Uitstel beantwoording vragen van het lid van der Lee over "seizoensarbeid"
Mededeling (uitstel antwoord)
Nummer: 2023D33819, datum: 2023-08-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20222023-3354).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2023Z13474:
- Gericht aan: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Indiener: T.M.T. van der Lee, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3354
Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over seizoensarbeid (ingezonden 7 juli 2023).
Mededeling van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 15 augustus 2023).
Vraag 1
Waarom bent u van plan om de onderbrekingstermijn in de ketenbepaling van toepassing te blijven verklaren voor seizoensarbeid, waaronder vele arbeidsmigranten, terwijl u de onderbrekingstermijn voor andere werkenden schrapt? Waarom kiest u hier voor een andere richting dan die volgt uit het rapport van de commissie Roemer dat arbeidsmigranten beter beschermd dienen te worden?
Vraag 2
Bent u zich ervan bewust dat draaideurconstructies hierdoor voor seizoenswerkers mogelijk blijven? Wat zegt u tegen de seizoenswerker die jaar in jaar uit voor dezelfde baas werkt en die jaarlijks de zogeheten Werkloosheidswet (WW-)vakantie wordt ingedrukt, zonder uitzicht op een vast contract?
Vraag 3
Deelt u de opvatting dat seizoenswerkers net zoals andere werknemers bescherming verdienen? Deelt u de opvatting dat seizoenswerkers na drie jaar voor dezelfde baas te hebben gewerkt ook een vast contract verdienen?
Vraag 4
Deelt u de opvatting dat seizoenspatronen er weliswaar voor zorgen dat er niet het hele jaar door werk is, maar dat seizoenspatronen in beginsel te voorzien en planbaar zijn omdat ze terugkerend zijn?
Vraag 5
Deelt u de opvatting dat ondernemersrisico niet afgewenteld mag worden op werkenden?
Vraag 6
Op welke manier kunnen vaste contracten worden vormgegeven zodat er voor werkenden zekerheid is, maar zodat ook kan worden ingespeeld op seizoenspatronen? Zouden urennormen een uitkomst kunnen bieden? Welke andere instrumenten zijn denkbaar?
Vraag 7
Op welke manier gaat u seizoensarbeid wettelijk verankeren? Bent u nog steeds van mening dat het niet mogelijk is om seizoensarbeid op een goede manier af te bakenen, dat er op dit moment geen eenduidige en gedragen definitie van het begrip bestaat en dat hierdoor een te ruime of te smalle invulling van het begrip wordt gehanteerd, zoals u opmerkt in de brief «premiedifferentiatie WW»?1
Vraag 8
Waarom is de arbeidsrechtelijke uitzondering van seizoensarbeid wel toegestaan, terwijl subsidieregelingen voor seizoensarbeid juridische belemmeringen kennen, bijvoorbeeld in de vorm van staatssteunregels? Geldt het argument dat hier sprake kan zijn van risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik ook niet voor deze uitzondering, net zoals daar sprake van kan zijn bij een subsidieregeling?
Vraag 9
Welke andere uitzonderingen bestaan er voor seizoenswerk? Kunt u per uitzondering aangeven in welk artikel van een wet of van een cao ze zijn geregeld?
Mededeling
Hierbij deel ik u mede dat de beantwoording van de Kamervragen van het lid van der Lee (GroenLinks) over «seizoensarbeid» niet binnen de gestelde termijn mogelijk is. De reden van het uitstel is dat afstemming ten behoeve van de beantwoording meer tijd vergt.
Kamerstuk 26 448, nr. 715.↩︎