[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op het ROB-signalement 'Gezag herwinnen: over de gezagswaardigheid van het openbaar bestuur'

Bestuur en bestuurlijke inrichting

Brief regering

Nummer: 2023D36316, datum: 2023-09-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33047-26).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 33047 -26 Bestuur en bestuurlijke inrichting.

Onderdeel van zaak 2023Z14991:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

33 047 Bestuur en bestuurlijke inrichting

29 362 Modernisering van de overheid

Nr. 26 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2023

Met deze brief reageer ik namens het kabinet op het signalement «Gezag herwinnen: over de gezagswaardigheid van het openbaar bestuur» dat door de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) is gepubliceerd op 10 november 2022.

Het signalement geeft een aantal waardevolle aanbevelingen, maar gaat ook verder dan dat. Daarom zal ik, na een samenvatting van het signalement, eerst in een appreciatie ingaan op de brede conclusies van het signalement over de gezagswaardigheid van de overheid, een thema dat vandaag de dag actueler is dan ooit. Vervolgens zal ik de specifieke denkrichtingen uit het signalement langslopen en per richting schetsen wat de Rijksoverheid al doet en hoe we verder willen werken aan het herwinnen van gezag door het herstel van de gezagswaardigheid van de overheid.

Samenvatting van het signalement

Onder gezag verstaat de Raad «macht die vrijwillig door burgers wordt aanvaard.» Gezag valt of staat volgens de Raad bij de wederkerige relatie tussen zij die gezag verlenen (in dit geval burgers) en zij die gezag dragen (in dit geval politici, bestuurders en ambtenaren). In het signalement betoogt de Raad dat vier tekorten ervoor hebben gezorgd dat er gaten zijn ontstaan in het weefsel dat de relatie tussen burger en overheid bijeenhoudt, waardoor het handelen van de overheid aan gezag heeft ingeboet: het tekort van de macht, het cognitief tekort, het moreel tekort en het maatschappelijk tekort.

De Raad schetst drie denkrichtingen die moeten leiden tot het herwinnen van gezag door een bekwame, betrouwbare en betrokken overheid. Op basis van deze denkrichtingen presenteert de Raad negen investeringsrichtingen voor het herstel van het gezag van de overheid:

Investeren in de bekwaamheid van het openbaar bestuur:

– Stimuleer langetermijndenken;

– Haal meer kennis en kunde in huis;

– Ondersteun waarheidsvinding in het digitale tijdperk.

Investeren in de betrouwbaarheid van het openbaar bestuur:

– Leer politiek en rechtstatelijk te normeren door na te denken over wat goed openbaar bestuur is;

– Breng de (im)morele consequenties van doorgeschoten maatwerk en fraudebestrijding in kaart;

– Erken en beperk de morele kosten van digitalisering.

Investeren in de betrokkenheid van het openbaar bestuur:

– Maak werk van de vertegenwoordiging van ondervertegenwoordigde groepen;

– Herwaardeer de verbindende functie van het openbaar bestuur;

– Graaf nieuwe kanalen naar de macht.

Appreciatie

De Raad zendt met dit rapport een krachtig signaal uit. De gezagswaardigheid van het openbaar bestuur staat onder druk en daar heeft het bestuur voor een deel zelf aan bijgedragen. De Raad constateert dat hierdoor het draagvlak voor het handelen van de overheid afbrokkelt en mensen de overheid steeds vaker met wantrouwen tegemoet treden. Daarom is het zo belangrijk dat de overheid haar gezagswaardigheid weet te herstellen: zonder gezag mist het overheidsbeleid legitimiteit en draagvlak, terwijl die juist hard nodig zijn voor het aanpakken van de grote opgaven waar de samenleving zich voor gesteld ziet.

Deze harde conclusie trek ik mij aan, temeer omdat ze niet op zichzelf staat. Opeenvolgende rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) laten zien dat het vertrouwen van mensen in politiek en regering verder daalt. Mensen vinden dat politiek en overheid niet luisteren en het contact met de samenleving kwijt zijn.1 Tevens is de overheid volgens een meerderheid op dit moment niet in staat om grote maatschappelijke problemen op te lossen.2

De Raad beaamt dat de overheid onvoldoende zicht heeft op de problemen en zorgen van een aanzienlijk deel van de bevolking en merkt daarbij ook op dat de rekening voor overheidsfalen vaak bij de meest behoevenden in de samenleving terechtkomt. Ook in die conclusie staat de Raad niet alleen. Het SCP-rapport Eigentijdse ongelijkheid liet recentelijk zien dat verschillen in toegang tot hulpbronnen tussen groepen resulteert in sterk uiteenlopende maatschappelijke posities en levenskansen.3 En uit het advies «Elke regio telt!» blijkt dat bepaalde gebieden in Nederland, veelal gelegen buiten de economische centrumgebieden, te maken hebben met een stapeling van achterstanden en dat het beleid van de Rijksoverheid daaraan mede heeft bijgedragen.4

De Raad stelt dat de overheid wat betreft het verlies van gezagswaardigheid in de spiegel moet kijken, en dat doe ik dan ook. Het kan en moet beter. We staan op allerlei terreinen voor grote en diverse uitdagingen, zoals de woningbouw, de bestaanszekerheid, de omgang met migratie en de weerbaarheid van onze democratische rechtsstaat. Juist dan is het van groot belang dat de overheid het gezag dat haar bij wet wordt verleend op een goede wijze invult.

De problematiek die de Raad schetst en die heeft geleid tot de afname van gezagswaardigheid is taai en hardnekkig. Het vraagt om een aanpak die zich richt op meerdere aspecten van het functioneren van het openbaar bestuur:

– een responsieve overheid die daar waar mogelijk tegemoet komt aan de behoeften, opvattingen en belangen van de gehele samenleving en zich daarover verantwoordt;

– een overheid die realistisch is, geen verwachtingen wekt die zij niet kan waarmaken;

– een kwalitatief hoogwaardig ambtelijk apparaat en bekwame politieke ambtsdragers;

– een herwaardering van de uitvoering, waarbij wetgeving, beleid en uitvoering één geheel te vormen;

– processen en procedures die burgers ervaren als rechtvaardig en navolgbaar;

– een waardengedreven overheid die aandacht heeft voor morele vraagstukken en ethiek;

– een deskundige overheid die oogt heeft voor de lange termijn;

– een sterk decentraal bestuur dat in staat is om invulling te geven aan de grote opgaven waar onze samenleving voor staat.

In deze reactie ga ik in op de acties die dit kabinet op bovengenoemde aspecten in gang heeft gezet. Binnen het hele openbaar bestuur kom ik mensen tegen die zich met veel motivatie inzetten voor een bekwame, betrouwbare en betrokken overheid. Blijkens het advies van de Raad zijn we er echter nog lang niet en zullen we op alle mogelijke manieren moeten blijven werken aan het versterken van de gezagswaardigheid van de overheid.

Reactie op de aanbevelingen

Hieronder volgt een uiteenzetting van de verschillende denkrichtingen die de Raad schetst en hoe het overheidsbeleid zich verhoudt tot deze denkrichtingen. Zoals u kunt lezen worden er op veel terreinen al acties ondernomen. Tegelijk ben ik me er van bewust dat we als overheid nog een weg te gaan hebben en dat niet alle acties momenteel de gewenste impact hebben. Het is daarom ook essentieel dat er meer zicht komt op dieper liggende gewoonten en dynamieken die veranderingen in de bestuurscultuur tegenwerken. De mensen maken de overheid en dus ook dergelijke dynamieken en gewoonten. Daarom onderzoek ik de mogelijkheden om samen met de Raad hier een volgende stap in te zetten. Bijvoorbeeld door middel van een analyse van het krachtenveld dat zorgt voor het slagen of vastlopen van verandertrajecten binnen de overheid.

De uiteenzetting die volgt kan dan ook worden gezien als een inventarisatie en het startpunt van een langer traject waarin we via de verschillende denk- en actierichtingen zullen werken aan het herwinnen van het gezag.

Denkrichting 1: Investeren in de bekwaamheid van het openbaar bestuur

De Raad constateert dat het afstoten van overheidstaken gepaard is gegaan met een verlies van kennis en kunde bij onderdelen van de overheid. Doordat de overheid bij de uitvoering van publieke taken is gaan leunen op zelfstandige bestuursorganen en commerciële partijen, is een gat ontstaan tussen beleid en uitvoering. Tegelijkertijd hebben burgers zelf meer toegang tot bronnen van kennis en kunde, waardoor de overheid ook sneller onbekwamer wordt gevonden.

De Raad stelt drie richtingen voor om te investeren in het herstel van deze balans:

– Stimuleer langetermijndenken;

– Haal meer kennis en kunde in huis;

– Ondersteun waarheidsvinding in het digitale tijdperk.

Het kabinet herkent deze analyse van de Raad. Het vergt leiderschap om in alle drukte de aandacht ook te houden op het tijdig preventief bijsturen van beleid én op het gestaag met alle partners toewerken naar nieuwe oplossingen. Aan deze manier van denken wordt al gebouwd binnen de overheid: de nieuwe Nota Ruimte en de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 zijn hier voorbeelden van. Het belang van de lange termijn zal nog verder verankerd moeten worden binnen de overheid. De Algemene Bestuursdienst is hier al mee begonnen door in de ambtelijke top op verschillende manieren het langetermijndenken en de aanwezige expertise te stimuleren. Daarbij is recentelijk een nieuwe Rijksbrede visie op publiek leiderschap ontwikkeld.5 De wenselijke richtingen voor leiderschap en de verwachtingen van een publiek leider zijn hierin beschreven. In deze visie wordt aandacht besteed aan o.a. de politiek-ambtelijke verhoudingen en het werken in de huidige turbulente tijd. Eén van de specifieke handelingsrichtingen hierin is «bewaak de lange lijnen». Juist omdat een publieke leider opereert in een context die permanent in beweging is, wordt hierin extra aandacht besteed aan het waarborgen van het langetermijndenken.

In het coalitieakkoord 2022 is daarnaast opgenomen dat bij benoemingen van topambtenaren domein specifieke expertise nadrukkelijker van belang wordt, waarbij ook de roulatiesnelheid van deze ambtenaren wordt verlaagd. Het gaat hierbij niet alleen over vakinhoudelijke kennis; er kan ook om specifieke kennis voor een bepaalde functie worden gevraagd, zoals kennis van lokale overheden of ervaring in de uitvoering. Mijn plannen om hier uitvoering aan te geven zijn uitgebreider toegelicht in een kamerbrief van 13 mei 2022.6 Ook investeert het kabinet Rijksbreed in arbeidsmarktstrategieën voor het beter aantrekken van kennis en kunde en het investeren in ambtelijk vakmanschap. Ik wil hierbij benadrukken dat het investeren in de bekwaamheid van de overheid over meer gaat dan alleen het vergroten van de inhoudelijke expertise. Het is ook van belang de praktische vaardigheden te vergroten, bijvoorbeeld door trainingen aan te bieden, en meer aandacht te hebben voor gedragsaspecten zoals integriteit, transparantie en openheid.

Met betrekking tot het signaal van de Raad over de toegenomen afhankelijkheid van zelfstandige organen, is in de brede evaluatie van de kaders van organisaties op afstand7 reeds geconcludeerd dat de huidige kaders van deze organisaties en het kabinetsbeleid met betrekking tot het verzelfstandigingsbeleid niet of te beperkt passen in het huidige tijdsbeeld. Er wordt op dit moment gewerkt aan een plan voor een meer passende kaderstelling voor bedoelde organisaties, waaronder kaders gericht op het beter benutten van kennis bij de totstandkoming van beleid.

Ook investeert het kabinet in de bekwaamheid van het openbaar bestuur. Zo moet de implementatie van de Actieagenda Sterk Bestuur het langetermijndenken in het beleid stimuleren.8 Hierdoor komt meer nadruk te liggen op het aan de voorkant al beter nadenken over de langetermijneffecten en haalbaarheid van nieuwe plannen. Hierop aansluitend zet ik meer in op de evaluatie van de impact van nieuw beleid op het openbaar (decentraal) bestuur. Dit moet helpen om op tijd te signaleren wat wel of niet werkt en waar verbeterpunten liggen. Centraal in de Actieagenda staat ook het belang van een betere samenwerking tussen de verschillende overheden en andere betrokken partners. Op deze manier moet op de lange termijn meer stabiel en goed uitvoerbaar beleid tot stand komen, vanuit een intensief gezamenlijk optrekken van de Rijksoverheid én de medeoverheden.

Het is eveneens van belang dat de kwaliteit van het decentraal bestuur goed geborgd is om het bestuurlijk gezag te versterken. Ik koester de mensen in het openbaar bestuur en draag daarom bij aan de randvoorwaarden zodat ze hun ambt goed kunnen vervullen. Dit doe ik door professionaliseringsactiviteiten te stimuleren, te zorgen voor een passende rechtspositie en betere ondersteuning door rekenkamers en griffies. Om de politieke ambtsdragers te beschermen tegen oneigenlijke invloeden van buitenaf draag ik bij aan de versterking van de integriteit en weerbaarheid van het bestuur, onder anderen via het programma Weerbaar Bestuur. Zo wordt op verschillende manieren gewerkt aan het bevorderen van de kwaliteit en aantrekkelijkheid van de politieke ambten.

Het ondersteunen van waarheidsvinding vraagt ook steeds meer aandacht in een tijdperk van toenemende digitalisering. Op het vlak van digitalisering worden verschillende opleidingen georganiseerd. Hierbij valt te denken aan trainingen voor topambtenaren over informatiehuishouding en de kansen of risico’s van de voortschrijdende digitalisering, of rijks brede trainingen over o.a. ICT en digitale ontwikkelingen. Daarnaast werkt mijn departement aan nieuw beleid om desinformatie tegen te gaan. Hiervoor is op 23 december 2022 de nieuwe rijks brede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie verschenen. In deze strategie hebben we, onder andere, aandacht voor het vergroten van het bewustzijn van (overheids)organisaties over desinformatie; het stimuleren en gebruik van publieke alternatieven voor online platforms en het versterken van de weerbaarheid van burgers tegen desinformatie door publiekscommunicatie en www.isdatechtzo.nl.9

Ten slotte constateert de Raad als onderdeel van deze denkrichting een vervaging van de grenzen tussen politiek en wetenschap. Dit heeft volgens de Raad geleid tot verwetenschappelijking van de politiek en politisering van de wetenschap, wat het gezag van zowel overheid als wetenschap geen goed zou doen. Het kabinet begrijpt het ongemak dat geschetst wordt over het gevaar dat ontstaat als wetenschap en politiek in elkaar overlopen. Tegelijk ziet het ook kansen voor de inbreng van wetenschappelijke kennis in beleid. We hebben de wetenschap hard nodig als het gaat om het oplossen van maatschappelijke vraagstukken zoals klimaat en energie. Het kabinet vindt het ook belangrijk dat bij het maken van beleid kennis is genomen van de meest actuele wetenschappelijke inzichten. Deze inzichten helpen om de best mogelijke beslissingen te nemen. Tegelijkertijd is wetenschappelijke kennis niet de enige kennis om beleid op te baseren. Ook andere soorten kennis, bijvoorbeeld kennis van de uitvoering en ervaringskennis kunnen hierin een rol spelen. Hierbij is het inderdaad ook belangrijk dat de rollen van wetenschap en politiek gescheiden zijn, en is het van belang dat open en duidelijk is of en hoe de wetenschap het beleid voedt. Zo voorkomen we dat wetenschap en politiek in elkaar overlopen.

In het signalement wordt ook aandacht besteed aan het belang van burgers die aan waarheidsbevinding kunnen doen. We delen deze notie en investeren daarom in wetenschapscommunicatie (via het Nationaal expertisecentrum voor wetenschap en samenleving), en open science (regieorgaan Open Science NL).1011

Denkrichting 2: Investeren in de betrouwbaarheid van het openbaar bestuur

De Raad stelt vast dat het (niet) handelen van de overheid altijd morele implicaties heeft en nooit neutraal is. Daarnaast ziet de Raad dat de gezagswaardigheid van de overheid soms ook in gevaar is gekomen door incidenten waarbij het handelen van de overheid immoreel was of als zodanig is ervaren. Daarom denkt hij dat de overheid de morele dimensie van zijn handelen moet leren erkennen en herwaarderen om het vertrouwen te herstellen, maar ook om de (onbedoelde) immorele consequenties van dat handelen tegen te gaan. Dit resulteert in de volgende drie aanbevelingen:

– Leer politiek en rechtstatelijk te normeren door na te denken over wat goed openbaar bestuur is;

– Breng de (im)morele consequenties van doorgeschoten maatwerk en fraudebestrijding in kaart;

– Erken en beperk de morele kosten van digitalisering.

Het kabinet onderschrijft de analyse van de Raad dat het handelen van de overheid altijd morele implicaties heeft. De laatste jaren is het besef meer en meer ingedaald dat het openbaar bestuur een belangrijke rol speelt in het normatief definiëren van het algemeen belang. We delen dan ook de mening dat de overheid deze morele dimensie binnen haar afwegingen meer moet erkennen en herwaarderen. Hierin spelen de bestuurders en politieke gremia een belangrijke rol als richtinggevende instituten waar de belangrijkste normatieve keuzes voor Nederland worden gemaakt.

Het kabinet staat daarbij ook voor een overheidsorganisatie die betrouwbaar, dienstbaar en rechtvaardig is. Een responsieve overheid die niet alleen op de regels let, maar ook kijkt hoe haar handelen voor mensen uitpakt en hen helpt daar waar nodig. Permanente interactie met burgers is daarom van belang, waarbij de overheid goed luistert naar wat er leeft, en daarbij een actieve houding aanneemt en oplossingsgericht meedenkt. Ook luistert ze goed naar wat er leeft en zorgt ze ervoor dat wetgeving, beleid en uitvoering meer één geheel vormen en blijven vormen. Vastgesteld moet (blijven) worden of wetgeving en beleid in combinatie met uitvoering de beoogde maatschappelijke effecten opleveren. En waar nodig hierop bijsturen. Dit kan alleen worden bereikt door binnen alle onderdelen van de overheid op bestuurlijk niveau, beleids-, toezichts- en uitvoeringsniveau goed met elkaar samen te werken.

Op verschillende manieren wordt reeds gepoogd het denken over morele aspecten van de overheid te vergroten. Zo heeft de Algemene Bestuursdienst de «leerlijn ethiek en integriteit» ontwikkeld om het gesprek hierover te stimuleren onder topambtenaren en is er het programma Dialoog en Ethiek om breder in gesprek te gaan over morele kwesties. Ook is recentelijk de nieuwe ambtseed geïntroduceerd die aansluit bij de waardengedreven overheid.12 Daarnaast heb ik uw Kamer in april 2023 een nota over integriteit in het openbaar bestuur toegestuurd.13 Ten slotte wordt binnen mijn departement samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid gewerkt aan de voorgenomen wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, waardoor het bestuur een meer algemene bevoegdheid zal krijgen om proportionaliteit mee te wegen in de besluitvorming in individuele situaties.

Een waardengedreven overheid vereist daarnaast een andere visie op de verhouding tussen overheid en de inwoners van Nederland. Om het door de Raad beschreven moreel tekort aan te vullen, is het nodig dat de overheid mensen niet als een klant of kostenpost ziet, maar zich in hen verplaatst en naar hen luistert.

Samen met stakeholders binnen en buiten de Rijksoverheid ontwikkelt het Ministerie van BZK een actuele sturingsfilosofie en een visie op de organisatie en inrichting van de Rijksoverheid. Publieke waarden als dienstbaarheid en responsiviteit dienen sterker verankerd te worden in het handelen van de overheid. De sturingsfilosofie waarin de waardengedreven overheid centraal staat, vormt een belangrijke basis voor de hernieuwde uitgangspunten voor de organisatie en inrichting van de organisaties binnen de Rijksoverheid. Deze nieuwe filosofie vraagt van bestuurders en ambtenaren ook een andere basishouding en specifieke vaardigheden zoals maatschappelijke sensitiviteit en morele oordeelsvorming.

De kwaliteit van de publieke dienstverlening is in belangrijke mate bepalend voor het vertrouwen dat de samenleving heeft in de overheid. Het kabinet realiseert zich dat oog voor de uitvoering en uitvoerbaarheid van het beleid erg belangrijk is zodat ook het doel van het beleid kan worden bereikt. In het rapport de Staat van de Uitvoering – die op 18 januari 2023 is aangeboden aan uw Kamer – spreekt de uitvoering zich uit over hoe de publieke dienstverlening verloopt en zich ontwikkelt.14 Op 16 juni 2023 heb ik u samen met de Minister van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen de kabinetsreactie gestuurd waarin wij aangeven op welke acties wij inzetten op ieder van de vijf oproepen uit het rapport.15

Speciale aandacht gaat uit naar het versterken van de betrouwbaarheid van het bestuur en overheid. Hiervoor is het cruciaal om meer aandacht te hebben voor de uitvoering van nieuw beleid en het verbeteren van de bestaande uitvoering. Beleid is er vanuit deze optiek mede om de uitvoering te laten excelleren. Dit doet het kabinet onder andere via de recente invoering van het instrument uitvoerbaarheidstoets decentrale overheden (UDO). Deze uitvoerbaarheidstoets moet een belangrijke bijdrage leveren aan beter uitvoerbaar beleid voor de decentrale overheden, waaronder begrepen de effectiviteit van dat beleid. Ook is eerder dit jaar binnen de Rijksoverheid het Beleidskompas geïntroduceerd, dat in de plaats komt van het Integraal Afwegingskader (IAK). Het Beleidskompas biedt een richtinggevende structuur die helpt om het beleidsvoorbereidingsproces goed vorm te geven met als doel een goede beleidskwaliteit. Vanaf het begin van een beleidsproces wordt via het Beleidskompas aandacht gevraagd voor onder meer de menselijke maat, doelmatigheid en doeltreffendheid, de uitvoering en het toezicht.

Daarnaast werk ik aan het ontwerp van een beleidskader decentraal bestuur met daarin – in dit kader relevante – uitgangspunten voor het beleggen van taken bij het decentraal bestuur. Hiermee streven we ernaar de bestuurlijke inrichting en randvoorwaarden «meer op maat» te laten zijn voor de verschillende, diverse opgaven waar we als openbaar bestuur mee te maken hebben. Daarbij zullen ook verschillen in bestuurs-, uitvoerings- en slagkracht van decentrale overheden worden betrokken. Door vooraf meer nauwgezet – op maat van de opgave – aandacht te hebben voor deze bestuurlijke inrichtingsvraagstukken als onderdeel van de uitvoerbaarheid van beleid, zal de overheid betrouwbaarder worden.

Denkrichting 3: Investeren in de betrokkenheid van het openbaar bestuur

De Raad ziet dat het gezag van de overheid nog steeds veelal verticaal en top-down georganiseerd is, terwijl de samenleving de afgelopen decennia steeds horizontaler is geworden. Dit leidt tot frictie doordat burgers veel meer dan vroeger geneigd en in staat zijn om hun bijzondere belangen te erkennen en hiervoor op te komen. Dit heeft volgens de Raad de afstand vergroot tussen bestuurders en politici enerzijds, en burgers anderzijds. Daarnaast is de samenleving meer divers dan vroeger; sommige groepen voelen zich meer vertegenwoordigd door het openbaar bestuur dan andere. Voor deze laatste denkrichting adviseert de Raad daarom te investeren in de volgende drie aanbevelingen:

– Maak werk van de vertegenwoordiging van ondervertegenwoordigde groepen;

– Herwaardeer de verbindende functie van het openbaar bestuur;

– Graaf nieuwe kanalen naar de macht.

Het kabinet herkent dat de overheid nog te veel top-down is georganiseerd in een steeds horizontalere samenleving. Ook zijn nog niet alle groepen evenredig vertegenwoordigd in het openbaar bestuur. Beleid, uitvoering en de controle daarop willen we samen en in verbinding met de samenleving realiseren. Dat lukt alleen als de Rijksoverheid weet wat er in de samenleving speelt en verbinding kan leggen met verschillende groepen en organisaties. Daarvoor is het om te beginnen van belang dat de overheid zelf een diverse en inclusieve organisatie is. Dit komt niet alleen de betrokkenheid van de overheid ten goede, maar is net zo belangrijk om verder te werken aan een bekwame en betrouwbare overheid. Diversiteit en inclusie vormen daarom een speerpunt in het personeelsbeleid, nu en in de toekomst. Daarnaast is diversiteitsbevordering breder van belang voor het succes van andere acties bij alle drie de denkrichtingen die door de Raad zijn benoemd.

In de analyse van de ondervertegenwoordigde groepen heeft de Raad het onder andere over mensen die ervaren dat de politiek er niet is voor mensen uit hun regio. Deze kloof tussen en binnen regio’s en steden, waar recentelijk logischerwijs veel aandacht voor is, heeft de Raad ook onder de aandacht gebracht in haar rapport «Elke regio telt».16 Een uitgebreidere reactie van het kabinet op dit rapport is separaat naar uw Kamer gestuurd.17 Wel wil ik hier benadrukken dat ik de analyse deel dat «de regio» meer aandacht verdient en dat het belangrijk is om de verschillen tussen de regio’s in Nederland te erkennen en te benutten en op de wenselijkheid van specifiek beleid te bezien. In de kabinetsreactie wordt ook ingegaan op de huidige inzet op Regiodeals en programma’s zoals Regio’s aan de grens.

Ten slotte sluit het kabinet zich aan bij de constatering van de Raad dat we als overheden het gesprek over democratische innovatie moeten voeren en ook moeten blijven voeren in de toekomst. Momenteel lopen al verschillende initiatieven op het terrein van burgerparticipatie die vanuit mijn departement worden ondersteund. Hierbij noem ik als voorbeelden het wetsvoorstel Versterking participatie op decentraal niveau18 en de ontwikkeling van burgerfora, bijvoorbeeld over de klimaattransitie.

Ten slotte wil ik nog benadrukken dat de interactie met de samenleving in bredere zin van belang is voor het bevorderen van de betrokkenheid van de overheid. Dit vraagt continue aandacht in al ons werk, inclusief het nemen van de benodigde ruimte voor aanpassingen en verbeteringen.

Tot slot

Gezag is niet iets wat de overheid zomaar krijgt. We moeten het verdienen en we moeten eraan werken om het te behouden. Zoals ik al aangaf, is deze kabinetsreactie dan ook een eerste stap van een langer traject om de gezagswaardigheid te versterken. Het advies van de Raad biedt hiervoor goede handvatten. Ik nodig de Raad dan ook van harte uit om mee te blijven denken bij het uitwerken van deze denkrichtingen om verder te bouwen aan een overheid die bekwaam, betrokken en betrouwbaar is.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge


  1. SCP, Burgerperspectieven 2023, bericht 1, april 2023.↩︎

  2. SCP, Sociale en Culturele Ontwikkelingen 2023, april 2023.↩︎

  3. SCP, Eigentijdse ongelijkheid, maart 2023.↩︎

  4. Rli, ROB & RVS, Elke regio telt!, maart 2023.↩︎

  5. De rijks brede visie op publiek leiderschap | Organisatie | Algemene Bestuursdienst.↩︎

  6. Kamerbrief over plannen Algemene Bestuursdienst, Kamerstuk 31 490, nr. 315.↩︎

  7. Kamerbrief over eindrapportage brede evaluatie organisatiekaders voor rijksorganisaties op afstand, Kamerstuk 31 490, nr. 309.↩︎

  8. Kamerbrief over actieagenda Sterk Bestuur, Kamerstuk 33 047.↩︎

  9. Kamerstuk 30 821, nr. 173.↩︎

  10. Kamerbrief over advies voor nieuw expertisecentrum voor wetenschap en samenleving, Kamerstuk 31 288, nr. 1033.↩︎

  11. Kamerbrief over convenant Open Science, Kamerstuk 31 288, nr. 1027.↩︎

  12. Kamerbrief over uitvoering motie wijziging ambtseed rijksambtenaren, Kamerstuk 29 362, nr. 320.↩︎

  13. Kamerbrief integriteitsbeleid openbaar bestuur, Kamerstuk 28 844, nr. 254.↩︎

  14. Kamerstuk 29 362, nr. 321.↩︎

  15. Kamerstuk 29 362, nr. 336.↩︎

  16. Rli, ROB & RVS, Elke regio telt!, maart 2023.↩︎

  17. Kamerbrief met kabinetsreactie op adviesrapport Elke regio telt!, Kamerstuk 29 697, nr. 114.↩︎

  18. Wetsvoorstel Versterking participatie op decentraal niveau naar de Tweede Kamer | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl en Kamerstuk 36 210.↩︎