Preview document (🔗 origineel)

---

Tweede Kamer der Staten-Generaal	2
Vergaderjaar 2023-2024

32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 1308 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 oktober 2023

Op 31 december 2023 vervalt in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES) de module Hernieuwbare Energietransitie (HER+). Omdat innovatie een essentieel onderdeel is van de energietransitie en ik het mogelijk wil maken voor een volgend kabinet om gebruik te kunnen maken van dit instrument mits zij daartoe besluit, ben ik voornemens om de vervaldatum van de subsidiemodule te verlengen met één jaar. In overeenstemming met artikel 4.10, zevende lid, van de Comptabiliteitswet 2016 leg ik hierbij het ontwerp van een regeling die strekt tot wijziging van de datum waarop het instrument vervalt aan uw Kamer voor. De regeling dient niet eerder vastgesteld te worden dan 30 dagen na verzending van deze brief. Hieronder zal ik nader toelichten waarom ik de HER+ wil verlengen.

Redenen voor verlenging van de HER+

Onderzoek van het Internationaal Energieagentschap (IEA) laat zien dat om in 2050 klimaatneutraal te zijn, circa 50% van de CO₂-reductie in 2050 moet komen van technologieën die nog niet commercieel beschikbaar zijn.¹ Het energie-innovatie instrumentarium is een cruciaal onderdeel van het overheidsbeleid om de CO₂-reductiedoelen van 2030 en 2050 te realiseren, zoals afgesproken in het Klimaatakkoord. Innovatieprojecten worden ondersteund met verschillende subsidieregelingen die toezien op een bepaald onderdeel van de innovatieketen of de sector.² Dit instrumentarium wordt effectief benut door ondersteuning te bieden voor het onderzoeken, ontwikkelen en demonstreren van innovatieve technologieën, producten en diensten. Uiteindelijk moeten deze innovatieprojecten leiden tot markttoepassingen die bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelstellingen. Daarbij moet de energievoorziening niet alleen schoon zijn (o.a. CO₂-vrij), maar ook veilig, betrouwbaar in de zin van leveringszekerheid, betaalbaar en ruimtelijk inpasbaar.³

Begin 2023 is het energie-innovatie instrumentarium, waar de subsidiemodule Hernieuwbare Energietransitie (HER+) onderdeel van is, geëvalueerd. Uit de evaluatie blijkt dat het energie-innovatie instrumentarium bijdraagt aan het tijdig tot stand komen van innovaties en daarmee zijn de regelingen doeltreffend.⁴

De subsidiemodule HER+ is opgenomen in paragraaf 4.2.3. van de RNES. De HER+ is een belangrijk instrument om innovatieve projecten die bijdragen aan de klimaatdoelstellingen van 2030, te stimuleren. Door middel van de HER+ worden innovatieprojecten gesteund die gericht zijn op kostenreducties van technieken die worden gesubsidieerd op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (SDE++) en van technieken voor wind op zee. Zodoende kunnen ook toekomstige SDE++-uitgaven verminderd worden. Deze innovatieprojecten kunnen industriële onderzoek, experimentele ontwikkeling of demonstraties omvatten. In de afgelopen jaren is de HER+ vaak overtekend geweest, waarvan het merendeel aan projecten vooral op wind-op-zee-technieken waren gericht. Uit de overtekening van de regeling blijkt dat de vraag naar deze subsidie groot is en een groot belang wordt gehecht aan de HER+.

Met deze verlenging wil ik het volgende kabinet de mogelijkheid geven om het instrument te blijven gebruiken, anders in te richten of nog verder te verlengen, aangezien de energie-innovatie opgave onverminderd groot blijft en de regeling een belangrijke bijdrage levert aan de klimaatdoelstellingen voor 2030.⁵ Om het volgende kabinet daartoe in staat te stellen dient de vervaltermijn van deze subsidiemodules te worden verlengd met één jaar.

De Minister voor Klimaat en Energie,
R.A.A. Jetten

---

1. Net Zero by 2050 – A Roadmap for the Global Energy Sector, IEA (2021).↩︎

2. Kamerstukken 32 813 en 33 009, nr. 661.↩︎

3. Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 536.↩︎

4. Kamerstuk 32 813, nr. 1287.↩︎

5. Zo is ook gebleken uit de beleidsevaluatie: Kamerstuk 32 813, nr. 1287.↩︎