[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsreactie op het rapport 'Curaçao: weinig verbetering in de bescherming van Venezolanen' van Amnesty International (Kamerstuk 36200-IV-76)

Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2023D42750, datum: 2023-10-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36410-IV-16).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36410 IV-16 Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024.

Onderdeel van zaak 2023Z17628:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

36 410 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024

Nr. 16 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 oktober 2023

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 7 juni 2023 over de kabinetsreactie op het rapport «Curaçao: weinig verbetering in de bescherming van Venezolanen» van Amnesty International (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 76).

De vragen en opmerkingen zijn op 6 juli 2023 aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 17 oktober 2023 zijn de vragen, voorzien van een inleiding, beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Paulusma

De griffier van de commissie,
Meijers

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Inbreng VVD-fractie 2
Inbreng D66-fractie 2
Inbreng GroenLinks-fractie 3
Inbreng ChristenUnie-fractie 4
Inbreng Volt-fractie 5
II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris 6

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inbreng leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het rapport «Curaçao: weinig verbetering in de bescherming van Venezolanen» van Amnesty International (d.d. 7 februari 2023) en danken de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hiervoor. Het is goed om te vernemen dat er inmiddels op dit al langlopende dossier stappen zijn gezet door Curaçao. Aan de andere kant moet er nog veel gebeuren om de situatie te verbeteren. Kan de Staatssecretaris nader aangeven welke initiatieven er nu worden ondernomen door Curaçao om de asielketen te verbeteren en op welke onderdelen in het proces? Ten slotte zouden de leden van de VVD-fractie graag meer inzicht krijgen in hoe Curaçao zich op dit gebied verhoudt tot andere landen in de regio en in hoeverre er al dan niet in samenwerking met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) afspraken gemaakt zijn of worden met landen in de regio als de keten op Curaçao vastloopt. Dit ook gelet op de opmerking die de Staatssecretaris in de brief maakt over de beperkte capaciteit. Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.

Inbreng leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Kabinetsreactie op het rapport «Curaçao: weinig verbetering in de bescherming van Venezolanen» van Amnesty International en willen het kabinet nog enkele vragen voorleggen.

De aan het woord zijnde leden lezen in de beslisnota dat is gekozen niet in te gaan op alle aanbevelingen uit het rapport gezien het feit dat veel hiervan gericht zijn aan de overheid van Curaçao. Hoewel zij begrip hebben voor de verhoudingen, brengen ze ook de motie van het lid Simons c.s. (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 25) in herinnering die verzoekt om proactief technische assistentie, ervaringen en expertise in te zetten om de landen te ondersteunen bij de vluchtelingenproblematiek. Kan het kabinet in het licht van deze motie alsnog ingaan op de aanbevelingen en uiteenzetten en op welk van deze aanbevelingen zij denkt proactief deze assistentie te kunnen bieden, zo vragen deze leden.

Met artikel 43, lid 1 en 2, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden over essentiële waarborgen van menselijke rechten en vrijheden, en rechtszekerheid in gedachten, vragen de leden van de D66-fractie daarnaast of het kabinet bereid is met de landen in gesprek te gaan over deelname aan het VN Vluchtelingenverdrag en hoe Nederland kan assisteren bij dit proces en het opzetten van procedures die eruit voortkomen.

Vreemdelingenbewaring

Een belangrijke zorg van verschillende NGO’s heeft betrekking op de toepassing van vreemdelingenbewaring. Hoewel de leden van de D66-fractie zich ervan bewust zijn dat bewaring toegestaan is en in sommige gevallen wenselijk kan zijn, sluiten zij zich wel aan bij de zorgen over de grootschalige toepassingen en de omstandigheden in bewaring. Zij vragen het kabinet dan ook om de Nederlandse ervaringen met alternatieven voor vreemdelingenbewaring, zoals een meldplicht, niet alleen proactief met zijn collega’s in de landen te delen, maar qua gelijke rechten en essentiële waarborgen ook tijdens de aanstaande Koninkrijksconferentie met de drie Caribische landen te bespreken. De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet, conform de motie van de leden Wuite en Van Raan (Kamerstuk 36 100 IV, nr. 17,) bespreekt om mensenrechten en ook het rapport met aanbevelingen aan de agenda voor de Koninkrijksconferentie toe te voegen.

Geboden hulp

De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland pas hulp kan bieden als door de landen om bijstand wordt gevraagd. Zij constateren dat zowel Curaçao als Aruba dat heeft gedaan en dat het laatste deel van de toegezegde € 23,8 miljoen begin 2023 is uitgekeerd. Kan het kabinet toelichten op welke wijze deze bedragen hebben geleid tot positieve effecten op de procedures en leefomstandigheden van Venezolanen? Ook vragen de leden of artikel 43 van het Statuut uitsluitend zó wordt toegepast dat de waarborgen alleen kunnen worden gegarandeerd indien een respectievelijk land in het Koninkrijk hier aan de hand van artikel 36 (bijstandsverlening) toe een verzoek heeft gedaan. De leden van de D66-fractie vragen of er bijzondere voorwaarden aan bijstandverlening zijn verbonden en, indien dit het geval is, welke voorwaarden dan gelden.

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)

De leden van de D66-fractie vragen tot slot welke stappen de Nederlandse overheid heeft genomen om Curaçao te ondersteunen bij het geven van een invulling aan het EVRM en hoe daarbij duidelijk is gemaakt dat Curaçao op steun van de Nederlandse overheid kan rekenen.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie op het zorgelijke rapport van Amnesty International over de gebrekkige bescherming van Venezolanen op Curaçao. Deze leden delen de zorgen en hebben deze zorgen ook regelmatig tijdens debatten met het kabinet geuit.

De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat de Nederlandse regering zich op het standpunt stelt dat de opvang en de bescherming van vluchtelingen en de procedures rondom een asielaanvraag in beginsel een autonome verantwoordelijkheid van de landen binnen het Koninkrijk zijn. Anderzijds schrijft het kabinet ook dat voorop staat dat mensenrechten te allen tijde moeten worden gerespecteerd en beschermd. De leden van de fractie van GroenLinks willen de regering vragen uitgebreider te reflecteren op deze beide uitgangspunten. Wanneer het land Curaçao door uiteenlopende omstandigheden niet in staat is om adequate bescherming van vluchtelingen te bieden en personele en financiële middelen tekort komt, hoe wordt het uitgangspunt dat mensenrechten te allen tijde moeten worden gerespecteerd en beschermd dan nageleefd? De regering schrijft terecht dat internationale verdragen in het gehele Koninkrijk gelden. Toch worden de bepalingen uit deze verdragen niet overal in het Koninkrijk goed nageleefd. Kan het kabinet aangeven, zo vragen de aan het woord zijnde leden, welke rol de Koninkrijksregering heeft als het gaat om het waarborgen van fundamentele mensenrechten? En wat kunnen de Nederlandse regering en de Koninkrijksregering nog meer doen om het land Curaçao (en zo nodig het land Aruba) te ondersteunen bij de naleving van een adequate bescherming van vluchtelingen?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet of zij (bij benadering) kan aangeven hoeveel Venezolanen op de Benedenwindse eilanden verblijven en hoe deze (ei)landen al dan niet met elkaar samenwerken om in de opvang van vluchtelingen te voorzien. De (ei)landen liggen immers dichtbij elkaar en vluchtelingen die niet op Curaçao of Aruba, maar op Bonaire terecht komen, worden onder rechtstreekse verantwoordelijkheid van het land Nederland opgevangen. Deelt de regering het standpunt van de leden van de fractie van GroenLinks dat het voor vluchtelingen niet uit zou moeten maken op welk van de drie eilanden zij bescherming vragen, maar dat zij op alle drie de eilanden fatsoenlijk moeten worden opgevangen en beschermd en dat zij op alle drie de eilanden op een zorgvuldige wijze een vluchtelingenstatus moeten kunnen aanvragen?

Tot slot vragen de leden van de fractie van GroenLinks nog aandacht voor de kwetsbare positie van Venezolanen die zonder verblijfsstatus op de eilanden leven. Zij hebben geen nauwelijks toegang tot bijvoorbeeld gezondheidszorg en onderwijs. Kan het kabinet aangeven hoe voorkomen wordt dat deze mensen totaal aan hun lot worden overgelaten?

Inbreng leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie op rapport «Curaçao: weinig verbetering in de bescherming van Venezolanen» van Amnesty International. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben behoefte om hier vragen over te stellen, omdat zij zich blijvend zorgen maken over de situatie van Venezolaanse vluchtelingen.

Aanbevelingen

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering aandacht vraagt voor het borgen van mensenrechten en het naleven van internationale wet- en regelgeving. Kan de regering aangeven op welke manier dit borgen en naleven concreet tot uiting komt?

In 2019 is de motie van het lid Drost aangenomen die zag op individuele toetsing en handelen conform internationale standaarden (Kamerstuk 29 653, nr. 55). Kan de regering aangeven hoe de uitvoering van die motie de afgelopen vier jaar vorm heeft gekregen?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de regering aangeeft dat het non-refoulement principe wordt gevolgd. Kan de regering dit toelichten?

Overig

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat artikel 36 van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden aangeeft dat Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten elkaar hulp en bijstand verlenen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe dit artikel zich verhoudt tot de opvang van de vluchtelingen op Curaçao?

Tijdens het plenaire debat «crisissituatie in Venezuela» in 2019 vroegen de leden van de ChristenUnie-fractie hoeveel vluchtelingen werden opgevangen in Curaçao. Kan de regering aangeven hoeveel vluchtelingen er nu worden opgevangen en hoe dit aantal zich verhoudt tot 2019?

Hoe duidt de regering deze opvang van vluchtelingen op Curaçao in het licht van artikel 2, vierde protocol EVRM?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering stelt dat er voorlichting is gegeven om mensenhandel tegen te gaan. Zij betwijfelen of dit een afdoende respons is voor de omvang van de problematiek. Zij wijzen onder meer op het Trafficking in Persons-rapport van juli 2022.1 Daarin wordt gesteld dat ongedocumenteerde Venezolaanse migranten kwetsbaar zijn voor seksuele uitbuiting en arbeidsuitbuiting. Dit is nog eens versterkt door de coronapandemie, waardoor mensen vast zaten op het eiland. Herkent de Nederlandse regering dit beeld? Welke stappen worden gezet om, met Curaçao, mensenhandel te bestrijden, juist onder Venezolaanse vluchtelingen? Voorts vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of Nederland het voortouw wil nemen in de uitvoering van de TIP-aanbeveling om de coördinatie en informatiedeling van instanties die zich inzetten voor de bestrijding van mensenhandel in het Koninkrijk te verbeteren. In dit licht vragen genoemde leden ook naar de stand van zaken van de uitvoering van de motie van het lid Ceder (Kamerstuk 35 925 IV, nr. 30) over een gezamenlijke bestrijding van mensenhandel in het Caribisch deel van het Koninkrijk.

Inbreng leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Curaçao: weinig verbetering in de bescherming van Venezolanen» van Amnesty International («Amnesty») en de kabinetsreactie op het rapport. Daarover hebben zij enkele vragen.

Financiële steun en rechtsbijstand

De Nederlandse regering heeft de financiële steun aan de vreemdelingenbarakken in januari 2022 bevroren, omdat Curaçao onvoldoende vooruitgang boekte met betrekking tot onder meer toegang tot rechtsbijstand en medische zorg. Het resterende bedrag van € 350.000 is alsnog uitgekeerd, blijkt uit de kabinetsreactie. Dit omdat er stappen zijn gezet. Welke maatregelen treft de Staatssecretaris om ervoor te zorgen dat de financiële steun aan Curaçao effectief wordt ingezet om de omstandigheden van vluchtelingen, waaronder toegang tot rechtsbijstand en medische zorg, te verbeteren? Hoe zal de Staatssecretaris monitoren dat dit ook daadwerkelijk gebeurt? Welke indicatoren gebruikt de Staatssecretaris hiervoor?

In het rapport schrijft Amnesty (p. 19) dat de hulp van de IND, voortkomend uit de beschikbare middelen om de vreemdelingenketen te optimaliseren, niet heeft bijgedragen aan het verlenen van bescherming aan Venezolanen. Curaçao zou de artikel 3-EVRM procedure gebruiken als middel om beschermingsverzoeken af te wijzen, zonder inhoudelijk te toetsen of vreemdelingen in hun land van herkomst gevaar lopen. De Staatssecretaris geeft echter in de kabinetsreactie aan dit niet te herkennen. Kan de Staatssecretaris dit standpunt toelichten? Welke feiten en afwegingen liggen aan die conclusie ten grondslag? Hoe hebben de training en opleiding van het personeel op Curaçao bijvoorbeeld bijgedragen aan het waarborgen van mensenrechten van Venezolaanse vluchtelingen?

Op het gebied van gratis rechtsbijstand concludeert Amnesty dat er geen vooruitgang is geboekt. De Staatssecretaris geeft aan dat, dat aan Curaçao zelf is en dat Nederland slechts kan kijken welke bijstand ze kunnen verlenen. Autonomie van landen van het Koninkrijk is belangrijk, tegelijkertijd wringt het dat Nederland zich bij uitstek op dit onderwerp niet inspant. Welke stappen heeft Nederland ondernomen om bijstand te verlenen aan Curaçao? Ziet de Staatssecretaris ruimte om een meer proactieve houding aan te nemen ten opzichte van dit vraagstuk? Ziet zij bijvoorbeeld ruimte om het maatschappelijk middenveld nader te ondersteunen?

Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de beperkingen waarmee Venezolanen die bescherming hebben aangevraagd op Curaçao worden geconfronteerd, zoals het verbod op werken en het ontbreken van toegang tot gezondheidszorg? Wat kan er gedaan worden om deze situatie te veranderen?

Vreemdelingenketen

In de kabinetsreactie wordt op pagina 3 vermeld dat de vier landen samenwerken in een werkgroep onder de Onderlinge Regeling Vreemdelingenketen (ORVK). Hoe vaak vinden deze werkgroepen plaats? Wie stelt de agenda van deze werkgroepen vast en welke partijen worden daarbij betrokken? Wordt hier ook het maatschappelijk middenveld bij betrokken? Zo ja, kan de Staatssecretaris toelichten hoe dat gaat? Zo niet, staat de Staatssecretaris open voor het ophalen van input vanuit het maatschappelijk middenveld? En worden de best practices openbaar gemaakt?

Wat betreft de beschermingsprocedure zien de leden van de Volt-fractie enkele verbeteringen. Dat is positief, maar we zijn er nog niet. Daarom de volgende vragen: Welke rol speelt de IND bij het verlenen van technische bijstand aan Curaçao? Is de toegang tot de rechter voldoende voor een effectieve beschermingsprocedure naar Nederlandse maatstaven? Hoe verklaart de Staatssecretaris het grote verschil tussen het percentage beslissingen in eerste aanleg dat wordt toegekend in Nederland (34%) en in de EU als geheel (78%) in vergelijking met Curaçao?

Met betrekking tot de informatiebrochure over artikel 3 EVRM hebben de leden van de Volt-fractie de vraag welke concrete afspraken er zijn gemaakt over de verspreiding daarvan. Wordt bijgehouden of de doelgroepen worden bereikt? Wordt ook bijgehouden of de inzet van de brochure positieve effecten heeft?

Gezondheid, incidenten en rechten van het kind

Op pagina’s 11 en 21 van het rapport omschrijft Amnesty een incident waarbij volgens Amnesty buitensporig geweld is gebruikt. Dat zou kwalificeren als een schending van artikel 3 EVRM. Hierop is in de kabinetsreactie niet ingegaan. Zou de Staatssecretaris hier alsnog een reactie op kunnen geven? Welke ruimte heeft Nederland om in Koninkrijksverband aan te dringen op een onafhankelijk, onpartijdig en grondig onderzoek naar dit incident?

Tot slot de rechten van het kind. Daarover rapporteert Amnesty (p. 23) dat het beleid niet voldoet aan de internationale standaarden. Daarover doen zij ook aanbevelingen (p. 29). Daarop is niet gereageerd door de Staatssecretaris. Zou de Staatssecretaris hier alsnog een reactie op kunnen geven? Welke rol ziet de Staatssecretaris voor het Koninkrijk en zichzelf weggelegd, wanneer verantwoordelijkheden en plichten die voortvloeien uit het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, niet worden nageleefd binnen het Koninkrijk?

II. Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

Inleiding

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft op 5 juli 2023 vragen aan mij gesteld voor een schriftelijk overleg over de Kabinetsreactie op rapport «Curaçao: weinig verbetering in de bescherming van Venezolanen» van Amnesty International.2 Hierbij ontvangt u mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de beantwoording van deze vragen.

Vooropgesteld, de landen kennen vele grote uitdagingen, waarvan het migratievraagstuk er één is. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en ik streven naar een actieve samenwerking met de Caribische landen in het Koninkrijk om het migratiebeleid in de landen verder te optimaliseren. Hierbij erkennen wij ook dat het maatschappelijk middenveld waar nodig een belangrijke rol kan vervullen bij het beschermen en bevorderen van mensenrechten. Ik verwijs u tevens naar de Kamerbrief over de voortgang op de uitvoering van motie van het lid Simons c.s.,3 die tegelijk met deze beantwoording aan uw Kamer wordt toegezonden (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 15).

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vraag 1

Kan de Staatssecretaris nader aangeven welke initiatieven er nu worden ondernomen door Curaçao om de asielketen te verbeteren en op welke onderdelen in het proces?

Antwoord

Op basis van de hulp en bijstandsverzoeken vanuit Aruba en Curaçao is er vanaf 2019 op verschillende onderdelen in de vreemdelingenketen ondersteuning door het Nederlandse kabinet geleverd.4 Op basis van de gezamenlijk opgestelde bestedingsplannen van deze bijstand heeft Curaçao de volgende initiatieven ondernomen om de vreemdelingenketen, waaronder de artikel 3-Europees Verdrag Voor de Rechten van de Mens (EVRM) procedures te verbeteren. De autoriteiten van Curaçao hebben recent een nieuw bureau ten aanzien van mensenhandel en mensensmokkel opgericht. Dit bureau zal voornamelijk campagnes ontwikkelen voor het vergroten van de bewustwording en het zo effectief mogelijk communiceren naar de Curaçaose samenleving. Daarnaast heeft Curaçao gedurende het jaar brochures met informatie over de artikel 3-EVRM procedure naar het Engels en Spaans vertaald, evenals de samenvatting van de huisreglementen van het Vreemdelingenopvang en detentiecentrum Curaçao (VODC). Dit geldt ook voor de website van de vreemdelingenketen waarmee ze toegankelijker is geworden. Met behulp van de Koninklijke Marechaussee heeft Curaçao een falsificatie-unit ingericht bij de toelatingsorganisatie ten behoeve van documentonderzoek. Naast het ondersteunen van een aantal vreemdelingen die naar hun land van herkomst zijn teruggekeerd, zijn materialen aangeschaft ten behoeve van een dagbesteding voor vreemdelingen die in bewaring zijn gesteld in afwachting van terugkeer naar het land van herkomst. Ten slotte heeft Curaçao in mei 2023 een conferentie georganiseerd waarbij verschillende ministeries en interne organisaties binnen de vreemdelingenketen van gedachten hebben gewisseld over een plan van aanpak m.b.t. ongedocumenteerden, reizen met minderjarigen en nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van het toelatingsbeleid.

Vraag 2

Ten slotte zouden de leden van de VVD-fractie graag meer inzicht krijgen in hoe Curaçao zich op dit gebied verhoudt tot andere landen in de regio en in hoeverre er al dan niet in samenwerking met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) afspraken gemaakt zijn of worden met landen in de regio als de keten op Curaçao vastloopt. Dit ook gelet op de opmerking die de Staatssecretaris in de brief maakt over de beperkte capaciteit. Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.

Antwoord

Binnen het Koninkrijk der Nederlanden geldt migratie, waaronder dus het toelatings-, opvang-, terugkeer- en asielbeleid, als landsaangelegenheid. De autonome landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten zijn elk voor hun eigen migratiebeleid verantwoordelijk. Het is daarnaast, in beginsel, aan de Landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten zelf om afspraken te maken met andere landen in de regio over samenwerking. In hoeverre er al dan niet in samenwerking met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) afspraken gemaakt zijn met landen in de regio als de keten op Curaçao vastloopt is aan de Curaçaose regering.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66 fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Kabinetsreactie op het rapport «Curaçao: weinig verbetering in de bescherming van Venezolanen» van Amnesty International en willen het kabinet nog enkele vragen voorleggen. De aan het woord zijnde leden lezen in de beslisnota dat is gekozen niet in te gaan op alle aanbevelingen uit het rapport gezien het feit dat veel hiervan gericht zijn aan de overheid van Curaçao. Hoewel zij begrip hebben voor de verhoudingen, brengen ze ook de motie van het lid Simons c.s. (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 25) in herinnering die verzoekt om proactief technische assistentie, ervaringen en expertise in te zetten om de landen te ondersteunen bij de vluchtelingenproblematiek.

Vraag 3

Kan het kabinet in het licht van deze motie alsnog ingaan op de aanbevelingen en uiteenzetten op welk van deze aanbevelingen zij denkt proactief deze assistentie te kunnen bieden, zo vragen deze leden?

Antwoord

De aanbevelingen van de monitoringsrapportage zijn gericht aan de autoriteiten van Curaçao. Het is daarom ook aan Curaçao om hierop te reageren, gezien migratiebeleid een landsaangelegenheid is. Ik heb begrepen dat op 5 juli jl. de autoriteiten van Curaçao hun reactie op de monitoringsrapportage van Amnesty International gedeeld hebben met de Staten van Curaçao.

In het kader van de uitwerking van motie van het lid Simons c.s. ben ik op dit moment samen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gesprek met de landen over desgewenste technische assistentie voor de asielketen en het belang van de samenwerking met het maatschappelijk middenveld. De aanbevelingen die Amnesty in haar rapportage doet, komen op hoofdlijnen ook terug in deze gesprekken. Uw Kamer ontvangt op korte termijn een Kamerbrief over de stand van zaken en verdere uitwerking van deze motie.

Vraag 4

Met artikel 43, lid 1 en 2, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden over essentiële waarborgen van menselijke rechten en vrijheden, en rechtszekerheid in gedachten, vragen de leden van de D66-fractie daarnaast of het kabinet bereid is met de landen in gesprek te gaan over deelname aan het VN-Vluchtelingenverdrag en hoe Nederland kan assisteren bij dit proces en het opzetten van procedures die eruit voortkomen?

Antwoord

Ja. Indien gewenst en verzocht ben ik zeker bereid om het gesprek te voeren met Curaçao en Sint Maarten over deelname aan het VN-vluchtelingenverdrag en hoe Nederland eventuele bijstand kan verlenen bij dit proces.

Op dit moment heeft het VN-Vluchtelingenverdrag van 19515 werking in Europees Nederland. De binding voor Europees Nederland is het resultaat van de bekrachtiging van het Verdrag in 1956. Aruba heeft zich gebonden middels bekrachtiging in 1987 van het VN Vluchtelingen Protocol van 1967,6 met terugwerkende kracht tot de datum waarop Aruba de status van land verkreeg in het Koninkrijk (1 januari 1986). Door binding aan het protocol is het Verdrag ook de facto van toepassing in Aruba.

Voor Curaçao en Sint Maarten heeft geen bekrachtiging van het Verdrag of het protocol plaatsgevonden. Het Verdrag en het protocol zijn voor die landen ook nog niet goedgekeurd. De beslissing of medegelding wenselijk is behoord, gelet op de inhoud van het Vluchtelingenverdrag en het protocol, tot de autonomie van de landen. Volgens artikel 43, eerste lid, van het Statuut draagt elk land namelijk in principe zelf de zorg voor de verwezenlijking van mensenrechtenbeleid.

Vraag 5

De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet, conform de gewijzigde motie van de leden Wuite en Van Raan (Kamerstuk 36 100 IV, nr. 17) bespreekt om mensenrechten en ook het rapport met aanbevelingen aan de agenda voor de Koninkrijksconferentie toe te voegen?

Antwoord

Er wordt door de vier landen samengewerkt aan het organiseren van een Koninkrijksconferentie, waarbij wordt ingezet op een Koninkrijksconferentie in het eerste kwartaal van 2024. Voor de organisatie van de conferentie wordt er een commissie genaamd «commissie Koninkrijksconferentie» in het leven geroepen. Deze commissie zet momenteel de eerste stappen voor de inhoudelijke invulling van de conferentie. Daarbij wordt o.a. gekeken naar de mogelijkheden om verschillende onderwerpen een plek te geven tijdens de conferentie. Zodra hierover meer duidelijkheid bestaat, zal ik uw kamer, zoals ik ook heb toegezegd, informeren.

Vraag 6

De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland pas hulp kan bieden als door de landen om bijstand wordt gevraagd. Zij constateren dat zowel Curaçao als Aruba dat heeft gedaan en dat het laatste deel van de toegezegde € 23,8 miljoen begin 2023 is uitgekeerd. Kan het kabinet toelichten op welke wijze deze bedragen hebben geleid tot positieve effecten op de procedures en leefomstandigheden van Venezolanen?

Antwoord

Op basis van de hulp en bijstandsverzoeken vanuit Aruba en Curaçao is er vanaf 2019 op verschillende onderdelen in de vreemdelingenketen ondersteuning door het Nederlandse kabinet geleverd.7 De ondersteuning voor Aruba en Curaçao was voornamelijk gefocust op het verder professionaliseren en optimaliseren van de vreemdelingenketen. Hierover heb ik bij de beantwoording van vraag 1 van de leden van de VVD al enige toelichting gegeven. Naast deze specifieke bijstand hebben het Ministerie van Justitie en Veiligheid Nederland en de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) bijstand verleend aan Curaçao om de bestaande beschermingsprocedure in lijn te brengen met internationale verdragen en voor de verdere professionalisering en optimalisering van het beslisproces. Dit heeft concreet geleid tot de nadere inrichting van een specifieke unit voor het behandelen van de artikel 3-EVRM aanvragen op Curaçao. Daarnaast zijn er diverse trainingen en opleidingen gegeven aan personeel op Curaçao om onder meer de beschermingsprocedure te verbeteren. Voorbeelden van deze trainingen zijn o.a. een opleiding hoor-en beslistechnieken, verdiepingscursus EVRM, en het nader uitwerken van de procedure voor het verwerken van een verzoek tot artikel 3-EVRM aanvraag.

Ook is er door het Nederlandse kabinet geïnvesteerd in de optimalisatie en uitbreiding van de vreemdelingenbewaring in Curaçao. Zoals ik mijn brief aan de Kamer op 19 januari jl. heb laten weten zie ik dat Curaçao het afgelopen jaar veel inspanningen heeft verricht om de vreemdelingenbewaring en de mensenrechtenstandaarden te verbeteren.8 Zo is het nieuwe gebouw in gebruik genomen conform de materiële standaarden van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) en is het dagprogramma verbeterd. Daarnaast zijn er opleidingen en trainingen gegeven aan het personeel, dat werkzaam is binnen het VODC, om o.a. de bejegening van de Venezolaanse vreemdelingen te verbeteren.

Ten slotte heeft het Nederlandse kabinet op Aruba geïnvesteerd in onder meer educatieve projecten, bewustwordingscampagnes op het vlak van mensenhandel en het realiseren van een mannen- en vrouwenopvang voor Venezolaanse slachtoffers van huiselijk geweld, mensenhandel en mensensmokkel. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid Nederland en de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) hebben ook bijstand verleend aan Aruba ten behoeve van hun asielprocedure.

Vraag 7

Ook vragen de leden of artikel 43 van het Statuut uitsluitend zó wordt toegepast dat de waarborgen alleen kunnen worden gegarandeerd indien een respectievelijk land in het Koninkrijk hier aan de hand van artikel 36 (bijstandsverlening) toe een verzoek heeft gedaan. De leden van de D66-fractie vragen of er bijzondere voorwaarden aan bijstandverlening zijn verbonden en, indien dit het geval is, welke voorwaarden dan gelden?

Antwoord

Tussen artikel 43 (lid 1 en 2) en artikel 36 van het Statuut bestaat geen afhankelijke relatie, in die zin dat het eerstgenoemde artikel alleen zou kunnen worden toegepast als een land binnen het Koninkrijk daarom verzoekt. Beide artikelen zijn ondergebracht in verschillende hoofdstukken van het Statuut – vier (staatsinrichting van de landen) respectievelijk drie (onderlinge bijstand, overleg en samenwerking) – en hebben een andere strekking. Artikel 43 van het Statuut bevat een verdeling van verantwoordelijkheden tussen enerzijds de landen en anderzijds het Koninkrijk met betrekking tot kernwaarden van de democratische rechtsstaat; artikel 36 legt een algemene verplichting aan de landen op om elkaar – over en weer – te helpen en bij te staan. Wel wordt de afgelopen jaren in het licht rondom artikel 43 Statuut nadrukkelijker de verbinding gezocht met de gedachte van samenwerking die in hoofdstuk 3 van het Statuut centraal staat. Zo heeft mijn voorganger in een Kamerbrief uit 2019 toegelicht dat artikel 43 Statuut in de eerste plaats moet dienen als inspiratie voor samenwerking en niet tot het treffen van dwangmaatregelen.9 Uitgangspunt is de samenwerking binnen het Koninkrijk, waarbij landen elkaar kunnen ondersteunen om de beginselen van de democratische rechtsstaat te verwezenlijken en te handhaven.

Voor het bieden van bijstand op grond van artikel 36 Statuut gelden er geen bijzondere voorwaarden. Een verzoek tot hulp en/of bijstand zal per geval beoordeeld worden. Bij toekenning van een dergelijk verzoek kan het hulp biedende land wel voorwaarden stellen aan de te vergeven hulp en bijstand. Zo heeft het Nederlandse kabinet bij de toekenning van de bijstand voor de vreemdelingenbewaring als randvoorwaarde gesteld dat de locatie en het regime van de vreemdelingenbewaring moeten voldoen aan de gestelde internationale normen en dat de vreemdelingen toegang hebben tot juridische bijstand en medische zorg.10

Vraag 8

De leden van de D66-fractie vragen tot slot welke stappen de Nederlandse overheid heeft genomen om Curaçao te ondersteunen bij het geven van een invulling aan het EVRM en hoe daarbij duidelijk is gemaakt dat Curaçao op steun van de Nederlandse overheid kan rekenen?

Antwoord

In het kader van het bestedingsplan optimaliseren van de vreemdelingenketen heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid ondersteuning aan Curaçao geboden op dit terrein. Hierover heb ik meer toelichting gegeven bij vraag 6 van uw fractie. Daarnaast vindt er binnen de werkgroep Onderlinge Regeling Vreemdelingenketen binnen het Justitieel Vierpartijen Overleg (JVO) tussen de vier landen binnen het Koninkrijk samenwerking plaats op het gebied van migratiebeleid. Er worden op regelmatige basis projecten geïnitieerd en best practices en informatie gedeeld naar gelang de wederzijdse wensen en behoeften. Afhankelijk van deze wensen en behoeften kan altijd worden bekeken welke bijstand Nederland of de andere landen kunnen bieden op het terrein van het migratiebeleid. Het staat Curaçao hierin vrij in dit gremium een verzoek tot bijstand in te dienen, onder andere ook het invulling geven aan het EVRM.

Vraag 9

De leden van de fractie van GroenLinks willen de regering vragen uitgebreider te reflecteren op deze beide uitgangspunten. Wanneer het land Curaçao door uiteenlopende omstandigheden niet in staat is om adequate bescherming van vluchtelingen te bieden en personele en financiële middelen tekortkomt, hoe wordt het uitgangspunt dat mensenrechten te allen tijde moeten worden gerespecteerd en beschermd dan nageleefd? De regering schrijft terecht dat internationale verdragen in het gehele Koninkrijk gelden. Toch worden de bepalingen uit deze verdragen niet overal in het Koninkrijk goed nageleefd. Kan het kabinet aangeven, zo vragen de aan het woord zijnde leden, welke rol de Koninkrijksregering heeft als het gaat om het waarborgen van fundamentele mensenrechten? En wat kunnen de Nederlandse regering en de Koninkrijksregering nog meer doen om het land Curaçao (en zo nodig het land Aruba) te ondersteunen bij de naleving van een adequate bescherming van vluchtelingen?

Antwoord

Ik wil graag het volgende toelichten over de rol van de Koninkrijksregering in relatie tot het waarborgen van de fundamentele mensenrechten. Ten eerste zijn binnen het Koninkrijk der Nederlanden de individuele landen verantwoordelijk voor het verwezenlijken van de fundamentele rechten en vrijheden van de mens, rechtszekerheid en deugdelijkheid van het bestuur in hun land. Dit op basis van artikel 43, lid 1 van het Statuut. In lijn met deze gedachte zijn de landen zelf verantwoordelijk voor het naleven van rechten die voortkomen uit internationale verdragen. Het is dan ook niet aan de Koninkrijksregering om erop toe te zien dat en hoe mensenrechtenverdragen in alle onderdelen van het publieke leven in de landen worden nageleefd. Hoewel ik onderken dat op het vlak van het naleven van rechten en plichten die voortkomen uit internationale verdragen nog stappen gezet kunnen en moeten worden door de landen, brengt dat niet automatisch met zich dat de Koninkrijksregering daarop dient te acteren.

De Nederlandse regering kan op basis van artikel 36 van het Statuut bijstand verlenen aan de landen om hen te ondersteunen bij de naleving van een adequate bescherming van vluchtelingen. De waarden die ten grondslag liggen aan artikel 43 van het Statuut kunnen een rol spelen in de afweging om de landen te helpen aan hun (internationale) verplichtingen inzake mensenrechten te voldoen. Voor de verdere toelichting over artikel 43 en artikel 36 van het Statuut verwijs ik uw fractie graag door naar mijn antwoord op vraag 7 van de leden van de D66-fractie.

Vraag 10

De leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet of zij (bij benadering) kan aangeven hoeveel Venezolanen op de Benedenwindse eilanden verblijven en hoe deze (ei)landen al dan niet met elkaar samenwerken om in de opvang van vluchtelingen te voorzien. De (ei)landen liggen immers dichtbij elkaar en vluchtelingen die niet op Curaçao of Aruba, maar op Bonaire terecht komen, worden onder rechtstreekse verantwoordelijkheid van het land Nederland opgevangen.

Vraag 11

Deelt de regering het standpunt van de leden van de fractie van GroenLinks dat het voor vluchtelingen niet uit zou moeten maken op welk van de drie eilanden zij bescherming vragen, maar dat zij op alle drie de eilanden fatsoenlijk moeten worden opgevangen en beschermd en dat zij op alle drie de eilanden op een zorgvuldige wijze een vluchtelingenstatus moeten kunnen aanvragen?

Antwoord (combinatie vraag 10 en 11)

Het Nederlandse kabinet beschikt niet over recente cijfers ten aanzien van de vraag hoeveel Venezolanen zonder rechtmatig verblijf in de Landen binnen het Koninkrijk verblijven.

De Nederlandse regering hecht groot belang aan een correcte en humane behandeling van vreemdelingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden; daarbij is migratie, waaronder dus het toelatings-, opvang-, terugkeer- en asielbeleid, wel een landsaangelegenheid. De autonome landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten zijn elk voor hun eigen migratiebeleid verantwoordelijk. Voor het migratiebeleid van Caribisch Nederland, de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, is het Ministerie van Justitie en Veiligheid direct verantwoordelijk. Een belangrijk verschil tussen het Europese deel van Nederland en Caribisch Nederland is dat de richtlijnen van de Europese Unie in Caribisch Nederland niet van toepassing zijn. Vanwege de kleinschaligheid van de eilanden en daarmee samenhangend de beperkte opnamecapaciteit van de eilanden die deel uitmaken van Caribisch Nederland geldt in beginsel het uitgangspunt dat geen opvang wordt geboden. Vluchtelingen horen zelf in hun opvang en kosten voor onderdak en maaltijden te voorzien tenzij er sprake is van schrijnende situaties. Bij schrijnende situaties zal ondersteuning geboden worden en kunnen de uitvoerende diensten maatwerk leveren.

Vraag 12

Tot slot vragen de leden van de fractie van GroenLinks nog aandacht voor de kwetsbare positie van Venezolanen die zonder verblijfsstatus op de eilanden leven. Zij hebben nauwelijks toegang tot bijvoorbeeld gezondheidszorg en onderwijs. Kan het kabinet aangeven hoe voorkomen wordt dat deze mensen totaal aan hun lot worden overgelaten?

Antwoord

Migratiebeleid is een landsaangelegenheid. Het is daarom aan de autoriteiten van Curaçao om te zorgen dat Venezolaanse vluchtelingen toegang hebben tot medische zorg en het onderwijs. In het kader van motie Simons c.s. is het Nederlandse kabinet in gesprek met de landen over mogelijke bijstand op basis van artikel 36. Daarnaast hebben de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en ik uit recente gesprekken met het maatschappelijk middenveld begrepen dat de lokale NGO’s binnen de landen een fundamentele rol spelen bij de toegang tot de gezondheidszorg en het onderwijs voor Venezolanen die zonder verblijfsstatus op Curaçao leven.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Christen Unie (CU) fractie

Vraag 13

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering aandacht vraagt voor het borgen van mensenrechten en het naleven van internationale wet- en regelgeving. Kan de regering aangeven op welke manier dit borgen en naleven concreet tot uiting komt?

Antwoord

Ik verwijs uw fractie graag naar mijn beantwoording van vraag 7, 8 en 9 van de leden van de D66 fractie en de GroenLinks fractie.

Vraag 14

In 2019 is de motie van het lid Drost aangenomen die zag op individuele toetsing en handelen conform internationale standaarden (Kamerstuk 29 653, nr. 55). Kan de regering aangeven hoe de uitvoering van die motie de afgelopen vier jaar vorm heeft gekregen?

Antwoord

Uw Kamer is door mijn voorganger geïnformeerd over de uitvoering van de motie Drost.11 In het licht van deze motie heb ik daarnaast tijdens mijn bestuurlijke overleggen met de landen diverse malen het belang benadrukt van individuele toetsing bij personen die vragen om bescherming conform de internationaal geldende regelgeving, alsmede het belang van een goed werkende vreemdelingenketen die conform de geldende internationale standaarden handelt.

Vraag 15

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de regering aangeeft dat het non-refoulement principe wordt gevolgd. Kan de regering dit toelichten?

Antwoord

Curaçao werkt al geruime tijd hard aan verdere verbetering van verschillende onderdelen in de vreemdelingenketen. De inspanningen in dit kader hebben tot concrete resultaten geleid, zoals op Curaçao de nadere inrichting van een specifieke unit voor het behandelen van de artikel 3-EVRM-aanvragen, voorlichting om mensenhandel tegen te gaan en hostmanship-trainingen gericht op de bejegening van vreemdelingen voor zowel werknemers als leidinggevenden in de vreemdelingenketen. Bij de toepassing van de artikel 3-EVRM procedure geldt dat het non-refoulement principe wordt gevolgd en mensen niet worden uitgezet als zij een reëel risico lopen op mensenrechtenschendingen. In de Kamerbrief in reactie op de motie van het lid Koekkoek (Kamerstuk 35 925 IV, nr. 22), inclusief de daarin opgenomen verwijzingen naar eerdere correspondentie met het parlement, vindt u een uitgebreidere toelichting op de door Nederland geboden ondersteuning alsook de wijze waarop Nederland de waarborgfunctie van het Statuut interpreteert.12

Vraag 16

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat artikel 36 van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden aangeeft dat Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten elkaar hulp en bijstand verlenen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe dit artikel zich verhoudt tot de opvang van de vluchtelingen op Curaçao?

Antwoord

Op basis van artikel 36 van het Statuut kunnen de landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden elkaar desgevraagd hulp en bijstand verlenen. In 2019 heeft Curaçao het Nederlandse kabinet verzocht om bijstand te leveren voor de optimalisering van de vreemdelingenketen. Via de geleverde bijstand is de vreemdelingenketen in Curaçao verder in lijn gebracht met geldende internationale standaarden en procedures. Dit draagt bij aan de verwezenlijking van een acceptabele standaard voor de opvang van vluchtelingen op Curaçao.

Vraag 17

Tijdens het plenaire debat «crisissituatie in Venezuela» in 2019 vroegen de leden van de ChristenUnie-fractie hoeveel vluchtelingen werden opgevangen in Curaçao. Kan de regering aangeven hoeveel vluchtelingen er nu worden opgevangen en hoe dit aantal zich verhoudt tot 2019?

Antwoord

Ik verwijs uw fractie graag naar mijn beantwoording van vraag 10 en 11 van de leden van de GroenLinks-fractie.

Vraag 18

Hoe duidt de regering deze opvang van vluchtelingen op Curaçao in het licht van artikel 2, vierde protocol EVRM?

Antwoord

Op grond van artikel 2, vierde Protocol bij het EVRM heeft eenieder die wettig op het grondgebied van de Staat verblijft, binnen dat grondgebied het recht zich vrijelijk te verplaatsen en er vrijelijk zijn verblijfplaats te kiezen. Op grond van het derde lid kan de uitoefening van deze rechten aan geen andere beperking worden gebonden dan die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid of van de openbare veiligheid, voor de handhaving van de openbare orde, voor de voorkoming van strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of van de goede zeden of de bescherming van rechten en vrijheden van anderen. Indien betrokkene gevaar oplevert voor de openbare orde, de publieke rust of veiligheid of de goede zeden, dan wel indien er gegronde vrees bestaat dat de betrokkene zal trachten zich te onttrekken kan een vrijheidsbeperkende maatregel worden op gelegd. De wettelijke grondslag daarvoor is te vinden in de artikelen 16 (uitzetting) en 19 (verwijdering) van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (Ltu) van Curaçao.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering stelt dat er voorlichting is gegeven om mensenhandel tegen te gaan. Zij betwijfelen of dit een afdoende respons is voor de omvang van de problematiek. Zij wijzen onder meer op het Trafficking in Persons-rapport van juli 2022.13 Daarin wordt gesteld dat ongedocumenteerde Venezolaanse migranten kwetsbaar zijn voor seksuele uitbuiting en arbeidsuitbuiting. Dit is nog eens versterkt door de coronapandemie, waardoor mensen vastzaten op het eiland.

Vraag 19

Herkent de Nederlandse regering dit beeld? Welke stappen worden gezet om, met Curaçao, mensenhandel te bestrijden, juist onder Venezolaanse vluchtelingen? Voorts vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of Nederland het voortouw wil nemen in de uitvoering van de TIP-aanbeveling om de coördinatie en informatiedeling van instanties die zich inzetten voor de bestrijding van mensenhandel in het Koninkrijk te verbeteren?

Vraag 20

In dit licht vragen genoemde leden ook naar de stand van zaken van de uitvoering van de motie van het lid Ceder (Kamerstuk 35 925 IV, nr. 30) over een gezamenlijke bestrijding van mensenhandel in het Caribisch deel van het Koninkrijk.

Antwoord (combinatie vraag 19 en 20)

De bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel staat hoog op de agenda van alle landen in het Koninkrijk. Binnen het Koninkrijk wordt goed samengewerkt op dit terrein. Om de samenwerking tussen de landen te versterken, is het Memorandum of Understanding van samenwerking ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel tussen Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en Nederland uit 2019 (hierna: MoU), geëvalueerd en herzien. De aanpak van mensenhandel is een landsaangelegenheid. Dat betekent dat Curaçao, Aruba en Sint Maarten zelf verantwoordelijk zijn hiervoor en voor de hierin gemaakte beleidskeuzes. Nederland is verantwoordelijk voor de aanpak van mensenhandel in Caribisch Nederland. Nederland kan zelf niet eenzijdig het voortouw nemen in de uitvoering van de TIP-aanbeveling (voor de Landen in het Koninkrijk) om de coördinatie en informatiedeling van instanties die zich inzetten voor de bestrijding van mensenhandel in het Koninkrijk te verbeteren. Nederland kan wel, onder andere in het kader van het bovengenoemde MoU, de landen waar nodig ondersteunen in de aanpak van mensenhandel en derhalve indien gewenst in de opvolging van de TIP-aanbeveling.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van VOLT

De Nederlandse regering heeft de financiële steun aan de vreemdelingenbarakken in januari 2022 bevroren, omdat Curaçao onvoldoende vooruitgang boekte met betrekking tot onder meer toegang tot rechtsbijstand en medische zorg. Het resterende bedrag van € 350.000 is alsnog uitgekeerd, blijkt uit de kabinetsreactie. Dit omdat er stappen zijn gezet.

Vraag 21

Welke maatregelen treft de Staatssecretaris om ervoor te zorgen dat de financiële steun aan Curaçao effectief wordt ingezet om de omstandigheden van vluchtelingen, waaronder toegang tot rechtsbijstand en medische zorg, te verbeteren? Hoe zal de Staatssecretaris monitoren dat dit ook daadwerkelijk gebeurt? Welke indicatoren gebruikt de Staatssecretaris hiervoor?

Antwoord

Het in acht nemen van immateriële aspecten zoals toegang tot juridische bijstand en medische zorg, opleidingen van personeel ten aanzien van bejegening van vreemdelingen, passende huisregels bij de verschillende regimes en een zinvolle dagbesteding, was nadrukkelijk een voorwaarde voor het verlenen van de bijstand. Eind vorig jaar heeft Curaçao mij geïnformeerd over de voortgang hierop en ben ik overgegaan tot het toekennen van de resterende middelen voor de vreemdelingenbewaring. Uw Kamer is hierover geïnformeerd.14

In gesprekken met de autoriteiten van Curaçao blijf ik aandacht vragen voor de voortgang op deze immateriële aspecten, ook nu de middelen zijn toegekend. In het opgestelde bestedingsplan is per project beschreven welke concrete informatie Curaçao moet leveren om te kunnen bepalen in hoeverre de geformuleerde resultaten zijn behaald. Het Ministerie van Justitie van Curaçao verzorgt een eindverantwoording (inclusief financiële verantwoording) voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Gelijktijdig wordt door een (onafhankelijke) accountant tevens een» rapport van feitelijke bevindingen» inzake de uitvoering en besteding van de middelen opgesteld. Ook biedt het Ministerie van Justitie Curaçao nog schriftelijk een evaluatierapport aan mij aan. Middels deze (onafhankelijke) rapportages blijf ik, los van de gesprekken met de autoriteiten van Curaçao, monitoren hoe en of de middelen op de juiste manier worden besteed.

Ten slotte wordt aan Nederlandse zijde de effectiviteit van de inzet op basis van doelmatigheid geëvalueerd door een onafhankelijke partij. De uitkomsten hiervan worden in Q1 van 2024 verwacht en worden meegenomen in de beleidsdoorlichting artikel 4. Zoals gebruikelijk wordt uw Kamer over de uitkomsten geïnformeerd.

Vraag 22

In het rapport schrijft Amnesty (p. 19) dat de hulp van de IND, voortkomend uit de beschikbare middelen om de vreemdelingenketen te optimaliseren, niet heeft bijgedragen aan het verlenen van bescherming aan Venezolanen. Curaçao zou de artikel 3-EVRM procedure gebruiken als middel om beschermingsverzoeken af te wijzen, zonder inhoudelijk te toetsen of vreemdelingen in hun land van herkomst gevaar lopen. De Staatssecretaris geeft echter in de kabinetsreactie aan dit niet te herkennen. Kan de Staatssecretaris dit standpunt toelichten? Welke feiten en afwegingen liggen aan die conclusie ten grondslag? Hoe hebben de training en opleiding van het personeel op Curaçao bijvoorbeeld bijgedragen aan het waarborgen van mensenrechten van Venezolaanse vluchtelingen?

Antwoord

Zowel uit ambtelijke gesprekken met het Ministerie van Justitie Curaçao en de Toelatingsorganisatie Curaçao als op basis van de ervaring van de IND-medewerkers die zijn uitgezonden om op Curaçao trainingen te verzorgen in hoor- en beslismethoden en die medewerkers hebben begeleid tijdens het horen en maken van concept-beschikkingen blijkt dat Curaçao artikel 3-EVRM aanvragen inhoudelijk toetst. Door de geleverde technische bijstand door de IND en de verdiepingscursus EVRM zijn Curaçaose ambtenaren en juristen, belast met het beoordelen van aanvragen in het kader van artikel 3-EVRM of procesvertegenwoordiging, beter bekend met de internationale verplichtingen volgend uit het EVRM.

Vraag 23

Op het gebied van gratis rechtsbijstand concludeert Amnesty dat er geen vooruitgang is geboekt. De Staatssecretaris geeft aan dat het aan Curaçao zelf is en dat Nederland slechts kan kijken welke bijstand ze kunnen verlenen. Autonomie van landen van het Koninkrijk is belangrijk, tegelijkertijd wringt het dat Nederland zich bij uitstek op dit onderwerp niet inspant. Welke stappen heeft Nederland ondernomen om bijstand te verlenen aan Curaçao? Ziet de Staatssecretaris ruimte om een meer proactieve houding aan te nemen ten opzichte van dit vraagstuk? Ziet zij bijvoorbeeld ruimte om het maatschappelijk middenveld nader te ondersteunen?

Antwoord

Het is aan de autoriteiten van Curaçao om de rechtsbijstand te verstrekken, omdat dit een landsaangelegenheid is. Het is dan ook primair aan het land Curaçao om zorg te dragen voor het bestaan van effectieve rechtsmiddelen en de toegang hiertoe. Dit kan onder meer ingeregeld worden door samenwerking met het maatschappelijk middenveld en de rechtsbijstandsverleners aldaar. In het licht van de motie Simons c.s. ben ik met de regering van Curaçao in gesprek over de samenwerking met het maatschappelijk middenveld. Daarnaast heb ik, samen met de Staatssecretaris van JenV, hierover gesprekken gevoerd met diverse partners uit het maatschappelijk middenveld zelf. In mijn Kamerbrief over de stand van zaken en verdere uitwerking van deze motie ga ik hier nader op in. Zie ook mijn antwoord op vraag 3 van de leden van de D66-fractie.

Vraag 24

Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de beperkingen waarmee Venezolanen die bescherming hebben aangevraagd op Curaçao worden geconfronteerd, zoals het verbod op werken en het ontbreken van toegang tot gezondheidszorg? Wat kan er gedaan worden om deze situatie te veranderen?

Antwoord

Het land Curaçao is zelf verantwoordelijk voor het migratiebeleid en dus ook het inregelen van beleid omtrent werkvergunningen en toegang tot de gezondheidszorg. Het is dan ook aan de autoriteiten van Curaçao hierop te acteren en eventuele alternatieve maatregelen hiervoor op te stellen. Desgewenst en gevraagd kan de Nederlandse regering op basis van artikel 36 hulp en bijstand bieden aan Curaçao op deze onderwerpen.

Binnen de vreemdelingenbewaring hebben de autoriteiten van Curaçao omtrent de toegang tot de gezondheidszorg stappen vooruit gemaakt, middels het vormgeven van een medische kamer binnen het VODC. Hierover informeerde ik uw Kamer in januari.15 Daarnaast wordt vanuit het landspakket samen met de autoriteiten van Curaçao gewerkt aan het tegengaan van de illegale tewerkstelling van arbeidskrachten en het verbeteren van het functioneren van de toelatingsketen (maatregel E.3). Nederland ondersteunt Curaçao bij de realisatie van de aanbevelingen uit een tweetal rapporten over het functioneren van de toelatingsketen. De focus ligt vooralsnog op de implementatie van de hervormingsmaatregelen van de lijst snelle winsten en korte- en langetermijnmaatregelen. In een latere fase ligt de focus op het opzetten, uitvoeren en implementeren van nader onderzoek op gebieden die zijn geïdentificeerd in de beide rapporten.

Vraag 25

In de kabinetsreactie wordt op pagina 3 vermeld dat de vier landen samenwerken in een werkgroep onder de Onderlinge Regeling Vreemdelingenketen (ORVK). Hoe vaak vinden deze werkgroepen plaats? Wie stelt de agenda van deze werkgroepen vast en welke partijen worden daarbij betrokken? Wordt hier ook het maatschappelijk middenveld bij betrokken? Zo ja, kan de Staatssecretaris toelichten hoe dat gaat? Zo niet, staat de Staatssecretaris open voor het ophalen van input vanuit het maatschappelijk middenveld? En worden de best practices openbaar gemaakt?

Antwoord

Binnen het Koninkrijk der Nederlanden geldt migratie, waaronder dus het toelatings-, opvang-, terugkeer- en asielbeleid, als landsaangelegenheid. De autonome landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten zijn elk voor hun eigen migratiebeleid verantwoordelijk. Voor het migratiebeleid van Caribisch Nederland, de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, is het Ministerie van Justitie en Veiligheid Nederland direct verantwoordelijk. Het is in het brede belang van het Koninkrijk dat een nauwe samenwerking plaatsvindt tussen de vreemdelingenketens van de Landen en dat deze samenwerking plaatsvindt ten behoeve van een goede en effectieve uitvoering van een vreemdelingenbeleid in de landen en ter bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel en -smokkel. Dit is vastgelegd in de Onderlinge regeling Vreemdelingenketen.16 In het kader van deze regeling worden onder de vreemdelingenketen onder meer de organisaties belast met de kust- en grensbewaking, toelating van personen, toezicht, uitzetting, verwijdering en vertrek c.q. terugkeer verstaan. De leden van de werkgroep werken derhalve voor de Ministeries van Justitie Curaçao, Sint Maarten en Nederland, de IND, de Koninklijke Marechaussee, de toelatingsorganisatie Curaçao, de Korps Politie Curaçao en de Immigration and Border Protection Services Sint Maarten.

De werkgroep Onderlinge Regeling Vreemdelingenketen komt gemiddeld iedere 8 weken digitaal of fysiek bijeen. Het staat ieder lid van de werkgroep vrij om een punt te laten agenderen. Afhankelijk van het agendapunt en wederzijdse behoeften en interesse bij de andere werkgroepleden kunnen agendapunten in bepaalde gevallen resulteren in het delen van best practices of het opzetten van een pilotvoorstel. Het maatschappelijk middenveld is geen lid van de werkgroep Onderlinge Regeling Vreemdelingenketen, maar in het geval werkgroepleden hierom verzoeken, kan dit in samenspraak met de andere werkgroepleden worden besproken en eventueel worden besloten om het maatschappelijk middenveld (geregeld) te laten deelnemen.

De werkgroep onderlinge regeling rapporteert aan het halfjaarlijkse Justitieel Vierpartijen Overleg (JVO) door een voortgangsrapportage aan te leveren. Na afloop van ieder JVO wordt uw Kamer middels een brief geïnformeerd over de inhoud van het JVO en daarmee de ontwikkelingen binnen de werkgroep Onderlinge Regeling Vreemdelingenketen.

Vraag 26

Wat betreft de beschermingsprocedure zien de leden van de Volt-fractie enkele verbeteringen. Dat is positief, maar we zijn er nog niet. Daarom de volgende vragen: Welke rol speelt de IND bij het verlenen van technische bijstand aan Curaçao? Is de toegang tot de rechter voldoende voor een effectieve beschermingsprocedure naar Nederlandse maatstaven? Hoe verklaart de Staatssecretaris het grote verschil tussen het percentage beslissingen in eerste aanleg dat wordt toegekend in Nederland (34%) en in de EU als geheel (78%) in vergelijking met Curaçao?

Antwoord

In de periode 2019–2021 heeft de IND technische bijstand verleend aan de immigratiedienst van Curaçao op het terrein van bescherming in het kader van artikel 3-EVRM. De voornaamste doelstelling van de geleverde bijstand door de IND en het Ministerie van Justitie en Veiligheid was het beter in lijn brengen van de bestaande beschermingsprocedure met internationale verdragen en ter professionalisering en optimalisering van het beslisproces. Door de IND werd hier onder andere invulling aan gegeven door (korte) uitzendingen van IND-medewerkers die voor de medewerkers van de immigratiediensten op Aruba en Curaçao trainingen hebben verzorgd in hoor- en beslismethoden en die medewerkers hebben begeleid tijdens het horen en maken van concept-beschikkingen. De eindverantwoordelijkheid voor beslissingen op aanvragen lag ten alle tijden bij de autoriteiten van Curaçao. Nederland beschikt niet over informatie betreffende individuele zaken om het verschil in inwilligingspercentages te kunnen beoordelen. De artikel 3-EVRM procedure, inclusief de toegang tot de gerechtelijke procedures voldoen aan de internationale verplichtingen.

Vraag 27

Met betrekking tot de informatiebrochure over artikel 3 EVRM hebben de leden van de Volt-fractie de vraag welke concrete afspraken er zijn gemaakt over de verspreiding daarvan. Wordt bijgehouden of de doelgroepen worden bereikt? Wordt ook bijgehouden of de inzet van de brochure positieve effecten heeft?

Antwoord

In het kader van het bestedingsplan optimaliseren vreemdelingenketen zijn geen afspraken gemaakt over de verspreiding van de artikel 3-EVRM informatiebrochures. Dit is een verantwoordelijkheid van de autoriteiten in Curaçao.

Vraag 28

Op pagina’s 11 en 21 van het rapport omschrijft Amnesty een incident waarbij volgens Amnesty buitensporig geweld is gebruikt. Dat zou kwalificeren als een schending van artikel 3 EVRM. Hierop is in de kabinetsreactie niet ingegaan. Zou de Staatssecretaris hier alsnog een reactie op kunnen geven? Welke ruimte heeft Nederland om in Koninkrijksverband aan te dringen op een onafhankelijk, onpartijdig en grondig onderzoek naar dit incident?

Antwoord

Migratiebeleid, waaronder de vreemdelingenbewaring, is een landsaangelegenheid. Het is dan ook niet aan mij om op (individuele) incidenten die plaatsvinden binnen de vreemdelingenbewaring in Curaçao inhoudelijk te reageren of aan te dringen op een onderzoek. Over de rol van de Koninkrijksregering als het gaat om het waarborgen van fundamentele mensenrechten verwijs ik u graag naar vraag 9 van de leden van de GroenLinks-fractie.

Vraag 29

Tot slot de rechten van het kind. Daarover rapporteert Amnesty (p. 23) dat het beleid niet voldoet aan de internationale standaarden. Daarover doen zij ook aanbevelingen (p. 29). Daarop is niet gereageerd door de Staatssecretaris. Zou de Staatssecretaris hier alsnog een reactie op kunnen geven? Welke rol ziet de Staatssecretaris voor het Koninkrijk en zichzelf weggelegd, wanneer verantwoordelijkheden en plichten die voortvloeien uit het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, niet worden nageleefd binnen het Koninkrijk?

Antwoord

Het is aan Curaçao zelf om invulling te geven aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Het is dan ook aan de autoriteiten van Curaçao en de rechterlijke macht van Curaçao om in concrete zaken te beoordelen of er wordt voldaan aan deze normen. Zoals gesteld kunnen de landen elkaar op basis van artikel 36 van het Statuut, waar nodig en mogelijk, hulp en bijstand verlenen. Dit gebeurt ook en in dat kader ligt er een rol voor mij. Ten aanzien van de rol voor het Koninkrijk verwijs ik naar hetgeen ik reeds eerder schreef in het antwoord op vraag 9 van de leden van de GroenLinks-fractie.


  1. Curacao – United States Department of State.↩︎

  2. Kamerstuk 36 200 IV, nr. 76.↩︎

  3. Kamerstuk 36 200 IV, nr. 25.↩︎

  4. Kamerstuk 29 653, nr. 58.↩︎

  5. Verdrag betreffende de status van de Vluchteling, Geneve, 29 juli 1951.↩︎

  6. Protocol betreffende de status van de Vluchteling, New York, 31 januari 1967.↩︎

  7. Kamerstuk 29 653, nr. 58.↩︎

  8. Kamerstuk 36 200 IV, nr. 45.↩︎

  9. Kamerstukken 29 653 en 35 000, F.↩︎

  10. Kamerstuk 29 653, nr. 56.↩︎

  11. Kamerstuk 29 653, nr. 58.↩︎

  12. Kamerstuk 35 925 IV, nr. 39.↩︎

  13. Curacao – United States Department of State Curacao – United States Department of State.↩︎

  14. Kamerstuk 36 200 IV, nr. 45.↩︎

  15. Kamerstuk 36 200 IV, nr. 45.↩︎

  16. Onderlinge regeling Curaçao, Sint Maarten en Nederland ex art. 38, eerste lid, Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (samenwerking op het gebied van vreemdelingenketen).↩︎