[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 18 september 2023 (eerste deel)

Landbouw- en Visserijraad

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2023D36857, datum: 2023-09-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1575).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1575 Landbouw- en Visserijraad.

Onderdeel van zaak 2023Z15203:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1575 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 september 2023

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 4 september 2023 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 18 september 2023 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1574).

De vragen en opmerkingen zijn op 11 september 2023 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 14 september 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Amhaouch

Adjunct-griffier van de commissie,
Holtjer

Inleiding

Hierbij zend ik u het eerste deel van de antwoorden op de vragen van de VVD-, D66-, CDA-, PvdA en GroenLinks-, PvdD-, CU-, SGP- en BBB-fractie van de Tweede Kamer die zijn gesteld tijdens het schriftelijk overleg van 11 september jl. over de Landbouw- en Visserijraad van 18 september 2023. Dit betreft de antwoorden op de vragen die betrekking hebben op onderwerpen die op de agenda van de Raad van 18 september 2023 staan. De overige vragen zullen op korte termijn beantwoord worden.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad op 18 en 19 september 2023. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen en opmerkingen.

Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid

De leden van de VVD-fractie constateren dat tijdens de Raad een eerste beleidsdebat zal worden gevoerd over de in juli gepubliceerde Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid. Wat gaat tijdens dit debat de inbreng zijn van het kabinet? Kan de Minister aangeven wanneer de Kamer het BNC-fiche tegemoet kan zien?

Antwoord

Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een BNC-fiche.

De leden van de VVD-fractie zien een gezonde, vitale bodem vanzelfsprekend als randvoorwaarde voor een gezonde leefomgeving en als basis voor vruchtbare voedselproductie. Echter, bij de uitwerking van deze Richtlijn is in de ogen van deze leden maatwerk per lidstaat en zelfs binnen lidstaten cruciaal. Ook de wijze waarop monitoring en objectieve vaststelling van nulmetingen plaatsvindt ten behoeve van het vaststellen van referentiesituaties is essentieel. Deelt de Minister deze opvatting en zo ja, gaat dit de inzet van het kabinet zijn bij de behandeling van het voorstel? Hoe ziet de behandelprocedure van deze Richtlijn eruit?

Antwoord

De regering vindt maatwerk cruciaal en heeft hier steeds op ingezet. Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een BNC-fiche.

Vangstmogelijkheden

De leden van de VVD-fractie lezen tot slot dat er louter twee gedachtewisselingen zullen plaatsvinden met betrekking tot de vangstmogelijkheden 2024. Deze leden vragen het kabinet om nader in te gaan op wat de inzet van het kabinet wordt bij deze twee gedachtewisselingen.

Antwoord

De Raad zal een eerste gedachtewisseling voeren over de vangstmogelijkheden 2024, waarbij specifiek wordt ingegaan op de bilaterale onderhandelingen met het VK, de bilaterale onderhandelingen met Noorwegen en de onderhandelingen met de kuststaten. Op de Raad ligt geen voorstel met mandaat voor deze onderhandelingen voor. Naar verwachting zal de discussie met name worden gevoerd naar aanleiding van de wetenschappelijke vangstadviezen die reeds door de Raad voor het Onderzoek naar de Zee (International Council fort he Exploration of the Sea, ICES) gepubliceerd zijn. Echter, nog niet voor alle visbestanden zijn de vangstadviezen gereed. De bespreking tijdens de komende Raad zal dan ook een eerste gedachtewisseling van de lidstaten met de Europese Commissie zijn.

Namens Nederland, zal ik in de Raad met name mijn zorgen uiten over het vangstadvies voor tong (– 61%). Hoewel in voorgaande jaren het quotum niet volledig is benut, heeft de sector aangegeven dat een verlaging in vangstmogelijkheden conform het vangstadvies zal leiden tot vroegtijdige sluiting van de tongvisserij, met negatieve economische gevolgen voor de betreffende bedrijven. Het Meerjarenplan Noordzee kan mogelijkheden bieden om grote schommelingen in de vangstadviezen op te vangen. Deze analyseer ik nog. Aangezien ICES voor het derde jaar op rij een negatief vangstadvies heeft afgegeven, vind ik het van belang dat we meer inzicht verkrijgen in de conditie van het tongbestand.

Ten aanzien van de onderhandelingen met de Coastal States, blijft de Nederlandse positie ongewijzigd en vind ik het van belang dat we in de onderhandelingen tot een eerlijke en robuuste verdeelsleutel van vangstmogelijkheden tussen de kuststaten komen. Dit zal ik tijdens de Raad benoemen.

Wat betreft de bilaterale onderhandelingen EU-Noorwegen zal ik benadrukken dat het belangrijk is om tot een eerlijke ruilbalans te komen, waarbij de lidstaten die profiteren van de Noorse inleg ook naar rato bijdragen aan de balans. Tot slot zal ik mijn zorgen over de Noorse boomkorban herhalen.

De leden van de VVD-fractie verzoeken het kabinet voorts om nader in te gaan op een eventueel bilateraal akkoord met Noorwegen en vragen het kabinet hoe deze leden de woorden «als gevolg van het boomkorverbod in Noorse wateren is het belang van het bilaterale akkoord met Noorwegen voor Nederland afgenomen» dienen te interpreteren. Betekent het dat Nederland het akkoord zal verwerpen?

Antwoord

Het boomkorverbod houdt in dat het vissen met de boomkor in Noorse wateren verboden is. De Nederlandse inzet is om te komen tot een opheffing van de boomkorban. Doordat de boomkor het voornaamste vistuig voor Nederlandse vissers in het Noorse deel van de Noordzee was en doordat een alternatief voor de boomkor niet eenvoudig voorhanden is, is het belang van de toegang tot de Noorse wateren afgenomen. Wanneer een concept-akkoord met Noorwegen is bereikt, zal ik dit beoordelen en bezien of Nederland hiermee kan instemmen.

Deze leden delen de zorgen van het kabinet wat betreft de een verdere beperking van het de vangstmogelijkheden voor tong en de gevolgen voor de Nederlandse visserijsector. Het kabinet schrijft meer inzicht te willen krijgen in de conditie van het tongbestand. Is het kabinet van mening dat de huidige methoden van het vaststellen van bestandinschattingen voor tong onvolledig is?

Antwoord

De Raad voor het Onderzoek naar de Zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES) voert periodiek onderzoek uit naar de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek dat ten grondslag aan vangstadviezen voor visbestanden. Ik ondersteun deze werkwijze omdat zo gewaarborgd wordt dat de vangstadviezen zo goed mogelijk bijdragen aan duurzaam bestandsbeheer. Begin 2024 is een benchmark door ICES voorzien voor tong in de Noordzee. Hierbij beoordeelt ICES de methode die ten grondslag ligt aan de bestandinschattingen voor tong en de daaruit volgende adviesbepalingen voor de vangstmogelijkheden. Deze benchmark kan benut worden voor de vangstadviezen voor 2025.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 18 september 2023.

De leden van de D66-fractie lezen allereerst over de Richtlijn Bodemmonitoring en bodemweerbaarheid. Deze leden benadrukken het belang van een goede bodemkwaliteit voor de natuur en voedselvoorziening. Het opzetten van een samenhangend monitoringsstelsel is cruciaal om in 2050 alle bodems in gezonde staat te hebben. Momenteel zijn 60 tot 70 procent van de Europese bodems in slechte staat en met een veranderend klimaat op het continent is het des te belangrijker dat deze worden hersteld, om de effecten van klimaatverandering op te vangen. In de Richtlijn staan geen kwantitatieve doelen of normen geformuleerd, wat begrijpelijk is aangezien eerst een geharmoniseerde monitoringsmethode moet worden ontwikkeld. Desondanks is het uiterst belangrijk om tussendoelen te stellen en Europese normen te hanteren voor het doelbereik in 2050. Kan de Minister zich inzetten om bij te dragen aan Reze richtlijn, door ambitieuze doelen en normen te formuleren op Europees niveau, gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke inzichten?

Antwoord

Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een BNC-fiche. In tegenstelling tot water is de bodem immobiel. Ook kent de bodem van nature op korte afstand een grote variatie in samenstellng en kwaliteit. Daarom zijn normen voor de bodem niet geschikt. De regering streeft naar een gezonde bodem in 2050. De regering wil dit bereiken middels een mix van maatwerkmaatregelen duurzaam bodembeheer, bijvoorbeeld via het GLB en kennisontwikkeling en -verspreiding zoals ook al is opgenomen in het Nationaal Programma Landbouwbodems (NPL).

Zal er bij de monitoring rekening worden gehouden met alle relevante indicatoren voor de bodem, zowel chemisch, biologisch als fysisch? Deze leden kijken uit naar het BNC-fiche en hopen op een ambitieuze inzet vanuit het kabinet.

Antwoord

Sinds 2019 loopt in Nederland het monitoringsprogramma Bodemindicatoren voor Landbouwbodems in Nederland (BLN). Hierbij worden de landbouwbodems 5-jaarlijks op bijna 1.200 locaties gemonitord op 18 biologische, fysische en chemische indicatoren. In 2024 vindt de volgende meetronde plaats. Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een BNC-fiche.

De leden van de D66-fractie lezen daarnaast over twee andere onderwerpen die staan geagendeerd voor de Raad. Ten eerste de «langetermijnvisie plattelandsgebieden EU». De Minister spreekt over het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) dat wordt ingezet voor een integrale en gebiedsgerichte aanpak. Kan de Minister bij het bespreken van de langetermijnvisie aandacht vragen voor de gebreken in het GLB? Zo ligt er nog een zware nadruk op het financieel steunen van agrarische bedrijven, gebaseerd op het oppervlak van het bedrijf. Deze leden pleiten echter voor een GLB waarbij publieke middelen beschikbaar zijn voor bedrijven die duurzame, prestatiegerichte publieke diensten verlenen, zoals natuurbeheer. Het nieuwe GLB ligt nog enkele jaren voor ons, maar het belang van deze publieke diensten onderstrepen en adequaat ondersteunen zou deel uit moeten maken van de langetermijnvisie van de plattelandsgebieden van de Europese Unie (EU) (COM/2021/345).

Antwoord

Binnen de langetermijnvisie van het platteland worden lidstaten gevraagd een plattelandspact met bijbehorend actieplan voor het platteland op te stellen. Dit actieplan ziet toe op een sterker, verbonden, veerkrachtig en welvarend plattelandsgebied. Naast het GLB instrumentarium zijn er meerdere beleidsinstrumenten die gericht zijn op plattelandsontwikkeling, zoals het NPLG en de Regio Deals. Synergie tussen deze beleidsinstrumenten is voor mij van belang. De gedachtewisseling over de langetermijnvisie is niet het juiste platform om verbetervoorstellen voor het GLB na 2027 aan de orde te stellen. Het belang van prestatiegerichte doelgerichte betalingen onderstreep ik en dat blijkt ook uit de keuzes in het Nationaal Strategisch Plan waaronder de overheveling van GLB middelen van de eerste pijler naar de tweede pijler.

De leden van de D66-fractie hebben ten slotte enkele vragen over «onderhandelingen vangstmogelijkheden 2024». Deze leden lezen over gebiedsflexibiliteit tussen wateren waar het gaat over vier visbestanden als een van de mitigerende maatregelen die de EU en het Verenigd Koninkrijk (VK) hebben getroffen. Wordt met deze maatregel de stabiliteit van de visbestanden voldoende geborgd? Hoe staat de wetenschappelijke gemeenschap tegenover dit voorstel? Perspectief bieden voor de sector is belangrijk al mag dat niet ten koste gaan van de duurzame visserij. Is de Minister van mening dat met deze maatregel duurzame visserij wordt bevorderd?

Antwoord

Zoals ik in de Geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad van 18 september 2023 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1574) heb aangegeven hebben de EU en het Verenigd Koninkrijk (VK) gezamenlijk in het SCF besloten dat komend jaar per individueel bestand een TAC wordt vastgesteld waar voorheen tongschar/witje en tarbot/griet gecombineerde bestanden waren. Deze vier TACs kunnen zo meer in lijn met de desbetreffende ICES adviezen worden vastgesteld en dit draagt bij aan een duurzamer beheer. In een gemengde visserij kunnen bijvangsten niet vermeden worden, wat tot choke situaties (een visbestand limiteert de vangstmogelijkheden van een ander visbestand) kan leiden. Een gebiedsflexibiliteit kan de TAC-splitsing in combinatie met de aanlandplicht werkbaar houden voor de vissers.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken voor het schriftelijk overleg Landbouw- en Visserijraad (18/19 september) en hebben nog enkele vragen.

Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid

De leden van de CDA-fractie hebben zorgen over de opstapeling van Europese regels bovenop de Nederlandse regels. Zo ook op het gebied van bodemgezondheid. Kan de Minister toelichten hoe de doelstelling dat in 2050 alle bodems in de EU in gezonde staat verkeren zich verhoudt tot reeds bestaand Nederlands beleid? Op welke manier interpreteert de Minister de doelstelling en hoe wordt hier in Nederland concreet uitvoering aan gegeven? Welke gevolgen gaat dit hebben voor de agrarische sector? Kan de Minister aangeven hoe de monitoring van de staat van de bodem er mogelijk uit komt te zien? Deelt de Minister de mening van deze leden eens dat een «one out- all out» systematiek moet worden voorkomen, omdat bodems hierdoor al snel als ongezond worden bestempeld?

Antwoord

Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een BNC-fiche.

De leden van de CDA-fractie benadrukken dat Nederland het op één na dichtstbevolkte land van de EU is en dat hiermee rekening moet worden gehouden bij de totstandkoming van Europees beleid. Maatwerk is een vereiste, niettemin omdat de bodem overal anders is. Deelt de Minister deze mening? Kan de Minister alvast in grote lijnen aangeven wat de inzet van het kabinet wordt in het beleidsdebat dat zal plaatsvinden bij de Landbouw- en Visserijraad, vooruitlopend op het BNC-fiche?

Antwoord

Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een BNC-fiche.

Landbouwgerelateerde handelsvraagstukken

De leden van de CDA-fractie lezenin de geannoteerde agenda dat de Minister ten aanzien van landbouwgerelateerde handelsvraagstukken het belang benadrukt van hoge duurzaamheidsstandaarden, mede in het licht van de hoge standaarden waaraan onze producenten worden gevraagd te voldoen. Deze leden ondersteunen deze inzet zeer.

Onderhandelingen vangstmogelijkheden 2024

De leden van de CDA-fractie onderschrijven tot slot de zorg van de Minister over het generieke karakter van het boomkorverbod en hopen ook hier op een maatwerkoplossing. Welke mogelijkheden ziet de Minister hier?

Antwoord

Ik zal in de komende periode samen met België werken aan een nadere onderbouwing die kan beargumenteren dat de effecten van de boomkor verschillen voor onderscheiden regionale bodemtypes en boomkorvistuigen. Hoewel er op dit moment nog geen signalen zijn dat Noorwegen bereid is om het verbod op te heffen, zal ik de komende periode in samenspraak met België en de Commissie bij Noorwegen deze nadere onderbouwing onder de aandacht brengen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties en reactie van de bewindspersoon

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties hebben kennisgenomen van de agenda. Deze leden hebben enkele vragen. Het gebrek aan gepubliceerde vergaderstukken, waardoor de Minister hier niet op in kan gaan in de geannoteerde agenda, betreuren deze leden.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties zijn benieuwd welke gevolgen de Europese bodemrichtlijn heeft op de Nederlandse Wet bodembescherming (Wbb). Bevat de Europese bodemrichtlijn meer ambitie dan de Nederlandse wet? Vereist dit extra maatregelen? Komen daar middelen voor beschikbaar om dit te bekostigen? Welke vragen leven er nog bij de Minister over deze nieuwe Richtlijn? Bovendien lezen deze leden dat het doel is om in 2050 een weerbare bodem te hebben die ecosysteemdiensten kan leveren. Stelt de EU middelen beschikbaar om deze te leveren? Ziet de Minister de aangenomen motie van het lid Klaver c.s. (Kamerstuk 30 252, nr. 105 ) als een noodzakelijke stap om het leveren van ecosysteemdiensten te leveren?

Antwoord

Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een BNC-fiche.

Wat betreft de motie Klaver c.s. waarin de Kamer heeft verzocht om voor Prinsjesdag 2023 te komen met een regeling voor ecosysteemdiensten waarmee invulling wordt gegeven aan het advies van de WUR/Sovon voor doelbereik en in de begroting LNV de hiertoe benodigde middelen toe te voegen, deze is door de Kamer verworpen bij de stemming over de moties ingediend bij het debat over het beëindigden van de onderhandelingen van het Landbouwakkoord (Handelingen II 2022/23, nr. 101, item 16). Echter, zoals toegezegd tijdens het commissiedebat Stikstof, NPLG en Natuur 7 september jl. kom ik nog met een brief, waarin ik een aantal maatregelen toelicht die ik zal nemen waaronder ecosysteemdiensten.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties zien de langetermijnvisie plattelandsgebieden EU geagendeerd staan. Over de landbouw ontvangt de commissie later deze maand de aangekondigde Landbouwbrief. Stelt deze brief nog aanpassingen voor ten opzichte van het lopende beleid die relevant zijn voor de Europese langetermijnvisie? Staat in die brief informatie die zal worden uitgedeeld in dit overleg? Kan de Minister deze informatie vooruitlopend op de raad met de Kamer delen? Kan de Minister uiteenzetten hoe hij brede welvaart definieert bij de ontwikkeling van het platteland?

Antwoord

Voor de val van het kabinet heb ik aangekondigd om in september met een plan in een landbouwbrief te komen. Want de opgaven op gebied van natuur, stikstof, water, klimaat en perspectief voor boeren vraagt om een transitie van de landbouw. Een transitie die ingrijpend is voor boeren die het betreft en alle andere relevante partijen. Echter, met de val van het kabinet is dit voornemen in een ander daglicht komen te staan. Ik heb moeten constateren dat de noodzakelijke maatregelen en de benodigde stappen niet meer passend zijn bij de demissionaire status van het kabinet.

Wel kom ik nog met een Kamerbrief, zoals ook toegezegd in het commisiedebat Stikstof, NPLG en Natuur 7 september jl., waarin ik een aantal maatregelen toelicht die ik zal nemen ter voorbereiding op de besluitvorming van een volgend Kabinet. Bij de definiëring van «brede welvaart» wordt gebruik gemaakt van de gehanteerde CBS-definitie. Deze sluit aan bij de gangbare internationale definities: Brede welvaart betreft de kwaliteit van leven hier en nu en de mate waarin deze ten koste gaat van de brede welvaart van latere generaties of van die van mensen elders in de wereld.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties hebben met belangstelling kennisgenomen van de agendapunten rondom de visserij. Deze leden lezen dat onderhandelingen over de vangstmogelijkheden met het VK en Noorwegen moeizaam verlopen. Kan de Minister dit toelichten?

Antwoord

Het VK en Noorwegen zijn derde landen en hebben zodoende elk een eigen visserijbeleid. Dit beleid komt niet per definitie overeen met de uitgangspunten van de EU, zoals neergelegd in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). De onderhandelingen met het VK en Noorwegen vinden in verschillende gremia plaats, hetgeen ervoor zorgt dat aan meerdere tafels tegelijkertijd wordt onderhandeld. Er zijn bilaterale onderhandelingen met het VK en Noorwegen, trilaterale onderhandelingen met het VK en Noorwegen gezamenlijk, en onderhandelingen in breder verband met andere kuststaten. Het verloop van de trilaterale onderhandelingen en onderhandelingen met kuststaten heeft zijn weerslag op de bilaterale onderhandelingen. Voor de bilaterale onderhandelingen met het VK geldt dat deze plaatsvinden in de context van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst (HSO). Dit is sinds de Brexit het geldende kader, maar is dus nog vrij nieuw en complex. Nog steeds zijn de EU en het VK zoekende hoe opvolging te geven aan de in de HSO gemaakte afspraken. Voor de bilaterale onderhandelingen EU-Noorwegen geldt dat een overkoepelend kader ontbreekt, waardoor er geen sprake is van gedeelde uitgangspunten. Dit maakt de onderhandelingen moeizaam.

Bovendien lezen deze leden dat de Minister bezorgd is over de negatieve vangstadviezen voor verschillende vissoorten. Ook zegt hij het niet vanzelfsprekend te vinden dat er automatische reducties worden toegepast. Ziet de Minister geen enkele meerwaarde in de automatische reductie? Is er verder perspectief op een verandering in de negatieve trend in vangstadviezen? Verwacht de Minister dat deze dalende trend door zal zetten en loopt de trend samen met de dalende gezondheid van deze vispopulaties? Zo ja, welke maatregelen nemen Nederland en de EU om deze vissoorten te beschermen en hun populatie te versterken? Wordt er gewerkt aan een duurzaam perspectief voor de vissers die afhankelijk zijn van vangst van deze vissoorten? Is er een toekomst voor deze vissers binnen de visserij?

Antwoord

In de vangstadviezen voor gegevens-arme bestanden past de Raad voor Onderzoek naar de Zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES) reeds maatwerk toe. Bij de vaststelling van het vangstadvies wordt rekening gehouden met de beschikbare wetenschappelijke data over het desbetreffende visbestand. Op basis hiervan adviseeert ICES over de toepassing van het voorzorgspincipe. Ik ondersteun deze aanpak, want ik ben van mening dat hiervoor maatwerk vereisd is.

Ten aanzien van een eventuele trend van zowel positieve als negatieve adviezen kan ik aangeven dat ICES jaarlijks vangstadviezen opstelt waarin zij inzicht geeft in de conditie van een bepaald visbestand. Dit doen zij op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten en beschikbare data. In de adviezen worden de trends op basis van deze data weergegeven. Naast de vangstadviezen, houd ik ook oog voor de sociaaleconomische effecten overeenkomstig het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), want ik vind het belangrijk om de visserij een duurzaam perspectief te bieden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en reactie van de bewindspersoon

Bodemrichtlijn

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de PvdD-fractie constateren dat het bekend is het dat de Nederlandse en Europese bodem zich in een zeer slechte staat bevindt. Deelt de Minister de mening dat mest en landbouwgif één van de grotere veroorzakers zijn van de slechte staat van de bodem? Is de Minister het ermee eens dat deze negatieve inputs in ieder geval geminimaliseerd en liever moet worden gestopt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe worden de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water (KDW) meegenomen in de Bodemrichtlijn?

Antwoord

Duurzaam beheerde bodems kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan opgaven op het gebied van klimaat, water, biodiversiteit en stikstof. Nederland werkt via het Nationaal Programma Landbouwbodems al sinds 2019 aan duurzaam beheer van alle landbouwbodems in 2030. Binnen het NPL wordt langs verschillende sporen gewerkt aan het verbeteren van de bodemkwaliteit. Dit betreft maatwerk; er kunnen meerdere oorzaken zijn dat de bodem niet altijd in een goede staat verkeert. Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een BNC-fiche.

De leden van de PvdD-fractie vragen welke concrete doelen zouden moeten behaald worden om een gezonde bodem te krijgen in 2050. Deelt de Minister de mening dat de 2050 deadline te laat is, gezien het belang van gezonde bodems voor voedselproductie? Zo nee, waarom niet? Daarnaast lezen deze leden dat er nog geen definitie over bodemgezondheid bestaat. Welke definitie hanteert de Minister? Wat gaat Nederland voorstellen omtrent de definitie?

Antwoord

Het Nationaal Programma Landbouwbodems (NPL) heeft als een van de doelstellingen dat in 2030 alle landbouwbodems duurzaam worden beheerd. Door maatregelen voor duurzaam bodembeheer te nemen, wordt uiteindelijk een gezonde bodem bereikt, passend bij het landgebruik. Hoe lang het dan nog duurt voordat de bodem weer gezond is, zal per bodem verschillen. Over de defintie van een gezonde bodem wordt in Europees verband nog nagedacht.

De leden van de PvdD-fractie merken op dat onderzoek aantoont dat koolstofopslag in de bodem minder goed werkt dan gehoopt. Is de Minister bekend met de effectiviteit van koolstofopslag?1 Kan de Minister aangeven hoe het bodemleven, de CO2-cyclus en het optimaal biologische functioneren van de bodem het beste kunnen worden beschermd en hersteld, opdat gezond voedsel erop kan groeien?Deelt de Minister de mening dat een transitie naar een meer plantaardige voedselproductie zonder mest en gif een gezonde bodem kan bewerkstelligen?

Antwoord

Naast duurzaam beheer van alle landbouwbodems in 2030 heeft het Nationaal Programma Landbouwbodems (NPL) als tweede doelstelling dat vanaf 2030 jaarlijks 0,5 Mton CO2-equivalent extra wordt vastgelegd in minerale landbouwbodems. Van beide doelstellingen profiteren naast klimaat en water ook de onder- en bovengrondse biodiversiteit. De effectiviteit van koolstofopslag in de bodem en de uitkomsten van de diverse onderzoeken hierover zijn binnen LNV bekend. Ook loopt al jaren het onderzoeksprogramma Slim Landgebruik om te komen tot de eerder genoemde NPL-doelstellingen.

Vangstmogelijkheden

De leden van de PvdD-fractie lezen dat Nederland zich aan de wetenschappelijke vangstadviezen wil houden. Echter voor soorten waar niet veel gegevens voor zijn, vindt Nederland niet dat automatische reducties op vangst moeten worden toegepast. Deze leden willen weten of de Minister vindt dat het voorzorgsprincipe moet worden toegepast voor soorten waarover weinig gegevens zijn. Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe vindt de Minister dat hier invulling aan moet worden gegeven voor gegevensarme bestanden?

Antwoord

In de vangstadviezen voor gegevens-arme bestanden past de Raad voor Onderzoek naar de Zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES) reeds maatwerk toe. Bij de vaststelling van het vangstadvies wordt rekening gehouden met de beschikbare wetenschappelijke data over het desbetreffende visbestand. Op basis hiervan adviseeert ICES over de toepassing van het voorzorgspincipe. Ik ondersteun deze aanpak, want ik ben van mening dat hiervoor maatwerk vereisd is.

De leden van de PvdD-fractie lezen daarnaast dat tongschar/witje en tarbot/griet geen gecombineerde bestanden vormen. Kan de Minister aangeven waarom er niet voor is gekozen om dat wel te doen? Wat zal deze knip inhouden voor de aparte totaal toegestane vangsten (TACs) van vissoorten? Hoe wordt voorkomen dat vissen op de ene soort overbevissing van de andere soort met zich meebrengt vanwege bijvangsten?

Antwoord

De bestanden tongschar/witje en tarbot/griet zijn voorheen in de vaststelling van vangstmogelijkheden behandeld als twee gezamenlijke bestanden. Deze zogeheten gecombineerde TACs zagen dus elk op twee visbestanden. Voor elk van de vier soorten wordt een onafhankelijk advies gegeven door ICES. In het kader van duurzaam beheer is in het Speciaal Comité voor Visserij (Specialised Committee on Fisheries: SCF) onder het Handels- en Samenwerkingsovereenkomst (HSO) met het Verenigd Koninkrijk afgesproken om deze TACs te splitsen en zo de vier visbestanden op een duurzamere manier te beheren om mogelijke overbevissing te voorkomen. Dit betekent dat vanaf 2024 per visbestand een TAC wordt vastgesteld en niet langer een gecombineerde TAC. Dit komt mijns inziens het duurzaam beheer van deze soorten ten goede.

Mercosur

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad 18 september 2023 en waarderen het dat de Minister tijdens deze Raad, conform motie van het lid Teunissen c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2618), zal bepleiten dat een mogelijk EU-Mercosur handelsakkoord een integraal associatieakkoord blijft.

De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister bekend is met Raadsconclusies «De onderhandelingen over en de sluiting van handelsovereenkomsten van de EU» (9120/18), aangenomen op 28 mei 2018.Deelt de Minister dat in deze Raadsconclusies duidelijk en specifiek staat opgenomen dat een mogelijk EU-Mercosur handelsakkoord een gemengd akkoord blijft? Is de Minister bereid in zijn interventie tijdens deze Raad naar deze Raadsconclusies te verwijzen?Zoals vastgelegd in de Raadsconclusies dient een mogelijke splitsing te worden voorgelegd aan de Raad. Kan de Minister aangeven of daar een gekwalificeerde meerderheid of unanimiteit voor nodig is? Kan de Minister tevens aangeven of deze stemming tegelijkertijd met een mogelijk EU-Mercosur handelsakkoord aan de Raad wordt voorgelegd of voorafgaand daaraan? In de Raadsconclusies staat tevens opgenomen dat burgers voortdurend op de hoogte moeten worden gehouden van vorderingen en inhoud van handelsovereenkomsten waarover wordt onderhandeld, constateren deze leden. Kan de Minister in dat kader de Europese Commissie (EC) verzoeken om tijdens de Raad een tijdspad te communiceren en dat tijdspad in het verslag van de Raad met de Kamer te delen? Kan de Minister tevens terugkoppelen wat de stand van zaken is van de onderhandelingen en toelichten wat het laatste tegenakkoord van Mercosur is? Kan de Minister tot slot terugkoppelen wat het krachtenveld binnen de Raad is?

Antwoord

Ik ben bekend met de Raadsconclusies uit 2018. Zoals aangegeven in reactie op moties van uw Kamer heeft mijn collega voor BHOS tijdens de laatste Raad Buitenlandse Zaken Handel van 25 mei jl. aangegeven dat het EU-Mercosurakkoord een integraal associatieakkoord dient te blijven, en heb ik dat gedaan bij de Landbouw- en Visserijraad in juni jl. Tijdens deze Landbouw- en Visserijraad zal ik dit nogmaals benadrukken.

Zoals eerder aan uw Kamer gemeld is op dit moment niet bekend in welke vorm of wanneer de Europese Commissie een mogelijk EU-Mercosurakkoord zal voorleggen aan de Raad ter besluitvorming. Er wordt momenteel nog gesproken tussen de EU en de Mercosur-landen over een additioneel instrument over duurzaamheid.

De Europese Commissie kan als onderhandelaar (waar nodig gezamenlijk met de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie) een voorstel doen om het onderhandelingsresultaat in meerdere akkoorden voor te leggen aan de Raad. De aard van een akkoord zal pas definitief kunnen worden bepaald op basis van de uitonderhandelde tekst, voorafgaand aan ondertekening. De Raad kan zich vervolgens hierover uitspreken en besluit vervolgens over het Commissievoorstel. Daarbij is de stemregel afhankelijk van de rechtsgrondslag(en) van het Commissievoorstel.

Ik zal tijdens de Raad vragen naar het door de Europese Commissie verwachte tijdpad en stand van zaken van de onderhandelingen, en uw Kamer daarover informeren in het verslag van de Raad. Uw Kamer wordt voorafgaand aan iedere Raad Buitenlandse Zaken Handel geïnformeerd over de voortgang van de lopende onderhandelingen over handels- en investeringsakkoorden. De volgende, geactualiseerde, voortgangsrapportage ontvangt uw Kamer voorafgaand aan het Commissiedebat RBZ-Handel d.d. 5 oktober a.s.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de CU-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de LNV-raad op 18 september 2023. Deze leden willen de Minister de volgende punten meegeven.

De leden van de CU-fractie staan achter het ontwikkelen van een Richtlijn op bodembescherming en weerbaarheid, maar deze leden hebben wel zorgen bij de uitwerking hiervan. Hoe wordt voorkomen dat er teveel met dezelfde maat wordt gemeten, net als bij de Nitraatrichtlijn? Komt er voldoende ruimte voor niet alleen bodemsoorten, maar ook de ligging en het gebruik ervan? Tot slot op dit punt nemen deze leden aan dat de EC de bodem niet als één organisme ziet, maar wel als een ecosysteem met verschillende schimmels, bacteriën en kleine diersoorten die allen samen de bodem gezond en weerbaar houden.

Antwoord

Uitgangspunt van de Europese Commissie is dat de bodem een levend organisme is dat dezelfde bescherming nodig heeft als water en lucht. Het voorstel van de Europese Commissie richt zich op zowel flexibiliteit voor de lidstaten als harmonisering op onderdelen, waaronder bijvoorbeeld monitoring. Vanwege de heterogeniteit van de bodemsamenstelling en het landgebruik vindt de regering het van belang dat er ruimte blijft voor maatwerk en een flexibele aanpak.

De leden van de CU-fractie lezen dat gesprekken over internationale handel in landbouwgoederen nog steeds zien op productstandaarden. Deze leden willen benadrukken dat productiestandaarden,dus niet de productstandaarden, op dit moment met name een risico op een «race to the bottom» vormen, aangezien daar geen adequate controle op is. Daarnaast missen deze leden de fundamentele vraag of het überhaupt in tijden van klimaatverandering wenselijk is om goederen, die niet per se zijn beperkt tot een bepaalde klimaatzone, de wereld over te sturen. Daar waar de handel in bananen, olijfolie of kaas logischerwijs vanuit een bepaald land de wereld over gaat, is het minder logisch om koeienvlees of kippeneieren een halve wereldbol over te laten vliegen voor een lagere prijs. Wil de Minister de EC op het hart drukken om het gesprek op dat niveau met de World Trade Organisation (WTO) te voeren, ook in relatie tot Mercosur? Op dit punt willen deze leden tot slot meegeven dat wat hen betreft, landbouw wordt uitgezonderd van het EU-Mercosur handelsakkoord en dus niet integraal wordt benaderd.

Antwoord

Ik neem kennis van de door u gedane observaties en stellingname. Bij het punt over handel zal de Commissie naar verwachting ook ingaan op de onderhandelingen rondom landbouw richting de dertiende Ministeriele Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) die plaats zal vinden in februari 2024. Ik zal in mijn interventie de Commissie oproepen om het belang van duurzaamheid, en verdere integratie van handel en milieu en sociale kwesties (inclusief vraagstukken t.a.v. verschillende productiestandaarden op deze terreinen) op de WTO agenda onder de aandacht te brengen binnen de WTO. Lopende onderhandelingen over bilaterale handelsakkoorden worden als zodanig niet in WTO-verband besproken

De leden van de CU-fractie willen de Minister het volgende meegeven wat betreft de vangstmogelijkheden. Deze leden kijken uit naar een update over de gesprekken met Groot Brittannië over het ruilen van visquota en gebruik van elkaars wateren. Daarnaast geldt voor tong en zeebaars inmiddels een negatief advies met een aanpassing van de voorgestelde quota van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) naar beneden. De Minister geeft aan dat deze adviezen niet per definitie de inzet van Nederland zijn. Wil de Minister de Kamer zo snel mogelijk informeren over de Nederlandse inzet op dit dossier? Deze leden zijn blij dat hij extra onderzoek naar de terugval van schol vraagt, temeer omdat de kans zeer klein is dat visserij een rol van betekenis speelt hierin, gezien de niet volgemaakte quota de afgelopen jaren. Hoe wordt een gezonde visstand dan beschermd? Op welke termijn de Kamer dit onderzoek verwachten?

Antwoord

De leden van de CU-fractie vragen naar mijn inzet op schol naar aanleiding van een terugval in het vangstadvies. Ik ga er vanuit dat de CU-fractie hiermee doelt op het tongadvies. Voor schol adviseert ICES namelijk een toename van 2,9%. Zoals in de Geannoteerde Agenda (kenmerk 2023Z14628) aangegeven, maak ik mij wel zorgen over het tongadvies. Ik zal in de Raad mijn zorgen hierover uiten. Hoewel in voorgaande jaren het tong-quotum niet volledig is benut, heeft de sector aangegeven dat een verlaging in vangstmogelijkheden conform het vangstadvies zal leiden tot een vroegtijdige sluiting van de tongvisserij, met negatieve economische gevolgen voor de betreffende bedrijven. Het Meerjarenplan Noordzee kan mogelijkheden bieden om grote schommelingen in de vangstadviezen op te vangen. Deze analyseer ik nog.

De Raad voor het Onderzoek naar de Zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES) voert periodiek onderzoek uit naar de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek dat ten grondslag aan vangstadviezen voor visbestanden. Ik ondersteun deze werkwijze, omdat zo gewaarborgd wordt dat de vangstadviezen zo goed mogelijk bijdragen aan duurzaam bestandsbeheer. Begin 2024 is een benchmark door ICES voorzien voor tong in de Noordzee. Hierbij beoordeelt ICES de methode die ten grondslag ligt aan de bestandinschattingen voor tong en de daaruit volgende adviesbepalingen voor de vangstmogelijkheden. Deze benchmark kan benut worden voor de vangstadviezen voor 2025.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden hebben onder meer een vraag over de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid.

De leden van de SGP-fractie zetten grote vraagtekens bij de subsidiariteit van de voorgestelde Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid. Goed bodembeheer is zonder meer belangrijk. Maar deze leden zijn van mening dat dit primair een verantwoordelijkheid is van de lidstaten. De grensoverschrijdende aspecten zijn immers heel beperkt. De belangrijkste reden voor de Bodemrichtlijn is het behouden en het stimuleren van koolstofopslag in de bodem vanwege de problematiek van klimaatverandering. Via onder meer CO2-reductiedoelstellingen voor lidstaten op basis van de Europese Klimaatwet en de verordening voor landgebruik (LULUCF) is op dit vlak al sprake van Europese stimulansen en van Europees beleid. Daarbij komt dat grensoverschrijdende vervuiling met name plaatsvindt via waterlichamen. Daarvoor geldt al de KDW. Verder heeft de EC in de ogen van deze leden niet aangetoond dat sprake is van dermate grote vervuiling van de lucht via verwaaiing van verontreinigde bodems over grenzen heen, en van het zo frequent verhandelen van onveilig voedsel vanwege verontreinigde bodems dat hiervoor Europese actie vereist is middels de voorgestelde Richtlijn. Deze leden horen graag of het kabinet zich bij de komende Raad terughoudend en kritisch gaat opstellen. Gaat het kabinet opheldering vragen met betrekking tot het aspect subsidiariteit en de mate waarin sprake is van grensoverschrijdende bodemverontreiniging?

Antwoord

Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een BNC-fiche.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de BBB-fractie bedanken de Minister voor het toezenden van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 18/19 september 2023.

De leden van de BBB-fractie constateren dat de Minister schrijft dat hij tijdens de Raadsvergadering zal bepleiten dat een mogelijk EU-Mercusor handelsakkoord een «integraal associatieakkoord blijft». Is het nog wel democratisch verantwoord om voortgang te geven aan het EU-Mercusor handelsakkoord nu er spoedig nieuwe verkiezingen op komst zijn? Kan de Minister een preciezere uitleg geven wat hij exact bedoelt met een «integraal» associatieakkoord?

Antwoord

De verwachting is dat de Commissie tijdens de Raad ook ingaat op de Mercosur onderhandelingen. Op dit moment wordt nog onderhandeld tussen de Europese Commissie en de Mercosurlanden over een aanvullend instrument bij het in 2019 uit onderhandelde handelsdeel van een mogelijk EU-Mercosur akkoord. Conform het verzoek van de Kamer in de motie van het lid Teunissen zal ik bij de Raad bepleiten dat een mogelijk EU – Mercosur akkoord een integraal associatieakkoord blijft (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2636).

Met een «integraal associatieakkoord» wordt bedoeld dat het handelsdeel van de te maken afspraken samen met de afspraken over samenwerking op een breed aantal buitenlandpolitieke terreinen in één akkoord wordt vervat.

De leden van de BBB-fractie hechten belang aan een gezonde bodem en goed bodembeheer, zodat volgende generaties burgers en boeren van hetzelfde land kunnen blijven gebruik maken. Deze leden vragen zich af hoe het kabinet het belang van de Nederlandse agrarische sector gaat vertegenwoordigen in de nog komende Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid?

Antwoord

Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een BNC-fiche.

De EC bestempelt 60 tot 70 procent van de bodem in de EU als «ongezond» in het persbericht inzake de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid.2 Kan de Minister aangeven wat het percentage gezonde/ongezonde bodem is voor Nederland, Duitsland en België (waaronder Vlaanderen) en Denemarken?3 Hoe verhoudt dit onderzoek zich tot andere onderzoeken van bijvoorbeeld de Wageningen University & Research (WUR)?4 Zou het de Minister mogelijk zijn om te duiden wat de maatregelen van de Richtlijn voor Nederland zouden kunnen betekenen en wat de Nederlandse inzet zal worden binnen de Raad? Is het werkbaar voor Nederland dat de EC álle bodems in de EU in 2050 in een gezonde staat wil krijgen, en wat zijn de gevolgen als het Nederland niet lukt om deze eis na te komen?5 Loopt Nederland richting 2050 mogelijk het gevaar in een «bodemcrisis» te komen als wij niet de bodemstandaarden behalen die de EC voorschrijft?

Antwoord

Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een BNC-fiche.

De leden van de BBB-fractie vragen of de Minister kan uitleggen waarom de onderhandelingen «moeizaam verlopen» met het VK en Noorwegen inzake visquota.

Antwoord

Zoals ik in eerder antwoord op een vraag van de PVDA- en Groenlinks-fracties over de moeizame relatie met het VK en Noorwegen heb aangegeven, het VK en Noorwegen zijn derde landen en hebben zodoende elk een eigen visserijbeleid. Dit beleid komt niet per definitie overeen met de uitgangspunten van de EU, zoals neergelegd in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB).

De onderhandelingen met het VK en Noorwegen vinden in verschillende gremia plaats, hetgeen ervoor zorgt dat aan meerdere tafels tegelijkertijd wordt onderhandeld. Er zijn bilaterale onderhandelingen met het VK en Noorwegen, trilaterale onderhandelingen met het VK en Noorwegen gezamenlijk, en onderhandelingen in breder verband met andere kuststaten. Het verloop van de trilaterale onderhandelingen en onderhandelingen met kuststaten heeft zijn weerslag op de bilaterale onderhandelingen. Voor de bilaterale onderhandelingen met het VK geldt dat deze plaatsvinden in de context van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst (HSO).

Dit is sinds de Brexit het geldende kader, maar is dus nog vrij nieuw en complex. Nog steeds zijn de EU en het VK zoekende hoe opvolging te geven aan de in de HSO gemaakte afspraken. Voor de bilaterale onderhandelingen EU-Noorwegen geldt dat een overkoepelend kader ontbreekt, waardoor er geen sprake is van gedeelde uitgangspunten. Dit maakt de onderhandelingen moeizaam.


  1. Wageningen University & Research, 18 januari 2023, «Why soil carbon sequestration is overrated « (https://www.wur.nl/en/research-results/research-institutes/environmental-research/show-wenr/why-soil-carbon-sequestration-is-overrated.htm)↩︎

  2. European Commission, 5 juli 2023, «Questions and Answers on a Directive on Soil Monitoring and Resilience» (https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/qanda_23_3637)↩︎

  3. Eurpean Commission, 5 juli 2023, «European Green Deal: more sustainable use of plant and soil natural resources» (https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/IP_23_3565)↩︎

  4. Nieuwe Oogst, 15 juli 2023, «

    Specialisten noemen «dode landbouwgrond» onterecht frame» (https://www.nieuweoogst.nl/nieuws/2023/07/15/specialisten-noemen-dode-landbouwgrond-onterecht-frame); Wageningen University & Research, 9 november 2023, «De bodem, daar is toch iets mee?»

    (https://www.wur.nl/nl/show-longread/de-bodem-daar-is-toch-iets-mee.htm)↩︎

  5. European Commission, 5 juli 2023, «Questions and Answers on a Directive on Soil Monitoring and Resilience» (https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/qanda_23_3637)↩︎