Antwoord op vragen van het lid Agema over het bericht dat de zorgkantoren eerder bezwaar maakten bij het ministerie van VWS over de stapeling van kortingen waar ouderenzorgorganisaties mee te maken krijgen
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2023D36806, datum: 2023-09-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20222023-3631).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Onderdeel van zaak 2023Z13954:
- Gericht aan: C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
- Indiener: M. Agema, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3631
Vragen van het lid Agema (PVV) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over het bericht dat de zorgkantoren eerder bezwaar maakten bij het Ministerie van VWS over de stapeling van kortingen waar ouderenzorgorganisaties mee te maken krijgen (ingezonden 31 juli 2023).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 13 september 2023).
Vraag 1
Klopt het bericht dat de zorgkantoren eerder bezwaar maakten bij u over de stapeling van kortingen waar ouderenzorgorganisaties mee te maken krijgen?1
Antwoord 1
Nee, de zorgkantoren hebben geen formeel bezwaar aangetekend, maar hebben wel hun zorg erover uitgesproken.
Vraag 2
Wanneer was dit?
Antwoord 2
De zorgkantoren hebben hun zorgen schriftelijk kenbaar gemaakt in een ambtelijke brief van 21 maart 2023.
Vraag 3
Hoe ziet dit bezwaar eruit?
Antwoord 3
De zorgkantoren gaven aan dat zij de korting juridisch kwetsbaar vonden in het licht van de onderbouwing van de af te spreken tarieven met zorgaanbieders. In overleg met de zorgkantoren is daarom in de voorhangbrief duidelijk aangegeven dat de besparingen vanuit de maatregel meerjarig contracteren taakstellend zijn in het licht van de overheidsfinanciën en dus ook via een algemene doelmatigheidsverbetering kunnen worden ingevuld.
Vraag 4
Is dit bezwaar met de Kamer gedeeld? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Nee, zoals ik hiervoor heb aangegeven was er geen sprake van «bezwaren» maar van «zorgen» vanuit de zorgkantoren. Ik heb dus ook geen «bezwaren» gedeeld met de Kamer.
Vraag 5
Kunt u een overzicht geven van de stapeling van kortingen waar de ouderenzorgorganisaties de afgelopen vijf jaar mee te maken kregen? Kunt u dit weergeven in een overzicht?
Antwoord 5
In de afgelopen vijf jaar (periode 2018 tot en met 2022) is er geen sprake geweest van kortingen op de ouderenzorg, maar zijn extra middelen beschikbaar gesteld. Via tabel 1 geef ik een overzicht van de financiële ontwikkelingen op het terrein van de uitgaven aan Wlz-ouderenzorg in de periode 2016–2022.
De uitgaven aan Wlz-verpleegzorg zijn in deze periode toegenomen van € 10,0 miljard tot € 15,9 miljard. Deze toename van € 5,9 miljard bestaat voor € 2,1 miljard uit extra middelen voor het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg, € 1,6 miljard om het toenemende aantal cliënten op te vangen en € 2,2 miljard voor de indexering van de tarieven in verband met loon- en prijsontwikkelingen.
In lijn met de ontwikkelingen uit tabel 1 zijn de NZa-tarieven voor verpleeghuiszorg tussen 2016 en 2023 met circa 50% verhoogd. De maximumtarieven voor de meest voorkomende prestatie in de verpleeghuiszorg (verblijf op basis van een zzp Verpleging & Verzorging 5, inclusief behandeling) zijn verhoogd van afgerond € 80.000 in 20162 naar afgerond € 123.000 in 20233. Voor een gemiddelde groep van acht cliënten die verblijven op basis van zzp V&V5 inclusief behandeling gaat het dus om een toename van afgerond € 640.000 in 2016 tot bijna € 1 miljoen in 2023.
In mijn brief4 naar aanleiding van de motie Den Haan heb ik de plussen en minnen voor de ouderenzorg vanaf 2023 opgenomen en toegelicht. Deze zijn opgenomen in tabel 2. De kern is dat ook na de maatregelen uit het coalitieakkoord en overige financiële bijstellingen op het terrein van de Wlz zowel op macro- als op microniveau sprake is van «minder meer» uitgaven. Het totaal aan beschikbare middelen voor de ouderenzorg in Wlz stijgt in de periode 2022–2027 met 2,4 miljard (nog ongerekend de indexatie voor loon- en prijsontwikkelingen).
Vraag 6
Op basis waarvan bedacht u dat deze kortingen verantwoord zijn? Is er nog sprake van verantwoorde ouderenzorg? Zo ja, waar baseert u dat op?
Antwoord 6
Zoals hiervoor aangegeven zijn er in de afgelopen vijf jaar geen kortingen doorgevoerd. De integrale tarieven voor verpleeghuiszorg zijn in plaats daarvan tussen 2016 en 2022 met € 2,1 miljard verhoogd.
Aan de verlagingen op het kader zoals hiervoor aangegeven liggen maatregelen ten grondslag die de kosten voor de zorgaanbieders verminderen. Zo krijgen zorgaanbieders na de doorontwikkeling van het kwaliteitskader bijvoorbeeld ruimte om de zorg anders vorm te geven, met meer inzet van digitale middelen of samenwerking met informele zorgverleners.
Overigens ziet de IGJ toe op de kwaliteit van de ouderenzorg. De NZa houdt toezicht op de invulling van zorgplicht door de zorgkantoren en de adequate hoogte van het Wlz-budget. Hiermee zijn de randvoorwaarden geborgd voor een verantwoorde ouderenzorg
Vraag 7
Wat is het totaalbedrag van de kortingen en bezuinigingen waar de ouderenzorgorganisaties de afgelopen vijf jaar mee te maken kregen?
Antwoord 7
Zoals ik heb toegelicht in mijn antwoord op vraag 6 zijn er de afgelopen vijf jaar per saldo geen bezuinigingen geweest op de Wlz-ouderenzorg. De uitgaven zijn toegenomen van € 10,0 miljard in 2016 (prijspeil 2016) tot € 15,9 miljard in 2022 (prijspeil 2022). Deze uitgaven groeien, rekening houdend met de maatregelen uit tabel 2, de komende jaren verder tot 18,3 miljard in 2027 (prijspeil 2022).
Vraag 8
Is er nog sprake van toegankelijkheid van onze ouderenzorg? Zo ja, waar baseert u dat op?
Antwoord 8
De toegankelijkheid van ouderenzorg staat onder druk. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door demografische ontwikkelingen en een krappere arbeidsmarkt. Dit was voor mij ook de reden om het WOZO-programma samen met partijen uit het veld te starten om de transitie samen vorm te geven.
Overigens is de wachtlijst voor de toegang tot het verpleeghuis al vanaf 2022 stabiel en kunnen cliënten die urgent zijn of «actief moeten worden geplaatst» veelal binnen de treeknormen terecht in een verpleeghuis.
Vraag 9
Hoe rijmt u de grote personeelstekorten in de ouderenzorg met het moeten ontslaan van zorgmedewerkers door de stapeling van kortingen op ouderenzorgorganisaties?
Antwoord 9
Deze ontwikkelingen kan ik niet met elkaar rijmen, al zal het op instellingsniveau altijd voor kunnen komen dat door aanpassingen in de bedrijfsvoering mensen hun baan verliezen. Echter zal in Nederland, maar ook regionaal, in de komende jaren de vraag naar zorgpersoneel blijven toenemen vanwege het toenemende aantal cliënten. Via het budgettaire kader van de Wlz stel ik daarom extra middelen beschikbaar zodat ouderenzorgorganisaties ook daadwerkelijk de middelen hebben om meer medewerkers in dienst te nemen.
Vraag 10
Hoeveel ouderenzorgorganisaties geven aan door deze kortingen in financiële problemen te komen?
Antwoord 10
Er zijn vanuit verschillende regio’s in totaal acht brieven geschreven hierover en ca. 250 zorgaanbieders hebben een zaak tegen de zorgkantoren aangespannen.
Vraag 11
Op basis waarvan legde u deze kortingen op? U beweerde toch dat er niet wordt bezuinigd op de ouderenzorg?
Antwoord 11
Zie het antwoord op vraag 6.
Vraag 12
U beweerde toch dat de doorrekening van het Centraal Planbureau dat u stiekem 1,6 miljard euro bezuinigde op de verpleeghuizen in plaats van dat u de beloofde investering in extra personeel deed, niet klopt?5
Antwoord 12
Dat is correct. In mijn brief van 16 maart jl.6 heb ik toegelicht dat de taakstelling voor de doorontwikkeling van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg oploopt van € 100 miljoen in 2024 tot € 350 miljoen structureel vanaf 2026.
Vraag 13
Waar staan deze kortingen in het regeerakkoord?
Antwoord 13
U treft de maatregelen op bladzijde 5 van de budgettaire bijlage bij het coalitieakkoord 2021–2025 «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst».
Vraag 14
Hoe heeft u zich vergewist van steun in de Tweede Kamer voor deze kortingen? Welke partijen steunen deze kortingen?
Antwoord 14
Ik heb de maatregelen voorgehangen bij de (Eerste en) Tweede Kamer op 17 april 20237 Vervolgens is op 30 mei jl. een tweeminutendebat gevoerd en is op 31 mei gestemd over de ingediende moties. Een van de moties was om de maatregel uit te stellen of terug te draaien. Deze is door de Tweede Kamer verworpen.
Vraag 15
Bent u bereid deze kortingen terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
Recent heeft de Tweede Kamer in de procedurevergadering aangegeven de afschriften van de (meerjarige) Kaderbrieven Wlz controversieel te beschouwen. Op basis van de Wmg ben ik verplicht om na Prinsjesdag een budgettair kader Wlz voor 2024 definitief vast te stellen. De demissionaire status van het kabinet en de controversieel verklaring leiden ertoe dat ik het budgettair kader Wlz enkel voor 2024 vaststel. Het vaststellen van het budgettair kader voor 2025 en verder is aan een volgend kabinet. Ik acht het aangewezen om discussies met gevolgen voor de begroting, nu Prinsjesdag aanstaande is, ook in dat kader en bij de behandeling van de begroting van VWS met uw Kamer te voeren.
Zorgvisie, 28 juli 2023, «Zorgkantoren trokken eerder al aan de bel over kortingen ouderenzorg bij VWS» (https://www.zorgvisie.nl/zorgkantoren-deelden-bezwaren-over-kortingen-ouderenzorg-met-vws/).↩︎
Gebaseerd op NZa-beleidsregels CA-BR-1607 en CA-BR-1613.↩︎
Gebaseerd op NZa-beleidsregel BR/REG-23122a.↩︎
Kamerstuk 31 765, nr. 787.↩︎
Centraal Planbureau, 20 september 2022, «Macro Economische Verkenning 2023» (Macro Economische Verkenning (MEV) 2023 | CPB.nl).↩︎
Kamerstuk 31 765, nr. 724.↩︎
Kamerstuk 34 104, nr. 376.↩︎