Opvolging motie van de leden Kuik en Mutluer over de Kamer informeren op welke manier aan de afgesproken voorwaarden rondom de pilot Huis van Herstel is voldaan (Kamerstuk 24587-905)
Justitiële Inrichtingen
Brief regering
Nummer: 2023D43508, datum: 2023-10-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-24587-923).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Onderdeel van kamerstukdossier 24587 -923 Justitiële Inrichtingen.
Onderdeel van zaak 2023Z18011:
- Indiener: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-10-25 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-12-19 17:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-02-15 14:30: Gevangeniswezen en tbs (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-02-29 12:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
24 587 Justitiële Inrichtingen
Nr. 923 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 oktober 2023
Tijdens het Tweeminutendebat Gevangeniswezen en tbs op 6 juli jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 103, item 53) is een motie van de leden Kuik en Mutluer over de pilot Huis van Herstel aangenomen door uw Kamer (Kamerstuk 24 587, nr. 905) (Handelingen II 2022/23, nr. 103, item 89). Deze motie roept op tot het informeren van de Kamer over de afgesproken voorwaarden rondom de pilot, het in gesprek gaan met ketenpartners en het delen van de afwegingen met de Kamer voordat een definitief besluit wordt genomen. Via deze brief doe ik de motie gestand en informeer ik uw Kamer over de opvolging hiervan.
Pilot Huis van Herstel
Het Huis van Herstel is een pilot kleinschalige detentievoorziening bij de penitentiaire inrichting (PI) in Almelo, die als doel heeft Twentse gedetineerden met multiproblematiek succesvol te laten re-integreren. Samen met andere organisaties, waaronder Twentse gemeenten, reclassering en zorgaanbieders, wordt hen zorg en begeleiding op maat geboden. Naast dat het gebouw wordt gebruikt voor de pilot wordt het ook gebruikt als reguliere Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA). Vanuit de BBA kunnen gedetineerden in de laatste fase van hun gevangenisstraf geleidelijk re-integreren in de maatschappij.
De looptijd van de pilot is door het ministerie in 2018 vastgesteld op vijf jaar, tot en met december 2023. Het Huis van Herstel heeft gevraagd om een verlenging van de pilot tot en met 2025. Met het oog op de tegenvallende instroom van deelnemers en de hoge kosten voor deze pilot, heeft mijn ministerie voor de zomer van 2023 besloten deze verlenging niet te honoreren. Bij brief van 5 juli jl. heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd.1
Gesprek met ketenpartners
Om uitvoering te geven aan de hierboven genoemde motie heb ik op 4 oktober jl. met de bestuurders van de gemeente Almelo en Enschede (namens de 14 betrokken Twentse gemeenten), de reclassering, de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de programmamanager van de pilot gesproken. Samengevat zijn hierbij de volgende afspraken gemaakt:
• Verlenging van de pilot met twee jaar (2024 en 2025) met een pilotbijdrage vanuit mijn Ministerie van € 600.000,– per jaar. Vanaf 2026 volgt er geen bijdrage meer vanuit het ministerie, het is dan aan de Twentse gemeenten of zij wel of niet door willen gaan met het Huis van Herstel.
• Uiterlijk in juli 2025 geven de gemeenten duidelijkheid over of zij door willen gaan met het Huis van Herstel vanaf 2026. Om deze keuze te kunnen maken, geven de gemeenten aan welke informatie zij hiervoor nodig hebben, aanvullend op het lopende onderzoek. In de eerste helft van 2024 geven de gemeenten hier duidelijkheid over.
• Uitgangspunt blijft om Twentse gedetineerden met multiproblematiek in het Huis van Herstel te plaatsen, er wordt gestreefd naar een optimale bezetting. Hier ligt een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle partners en een inspanningsverplichting voor het ministerie en DJI. Indien zich een capaciteitstekort voordoet en er ruimte is in het Huis van Herstel, heeft DJI wel de mogelijkheid om gedetineerden uit omliggende regio’s te plaatsen. Voor wat betreft de uitstroom van niet-Twentse gedetineerden wordt gehandeld conform het Bestuurlijk Akkoord Kansen bieden voor re-integratie van DJI, reclassering, de VNG en JenV. Hierin is opgenomen dat in principe wordt teruggekeerd naar de gemeente van herkomst, behalve als er zwaarwegende redenen zijn dit niet te doen. Bij zwaarwegende redenen gaat de herkomstgemeente vroegtijdig in overleg met de ontvangende gemeente.
In aanvulling op de laatste afspraak nog een tweetal toelichtingen. Ten eerste dient vermeld te worden dat de mogelijkheid om gedetineerden op deze locatie te plaatsen op een BBA-titel blijft bestaan. Waar mogelijk zijn dit regionale plaatsingen, zodat de gedetineerden vanuit de BBA kunnen werken in de regio waar zij daarna gaan wonen. Bij een BBA-plaatsing is geen sprake van de aanpak die de doelgroep van het Huis van Herstel krijgt, maar van het landelijke BBA-kader. Ten tweede geldt dat het mogelijk is dat een gedetineerde niet wil terugkeren naar de gemeente van herkomst. Terugkeer kan in dat geval niet afgedwongen worden.
Tot slot
Met deze afspraken in de hand zal, met een gezamenlijke inspanning van de ketenpartners, een vervolg worden gegeven aan de pilot Huis van Herstel. Of er vanaf 2026 een toekomst wordt gezien voor het Huis van Herstel zal over een kleine twee jaar moeten blijken en daar zal vervolgens besluitvorming over plaatsvinden. Mocht er vanaf 2026 geen toekomst voor Huis van Herstel meer zijn, dan blijft overeind staan dat we van experimenten zoals deze veel leren en alle ervaringen bijdragen aan het verder vormgeven van de succesvolle re-integratie van gedetineerden.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Kamerstuk 24 587, nr. 917.↩︎