Reactie op rapport 'Grip op Gegevensuitwisseling'
Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
Brief regering
Nummer: 2023D38602, datum: 2023-09-25, bijgewerkt: 2024-06-13 16:27, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26448-727).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 26448 -727 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI).
Onderdeel van zaak 2023Z15841:
- Indiener: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Medeindiener: C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2023-09-27 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-10-10 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-04-02 16:30: Uitvoering sociale zekerheid (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-04-04 12:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens
Nr. 727 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 september 2023
Op 11 januari jl. heeft de Tweede Kamer het rapport «Grip op gegevensuitwisseling» (Bijlage bij Kamerstuk 26 448, nr. 693) over de governance van de Stichting Inlichtingenbureau (IB) en Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) ontvangen. Dit onderzoek gaat over de sturing op deze organisaties die gegevensuitwisseling in de sociale zekerheid tot stand brengen. Wij vinden het belangrijk om te reflecteren op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan deze sturing, die de afgelopen jaren complexer is geworden.
In de Stand van de Uitvoering van december 2022 (Kamerstuk 26 448, nr. 693) is toegezegd dat de Kamer in 2023 zal worden geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek en de verdere opvolging van de aanbevelingen en adviezen. Deze brief bevat tevens de reactie op de motie van het lid Van Kent (Kamerstuk 26 448, nr. 660) over de democratische controle op het Inlichtingenbureau, van september 2021.
Na een korte introductie van BKWI en het IB en een schets van de ontwikkelingen die aanleiding hebben gegeven tot het onderzoek, wordt in deze brief stil gestaan bij de uitkomsten van het onderzoek en hoe hier opvolging aan wordt gegeven.
1. Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen en de Stichting Inlichtingenbureau
De Stichting Inlichtingenbureau (IB) en Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI – als onderdeel van UWV) zijn organisaties die een veilige uitwisseling van gegevens tussen UWV, SVB, gemeenten en andere (overheids-)instanties faciliteren. Met de gegevens die IB en BKWI beschikbaar stellen zijn organisaties als UWV, SVB en gemeenten in staat om mensen passende dienstverlening te bieden, bijvoorbeeld bij het vaststellen van de hoogte van een uitkering of wanneer mensen met schulden bij hen om hulp vragen. Op deze manier worden mensen goed en snel geholpen zonder administratieve rompslomp.
Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI)
BKWI is een «afzonderlijk en herkenbaar» organisatieonderdeel van UWV (een zelfstandig bestuursorgaan) en valt als zodanig onder de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur van UWV. BKWI kent een specifieke sturingsrelatie met SZW met een eigen planning- en controlcyclus, budgettoekenning en verantwoording.
Inlichtingenbureau (IB)
Het IB is een privaatrechtelijke stichting, met een vijfkoppig bestuur waarvan drie leden (inclusief de voorzitter) door SZW worden benoemd en twee leden door de VNG. Het IB valt niet onder de reikwijdte van de Woo omdat het IB geen bestuursorgaan is. Het IB is geen bestuursorgaan omdat het IB geen besluiten neemt over het recht van mensen op een uitkering of kwijtschelding van belastingen, zoals gemeenten, UWV en SVB die wel nemen. Het IB kent een interbestuurlijke positie omdat het zowel opdrachten voor de Rijksoverheid als gemeenten uitvoert. Formeel is de Minister van SZW verantwoordelijk voor het deel van de opdrachten die het IB uitvoert op het beleidsterrein van SZW, en zijn de VNG (namens gemeenten) en de Minister van OCW verantwoordelijk voor het deel van de opdrachten dat het IB buiten het beleidsterrein van SZW voor de VNG en OCW uitvoert. In de praktijk kan de Minister van SZW bevraagd worden op het gehele takenpakket en het functioneren van het IB als organisatie. Er bestaat geen bestuursvorm die recht doet aan de gezamenlijke sturing van de VNG en de Minister van SZW op het IB waarbij het IB onder de toepassing van de Woo wordt gebracht. De interbestuurlijke positie van het IB maakt het ook ingewikkeld om een goede invulling te geven aan de ministeriële verantwoordelijkheid van SZW ten aanzien van het IB, bijvoorbeeld bij een eventueel datalek op het domein buiten SZW.
2. Aanleiding voor herijking governance IB en BKWI
Wij zien diverse ontwikkelingen die aanleiding geven tot een herbezinning op de governance, waaronder de positionering, van het IB en BKWI. Om goede dienstverlening aan mensen te kunnen geven is het voor (overheids-)organisaties steeds vaker nodig om onderling gegevens uit te wisselen. Het IB en BKWI bedienen hierbij ook nieuwe beleidsdomeinen (zoals de schuldenketen), die op verschillende manieren worden aangestuurd. Het gevolg hiervan is dat het bewaken van de samenhang en sturing complex is geworden. Verder is een goede bescherming van privacy- en informatiebeveiliging een belangrijke randvoorwaarde voor de taakuitvoering van het IB en BKWI. We vinden dat gegevensdeling beperkt moet blijven tot wat noodzakelijk is voor het doeleind die wordt beoogd. Verder onderstrepen we het belang dat burgers zelf regie op hun gegevens kunnen uitoefenen. We zien dat de aandacht voor deze thema’s toeneemt.
Naast deze ontwikkelingen zijn er organisatie-specifieke ontwikkelingen die aanleiding geven tot reflectie. In de beleidsdoorlichting van artikel 11 en de evaluatie van de Wet SUWI (2021) (Kamerstuk 30 982, nr. 62) is geconcludeerd dat de sturing van BKWI, als organisatieonderdeel van UWV, complex is. Enerzijds bestaat door de verschillende rollen van UWV het risico van ongelijkwaardigheid in de invloed van de ketenpartners op BKWI. Anderzijds voorziet de huidige regulering van de sturingsrelatie tussen SZW en BKWI niet in de hierboven geschetste ontwikkeling van uitbreiding van taken binnen de verschillende ketens.
Rondom IB speelt het volgende. In 2021 was er veel media aandacht rond het bericht dat een vrouw in Wijdemeren vanwege wekelijks ontvangen boodschappen een deel van haar bijstandsuitkering moest terugbetalen. Dit gebeurde nadat de gemeente informatie van het IB over het bezit van een motorvoertuig had ontvangen, wat de aanleiding was voor de gemeente om onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de bijstandsuitkering. De casus leidde tot Kamervragen (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1375) Ook heeft uw Kamer vragen gesteld over de controle op en transparantie van het handelen van het IB, waar uw Kamer een brief (Kamerstuk 17 050, nr. 599) over heeft ontvangen.
Via de motie van het lid Van Kent heeft uw Kamer gevraagd de democratische controle op het IB te borgen en om opties om het IB onder de reikwijdte van de Wet open overheid (Woo) te brengen.
3. Het rapport «Grip op Gegevensuitwisseling»
De hierboven geschetste ontwikkelingen gaven aanleiding om een extern onderzoeksbureau te vragen om onderzoek te doen naar toekomstbestendigheid van de huidige governance en positionering van het IB en BKWI. Het onderzoeksbureau is daarbij gevraagd een aantal varianten voor toekomstige governance en positionering te onderzoeken en deze te wegen aan de hand van beoordelingskaders op een aantal criteria, zoals effectiviteit van de taakuitvoering, toekomstbestendigheid, de democratische controle en de uitvoerbaarheid (transitie inspanningen). In de bijlage bij het rapport zijn de beoordelingskaders per variant uiteengezet.
Voor BKWI zijn de volgende varianten onderzocht:
• versterken van de governance van BKWI binnen de huidige positionering
• BKWI volledig integreren in UWV.
• BKWI buiten UWV plaatsen en omvormen tot een zbo, agentschap of organisatieonderdeel van SZW.
Voor het IB zijn de volgende varianten onderzocht:
• versterken van de governance binnen de huidige positionering.
• het IB omvormen tot een zbo, agentschap of organisatieonderdeel van SZW.
• het IB onderbrengen bij de VNG.
Ook is het onderzoeksbureau gevraagd om een gezamenlijke variant te beoordelen:
• het samenvoegen van het IB en BKWI tot één zbo, agentschap, stichting of organisatieonderdeel van het Ministerie van SZW.
4. Overkoepelende aanbevelingen voor verbetering governance IB en BKWI
Het onderzoeksrapport bevat een aantal overkoepelende aanbevelingen over de governance van het IB en BKWI. Een aantal aanbevelingen is al in gang gezet of zal op korte termijn worden gestart. Sommige aanbevelingen vereisen nog nadere reflectie.
1. Versterken van het toezicht
Aanbevolen wordt om het toezicht te versterken. Wij erkennen het belang van goed (toe)zicht op het gebruik van gegevensdiensten en het stelsel van gegevensuitwisseling en verwelkomen de diverse aanbevelingen. De nadere uitwerking van de aanbevelingen met betrekking tot toezicht vereist nadere reflectie en gesprekken met betrokken partijen. De komende periode gaan wij hiermee aan de slag.
1.1 Zicht op beleidsmatige effecten van gegevensuitwisseling
De onderzoekers concluderen dat het zicht van de Minister van SZW op de effecten van gegevensverwerkingen verricht door het IB beperkt is. Dit sluit aan bij de resultaten van de Algemene Rekenkamer in hun Verantwoordingsonderzoek 2021 (Bijlage bij Kamerstuk 36 100 XV, nr. 2). Betere informatie hierover maakt inzichtelijk hoe deze verwerkingen bijdragen aan de bestaanszekerheid en participatie van mensen. Dit verworven inzicht draagt vervolgens bij aan de verbetering van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid van SZW. Wij zijn daarom voornemens om in 2024 onderzoek te doen naar de effectiviteit van het gebruik van de diensten van het IB en BKWI. Dit onderzoek dient handvatten voor verbeterd zicht op de effecten van gegevensuitwisseling te bieden.
1.2 Onafhankelijk stelseltoezicht
De onderzoekers stellen dat er intensiever extern toezicht moet zijn op het functioneren van de ketens van gegevensuitwisseling, de effecten van gegevensuitwisseling op mensen en de risico’s die zich hierbij voordoen. Hierbij dient bijzondere aandacht te zijn voor de proportionaliteit en meerwaarde van de gegevensdeling. De onderzoekers stellen dat een externe toezichthouder het stelselverantwoordelijke ministerie moet kunnen aanspreken op de inhoud van beleidsvoornemens en inrichtingskeuzes.
1.3 Toezicht op naleving
De onderzoekers stellen dat de Minister verantwoordelijk is voor het stelsel van gegevensuitwisseling en voor het inrichten van toezicht op naleving door de gebruikers van gegevensdiensten, bijvoorbeeld of zij zich houden aan de gemaakte stelselafspraken en normen.
2. Samenhangende visie over sturing en samenwerken in het stelsel van gegevensuitwisseling
De onderzoekers bevelen aan om met betrokken partijen gezamenlijk toe te werken naar een eenduidige visie op de inrichting en sturing van de gegevensuitwisseling in het SZW-domein. Een dergelijke visie zal bijdragen aan meer samenhang in de keuzes die gemaakt worden in beleidsopdrachten en daarmee aan een meer uniforme inrichting van het stelsel. Een belangrijke stap naar deze gedragen visie zien wij het versterken van regie door SZW en het opnieuw inrichten van opdrachtgeverschap (zie ook aanbeveling 5.2).
5. Specifieke aanbevelingen over verbetering governance BKWI
De onderzoekers stellen dat BKWI idealiter een zelfstandige positionering heeft. Op die manier komt BKWI als intermediair in verschillende ketens met verschillende taken op het gebied van gegevensdeling, het meest tot zijn recht. Ook vermindert dit de stapeling van rollen bij UWV en het risico op ongelijkwaardige invloed. Tegelijkertijd stellen de onderzoekers dat elk alternatief voor de huidige positionering van BKWI nieuwe vragen en mogelijke risico’s meebrengt. Zo is zelfstandige positionering van BKWI volgens de onderzoekers (waarschijnlijk) niet mogelijk in het licht van de Kaderwet zbo’s en remt de optie om BKWI met UWV te integreren verbreding van het takenpakket van BKWI1. Daarbij is een eventuele herinrichting afhankelijk van een eenduidige visie op het stelsel waar het nu nog aan ontbreekt (zie aanbeveling 2). Tegen deze achtergrond is het advies van de onderzoekers om op dit moment geen ingrijpende wijzigingen door te voeren en om binnen de huidige positionering van BKWI een aantal punten te verbeteren. Wij nemen dit advies over. De onderzoekers geven een aantal specifieke aanbevelingen voor BKWI, die hieronder worden toegelicht.
5.1 Schep duidelijkheid in de verwerkingsverantwoordelijkheid
Zowel IB als UWV (incl. BKWI) verwerken persoonsgegevens, waardoor de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van toepassing is. De AVG onderscheidt de rol van verwerkingsverantwoordelijke (die het doel en de middelen van de verwerkingen bepaalt) en van verwerker (die de persoonsgegevens verwerkt).
BKWI beheert namens UWV, SVB en gemeenten de Gezamenlijke Elektronische Voorzieningen SUWI (GeVS). Voor de verwerkingen van gegevens in het centrale deel van de GeVS is de verwerkingsverantwoordelijkheid in de zin van de AVG niet bij wet geregeld. Hierdoor is het onduidelijk voor mensen tot welke organisatie zij zich moeten wenden als zij gebruik willen maken van hun recht op inzage of correctie van hun gegevens. Ook is het lastig te bepalen wie (bronhouder, UWV of afnemer) een eventueel datalek moet melden. Het rapport concludeert dat UWV op grond van de feitelijke situatie als verwerker kan worden aangemerkt. Daarnaast adviseren de onderzoekers om afspraken te maken over gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid van de bronhouders en afnemers van het centrale deel van de GeVS. De onderzoekers roepen SZW op om daarin het voortouw te nemen.
Wij onderschrijven het belang van duidelijkheid voor burgers. Het moet duidelijk zijn welke organisatie hun gegevens verwerkt en welke organisatie daarop aanspreekbaar is. De komende periode zullen we werken aan een wijziging van de Regeling SUWI om UWV/BKWI aan te wijzen als verwerkingsverantwoordelijke voor het centrale deel van de GeVS. De uitwerking zullen we in gezamenlijkheid met UWV/BKWI uitwerken.
5.2 Breng eenduidigheid aan in het sturingsmodel voor de ketens waarin BKWI werkt
Geadviseerd wordt om meer eenduidigheid aan te brengen in de sturing van de ketens van SZW waaraan BKWI bijdraagt. In de sturing dient de Minister van SZW op grond van haar stelselverantwoordelijkheid duidelijker gepositioneerd te worden als opdrachtgever van alle BKWI-taken en UWV (incl. BKWI) als opdrachtnemer. Op dit moment speelt het ketenoverleg een centrale rol in het portfoliomanagement van BKWI. Onder voorzitterschap van UWV nemen ketenpartners van BKWI (UWV, SVB, gemeenten, het IB en SZW) besluiten over onder meer de planning en prioritering van de opdrachten die BKWI uitvoert. Volgens de onderzoekers dienen de ketenpartijen een advies uit te brengen aan SZW over de opdrachtverlening en het portfoliomanagement. Deze aanbeveling ondersteunen we. De uitwerking van deze aanbeveling zal resulteren in een nieuwe overlegstructuur, die gelaagdheid aanbrengt tussen de verschillende gespreksonderwerpen, die soms operationeel, soms tactisch en soms strategisch van aard zijn. De nieuwe overlegstructuur brengt ook meer samenhang in de prioritering van opdrachten in de portfolio’s van IB en BKWI.
5.3 Versterk de sturingsrelatie UWV/BKWI en SZW
De onderzoekers roepen op om de verwevenheid van UWV en BKWI te verminderen. Het streven zou moeten zijn dat BKWI zo veel mogelijk direct schakelt met opdrachtgever SZW, en dat UWV betrokken wordt bij meer fundamentele vragen die raken aan de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur van UWV. Een meer eigenstandige eigenaarsrelatie tussen BKWI en SZW past bij de hierboven beschreven aanbevelingen, zo stellen de onderzoekers. Zij adviseren om nieuwe afspraken te maken over de inrichting van de P&C-cyclus voor het BKWI-takenpakket en een mandaatsbesluit op te stellen voor de bevoegdheden van de directeur van BKWI. Het mandaatbesluit zou duidelijkheid moeten verschaffen over de vraag waar de Raad van Bestuur van UWV wel en niet op aanspreekbaar is. De komende periode zal SZW met UWV in gesprek gaan om langs de lijnen van dit advies afspraken te maken over de samenwerkingsrelatie tussen SZW, UWV en zijn organisatieonderdeel BKWI.
6. Specifieke aanbevelingen voor verbetering governance IB
Het IB is een aanbieder van informatiediensten van landelijke stelselvoorzieningen, gericht op gemeenten als afnemende partij van die diensten. Hiermee is het IB een organisatie die interbestuurlijk gepositioneerd is tussen rijk en medeoverheden. De juridische vorm van het IB als privaatrechtelijke stichting met een eigen rechtspersoonlijkheid doet recht aan deze positionering, zo stellen de onderzoekers. Tegelijkertijd erkennen zij dat een publiekrechtelijke vormgeving beter zou passen tegen het licht van de stelselvoorzieningen waar het IB verantwoordelijk voor is en de toepasselijkheid van de Wet open overheid (Woo). Zoals hiervoor aangegeven valt het IB niet onder de Woo omdat het geen bestuursorgaan is. Wanneer het uitgangspunt van interbestuurlijke positionering wordt losgelaten ontstaan er alternatieven, zo stellen de onderzoekers. Deze alternatieve vormen kennen echter hun eigen nadelen. Zo wordt geconcludeerd dat het niet logisch is om het volledige takenpakket van het IB onder zeggenschap van de VNG te brengen, omdat het IB ook verschillende bredere stelseldiensten levert aan andere afnemers dan gemeenten. Het omvormen van het IB naar een zbo of organisatieonderdeel van SZW leidt tot een moeilijke invulling van het opdrachtgeverschap vanuit andere departementen, VNG, gemeenten en waterschappen en wordt daarom door de onderzoekers afgeraden. Zij constateren dat geen enkele juridische vorm aan alle relevante voorwaarden en wensen voldoet. Daarom adviseren zij om de aansturing van het IB te versterken binnen de bestaande constructie.
Het ontbreken van een passende interbestuurlijke vorm is een vraagstuk dat breder speelt dan alleen voor het IB. Om dit op te pakken gaan wij in gesprek met de Minister van BZK, die naar aanleiding van de brede evaluatie naar kaders voor rijksorganisaties op afstand bezig is met het uitwerken van een overkoepelende visie op organisaties op afstand (Kamerstukken 31 490 en 25 268, nr. 323). Ondertussen gaan wij, samen met de VNG, aan de slag met de aanbeveling van de onderzoekers om het IB om te vormen tot een organisatie met een Raad van Toezicht en een directeur-bestuurder. Tevens verbeteren we de zichtbaarheid van het IB door jaarstukken met uw Kamer te delen en zullen we uw Kamer proactief informeren wanneer het IB voornemens is nieuwe taken uit te voeren. Het IB werkt zo transparant mogelijk, onder andere door op hun website een dienstencatalogus en registers van gegevensverwerkingen te publiceren, die periodiek worden bijgewerkt. Wat betreft het onder toepassing van de Woo brengen van het IB geldt dat documenten van het IB of over het IB die bij andere bestuursorganen zoals SZW of andere departementen berusten, kunnen worden opgevraagd door een Woo-verzoek bij SZW of andere betrokken departementen in te dienen. Het IB heeft toegezegd haar medewerking te verlenen aan dergelijke Woo-verzoeken, waarmee informatie over het IB beschikbaar is.
6.1 Sturingsrelatie IB, VNG en SZW
Het rapport beveelt aan om de betrokkenheid van SZW en VNG bij het IB te versterken, zodat een meer gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt ervaren.
Verder geeft het rapport het advies om het IB om te vormen naar een bestuursmodel met directeur-bestuurder en een Raad van Toezicht. Hierdoor kent het bestuur een minder zware bestuurlijke invulling en is het IB duidelijker in de eerste plaats vooral uitvoerder van wettelijke taken en opdrachtnemer van SZW en VNG. In plaats van bestuurders benoemen SZW en VNG voortaan toezichthouders die namens hen toezicht houden op het functioneren van de stichting. Met de toezichthouders, VNG en SZW zal een overlegstructuur worden ingericht. De taakverdeling tussen de werkzaamheden van SZW en VNG in de rol van «eigenaar» (formeel heeft het IB als privaatrechtelijke stichting geen eigenaar), en de nieuw te vormen Raad van Toezicht zal de komende periode worden uitgewerkt. De aanpassing vraagt om een wijziging van de statuten van het IB, die door de Minister van SZW zal worden vastgelegd. Via het doorlopen van de voorhangprocedure zal uw Kamer geïnformeerd worden over de concept-statuten. Ook zal advies van het Ministerie van Financiën (DGRB) worden ingewonnen en vindt omvorming plaats in overleg met de Algemene Rekenkamer.
Om de ministeriële sturingsmogelijkheden te vergroten en om de democratische controle te borgen hebben de onderzoekers ook onderzocht of een aanwijzingsbevoegdheid van de Minister van toegevoegde waarde is. De onderzoekers adviseren hierover negatief omdat een dergelijke bevoegdheid niet in lijn is met de regelgeving voor sturingsrelaties zoals vastgelegd in het Stichtingenkader. Ook doet deze geen recht aan de interbestuurlijke positie van het IB en kan de VNG dan geen beroep doen op de in de Aanbestedingswet opgenomen uitzondering van quasi-inbesteden. Het toezichtscriterium is namelijk een voorwaarde om een beroep te kunnen doen op deze uitzondering. Een aanwijzingsbevoegdheid van de Minister van SZW zou op gespannen voet staan met het toezichtscriterium dat geldt ten aanzien van de VNG. Het advies van de onderzoekers wordt opgevolgd. In de nieuwe statuten van het IB zal aandacht besteed worden aan hoe het IB de Minister informeert over wijzingen in bestaande en nieuwe taken, zodat recht wordt gedaan aan de invulling van de ministeriële verantwoordelijkheid die de Minister van SZW heeft in relatie tot het IB.
6.2 Democratische controle IB
Mede in het licht van de motie van het lid Van Kent is onderzocht of de stichtingsvorm voldoende recht doet aan de democratische legitimiteit van het IB, gezien het belang van de taken van het IB voor de maatschappij. Aangezien de meeste taken van het IB wettelijk verankerd zijn en in het huidige construct SZW sturingsmogelijkheden heeft via de statutaire bevoegdheden van de Minister (o.a. het benoemen van bestuursleden, het kunnen afzetten van het bestuur bij wanprestatie en het kunnen aanpassen van de financiële bijdrage aan het IB) is de democratische legitimiteit van het IB voldoende geborgd, zo stellen de onderzoekers. Voor het ervaren gebrek aan stuurbaarheid van het IB door VNG en SZW doet het rapport de suggestie om het opdrachtgeverschap te versterken (zie aanbeveling 5.2). Ook roepen de onderzoekers SZW op om meer de regie te pakken bij de verdere inrichting van het stelsel van gegevensuitwisseling (zie aanbeveling 2).
Verder roepen de onderzoekers op om als extra waarborg voor democratische legitimiteit alle taken die het IB uitvoert in opdracht van ministeries wettelijk te verankeren. De taken die het IB uitvoert in opdracht van het Ministerie van VWS zijn verankerd middels het Wetsvoorstel bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz) (Kamerstuk 35 515). Op 18 april jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 75, item 7)heeft de TK ingestemd met dit wetsvoorstel. Het IB voert voor het Ministerie van OCW één taak uit, namelijk het leveren van informatie over inkomen en uitkeringen over voortijdig schoolverlaters aan het Doorstroompunt (RMC). Deze taak is niet wettelijk verankerd, wel is er een dienstverleningsovereenkomst opgesteld. Met het Ministerie van OCW wordt verkend of wettelijke verankering van het Inlichtingenbureau mogelijk is.
6.3 Verbeter zichtbaarheid en informeer de Tweede Kamer proactief over taakuitvoering IB
Om de democratische legitimiteit van het IB meer kracht bij te zetten adviseren de onderzoekers om uw Kamer meer te betrekken bij de taakuitvoering van het IB. Dit kan onder meer worden gedaan door de jaarplannen en jaarverslagen van het IB actief aan uw Kamer te bieden. Met het IB en BKWI is afgesproken om dit vanaf jaarplan 2024 te gaan doen. Verder geven de onderzoekers de aanbeveling om uw Kamer standaard te informeren over nieuwe taken die het IB voornemens is uit te voeren. Via de Stand van de Uitvoering zal uw Kamer op de hoogte worden gehouden van ontwikkelingen in de taakuitvoering van het IB.
De onderzoekers menen dat uw Kamer ook beter geïnformeerd moet worden over de taakuitvoering buiten het SZW-domein, zoals op de beleidsdomeinen van VWS en OCW. Deze aanbeveling ondersteunen wij. Via deze brief willen wij u alvast informeren over een nieuwe taak voor het IB vanuit JenV. Het IB is door JenV verzocht om een informatiedienst te realiseren die gemeenten ondersteunt bij de uitvoering van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (hierna: RooO). De RooO regelt de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne door gemeenten. Met de informatiedienst van het IB wordt onder andere de hoogte geregeld van de financiële toelage die vluchtelingen uit Oekraïne ontvangen om in hun levensbehoeften te kunnen voorzien. Deze taak zal naar verwachting per 1 januari 2024 ingaan en in ieder geval tot begin 2025 doorlopen. Dit is de eerste taak die het IB voor J&V zal uitvoeren. Voor meer informatie over de regeling verwijs ik u naar mijn collega van het Ministerie van J&V. In het jaarplan IB 2024 zal uw Kamer nadere informatie vinden over de implementatie van de nieuwe taak in het kader van de RooO bij het IB.
Het rapport bevat tevens de aanbeveling aan mijn collega-Ministers van VWS en OCW om hun respectievelijke opdrachtgeverschappen actief vorm te geven en om de betrokkenheid van hun departementen bij het IB te vergroten. Ons departement is hierover in gesprek met VWS en OCW.
6.4 Verantwoord gebruik van gegevens
De verantwoordelijkheden van het IB binnen het SUWI-domein in het kader van de AVG zijn volgens de onderzoekers goed geborgd. Wel zien de onderzoekers een opgave bij gemeenten om het verantwoord gegevensgebruik van de informatiediensten van het IB te verbeteren. De onderzoekers zien hier een rol voor het IB weggelegd via het ondersteunen van gemeenten bij het gebruik van de diensten van het IB en het geven van voorlichting over het verantwoord gebruik ervan. Sinds 2023 is het IB gestart met het opzetten van het Beraad van Bedoelingen, waarbij het IB samen met gemeenten en samenwerkingspartners bekijkt hoe diensten van het IB worden ingezet, waar dit leidt tot knelpunten en welke oplossingen hiervoor zijn. Ook heeft het IB recentelijk de gebruikershandleiding voor rechtmatigheidscontrole van een update voorzien en gedeeld met gemeenten. Bij het verantwoord gebruik van gegevens neemt het IB de rol van apotheker op zich. Hiermee wordt bedoeld dat het IB bij hun informatiediensten een bijsluiter levert over hoe gegevensproducten van het IB gebruikt dienen te worden. Het verantwoord gebruik van gegevens blijft de verantwoordelijkheid van gemeenten zelf.
7. Conclusie en vervolg
Uit het onderzoek blijkt dat de sturing en opdrachtverlening vanuit SZW op BKWI en het IB onvoldoende zijn meegegroeid met de ontwikkelingen sinds de oprichting van het IB en BKWI 20 jaar geleden. Aanbevolen wordt om periodiek te evalueren of de gezette stappen tot voldoende verbeteringen in het stelsel hebben geleid en of daarmee de toekomstbestendigheid voldoende is geborgd.
De komende periode gaan wij, samen met de betrokken partijen, verder met de aanbevelingen aan de slag. Over de voortgang van de aanbevelingen zal uw Kamer periodiek via de Stand van de Uitvoering worden geïnformeerd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
C.J. Schouten
In de Kaderwet ZBO is opgenomen dat nieuwe zbo’s alleen kunnen worden ingesteld op grond van het motief van onafhankelijke oordeelsvorming. Een eerste analyse van de onderzoekers levert de conclusie op dat het onafhankelijkheidsmotief niet van toepassing is op de taken van BKWI (en IB).↩︎