Eindverslag van de EU-rapporteurs op het EU-voorstel voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Verslag van een rapporteur
Nummer: 2023D41909, datum: 2023-10-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26485-429).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.J. Klink, Tweede Kamerlid (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: S.J.F. van der Graaf, Tweede Kamerlid (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 26485 -429 Maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Onderdeel van zaak 2023Z17227:
- Indiener: J.J. Klink, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: S.J.F. van der Graaf, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- 2023-10-12 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- 2023-12-06 13:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Nr. 429 VERSLAG VAN DE RAPPORTEURS
Vastgesteld 12 oktober 2023
Introductie
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft ons aangesteld als rapporteurs op het EU-voorstel voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). De Europese Commissie heeft het voorstel voor een Richtlijn gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor ondernemingen (COM (2022) 71) (Corporate Sustainability Due Dilligence Directive, CSDDD) op 23 februari 2022 uitgebracht. Inmiddels zijn in Brussel de triloogonderhandelingen over een politiek akkoord tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie vergevorderd. Naar verwachting zal voor het einde van het jaar een politiek akkoord bereikt worden tussen de Europese instellingen. Met de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november aanstaande in zicht brengen wij hierbij ons eindverslag uit.
Dit verslag bevat onze bevindingen ten aanzien van de posities van de Raad en het Europees Parlement en de lopende triloogonderhandelingen over het voorstel voor een Europese richtlijn. Daarnaast bevat het een terugkoppeling van de gesprekken die wij met de volgende stakeholders en spelers hebben gevoerd: de rapporteur namens het Europees Parlement; de Pensioenfederatie, ABP, Verbond van Verzekeraars en Achmea; Ikea en FrieslandCampina.
U kunt de inhoud van dit eindverslag desgewenst betrekken bij het schriftelijk overleg van 15 november aanstaande over de formele Raad Buitenlandse Zaken Handel.
Aanbevelingen van de EU-rapporteurs
Advies aan nieuwe commissie BuHa-OS: volg onderhandelingen voorstel verordening verbod op producten met dwangarbeid
De commissie BuHa-OS heeft het voorstel voor een verordening voor een verbod op producten gemaakt met dwangarbeid (COM (2022) 453) toegevoegd aan het mandaat van dit rapporteurschap. Op 10 november 2022 heeft de commissie BuHa-OS een schriftelijk overleg gevoerd met de Minister over de kabinetsappreciatie van dit voorstel. Wij adviseren de nieuwe commissie op de hoogte te blijven van de onderhandelingen in Brussel door gesprekken te voeren met enkele hoofdrolspelers op dit dossier: uitvoerend vicevoorzitter en Eurocommissaris voor Handel Valdis Dombrovskis en de co-rapporteur van de INTA-commissie voor Internationale Handel namens het Europees Parlement Samira Rafaela (D66, Renew). Op 29 augustus jl. hebben de EP-rapporteurs met verschillende rapporteurs van nationale parlementen gesproken over de voorgestelde verordening. Op dit moment hebben de Raad en het Europees Parlement hun respectievelijke posities en onderhandelingsmandaat nog niet ingenomen. Naar verluidt is er commitment bij zowel het EU-voorzitterschap van de Raad als het Europees Parlement om tot een politiek akkoord te komen vóór de Europese verkiezingen van juni volgend jaar.
Doel van het rapporteurschap
Ons rapporteurschap richt zich op de behandeling in Brussel van het voorstel voor de richtlijn gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor ondernemingen. Deze voorgestelde richtlijn heeft als doel ondernemingen te verplichten bij te dragen aan de eerbiediging van mensenrechten en milieu in hun eigen activiteiten en via hun waardeketens. Tijdens het rapporteurschap hebben wij het krachtenveld in kaart gebracht wat betreft de respectievelijke posities van de Raad en het Europees Parlement en de stand van de triloogonderhandelingen tussen de Europese instellingen.
Bevindingen van de rapporteurs
Op het terrein van het EU-voorstel voor IMVO hebben sinds onze tussenrapportage van 8 maart 2023 wederom veel ontwikkelingen plaats gevonden. Inmiddels hebben zowel de Raad als het Europees Parlement hun posities kenbaar gemaakt. De verschillende EU-instellingen verwachten dat de triloogonderhandelingen nog in 2023 afgerond kunnen worden en dat een politiek akkoord bereikt kan worden (ruim) voor het einde van de huidige mandaatperiode in juni 2024. Na onze laatste tussenrapportage hebben we gesprekken gevoerd met verschillende vertegenwoordigers uit de financiële sector. De Nederlandse financiële sector is voorstander van Europese IMVO-wetgeving, terwijl deze sector mogelijk uitgezonderd gaat worden van deze EU-wetgeving. Ook wilden we van enkele grote Nederlandse multinationals hun standpunt over Europese IMVO-wetgeving horen. Tenslotte kan opgemerkt worden dat het Nederlands Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen op verzoek van de commissie BuHa-OS een kritische vergelijkende analyse1 heeft geschreven waarin zij voor de Tweede Kamer heeft geïnterpreteerd in hoeverre het voorstel van de Europese Commissie en de posities van de Raad en het Europees Parlement in lijn zijn met de inhoud en de betekenis van de OESO-richtlijnen. De Minister heeft hierop gereageerd naar de Kamer op 10 oktober 2023 (Kamerstuk 26 485, nr. 428).2
Triloogonderhandelingen
Op 21 september jl. spraken wij in afwezigheid Lara Wolters (PvdA/S&D), de rapporteur en hoofdonderhandelaar namens het Europees Parlement, met haar beleidsmedewerkers over de voortgang van de triloogonderhandelingen in Brussel.
Tot op heden hebben twee inhoudelijke triloogonderhandelingen plaatsgevonden op politiek niveau tussen de Europese Commissie in aanwezigheid van Eurocommissaris Didier Reynders, het Spaanse EU-voorzitterschap namens de Raad en de rapporteur van het Europees Parlement. Tijdens deze trilogen hebben discussies plaatsgevonden over openstaande onderwerpen zoals het IMVO-proces voor bedrijven, de regels rond het herstellen van negatieve impacts en bepalingen aangaande corporate governance. Momenteel vinden onderhandelingen plaats op technisch niveau. Enkele openstaande onderwerpen betreffen aansprakelijkheid, reikwijdte van bedrijven en het al dan niet opnemen van de financiële sector in de richtlijn. Dit laatste punt ligt gevoelig onder de lidstaten. Waar Nederland een groot pleitbezorger is van het opnemen van de financiële sector in de richtlijn, is bijvoorbeeld Frankrijk tegenstander. Ook EP-rapporteur Lara Wolters is voorstander. Daarbij bestaat er consensus onder Nederlandse banken en pensioenfondsen over het opnemen van deze sectoren in de Europese richtlijn, waar zij voorstander van zijn. Een ander belangrijk politiek discussiepunt betreft het opnemen van klimaatplannen in lijn met Parijs. De vraag lijkt vooral te zijn hoever de verwijzing naar klimaat in de richtlijn zal gaan. Tenslotte moeten de OESO-richtlijnen wat het Europees Parlement betreft worden opgenomen in de richtlijn.
Naar verwachting zullen de compromisvoorstellen in november/december van dit jaar klaar zijn voor politieke goedkeuring in de trilogen. Dit zal gebeuren onder Spaans EU-voorzitterschap van de Raad, waarna België het EU-voorzitterschap zal overnemen op 1 januari 2024. Een politiek akkoord tussen de Europese instellingen wordt verwacht vóór het einde van dit jaar. Er bestaat momentum in Brussel om tot een akkoord te komen, onder politieke steun op hoog niveau. Ook de bedrijven waarop de richtlijn betrekking heeft, zijn betrokken bij het proces. Met dit tijdspad zou in de plenaire vergadering van het Europees Parlement van februari 2024 gestemd kunnen worden over het politieke akkoord, voorafgaand aan de Europese verkiezingen die in juni van dat jaar plaatsvinden. Nadat de definitieve tekst van de richtlijn is vastgesteld na juridische checks en vertaling zal deze, ter implementatie en toepassing in de Nederlandse wet, aan de (nieuwe) Tweede Kamer worden gestuurd.
De eerste versie van het zogenaamde «4-kolommendocument», dat gebruikt wordt tijdens de trilogen, met daarin de teksten van het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie en de respectievelijke posities van de Raad en het Europees Parlement is openbaar toegankelijk.3
Activiteiten rapporteurs
Tijdens ons rapporteurschap hebben wij gesproken met een aantal belangrijke spelers op dit dossier namens de EU-instellingen: rapporteur namens het Europees Parlement Lara Wolters, Eurocommissaris voor Justitie Didier Reynders en de plaatsvervangend Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de EU Michael Stibbe. Vervolgens hebben wij gesproken met de volgende partijen: de European Round Table for Industry (ERT), de Permanente Vertegenwoordiger van Nederland bij de OESO, het OESO-secretariaat, het Nationaal Contactpunt (NCP) OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de banken ABN AMRO, ING en ASN. Een weergave van deze gesprekken kunt u terugvinden in eerdere tussenverslagen d.d. 22 november 2022 en 8 maart jl.4 Hieronder volgt een weergave van de gesprekken die wij recenter hebben gevoerd met vertegenwoordigers van de Pensioenfederatie, ABP, het Verbond van Verzekeraars en Achmea; Ikea en FrieslandCampina.
Gesprek met Pensioenfederatie, ABP, Verbond van Verzekeraars, Achmea
Op 8 juni jl. hebben wij gesproken met vertegenwoordigers van de Pensioenfederatie, ABP, en het Verbond van Verzekeraars en Achmea vanwege de politieke discussie over het al dan niet opnemen van de financiële sector in de richtlijn. Tijdens dit gesprek zijn de volgende onderwerpen aan bod gekomen: de positie van het Europees Parlement, de Raadspositie, en verandering beïnvloeden vanuit de sector.
Zowel de pensioenfondsen als verzekeraars benadrukken voorstander te zijn van ambitieuze Europese regelgeving voor IMVO met een brede reikwijdte – inclusief financiële sector. Verzekeraars benadrukken dat de lidstaatoptie (zoals is opgenomen in de Raadspositie) een ongelijk speelveld zal veroorzaken. Verzekeringen en pensioenen zijn namelijk bij uitstek een internationale markt. De pensioenfondsen geven aan dat maar 30% van de balans in de EU plaatsvindt en 70% internationaal. Ook wordt een voorbeeld gegeven over grootzakelijke verzekeringsprojecten waarbij meerdere verzekeraars betrokken zijn. Als de lidstaten verschillende nationale wetgeving hebben, dan wordt dit een uitdaging. Ook is het belangrijk dat EU-wetgeving en internationale afspraken met elkaar samenhangen en er geen «lappendeken» aan regels ontstaat (bijvoorbeeld op definities en rapportageverplichtingen). Ook pensioenfondsen, die niet direct concurreren, zijn hierbij gebaat omdat ze gebruik maken van internationale partners in de beleggingsketen. Daarnaast dient Europese wetgeving goed aan te sluiten bij de OESO-richtlijnen. In Nederland hebben de pensioenfondsen en verzekeraars zich gecommitteerd aan de IMVO-convenanten die gebaseerd zijn op de OESO-richtlijnen.
Verder is gesproken over invloed uitoefenen om positieve verandering te realiseren versus terugtrekken uit bepaalde bedrijven. Hier worden enkele voorbeelden genoemd. Bedrijven in de fossiele industrie moeten ook een aansprakelijkheidsverzekering kunnen afsluiten. Mogen deze bedrijven dan nog wel worden verzekerd en zo niet hoe kunnen de risico´s van hun bedrijfsvoering anders worden gedekt? Meer in het bijzonder wordt gesproken over het bieden van pensioenregelingen en collectieve zorgverzekeringen ten behoeve van de medewerkers van deze bedrijven. Een ander voorbeeld is dat bepaalde bedrijven zich mogelijk in landen zullen vestigen zonder IMVO-wetgeving wat ertoe kan leiden dat de invloed als verzekeraar/pensioenfonds op verandering verdwijnt. Voor wat betreft de positie van het Europees Parlement wordt genoemd dat de financiële sector invloed (leverage) moet uitoefenen, maar het is nu nog niet duidelijk wat de definitie is en wat de criteria hiervoor zijn. Tenslotte behelst het Europese voorstel in algemene zin veelal procesbepalingen.
Gesprek met Ikea
Op 21 september jl. spraken wij met Arne Kuijvenhoven, Public Affairs Leader IKEA Nederland over de positie van IKEA ten aanzien van de voorgestelde Europese richtlijn voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (Corporate Sustainability Due Diligence Directive, CSDDD). Vooropgesteld, IKEA is zowel voorstander van nationale als Europese IMVO-wetgeving. Wel zijn zorgen geuit over het ambitieniveau van de Europese richtlijn: afgezwakte regelgeving die niet op basis is van OESO-richtlijnen zorgt juist voor onduidelijkheid voor bedrijven. Daarbij is ook het afwijken van de OESO-richtlijnen zorgelijk, gezien de juridische onzekerheid die dit tot gevolg heeft.
Vervolgens zijn drie aandachtspunten bij de voorgestelde Europese richtlijn besproken:
Ten eerste is IKEA voorstander van een op risico gebaseerde benadering die een duidelijke reikwijdte biedt. Het MKB en financiële instellingen moeten onderdeel zijn van de Europese richtlijn, waarbij proportionaliteit in acht wordt genomen. MKB-bedrijven zouden verplichtingen moeten dragen die evenredig zijn aan de omvang en aard van hun bedrijf. EU-instellingen zouden adequate ondersteuning en aanvullende hulp moeten bieden aan MKB-bedrijven (capaciteitsopbouw en/of financiële ondersteuning) om aan deze verplichtingen te voldoen, in plaats van uitzonderingen te maken.
Uitsluiting van het MKB zal enkel een beperkt effect hebben vanwege het trickle down effect in de keten. Bovendien is het onwenselijk dat het MKB als gevolg hiervan met elkaar zal concurreren op het gebied van IMVO-wetgeving, zonder duidelijk vastgesteld kader, wat meer administratieve lasten met zich meebrengt. Financiële instellingen hebben een groot bereik via hun bedrijfsactiviteiten. Ze zouden proportionele due diligence verplichtingen moeten hebben, bijvoorbeeld beperkt tot hun zakelijke klanten, die geïntegreerd kunnen worden in hun huidige processen, zoals Know Your Business Customer (KYBC) verplichtingen.
Ten tweede hebben bedrijven de verantwoordelijkheid om de invloed van de keten op mens en milieu in ogenschouw te nemen. Wat IKEA betreft reikt de verantwoordelijkheid van bedrijven verder dan enkel het voldoen aan de regelgeving: bedrijven zouden zowel de letter als de geest van de wet moeten volgen om een «vinkjes-zetten conformiteitsoefening» te voorkomen. IKEA houdt zich aan de OESO-richtlijnen, en verwacht dit ook van haar leveranciers. Grotere bedrijven hebben volgens IKEA een zorgplicht om de hele keten te laten voldoen aan geldende richtlijnen.
Ten derde is de harmonisatie van Europese wetgeving een belangrijk aandachtspunt, om administratieve lasten te voorkomen en naleving te vergroten. IKEA noemde desgevraagd dat een publieke autoriteit zou moeten zorgen voor toezicht op naleving van de regels, met een gelijk speelveld als gevolg.
In de praktijk werkt IKEA met een gedragscode die in lijn is met de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights, die zowel gebruikt wordt als screeningsinstrument voor nieuwe leveranciers als risicobeheersinstrument voor bestaande leveranciers. Hiermee wordt beoogd om positieve impact te creëren op milieu, fatsoenlijk werk, kinderrechten en dierenwelzijn in de waardeketen. Hierbij gaat het bedrijf verder dan contractuele relaties en vraagt leveranciers deze op hun beurt te implementeren in hun toeleveringsketens. Deze werkwijze stelt IKEA in staat om ook controle te hebben in de subtoeleveringsketens.
Gesprek met FrieslandCampina
Wij hebben op 29 september jl. gesproken met Koert Verkerk, manager public affairs en Floris van der Pouw, legal counsel sustainability van FrieslandCampina over hun positie ten aanzien van de Europese richtlijn.
FrieslandCampina heeft te maken met een complexe keten van melkveehouders en zo’n 30.000 leveranciers en klanten. Hierdoor is het ingewikkeld om alle relevante data binnen te krijgen die zowel betrouwbaar als te verifiëren is. FrieslandCampina is voorstander van het behouden van deze vorm van due diligence in de wetgeving, maar waarschuwt daarbij wel dat het leidt tot grote administratieve lasten voor bedrijven. Het streven naar een transparante keten die werkbaar is en niet onnodig belast, biedt een enorme uitdaging. Bij het bedrijf is al veel certificering in de keten aanwezig en het pleit er dan ook voor om bij de nieuwe Europese richtlijn gebruik te maken van reeds bestaande en geaccepteerde instrumenten en standaarden. Opgemerkt is dat het waarborgen van voedselveiligheid in de keten echter om andere criteria vraagt dan due diligence. Een belangrijk aandachtspunt voor FrieslandCampina in de voorgestelde richtlijn betreft prioritering. Het bedrijf is voorstander van een inspanningsverplichting in plaats van een resultaatverplichting omdat Europese wetgeving op die manier bedrijven kan stimuleren en niet weerhouden om te voldoen aan due diligence. Een ander aandachtspunt van de richtlijn betreft het waarborgen van een gelijk speelveld en eerlijke concurrentie tussen bedrijven in de EU. Tenslotte is besproken dat de publieke opinie en reputatie van bedrijven in de praktijk een factor zijn in de aanpak met betrekking tot IMVO, waar ideaal gezien de risico’s in de keten (conform de OESO-richtlijnen) leidend zijn.
Krachtenveld
Raadspositie
Op 1 december 2022 is de Raadspositie5 ten aanzien van het voorstel aangenomen met gekwalificeerde meerderheid. Nederland heeft samen met acht andere lidstaten tegen gestemd. De voornaamste reden voor Nederland is dat het opnemen van de financiële sector optioneel is gemaakt voor de lidstaten. Het kabinet is juist voorstander van volledige opname van de financiële sector vanwege de hefboomfunctie van deze sector bij het tegengaan van misstanden in de waardeketen. Het optioneel maken kan volgens het kabinet leiden tot verschillen in de nationale wetgeving bij de implementatie van de richtlijn en de werking van de interne markt en het gelijke speelveld in gevaar brengen.
De Raad heeft onder andere wijzigingen aangebracht ten opzichte van het Commissievoorstel voor wat betreft het gefaseerd invoeren. Vanaf drie jaar na inwerkingtreding van de richtlijn zullen de nieuwe regels eerst gelden voor zeer grote ondernemingen met meer dan 1000 werknemers en een netto-omzet van 300 miljoen wereldwijd of een netto-omzet van 300 miljoen die in de is EU gegenereerd voor ondernemingen buiten de EU, het optioneel toevoegen van de financiële sector zoals hierboven beschreven en civielrechtelijke aansprakelijkheid en de zorgplicht voor bestuurders.
Europees Parlement
Het Europees Parlement heeft op 1 juni jl. haar positie en onderhandelingsmandaat6 aangenomen voor de triloogonderhandelingen met 366 stemmen voor, 225 stemmen tegen en 38 onthoudingen. In de positie van het Europees Parlement komen de volgende onderwerpen naar voren.
Volgens het Europees Parlement moeten bedrijven verplicht worden om daadwerkelijke en potentiële negatieve effecten te voorkomen op mensenrechten en de omgeving die zij hebben veroorzaakt of waaraan zij hebben bijdragen, met hun eigen activiteiten of die van hun dochterondernemingen. Voorbeelden hiervan zijn kinderarbeid, slavernij, arbeidsuitbuiting, vervuiling, aantasting van het milieu en verlies van biodiversiteit. Bedrijven zouden ook de impact van hun zakenpartners, niet enkel leveranciers, moeten monitoren.
De nieuwe regels moeten van toepassing zijn op alle bedrijven die gevestigd zijn in de EU, inclusief de financiële sector, met meer dan 250 werknemers en een wereldwijde omzet van meer dan 40 miljoen euro, net als moederbedrijven met meer dan 500 medewerkers en een wereldwijde omzet van meer dan 150 miljoen euro. Niet-EU bedrijven met een omzet hoger dan 150 miljoen euro, waarvan tenminste 40 miljoen euro werd gegenereerd in de EU, worden ook opgenomen.
Bedrijven die onder de richtlijn vallen moeten due diligence in hun beleid opnemen, en op die manier negatieve impact op mensenrechten, milieu en goed bestuur beperken.
Bedrijven zijn vereist om passende stappen te nemen ter voorkoming van mogelijke negatieve gevolgen, zoals contractuele afspraken te maken met partners, waarbij zij verplicht worden de gedragscode van het bedrijf na te leven; noodzakelijke verbeteringen in de eigen activiteiten doorvoeren zoals productieprocessen of traceerbaarheid van producten; strategieën aanpassen waaronder fatsoenlijke lonen en inkomens voor hun leveranciers; en passende maatregelen die ervoor zorgen dat producten in overeenstemming zijn met het Europees recht en niet leiden tot negatieve effecten, in het bijzonder voor kinderen.
Een bedrijf moet stappen zetten om de daadwerkelijke nadelige gevolgen waartoe zij heeft bijgedragen voor mens of milieu te herstellen.
De nieuwe regels vereisen dat bedrijven in gesprek gaan met stakeholders die geraakt worden door hun activiteiten, waaronder mensenrechten- en milieuverdedigers. Bedrijven zouden ook regelmatig de effectiviteit van hun due diligence beleid moeten monitoren. Medewerkers moeten worden geïnformeerd door hun bedrijf over hun due diligence beleid en de implementatie ervan.
Richtlijnen, inclusief algemene en sectorspecifieke begeleiding, zijn nodig ter ondersteuning van bedrijven of nationale autoriteiten om naleving te vergemakkelijken. Elke lidstaat moet een nationale helpdesk aanwijzen voor due diligence op het gebied van duurzaamheid voor bedrijven.
Klimaatverandering moet worden aangepakt door middel van het implementeren van een plan om de opwarming van de aarde tot 1.5°C te beperken. Bedrijven met meer dan 1000 werknemers moeten effectief beleid hebben om te garanderen dat de variabele beloning voor bestuurders is gekoppeld aan het transitieplan t.b.v. klimaatverandering.
Bedrijven zullen aansprakelijk zijn voor schade en kunnen sancties opgelegd krijgen door nationale toezichthouders. Tot mogelijke sancties behoren maatregelen zoals «naming and shaming», de producten van een bedrijf uit de markt halen, of boetes van tenminste 5% van de netto wereldwijde omzet. Bedrijven van buiten de EU die zich niet aan de regels houden moeten worden uitgesloten van overheidsopdrachten in de EU.
Tot slot
Met dit eindverslag ronden wij ons rapporteurschap op het EU-voorstel voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen af. Wij doen de aanbeveling aan de nieuwe commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de onderhandelingen over het gerelateerde voorstel voor een verordening voor een verbod op producten met dwangarbeid te volgen, waarover de onderhandelingen in Brussel momenteel gaande zijn.
Klink
Van der Graaf
Analyse van de concept Corporate Sustainability Due Dilligence Directive aan de hand van de OESO-richtlijnen, Nederlands Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen, NCP Analyse van de concept CSDDD a.d.h.v. de OESO-richtlijnen | Nieuwsbericht | Nationaal Contactpunt OESO-richtlijnen (oesorichtlijnen.nl), 30 juni 2023.↩︎
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2023Z17006&did=2023D41404↩︎
Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on Corporate Sustainability Due Dilligence and amending Directive (EU) 2019/1937 – 4 column-table, eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CONSIL:ST_10267_2023_INIT, 6 June 2023.↩︎
Maatschappelijk verantwoord ondernemen | Tweede Kamer der Staten-Generaal, Maatschappelijk verantwoord ondernemen | Tweede Kamer der Staten-Generaal↩︎
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 – Algemene oriëntatie, 30 november 2022.↩︎
Aangenomen teksten – Passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid – Donderdag 1 juni 2023 (europa.eu)↩︎