus via het reguliere BNC-traject met uw Kamer delen.
Beantwoording motie van het lid Amhaouch
10.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet in antwoord op de motie van het lid Amhaouch8 aangeeft dat de recente verruimingen van de staatssteunregels de mogelijkheid bieden om bestaande subsidieregelingen voor verduurzaming van de industrie zoals o.a. de Demonstratie Energie Innovatie (DEI+)-regeling te verruimen. Deze leden vragen of dit daadwerkelijk betekent dat het kabinet van plan is om subsidies te verruimen en zo ja, om welke subsidies het gaat en wat de verruiming precies inhoudt.
De subsidieregelingen voor verduurzaming van de industrie worden jaarlijks geëvalueerd. Ook dit jaar zal dit voor onder andere de DEI+ gebeuren. Op basis daarvan wordt besloten of een regeling moet worden aangepast.
Fiche: Mededeling 30 jaar interne markt
11.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het kabinet kritisch is op het voorstel van de Commissie om per lidstaat een interne-marktbureau op te richten. Deze leden delen de zorgen van het kabinet, omdat onduidelijk is wat deze bureaus zullen toevoegen en omdat dit wellicht bijdraagt aan een ongelijk speelveld tussen lidstaten. Zij vragen of inmiddels meer duidelijkheid is over het voorstel en zo nee, dan roepen zij het kabinet op om dit voorstel niet te steunen.
Tot op heden heeft de Europese Commissie geen aanvullende informatie gegeven over het voornemen voor het opzetten van interne-marktbureaus. Het kabinet zal eventuele nadere informatie kritisch beoordelen en over een eventueel nader uitgewerkt Commissievoorstel de Kamer informeren. Het kabinet wil momenteel niet vooruitlopen op een beoordeling van een eventueel Commissievoorstel.
Fiche: Verordening inzake standaard essentiële octrooien
12.
De leden van de CDA-fractie roepen het kabinet op om bij de onderhandelingen als uitgangspunt te nemen dat het voorstel niet tot extra regeldruk voor het mkb leidt. Deze leden vragen of het kabinet dit standpunt deelt.
Het kabinet is met de CDA-fractie van mening dat het voorstel voor een Verordening inzake standaard essentiële octrooien niet tot extra regeldruk zou moeten leiden en zal zich ervoor inzetten dat te voorkomen.
13.
De leden van de CDA-fractie maken van de gelegenheid gebruik om te vragen naar de status van het onderzoek naar het proportionaliteitsbeginsel in relatie tot inbreukverboden in het octrooirecht. Deze leden vragen of het onderzoek inmiddels van start is gegaan en of de Minister een tijdspad wil delen.
Het onderzoek naar het proportionaliteitbeginsel in relatie tot inbreukverboden in het octrooirecht is inmiddels gestart en zal naar verwachting dit najaar worden afgerond.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de fractie BBB heeft kennisgenomen van de brief en bijgevoegde documenten over de Raad voor Concurrentievermogen / Interne Markt & Industrie / Onderzoek. Hier zijn nog een aantal vragen over.
14.
Een van de prioriteiten van deze periode is het bevorderen van sociale en economische rechtvaardigheid.9 Het lid van de fractie-BBB vraagt de Minister dan ook of ze dit momentum wil benutten om rechtvaardige handelsovereenkomsten tot prioriteit te verheffen. Dat wil zeggen dat Nederland gaat bevorderen dat er niet meer geïmporteerd mag worden wat hier ook niet geproduceerd moet worden. Oftewel dat al onze geïmporteerde producten minimaal aan de eisen moeten voldoen die hier aan onze lokale/Europese productie worden gesteld. Dit kunnen eisen zijn op de inzet van bepaalde (grond)stoffen, de inzet van arbeid, duurzaamheid en al die andere eisen die de overheid hier aan productie stelt. En zo nee, wat dit lid niet hoopt en verwacht, wil de Minister dan aangeven waarom zij dat niet gaat doen?
Handelspolitiek valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Nederland voert een actief handelsbeleid, waarbij handels- en investeringsverdragen een belangrijk instrument zijn. Voor de EU, als geopolitieke speler, zijn handelsakkoorden een uniek instrument om haar economische marktmacht strategisch en politiek te benutten en de samenwerking met gelijkgezinde landen in de wereld te versterken. Deze akkoorden dragen bij aan hoge standaarden voor bijvoorbeeld arbeidsrechten, duurzame groei en klimaat. Dat is het normstellende effect van EU-regels voor derde landen, wat bijdraagt aan welvaart in deze landen en zorgt voor een gelijker speelveld. Als wereldwijd dezelfde standaarden gelden, is dat in het voordeel van Nederlandse bedrijven. Uitgangspunten bij deze standaarden zijn het Klimaatakkoord van Parijs en fundamentele verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie. Inzetten op duurzame handel is een belangrijk uitgangspunt tijdens deze kabinetsperiode. Zo heeft het kabinet zich ingespannen voor een EU-breed Carbon Border Adjustment Mechanism; potentieel een zeer krachtig instrument om klimaatverandering tegen te gaan. Daarnaast zet het kabinet in op het versterken van effectieve naleving van bestaande duurzaamheidsafspraken in handelsakkoorden.
Open Strategische Autonomie
15.
Over het Strategic Technologies for Europe Platform (STEP)-budget heeft het lid van de BBB-fractie een aantal vragen aan de Minister. Hoe beoordeelt de Minister de omvang van het STEP-budget? Is 10 miljard euro voldoende als Europese reactie op de Inflation Reduction Act (IRA)? Hoe is de toegang voor mkb tot de fondsen van STEP?
Het kabinet werkt momenteel aan een Nederlandse positie op het STEP-voorstel en zal deze eind augustus via het reguliere BNC-traject met uw Kamer delen.
16.
Kan inzichtelijk worden gemaakt hoeveel staatssteun Nederland het afgelopen jaar heeft aangevraagd bij de Commissie, hoeveel is goedgekeurd en hoeveel is uitgegeven? Gelet op de verruimde staatssteunkaders, is het kabinet voornemens om hier meer gebruik van te maken?
17.
Hoe ziet het kabinet de rol van staatsteun in het kader van de Europese strategische autonomie? Hoe beoordeelt de Minister de onderlinge concurrentiestrijd tussen lidstaten met subsidies?
18.
Hoe kan voorkomen worden dat met name bedrijven in lidstaten als Frankrijk en Duitsland grote subsidies ontvangen? Welke gevolgen heeft dit voor de interne markt?
Antwoord 16, 17 en 18
De Europese Commissie publiceert ieder jaar een overzicht van de EU-uitgaven voor staatssteun op basis van de gegevens van lidstaten. Het zogenoemde «staatssteunscorebord» voor 2022 (met betrekking tot de daadwerkelijke uitgaven voor staatssteun in 2021) vindt uw Kamer op: https://competition-policy.ec.europa.eu/system/files/2023-06/state_aid_scoreboard_note_2022.pdf. De pagina’s 198–201 gaan in op de situatie in Nederland. Dit rapport gaat nog niet in op de goedgekeurde maatregelen en uitgaven onder het Tijdelijk crisis- en transitiekader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne, omdat dit kader van toepassing is sinds 23 maart 2022. Een lijst met goedgekeurde steunmaatregelen op basis van het tijdelijk steunkader vindt uw Kamer op: https://competition-policy.ec.europa.eu/system/files/2023-07/State_aid_TCF_decisions_0.pdf. In hoeverre de goedgekeurde steunbudgetten daadwerkelijk zullen worden benut door de lidstaten zal blijken uit het staatssteun scoreboard.
Het voeren van een degelijk en innovatief economisch beleid is het uitgangspunt van het kabinet. Dit neemt niet weg dat er in het licht van de noodzakelijke groene en digitale transitie en in het geval van marktfalen gerichte staatssteun nodig kan zijn, ook op het gebied van het verminderen van strategische afhankelijkheden in het kader van open strategische autonomie. Het kabinet heeft een uitgebreid beleid om de Nederlandse industrie te ondersteunen in de transitie, waaronder via subsidiemaatregelen. Voorbeelden hiervan zijn de maatwerkafspraken met de grootste uitstoters, maar ook subsidieregelingen zoals de Versnelde klimaatinvesteringen industrie (VEKI) Demonstratie Energie Innovatie (DEI+), en de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE++). De recente verruimingen zijn door het kabinet goed geanalyseerd en daar wordt gebruik van gemaakt indien beleidsmatig wenselijk. Zie ook het antwoord op vraag 10.
De staatssteunregels moeten ervoor zorgen dat het gelijk speelveld op de interne markt gewaarborgd wordt en er geen onwenselijke subsidierace ontstaat tussen lidstaten. Het kabinet is hier beducht op en heeft dit recent op meerdere momenten bij de Europese Commissie aangegeven (bijvoorbeeld in een reactie op de brief van Executive Vice-President Vestager van 13 januari jl.10en zal dit blijven doen. In dit verband pleit het kabinet ervoor dat de juiste voorwaarden verbonden zijn aan staatssteunmogelijkheden en dat staatssteun onderdeel moet zijn van een integrale strategie voor een strategische waardeketen die het hele arsenaal van EU- instrumenten betrekt. Het kabinet zal de effecten van de recente staatssteunverruimingen op het gelijk speelveld blijven monitoren, onder andere aan de hand van de gegevens in het staatssteunscorebord.
Strategie voor economische veiligheid van de EU
19.
Het lid van de BBB-fractie vraagt de Minister hoe zij kijkt naar het komende initiatief op outbound investment screening dat is aangekondigd in de «Strategie voor economische veiligheid van de EU».11 Is zij voornemens in aanloop naar het voorstel input te leveren?
In de mededeling over een Europese Economische Veiligheidsstrategie van 20 juni jl. geeft de Europese Commissie aan te gaan onderzoeken welke veiligheidsrisico’s uitgaande investeringen met zich mee kunnen brengen. Er wordt momenteel een BNC-fiche opgesteld over deze mededeling. Via de expert groep die de Commissie voor dit onderzoek opricht zal Nederland actief bijdragen aan dit proces. Voor Nederland is in dit kader onder meer van belang dat een eventueel instrument doeltreffend, uitvoerbaar en proportioneel is. Het kabinet steunt daarom het voornemen van de Commissie om eerst onderzoek te doen naar welke mogelijke risico’s voortkomen uit uitgaande investeringen en indien nodig, hoe die risico’s het beste kunnen worden tegengegaan.
20.
Daarnaast vraagt het lid van de BBB-fractie wat volgens de Minister de verwachte impact van het komende initiatief outbound investment screening is op het Europese concurrentievermogen.
De Europese Commissie heeft geen wetgevend voorstel gedaan voor een nieuw instrument. De Commissie heeft wel aangegeven op basis van de resultaten van voornoemde analyse te bepalen of een aanvullend instrument voor uitgaande investeringen nodig is. Het kabinet wacht deze resultaten af alvorens een positie in te nemen. Mocht tezijnertijd een wetgevend voorstel worden uitgebracht, dan zal het kabinet dit zorgvuldig beoordelen, ook voor wat betreft de verwachte gevolgen voor het Europees concurrentievermogen.
https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/13413-Digital-fairness-fitness-check-on-EU-consumer-law_en.↩︎
https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/13413-Digital-fairness-fitness-check-on-EU-consumer-law/public-consultation_en.↩︎
https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=2023D29134.↩︎
Kamerstukken 22 112 en 21 501-31, nr. 3437.↩︎
Kamerstuk 30 821, nr. 178.↩︎
Kamerstuk 35 207, nr. 72.↩︎
Bekostiging investeringsvoorstellen derde ronde Nationaal Groeifonds, Kamerstuk 36 200 L, nr. 11.↩︎
Kamerstuk 21 501-20, nr. 1941.↩︎
Spanish presidency of the Council of the European Union, 15 June 2023, «Priorities», (https://spanish-presidency.consilium.europa.eu/en/programme/priorities/).↩︎
Kamerstuk 21 501-30, nr. 574.↩︎
Europese Commissie, 20 juni 2023, JOIN/2023/20 final, (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52023JC0020).↩︎