Definitieve kaderbrief Wlz 2024
Langdurige zorg
Brief regering
Nummer: 2023D39304, datum: 2023-09-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34104-395).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Onderdeel van kamerstukdossier 34104 -395 Langdurige zorg.
Onderdeel van zaak 2023Z16128:
- Indiener: C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- : Langdurige zorg (tot nader order uitgesteld) (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2023-10-03 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-10-11 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
34 104 Langdurige zorg
Nr. 395 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 september 2023
Op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) stelt de Minister voor Langdurige Zorg en Sport voor ieder kalenderjaar het bedrag vast dat in dat kalenderjaar beschikbaar is voor op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) verzekerde zorg.
In mijn brief van 22 juni 2023 aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)1 heb ik het voorlopige kader voor de Wlz in 2024 bekend gemaakt. Deze meerjarige voorlopige kaderbrief Wlz 2023–2028 (hierna: voorlopige kaderbrief) was onder voorbehoud van de politieke besluitvorming over de begroting 2024 die op Prinsjesdag aan het parlement is gepresenteerd. In de voorlopige kaderbrief heb ik aangekondigd dat ik vanaf heden ook een voorlopig meerjarig kader zou vaststellen. Echter, de demissionaire status van het kabinet en het door de Tweede Kamer controversieel verklaren van de (meerjarige) kaderbrieven leiden ertoe dat ik het budgettair Wlz-kader enkel voor 2024 zal vaststellen. Het vaststellen van het budgettair kader voor 2025 en verder is aan een volgend kabinet. Met de voorliggende brief maak ik het definitieve Wlz-kader voor het jaar 2024 bekend bij de Eerste en Tweede Kamer, en bij de NZa. Deze brief stuur ik in afschrift naar de NZa.
In onderdeel 1 van deze brief geef ik mijn reactie op de julibrief van de NZa en stel ik het definitief budgettair Wlz-kader voor 2023 vast. In onderdeel 2 stel ik het definitief budgettair Wlz-kader voor 2024 vast, waarbij ik dien te vermelden dat hierbij een voorbehoud geldt. Dit voorbehoud hangt samen met mijn voorgenomen aanwijzing aan de NZa om twee maatregelen uit het Coalitieakkoord die leiden tot een verlaging van de Wlz-tarieven voor het jaar 2024 niet door te voeren2. Dit betreft de maatregelen vanwege (1) het meerjarig contracteren en (2) de doorontwikkeling van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg. Het niet doorvoeren van deze maatregelen in 2024 leidt tot een extra budgettaire ruimte in 2024 van € 225 miljoen. Deze extra ruimte is onder het hiervoor genoemde voorbehoud in deze brief in het Wlz-kader voor 2024 verwerkt. Daarmee geef ik de NZa, zorgkantoren en zorgaanbieders inzicht in het beschikbare Wlz-kader voor 2024 zoals dit aansluit bij mijn voorgenomen aanwijzing. Ik zal niet eerder overgaan tot het geven van de aanwijzing aan de NZa dan nadat de voorhangtermijn is verstreken. Van de vaststelling van de aanwijzing zal ik mededeling doen door plaatsing in de Staatscourant, waarna de NZa de aanwijzing zal verwerken in de tarieven voor 2024.
Grafiek 1 geeft een samenvattend beeld van de ontwikkeling van het Wlz-kader in de jaren 2022–2024, zoals dit in het vervolg van deze brief wordt toegelicht. Het benodigde Wlz-kader blijft door onder meer de vergrijzing en loon- en prijsontwikkelingen toenemen. Ten opzichte van de definitieve kaderbrief 20223 is het Wlz-kader voor 2024 gestegen van € 29,8 miljard naar € 36,3 miljard. Deze toename van € 6,5 miljard hangt voor € 4,1 miljard samen met de compensatie voor loon- en prijsontwikkelingen, voor € 2,4 miljard met ruimte voor volumegroei (inclusief € 0,3 miljard extra middelen voor volume ggz-wonen). De «plussen en minnen» op grond van beleid en overige autonome effecten tellen over deze periode op tot een positief saldo van € 40 miljoen4. Dit saldo is uiteengezet in figuur 1.
I Budgettair kader Wlz 2023 en reactie op julibrief NZa
Het bestaande Wlz-kader voor 2023 is naar het oordeel van de NZa niet toereikend5. De NZa voorziet in haar julibrief een tekort in zowel het scenario op basis van declaraties als het scenario op basis van indicaties. Uitgaande van het gemiddelde van de twee scenario’s is er sprake van een verwacht tekort op het Wlz-kader van € 245 miljoen.
Met deze brief stel ik het definitieve budgettaire Wlz-kader voor 2023 vast. Vanuit de gereserveerde herverdelingsmiddelen (€ 250 miljoen) heb ik reeds in februari € 125 miljoen structureel beschikbaar gesteld. Op grond van de julibrief van de NZa stel ik ook de resterende herverdelingsmiddelen (€ 125 miljoen structureel) beschikbaar. Gezien de hoogte van het verwachte tekort heeft het kabinet besloten om daarbovenop het beschikbare Wlz-kader te verhogen met een extra bedrag van structureel € 120 miljoen. Dit leidt tot een nieuwe stand van het Wlz-kader zoals weergeven in tabel 1. Ik verzoek de NZa om het totale extra bedrag van € 245 miljoen in overleg met de zorgkantoren te verdelen over de zorgkantoorregio’s en om haar beleidsregels hierop aan te passen.
Beschikbaar Wlz-kader Voorlopige kaderbrief 2023–2028 | 29.248 | 3.557 | 32.805 |
Inzet resterende herverdelingsmiddelen | 85 | 40 | 125 |
Extra middelen op basis van julibrief NZa | 87 | 33 | 120 |
Beschikbaar Wlz-kader reactie op julibrief | 29.420 | 3.630 | 33.050 |
II Definitief budgettair kader Wlz 2024
Bij de opstelling van het definitieve kader voor 2024 vormt het budgettair kader Wlz in 2023 het uitgangspunt. Tabel 2 laat zien hoe het Wlz-kader 2024 ten opzichte van het kader voor 2023 is opgebouwd.
Het uitgangspunt bij tabel 2 is dat de maatregelen «Doorontwikkeling Kwaliteitskader» en «Meerjarige contracten met financiële afspraken en meerjarige contracteerruimte» conform mijn voorgenomen aanwijzing in 2024 niet worden doorgevoerd. Dit leidt tot de opbouw van het Wlz-kader in 2024 zoals weergeven in tabel 2.
1 | Beschikbaar Wlz-kader 2023 na reactie Julibrief NZa | 33.050 |
2 | Groeiruimte 2024 | 1.033 |
3 | Scheiden wonen en zorg (bruto besparing) | – 43 |
4 | Scheiden wonen en zorg (transitiemiddelen) | 22 |
5 | Valpreventie bij 65-plussers | – 10 |
6 | Ggz-wonen overloopeffect | 135 |
7 | Pandemische paraatheid | 19 |
8 | Herijking NHC-tarieven | – 117 |
9 | Verschuiving budget paramedie naar Wlz-kader | 13 |
10 | Loon- en prijsbijstelling 2024 | 2.178 |
11 | Wlz-kader 2024 (som 1 t/m 10) | 36.280 |
12 | Waarvan gereserveerd als herverdelingsmiddelen | 310 |
13 | Waarvan beschikbaar voor zorginkoop | 35.970 |
13.a | – zorg in natura (zin) | 31.940 |
13.b | – persoonsgebonden budget (pgb) | 4.030 |
1 In de tabel kunnen afrondingsverschillen optreden. |
1. Beschikbaar Wlz-kader 2023 na reactie julibrief NZa
Het Wlz-kader van 2023 na reactie op de julibrief van de NZa vormt de basis voor het Wlz-kader van 2024. Dit bedrag is € 33.050 miljoen (zie tabel 1).
2. Groeiruimte 2023
De groeiruimte voor het Wlz-kader wordt aan het begin van de kabinetsperiode vastgesteld op grond van de Middellangetermijnraming (MLT) zorg van het CPB. De groeiruimte voor het Wlz-kader in 2024 bedraagt € 1.033 miljoen. Ten opzichte van het Wlz-kader 2023 van € 33.050 miljoen is dit een groeiruimte van 3,1%.
3. Scheiden wonen en zorg (bruto besparing)
Met het oog op een toekomstbestendige ouderenzorg worden wonen en zorg stapsgewijs gescheiden en wordt langer thuis wonen gestimuleerd. De inzet is om de voorziene groei in het aantal verpleegzorgplaatsen te realiseren via vpt (mpt of pgb) en het aantal plekken met verblijf vanaf 2023 te bevriezen. Inmiddels is het aantal bezette verpleeghuiszorgplaatsen over december 2022 bekend. Uit cijfers van Vektis/Zorgprisma blijkt dat er in totaal 125.300 plekken voor zzp V&V 1 t/m 10 zijn gedeclareerd. Dit betekent dat er vanaf 2027 niet meer dan 125.300 verpleeghuisplekken met verblijf worden ingekocht. Daarnaast kan er tot en met 2026 tijdelijk sprake zijn van extra verpleeghuisplekken vanwege de realisatie van bestaande uitbreidingsplannen (zie volgende post). Zorgkantoren gaan bij de inkoop sturen op extramurale leveringsvormen (vpt, mpt of pgb) zodat ouderen langer thuis kunnen wonen en zoveel mogelijk in hun eigen omgeving oud kunnen worden. Omdat extramurale zorg een minder groot beroep doet op de zorguitgaven dan verblijfszorg, leidt dit tot een besparing op de Wlz-uitgaven. Uitgaande van een gelijkblijvend aantal verpleegzorgplekken met verblijf vanaf 2023 gaat het om een jaarlijkse besparing van € 43 miljoen, zoals vermeld in de Startnota van kabinet Rutte-IV.
4. Scheiden wonen en zorg (transitiemiddelen)
Uit het onderzoek «Scheiden wonen en zorg van intramurale bouwplannen verpleegzorg 2020–2025» van HHM en een aanvullende inventarisatie door zorgkantoren is naar voren gekomen dat er in de komende vijf jaar nog minimaal 5.670 plaatsen in de vorm van zorg met verblijf worden gerealiseerd. Ik accommodeer met tijdelijke transitiemiddelen dat hiervoor in het Wlz-kader voldoende financiële ruimte beschikbaar is. In 2023 heb ik hiervoor reeds € 18 miljoen beschikbaar gesteld. Dat bedrag maakt dus onderdeel uit van het beschikbaar Wlz-kader 2023 ad € 33.050 miljoen op post 1 van tabel 2. In 2024 verhoog ik de tijdelijke transitiemiddelen met € 22 miljoen (waardoor hiervoor in 2024 in totaal een bedrag van € 40 miljoen beschikbaar is).
5. Valpreventie bij 65-plussers
Het kabinet investeert vanaf 2023 in valpreventie bij 65-plussers. Dit leidt tot minder incidenten en daarmee een lagere instroom in de Wlz. In het Coalitieakkoord is voor het jaar 2024 aan deze maatregel een besparing op de Wlz-uitgaven van € 10 miljoen ten opzichte van 2023 verbonden.
6. Ggz-wonen overloopeffect
Er is nog steeds sprake van een fors hoge instroom van cliënten die gebruik maken van ggz-wonen in de Wlz. In 2024 moet daarom, net als in 2023, rekening worden gehouden met overloopeffecten van cliënten met een Wlz-indicatie die geleidelijk in het voorgaande jaar zijn ingestroomd. Deze cliënten maken in 2023 slechts gedurende een deel van het jaar gebruik van Wlz-zorg, maar zullen hier in 2024 gedurende het gehele jaar aanspraak op kunnen maken. Daarmee zal het budgettaire beslag van deze groep cliënten in 2024 dus ook navenant groter zijn. Om te voorkomen dat hiermee de groeiruimte voor de instroom van nieuwe Wlz-cliënten (in de ggz, maar ook in de ouderenzorg en gehandicaptenzorg) wordt uitgehold, stel ik op grond van de Julibrief van de NZa een extra bedrag van € 135 miljoen structureel beschikbaar.
7. Pandemische paraatheid
Tijdens de COVID-pandemie is gebleken dat het nodig is om de hygiëne en infectiepreventie en -bestrijding in de langdurige zorg te versterken en te borgen, opdat de sector beter is voorbereid op nieuwe (pandemische) uitbraken van infectieziekten. Om de zorgaanbieders hierbij te ondersteunen worden extra middelen beschikbaar gesteld in het kader van de afspraken over pandemische paraatheid. Doel is te borgen dat er periodiek wordt geëvalueerd of de infectiepreventie bij zorgaanbieders in de langdurige zorg op orde is (zoals de IGJ aanbeveelt) en dat zorgaanbieders op basis hiervan de benodigde verbeteringen in gang zetten.
Hiervoor stel ik met ingang van 2024 een bedrag van € 18,75 miljoen (in tabel 2 afgerond op € 19 miljoen) beschikbaar. De NZa heeft hiervan op mijn verzoek een bedrag van € 18 miljoen verwerkt in de maximumtarieven voor 2024 van de ZPP- en vpt-prestaties behorende bij de sectoren gehandicaptenzorg en ouderenzorg. Daarnaast zal ik voor 2024 een bedrag van € 0,75 miljoen rond rekenen en opnemen in de pgb-tarieven van deze sectoren.
8. Herijking nhc-tarieven
De NZa heeft mij via haar brief van 16 juni 2022 geïnformeerd over haar eigen bevoegdheid om de voorgenomen aanpassingen van de normatieve huisvestingscomponent (nhc) en de normatieve inventariscomponent (nic) door te voeren in de tarieven per 2024 voor de Wlz volgend uit de periodieke beoordeling.
Als onderdeel van haar verantwoordelijkheden en bevoegdheden heeft de NZa de actualisatie van de nhc- en nic-component verwerkt in de tarieven vanaf 2024. Dit leidt tot een verlaging van de tarieven met € 217 miljoen.
Daarnaast attendeerde de NZa mij in haar brief van 16 juni 2022 op de extra kosten die behoren bij de investeringen in duurzaamheid6. De NZa heeft mij geadviseerd om hieraan tegemoetkomend middelen structureel beschikbaar te stellen, zoals eerder ook is gebeurd in de Zvw-sectoren. In mijn brief van 21 september 20227 heb ik aangegeven akkoord te zijn met de strekking van het advies van de NZa om de extra middelen voor duurzaamheid structureel te verwerken in de tarieven, gelijktijdig met de herijking van de nhc/nic-tarieven per 2024. Dit leidt tot een verhoging van de tarieven met € 100 miljoen structureel.
Per saldo leidt de herijking van de nhc-tarieven (inclusief nic), tot een verlaging van het Wlz-kader met € 117 miljoen structureel vanaf 2024.
9. Verschuiving budget paramedie naar Wlz-kader
Cliënten met een Wlz-indicatie kunnen paramedische zorg ontvangen vanuit zowel de Wlz als de Zvw8. Uit twee recente onderzoeken (NZa en Significant) blijkt dat er onterecht teveel op de Zvw wordt gedeclareerd. Naar aanleiding van beide onderzoeken is in de brief van 17 mei 2023 over het versterken van de eerste lijn aangegeven dat de NZa het veld zal stimuleren om meer volgens de huidige aanspraken te gaan werken9. Dit leidt tot meer Wlz-uitgaven. Daarom is in 2024 € 13 mln. aan het Wlz-kader toegevoegd.
10. Loon- en prijsbijstelling 2024
De loon- en prijsbijstelling voor het Wlz-kader 2024 is zoals gebruikelijk gebaseerd op de ontwikkelingen uit de meest recente Macro-Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB). De loon- en prijsbijstelling komt op grond van de MEV uit op een bedrag van € 2.178 miljoen.
11. Wlz-kader 2024
De optelling van de posten 1 tot en met 10 leidt tot een Wlz-kader voor 2024 van € 36.280 miljoen.
12. Herverdelingsmiddelen
Ik reserveer 30% van de groeiruimte 2024 (ad € 1.033 miljoen) als herverdeelmiddelen. De herverdelingsmiddelen voor 2024 bedragen daarmee € 310 miljoen. Deze middelen zijn gereserveerd vanwege de onzekerheid over de benodigde groeiruimte en de regionale verdeling daarvan. Ik zal in 2024 op basis van inzichten van de NZa betreffende de toereikendheid van het Wlz-kader besluiten over de inzet van de herverdelingsmiddelen.
13. Beschikbaar voor zorginkoop
Na aftrek van de gereserveerde herverdelingsmiddelen resteert het beschikbare budget voor zorginkoop. In 2024 bedraagt dat € 35.970 miljoen, waarvan € 31.940 miljoen voor zorg in natura (zin) en € 4.030 miljoen voor persoonsgebonden budget (pgb).
III Slot
Ik verzoek de NZa mij in februari 2024 te informeren over de ontwikkelingen in het licht van de toereikendheid van het Wlz-kader. Ik verzoek de NZa dit te bezien in relatie tot de ontwikkeling van de indicaties en de gedeclareerde zorg waarbij ik de NZa verzoek om hierbij specifiek aandacht te schenken aan de budgettaire impact van de instroom van ggz-w cliënten in de Wlz en aan het aantal verpleegzorgplekken met verblijf. Verder wil ik de NZa vragen om inzicht te verschaffen in de gerealiseerde kortingspercentages per zorgkantoor over 2023 en om een inschatting te geven van de kortingspercentages per zorgkantoor over 2024.
Ik hoop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,
C. Helder
Kamerstuk 34 104, nr. 390.↩︎
Kamerstuk 31 765, nr. 796.↩︎
Kamerstuk 34 104, nr. 342.↩︎
De opdeling van de toename van € 6,5 miljard naar de verschillende componenten bevat afrondingsverschillen.↩︎
Kamerstuk 34 104, nr. 390.↩︎
Kenmerk 0424464/1368697-LZ.↩︎
Kenmerk 3384859–1031285-LZ↩︎
Een Wlz-cliënt heeft aanspraak op specifieke paramedische zorg uit de Wlz als de paramedische zorg onderdeel is van de integrale zorg en/of kennis van de doelgroep nodig is. In andere gevallen heeft een Wlz-cliënt een aanspraak algemene paramedische zorg uit de Zvw.↩︎
Kamerstuk 33 578, nr. 95.↩︎